Verslag van een notaoverleg : Verslag van een notaoverleg, gehouden op 1 juli 2019, over de Initiatiefnota van de leden De Groot en Bromet over Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland en de initiatiefnota van de leden Bromet en De Groot: "Veen red je niet alleen"
35 140 Initiatiefnota van de leden De Groot en Bromet over Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland
               35 141
                Initiatiefnota van de leden Bromet en De Groot: «Veen red je niet alleen»
         
Nr. 16
                   VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
            
Vastgesteld 30 juli 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, de vaste commissie voor Landbouw,
                  Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat
                  hebben op 1 juli 2019 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen Wijbenga, Minister
                  van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur
                  en Voedselkwaliteit, over:
               
– de initiatiefnota van de leden De Groot en Bromet: «Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig
                           Nederland» (Kamerstuk 35 140);
– de initiatiefnota van de initiatiefnota van de leden Bromet en De Groot: «Veen red
                           je niet alleen» (Kamerstuk 35 141);
– de brief van het lid Bromet d.d. 28 mei 2019 inzake verwerking van de reactie van
                           LTO Nederland op de initiatiefnota «Veen red je niet alleen» door de initiatiefnemers
                           leden Bromet (GL) en De Groot (D66);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 juni 2019 inzake
                           kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden De Groot en Bromet: «Droge Voeten:
                           Voor een klimaatbestendig Nederland» (Kamerstuk 35 140) (Kamerstuk 35 140, nr. 14);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 juni 2019
                           inzake kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden Bromet en De Groot: «Veen
                           red je niet alleen» (Kamerstuk 35 141, nr. 3).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Agnes Mulder
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Diks
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Israel
Voorzitter: Agnes Mulder
Griffier: Schuurkamp
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Van Brenk, Bromet, Remco Dijkstra, Geurts,
                  De Groot, Van Kooten-Arissen, Kröger, Moorlag, Agnes Mulder, Schonis en Stoffer,
               
en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
                  en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
               
Aanvang 10.33 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
                     en ook de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Vandaag is het
                     notaoverleg over de initiatiefnota's «Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland»
                     van de leden De Groot en Bromet, en «Veen red je niet alleen» van de leden Bromet
                     en De Groot. Aanwezig zijn de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw Van
                     Nieuwenhuizen, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw Schouten.
                     Hartelijk welkom aan hen en hun mensen. De Ministers van IenW en LNV zijn vandaag
                     aanwezig als adviseurs.
                  
De nota's zijn op 12 februari 2019 aangeboden aan de Tweede Kamer. Op 24 april 2019
                     hebben de leden De Groot en Bromet tijdens een technische briefing de nota's ook al
                     toegelicht. De heer Geurts heeft toen verzocht om een reactie van de initiatiefnemers
                     op de verwerking van de punten van LTO; die staat ook op de agenda. Op 20 juni 2019
                     heeft de Kamer de kabinetsreactie op beide initiatiefnota's ontvangen. De sprekersvolgorde
                     die we vandaag hanteren, is conform de begrotingsbehandeling. Natuurlijk zullen er
                     interrupties zijn, verwacht ik. Ik stel voor om vier vragen mogelijk te maken per
                     fractie in de eerste termijn. Het is aan de leden hoe ze die vier vragen invullen,
                     of ze er eentje willen doen of twee achter elkaar of in één keer alle vier achter
                     elkaar, als ze door willen vragen. Dat is helemaal aan u.
                  
Natuurlijk echt heel erg hartelijk welkom aan de initiatiefnemers, want dit zijn altijd
                     pittige processen, kan ik ook uit ervaring zeggen. Het is heel mooi dat Kamerleden
                     hier het initiatief toe nemen en ook hun medewerkers, want dit red je niet zonder hele goede krachten om je heen. Dus allemaal
                     van harte welkom. Dan geef ik als eerste het woord aan de PVV, maar die is er niet.
                     Dus dan gaan we naar de VVD. U heeft in eerste termijn acht minuten voor uw bijdrage.
                     Het woord is aan de heer Dijkstra.
                  
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Goedemorgen. Dank u, voorzitter. Ik dank de initiatiefnemers, mevrouw Bromet en de
                     heer De Groot, voor alle moeite die zij hebben gedaan om deze twee initiatiefnota's
                     te maken. Een woord van dank, omdat het altijd mooi is als politieke partijen hun
                     standpunten kenbaar maken en daarover met de rest ook in debat willen gaan.
                  
Voorzitter. De initiatiefnota's die voorliggen zijn «Droge voeten» van D66 en «Veen
                     red je niet alleen» van GroenLinks. Nederland is een waterrijk land. Kust, rivieren,
                     polderlandschap: we genieten er dagelijks van. Nederland ligt voor een groot deel
                     ook onder de zeespiegel, dus we moeten ons goed rekenschap geven van de dreiging van
                     het water en daarmee omgaan. We moeten veilig kunnen wonen, veilig kunnen werken en
                     we moeten ons dus ook blijven beschermen tegen het water. De belangrijkste voorwaarde
                     voor een goede inrichting van ons land zijn droge voeten en zo min mogelijk wateroverlast.
                     Precies daar gaan deze notities ook over. De VVD wil blijven zorgen voor goede bescherming
                     tegen overstromingen. Dat betekent dat we blijven investeren in onze dijken, in onze
                     duinen en in onze keringen. Investeringen in waterveiligheid zijn altijd leidend daarbij.
                     En natuurlijk is het verstandig om Nederland goed klaar te maken voor de volgende
                     eeuw en de toekomst, tegen klimaatverandering en de elementen daarvan.
                  
Nederland is wereldwijd reeds koploper op het gebied van watermanagement. We investeren
                     jaarlijks 1,4 miljard in onze waterwerken, maar ook de verzakking van veenweidegebieden
                     is een serieuze uitdaging. Ons land bestaat voor ongeveer 9% uit veenweidegebieden,
                     waarop intensief gebouwd en verbouwd wordt. Door oxidatie krimpt het veen en ontstaat
                     er schade. De uitstoot staat gelijk, zo heb ik begrepen, aan ongeveer 2 miljoen personenauto's.
                     In het voorjaar van 2018 viel er veel regen, wat overlast opleverde. Daarna volgde
                     de lange warme periode van de zomer, waarbij ook een watertekort ontstond. De bodem
                     zakte nog sneller in dan eerder verwacht. De vraag is nu hoe we daar in de toekomst
                     mee omgaan en deze voorstellen geven daar een aanzet toe.
                  
Tegelijkertijd hebben we vrijdag kennis kunnen nemen van de uitkomsten van het klimaatpakket.
                     Ik heb het vanmorgen nog hier geprint. Een enorm pakket, waarin ook de veenweidegebieden
                     serieus genoemd worden en er extra geld voor wordt vrijgemaakt, evenals voor klimaatadaptatie.
                     Hoe kijken de initiatiefnemers tegen dit klimaatpakket aan en tegen de voorstellen
                     die daarin staan? Is het genoeg? Is het niet genoeg? Waar zou u eventueel nog andere
                     accenten leggen? Voor de VVD is het van belang dat de voorstellen die u doet, niet
                     conflicteren met het gesloten klimaatpakket of een kop op beleid betekenen. Kan ik
                     daar ook van uitgaan, zo vraag ik aan de initiatiefnemers. En nogmaals waardering
                     dat jullie dit hebben opgesteld.
                  
Voor de reductiedoelstellingen van broeikasgassen sluit ik zelf, als VVD'er, aan bij
                     de reactie van het kabinet. Wat kun je eventueel met CO2-credits, vraag ik aan de Minister van Landbouw.
                  
De uitdaging van bodemdaling of droge voeten is niet nieuw. Ook de vorige kabinetten
                     waren hiermee bezig en er zijn tal van projecten en pilots om de problematiek van
                     bodemdaling en wateroverlast het hoofd te bieden.
                  
Klimaatadaptatie is een flinke opgave. De nota Droge Voeten benadrukt dit. Er zal
                     steeds meer nadruk komen te liggen op het klimaatbestendig maken en waterrobuust inrichten,
                     zoals ze dat mooi noemen, van Nederland. Ook is er aandacht voor het tegengaan van
                     methaanuitstoot in de landbouw en wordt er in samenwerking met waterschappen en betrokken
                     boeren geëxperimenteerd met flexibel peilbeheer. Verder is onderzoek nodig naar onderwaterdrainage
                     en in samenwerking met de boeren wordt er nabij Natura 2000-gebieden bekeken of agrarisch
                     natuurbeheer een bijdrage kan leveren aan minder intensief landgebruik en daarmee
                     ook aan de klimaatopgave en natuurherstel. Het kabinet compenseert boeren en benut
                     daarbij de mogelijkheden uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zo heb ik begrepen.
                     De VVD vindt dat het altijd een lokale afweging moet zijn om natuurlijk waterbeheer
                     en adaptatie vast te leggen als uitgangspunt voor ruimtelijk beleid. Voor ons hoeft
                     dat dus niet in de NOVI, de Nationale Omgevingsvisie. Graag een reactie van de initiatiefnemers
                     waarom zij denken dat dit wel generiek van bovenaf opgelegd moet worden.
                  
Van een vergroeningscampagne om met subsidies of andere methoden daken en huizen te
                     vergroenen, zijn wij geen voorstander. Zeker niet als het gaat om subsidies, want
                     daar houden we gewoon niet zo van. Voorlichting en bewustwording vinden wij als VVD
                     veel beter. Vooral innovatie is de sleutel om enerzijds onze levenswijze te behouden
                     en anderzijds de kwaliteit te verbeteren. Een omslag, ook in het boerenbedrijf zelf,
                     kan en mag, maar mag nooit opgelegd of geforceerd worden. Nieuwe gewassen bieden beslist
                     kansen. Die beweging moet vooral van onderop, van de boer zelf, komen. Hoe kijken
                     de initiatiefnemers daartegenaan? Moet het inderdaad vanuit de boer zelf komen of
                     zeggen ze dat we dat wat meer moeten afdwingen?
                  
De VVD ziet graag een uitwerking van de recente innovaties op het gebied van waterbeheer.
                     Welke ondersteuning in R&D is denkbaar, vraag ik aan met name de Minister van Infrastructuur
                     en Waterstaat. Welk wetenschappelijk onderzoek loopt er nog of wordt er gestart en
                     met welke gewenste uitkomsten? De indieners pleiten voor een alternatieve landbouwmethode
                     in kwetsbare veengebieden. Dat is best ingewikkeld. In ieder geval moet het renderen.
                     Het moet geld opleveren, zegt de VVD. Het moet veilig zijn en het mag ook niet te
                     veel kosten. Hoe denken de indieners over een dialoog met de mensen die het betreft?
                     Heeft u dat ook gedaan in het proces? Graag een reactie daarop. Hoe wordt het karakteristieke
                     cultuurhistorische landschap dat ons land zo kenmerkend maakt, behouden? U kent het
                     allemaal wel: de koe in de wei. Als je in de trein of in de auto zit, zie je dat in
                     heel Nederland.
                  
We ontkennen als VVD dus niet dat er problemen zijn van bodemdaling en dat die zeer
                     groot kunnen zijn, maar de oplossingen moeten wel deugen. Voor de VVD geldt dat het
                     waterpeil volgt uit het gebruik, zoals het altijd is geweest. Natuurlijk zijn er natuurbelangen
                     en hebben die vele voordelen, maar er zijn ook andere belangen. Hoe wegen de indieners
                     het natuurbelang versus het economisch belang?
                  
De voorzitter:
En daarover is er een vraag van de heer Schonis van D66.
De heer Schonis (D66):
Ik hoorde de VVD zeggen: waterbeheer, watermanagement volgt het gebruik, zoals het
                     altijd al is geweest. Dat begrijp ik wel, alleen is het probleem dat de bodem behoorlijk
                     inklinkt door het gebruik van nu en het gebruik dat er altijd al is geweest. Daardoor
                     is er een acuut probleem, namelijk schade door bodemdaling in stedelijk gebied. Ik
                     hoor u zeggen: «Ik wil stimuleren. Ik wil in dialoog. En ik wil subsidies eigenlijk
                     liever niet, want ik heb liever voorlichting.» Maar is de VVD het met ons eens dat
                     we op enig moment naar wat meer sturende maatregelen moeten gaan, omdat business as
                     usual, zoals u propageert, niet meer helpt? Wij moeten anders gaan denken over ons
                     waterbeheer om te voorkomen dat heel Holland zakt.
                  
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Bodemdaling is een serieus probleem, zowel in het veenweidegebied als in de bebouwde
                     omgeving. Beide hebben trouwens wel een andere oorzaak en vragen dus een andere oplossing.
                     De bodem daalt altijd als je er zware huizen, gebouwen en infrastructuur op zet. In
                     het landbouwgebied komt het met name door de grondwaterstand die wij kunstmatig laaghouden,
                     heb ik begrepen. Daardoor ontstaat schade en daardoor komt er veen vrij. Wij zijn
                     ervoor om te experimenteren in pilots om te kijken wat je eraan kunt doen. Maar het
                     moet wel van onderop komen. Het moet wel zo zijn dat de partijen die er dagelijks
                     actief in zijn, nog steeds hun boterham kunnen verdienen. Op het moment dat je gaat
                     zeggen: u moet bepaalde gewassen gaan telen waarvan we nog niet weten of het rendabel
                     is, dan help je een sector eigenlijk om zeep. Ik wil niet dat heel Nederland een moeras
                     wordt. Dat zult u ook niet willen, dus we moeten goed kijken hoe we die balans kunnen
                     vinden.
                  
De heer Schonis (D66):
Een moeras waren we van origine; zo is het veen überhaupt ontstaan in ons land. Maar
                     goed, als u zegt dat we bepaalde economische activiteiten en perspectief moeten kunnen
                     blijven bieden aan de mensen die daar hun boterham verdienen, zijn we dát met elkaar
                     eens. Maar ik hoop ook dat de VVD wat meer wil inzetten op meer sturing van bovenaf.
                     Want alleen maar van onderaf en alleen maar met dialoog zullen we het niet redden;
                     we moeten anders denken over ons waterbeheer. Zou u vanuit de VVD daar wat meer open
                     voor willen staan? Want met alleen dialoog redden we het niet, vrees ik.
                  
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Nee, en daar kom ik nu op. De VVD is voor experimenten en voor innovatie – dat moet
                     D66 aanspreken – maar altijd in een balans tussen de gewenste economische ontwikkelingen
                     en de natuur. Beide zijn natuurlijk nodig. We gaan niet terug naar de tijd van de
                     Romeinen, toen half Nederland een moeras was. De VDD zit ook niet te wachten op grote
                     muggenplagen, bijvoorbeeld. We hebben ons land niet voor niks zo gemaakt; dat is gedaan
                     met noeste arbeid. Actieve vernatting van het gebied is niet het medicijn voor alles,
                     dat is mijn boodschap.
                  
De voorzitter:
Daarover heeft u een vraag van mevrouw Kröger, meneer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Graag een reactie van de indieners op dit stukje.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Toch een vraag van mijn kant. Ziet de heer Dijkstra niet ook dat het juist in het
                     belang is van de boeren en van iedereen in die omgeving dat er een integraal plan
                     komt om met die verdroging om te gaan? Anders is er namelijk sowieso een probleem
                     op lange termijn, ook voor die boeren. Het is dus juist vanuit hun gedacht om dit
                     probleem op te lossen. Juist als je opkomt voor de marktpositie van die boeren, moet
                     je nú in actie komen en niet zeggen: we laten het maar gebeuren.
                  
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De VVD zoekt echt naar een balans, waarbij de boeren kunnen blijven boeren, maar ook
                     innoveren en vernieuwen. Ik kom niet alleen maar op voor het belang van de boeren;
                     ik zie ook wel andere belangen in het gebied. En dat moet in balans met elkaar zijn.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoor de heer Dijkstra heel vaak het woord «balans» noemen. Dat is natuurlijk een
                     heerlijk woord op zich, alleen gaat deze nota er juist over dat Nederland geconfronteerd
                     wordt met een probleem en met de rol die de overheid neemt om ervoor te zorgen dat
                     boeren kunnen blijven boeren maar ook de natuur beschermd wordt. Het gaat erom dat
                     we dit grote probleem het hoofd bieden. Is de heer Dijkstra het eens met de schrijvers
                     van deze nota dat dat vergt dat we actief iets gaan doen?
                  
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Als u stelt dat er een enorm plan moet komen: er zijn natuurlijk al heel veel plannen.
                     Er is nu ook het klimaatakkoord, waarin behoorlijk wat aandacht en middelen zijn gewijd
                     aan de veenweidegebieden. Als u zegt dat de overheid van bovenaf alles moet opleggen:
                     dat kan nooit de bedoeling zijn, volgens mij en is volgens mij ook niet de bedoeling
                     van de indieners van deze nota's. Een bepaalde regierol wel, maar ik geloof veel meer
                     in experimenten, in maatwerk en in kijken wat per gebied het meest verstandig is.
                     Dat je dan in bepaalde gebieden boeren uitkoopt en natuur maakt van die gebieden:
                     prima. Maar van andere gebieden zou ik zeggen: dat is vruchtbare grond, dus ik wil
                     graag dat boeren daar kunnen blijven boeren. Dat moet ook mogelijk zijn. Ik geloof
                     dus niet zo in een blauwdruk van bovenaf voor heel Nederland of voor alle veenweidegebieden.
                     Ik geloof er veel meer in dat we kijken wat er nodig is in welke situatie en hoe we
                     dat met elkaar kunnen organiseren zonder dat je het gaat afdwingen.
                  
De voorzitter:
Daarmee vervolgt de heer Dijkstra zijn betoog.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Hoelang heb ik nog, voorzitter?
De voorzitter:
U zit op zes minuut twintig en u heeft acht minuten.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Prima. In het regeerakkoord staat ook dat er geëxperimenteerd wordt met flexibel peilbeheer
                     en verder onderzoek naar onderwaterdrainage. Hoe staat het ermee? Dat vraag ik aan
                     de Ministers, denk ik. Ja.
                  
Een landelijke aanpak tegen verzakking in bewoond gebied verdient grondig onderzoek.
                     Dat is echt een andere problematiek, die ongeveer 1,5 miljoen woningen treft. Het
                     is gecompliceerd. Het bebouwd gebied past ook niet goed bij deze nota's, heb ik dat
                     goed begrepen van de indieners? De oorzaken en gevolgen zijn immers anders, en de
                     oplossingen ook. Hoe denken de initiatiefnemers over de bebouwde omgeving? Erkennen
                     zij ook dat dit een zeer ingewikkeld punt is, dat je niet zomaar in één keer kunt
                     bepalen?
                  
Hoe denkt het kabinet over verzakking in relatie tot bestaande woningbouw? Welke innovaties
                     zijn denkbaar en welke onderzoeksprojecten zijn dus ook interessant? We staan natuurlijk
                     niet stil met elkaar, maar is het probleem van woningbouw en verzakking ook te fiksen?
                     Wie moet dat dan doen? Hoe gaan we het aanpakken?
                  
Een herintroductie van het Hoogwaterbeschermingsprogramma zoals ik las, zie ik niet
                     zitten – dat is afgerond – en evenmin de mogelijkheid voor provincies om ze nieuwe
                     belastingen te laten heffen op drinkwater. De VVD vindt dat we al genoeg betalen.
                  
Waterschappen moeten zich beperken tot hun kerntaken. Natuurontwikkeling hoort daar
                     ons inziens niet bij.
                  
De initiatiefnemers zijn voornemens om de landbouwzetel bij de waterschappen weg te
                     halen. Wij zien daar als VVD weinig heil in. Ik vind het namelijk best wel te verdedigen
                     dat mensen die dagelijks met waterstanden te maken hebben voor hun boterham daar enige
                     invloed of meer invloed op hebben dan anderen. Graag een reactie van de indieners
                     hierop.
                  
Ten slotte. De versterking van de huidige rol van de Deltacommissaris is wat de VVD
                     betreft niet aan de orde.
                  
Ten slotte wijs ik erop dat financiële dekking in de plannen van de indieners nog
                     ontbreekt. Maar goed, dat is een verhaal twee dat hieruit zou kunnen volgen. Maar
                     het kabinet trekt natuurlijk wel de knip in het klimaatverhaal, en ik denk dat dat
                     te prijzen is.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks. Zij heeft zes
                     minuten voor haar eerste termijn.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn complimenten voor het initiatief van de leden
                     Bromet en De Groot om twee urgente thema's aan te snijden, namelijk de veenweideproblematiek
                     in Nederland en de bredere onderwerpen rondom klimaatadaptatie. Goed dat we hier nu
                     eindelijk met elkaar over spreken.
                  
De initiatiefnota Veen red je niet alleen behandelt de problemen in de veenweidegebieden,
                     waar bodemdaling, CO2-uitstoot en het verlies aan biodiversiteit steeds meer uit de hand lopen. De initiatiefnemers
                     pleiten daarom zeer terecht wat ons betreft voor concrete doelstellingen, langdurig
                     onderzoek, ondersteuning van boeren en coördinatie vanuit het Rijk. In de afgelopen
                     maanden is er al veel ondernomen. Er komt meer geld voor onderzoek en in provinciale
                     coalitieakkoorden zijn paragrafen opgenomen over bodemdaling en veen. Wat vinden de
                     initiatiefnemers van deze ontwikkelingen?
                  
Het is ook goed dat er een kabinetsreactie is gekomen op de initiatiefnota, maar hier
                     hebben wij nog wel een paar vragen over. Hebben de Ministers bijvoorbeeld nieuwe inzichten
                     gekregen door het lezen van deze nota, vraag ik zo.
                  
GroenLinks is blij dat de Minister serieuze stappen neemt en onderzoek en kennisopbouw
                     over emissies uit het veenweidegebied gaat intensiveren. Er wordt meer geld vrijgemaakt
                     voor langjarig onderzoek en er wordt een consortium van kennisinstellingen bij betrokken.
                     Zo is er 5 miljoen extra vanuit de Nationale Wetenschapsagenda vrijgemaakt om bodemdaling
                     in de volle breedte hiervan te onderzoeken. Kunnen de Ministers uitleggen waar dit
                     bedrag precies aan besteed gaat worden? Wordt dit onderzoeksgeld evenredig verdeeld
                     over de verschillende typen vernattingsmaatregelen of gaat dit geld alleen naar onderzoek
                     naar technische maatregelen?
                  
De voorzitter:
Daarover is een vraag van de heer Dijkstra van de VVD.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Die 5 miljoen voor dat nieuwe onderzoek kwam ik ook tegen. Ik heb zelf ook deels gevraagd
                     naar dit soort onderzoeken. Is GroenLinks ook van mening dat dat onderzoek echt noodzakelijk
                     is om te kijken wat werkt en wat niet werkt? Is het dan ook verstandig om die onderzoeken
                     en de resultaten daarvan af te wachten voordat je zelf maatregelen gaat nemen?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De initiatiefnemers pleiten in de nota heel duidelijk voor meer onderzoek. Ik denk
                     dat het een heel belangrijk domein is waar veel in ontwikkeling is. Onze vraag is
                     vooral of je naar verschillende typen maatregelen kijkt en niet alleen naar de technische
                     maatregelen. Wij zien uit naar de uitkomst van dat onderzoek. Wij denken dat dat heel
                     belangrijk is.
                  
De voorzitter:
Daarmee vervolgt mevrouw Kröger haar betoog.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Vrijdag lazen we in het klimaatakkoord dat er extra geld is vrijgemaakt voor de aanpak
                     van veenweidegebieden. Hoe kijken de initiatiefnemers naar de passage over veenweide
                     in het klimaatakkoord? Het is mij nog niet geheel duidelijk hoe dit geld precies besteed
                     gaat worden. Zo wordt er 100 miljoen euro vrijgemaakt om de veenweideaanpak een impuls
                     te geven. Kan Minister Schouten uitleggen hoeveel hectares hiermee kunnen worden aangepakt?
                     Is er daarna nog wel voldoende geld over voor het beter beheren van die gebieden?
                  
Daarnaast staat in het akkoord dat de regio's het geld kunnen besteden aan een globale
                     mix aan maatregelen. Worden hierbij alle typen maatregelen gestimuleerd of alleen
                     technische maatregelen zoals onderwaterdrainage? Hoe gaat het geld worden verdeeld
                     over de regio's? Worden bijvoorbeeld de regio's waar de bodemdaling het hardst gaat
                     als eerste behandeld? Kortom, kan de Minister nader toelichten hoe dit zal worden
                     ingericht?
                  
Verder vinden wij het van groot belang dat er meer pilots gefinancierd worden voor
                     jonge boeren die willen experimenteren met alternatieve verdienmodellen in het veen.
                     Dit kan een belangrijke en innovatieve rol spelen bij de aanpak van de veenweideproblematiek.
                     Kan de Minister hierop reflecteren? Wordt het extra geld in het klimaatakkoord ook
                     hier in proportie aan besteed?
                  
Het kabinet streeft in het klimaatakkoord alleen naar een CO2-reductie van 1 megaton uit veenweidegebieden in 2030, maar waar is het langetermijnperspectief?
                     Er is nu nog geen harde doelstelling voor 2050, terwijl die wel hard nodig is om het
                     probleem grondig aan te pakken, zoals de initiatiefnemers voorstellen. Waarom heeft
                     Minister Schouten geen CO2-reductiedoelstelling voor 2050 in haar reactie geformuleerd? Wat vinden beide Ministers
                     van het doel van ten minste 3,4 megaton voor 2050?
                  
GroenLinks vindt het een goed idee dat de plannen van het Rijk in samenwerking met
                     decentrale overheden...
                  
De voorzitter:
Hier is een vraag over van de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb een vraag over de broeikasreductiedoelstelling, zoals in een van de nota's
                     staat. 3,4 megaton noemde u voor de toekomst. Die is wellicht mogelijk. Deze doelstelling
                     is nu 1 megaton. Maar we hebben net met elkaar besproken dat u onderzoek zou afwachten
                     om te kijken wat werkt en niet werkt. Is het dan niet onverstandig om nu al nog verder
                     vooruit te gaan kijken en daaraan een enorme doelstelling te koppelen die drieënhalf
                     keer zoveel is als hetgeen wat we nu met elkaar met moeite gaan bereiken?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat het bij dit beleid, zeker omdat het zo veelomvattend is en op dit moment
                     nog zo versnipperd is, juist heel erg belangrijk is om het 2050-doel te zetten. Daarmee
                     willen we de Minister uitdagen om niet alleen een 2030-doel, maar ook een 2050-doel
                     te stellen. Dat kan je vervolgens gebruiken om de maatregelen te nemen die je nodig
                     hebt om ook echt het probleem aan te pakken.
                  
De heer Remco Dijkstra (VVD):
We hebben gezien dat het PBL eerder rekening hield met 0,2 megaton, als ik het goed
                     heb. Maar goed, in het klimaatakkoord is het al opgehoogd naar 1 megaton. U gaat nog
                     verder, naar 3,4. Welke ruimte is er dan nog voor de mensen die nu dat land gebruiken,
                     namelijk de boeren?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat het heel belangrijk is dat er nu al een hoger doel wordt gesteld, maar
                     nogmaals, dat is een 2030-doel. Waar wij om vragen – ik denk dat dit precies de systematiek
                     is die nodig is – is om een langetermijnperspectief te schetsen. Dat kwam ook net
                     al aan de orde in het interruptiedebat met de heer Dijkstra. Het is juist in het belang
                     van de gebruikers van het land nu dat je een langetermijnperspectief schetst en dat
                     je het zo inricht dat we dat land op de lange termijn duurzaam kunnen gebruiken en
                     we dus ook andere verdienmodellen kunnen hebben voor boeren die er nu gebruik van
                     maken.
                  
De voorzitter:
Daarmee vervolgt mevrouw Kröger haar betoog.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
GroenLinks vindt het een goed idee dat de plannen van het Rijk in samenwerking met
                     decentrale overheden, de agrarische sector, natuur- en milieuorganisaties en kennisinstellingen
                     worden geformuleerd in een Deltaplan Veen en dat een veencommissaris daar verantwoordelijkheid
                     voor zou dragen. Wel vinden wij het van belang dat de uitvoering en het maatwerk van
                     de plannen wordt overgelaten aan de provincies zelf. Kunnen de initiatiefnemers toelichten
                     wat de exacte rol van deze veencommissaris zou moeten worden? Wij zijn hoe dan ook
                     van mening dat er betere coördinatie moet komen van alle initiatieven die worden genomen
                     in het veenweidegebied. Delen de Ministers onze visie dat de veenweideproblematiek
                     momenteel toch te veel versplinterd is? Zo ja, delen zij dan niet de mening dat een
                     Deltaplan Veen met een veencommissaris de beste manier is om het probleem structureel
                     aan te pakken?
                  
Dan de tweede initiatiefnota. De nota Droge Voeten snijdt belangrijke thema's aan:
                     bodemverzakkingen, rivieren, drinkwater, klimaatbestendig boeren en kustbescherming.
                     Nogmaals dank aan de initiatiefnemers voor het zo op de kaart zetten van deze belangrijke
                     onderwerpen. Het klimaatbestendiger maken van Nederland zie ik als een urgente opgave,
                     met name in een dichtbevolkt als dat van ons. Daarom steun ik het voorstel van de
                     initiatiefnemers om meer klimaatbuffers te creëren. Het kabinet reageert hierop dat
                     het belangrijk is om deze buffers als maatregel in beeld te houden bij decentrale
                     overheden. Vinden de initiatiefnemers dat voldoende? Lagere overheden moeten al een
                     stresstest klimaatbestendigheid doen. Het gaat hierbij dan om wateroverlast, hitte,
                     droogte en overstromingen. Het Rijk kan hier beter op aanhaken door het overzicht
                     van al deze stresstesten te bezien. Daar kunnen de klimaatbuffers zoals genoemd in
                     de initiatiefnota, zeker op het gebied van drinkwatervoorziening, op voortbouwen.
                     Is Minister van Nieuwenhuizen dit met ons eens? Hoe gaat de Minister de provincies
                     hierin ondersteunen en sturen?
                  
Tot slot wil ik graag meegeven dat ik hoop dat deze initiatiefnota's zullen blijven
                     leiden tot een grotere discussie over de veenproblematiek en klimaatadaptatie.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt. U heeft nog een vraag van de heer Geurts van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Ik zat even te wachten tot de GroenLinksfractie klaar was met haar bijdrage, maar
                     ik wil toch even terugkomen op de beoogde veencommissaris. Ik vraag me echt af wat
                     de toegevoegde waarde is van nog een bestuurlijke laag ertussen. Als je deze plannen,
                     die ook in het klimaatakkoord staan verwoord, zal willen laten vliegen, betekent dit
                     dat het een en ander zo dicht mogelijk bij de betreffende mensen moet worden georganiseerd
                     en dat een centrale aansturing vanuit het Haagse daar niet bij gaat helpen. Is GroenLinks
                     dat met mij eens?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank voor deze verhelderende vraag. Ik denk dat wij de veencommissaris eigenlijk zien
                     als de Deltacommissaris. De plannen worden namelijk van onderaf, vanuit de provincies,
                     gemaakt met betreffende instanties, zoals boeren en iedereen die betrokken is. Maar
                     je hebt wel de centrale coördinatie, het afstemmen van plannen en het delen van plannen
                     nodig om een maximaal effect te sorteren. Ik denk dat wij op zoek zijn naar deze parallel
                     met de Deltacommissaris. Eigenlijk biedt een veencommissaris gewoon de kans om het
                     geheel naar een hoger plan te tillen.
                  
De heer Geurts (CDA):
Ik hoor het antwoord, maar ik maak mij echt zorgen over nog een bestuurlijke laag
                     erbij in Nederland. Een Deltacommissaris kan ik me voorstellen, omdat die over heel
                     Nederland gaat en over onze waterveiligheid. Met alle respect, maar veenweidegebieden
                     beslaan niet heel Nederland. Ik maak me echt zorgen dat de bestuurlijke drukte alleen
                     maar zal toenemen. Ik vraag dus echt oprecht wat de echte toegevoegde waarde zou zijn
                     van weer zo'n persoon met een staf – dat hoort er namelijk ook allemaal bij. Wat gaat
                     dat nou opleveren? Zou mevrouw Kröger mij duidelijk kunnen maken wat dat concreet
                     voor de inwoners van de veenweidegebieden in positieve zin gaat opleveren?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat voor eenieder die nu geconfronteerd wordt met de veenweideproblematiek
                     een onderdeel van het probleem is dat het op dit moment gewoon te versnipperd is.
                     Dat wat in het ene gebied wordt uitgeprobeerd, is niet bekend in het andere en er
                     is te weinig gestructureerde, gecoördineerde aanpak. Ik begrijp de zorgen van de heer
                     Geurts voor te veel top-downbenadering, waarbij het Rijk aanstuurt, heel goed. Volgens
                     mij is dat expliciet niet het doel van de veencommissaris. Het is veel meer de coördinatie
                     tussen verschillende initiatieven en de zorg dat er meerwaarde inzit omdat je het
                     op een hoger plan kan tillen. Zo hoeft het wiel niet twee keer tegelijkertijd op dezelfde
                     manier uitgevonden te worden.
                  
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zie dat er verder geen vragen zijn. Dan gaan we door met de heer
                     Geurts van het CDA. De heer Geurts heeft zeven minuten voor zijn inbreng in de eerste
                     termijn.
                  
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Allereerst heb ik waardering voor de inzet van de leden De Groot
                     en Bromet en hun ondersteuning. Zij leggen twee initiatiefnota's aan ons voor.
                  
«Heel Holland zakt»: we spreken er geregeld over in de Kamer. Dat heeft de beide initiatiefnemers
                     aangespoord om daar twee initiatiefnota's over te schrijven. Je kunt je afvragen of
                     een zakkende veenbodem wel een probleem is. Het veen zakt al duizend jaar, dus waarom
                     is het nu een probleem? Ik ben het met de initiatiefnemers eens dat het inderdaad
                     een probleem is. Het is cumulatief. Op steeds meer plekken zijn de gevolgen niet meer
                     te beheersen en steeds meer mensen en bedrijven zijn gehuisvest in slap bodemgebied.
                     De kosten bij nietsdoen zijn groot. Ik deel het standpunt van de initiatiefnemers
                     dat we de kennisontwikkeling verder moeten stimuleren. We weten veel nog niet of niet
                     goed genoeg. We steunen daarom het idee van een meetnetwerk en het stimuleren van
                     gecoördineerd, langdurig onderzoek.
                  
Wel staat vast dat peilaanpassing reducerende effecten heeft op de CO2-emissie. Dat is mooi. Maar het heeft waarschijnlijk producerende gevolgen voor methaan
                     en lachgas. Methaan is een broeikasgas dat 25 keer zo sterk is als CO2. En lachgas is 265 keer zo sterk als CO2. We lopen dus het risico dat we enthousiast zijn over de reductie van CO2 en het veen onder water zetten, en dat we daarmee methaan en lachgas produceren,
                     gassen die veel erger zijn dan CO2. We weten het niet zeker, maar we moeten de ogen niet sluiten voor het risico. Daarom
                     is meer kennis nodig over deze problematiek. Inbedding in informatie- en onderzoeksprogramma's
                     met middelen, ook structureel, is nog niet geregeld. Daar zit volgens mij een probleem.
                     Hoe kijken de initiatiefnemers en de Ministers naar dit probleem?
                  
Dat gezegd hebbende vind ik dat het bepleiten van peilfixatie zonder zicht te hebben
                     op de mogelijke effecten van alle broeikasgassen nu een stap te ver is. Ik ben blij
                     met de reactie van de initiatiefnemers dat er eerst inzicht moet komen in de gevolgen.
                     Zij pleiten voor de aanleg van meetinstrumenten, gecoördineerd langdurig onderzoek,
                     pilots en een dialoog met de agrarische sector voordat er concrete plannen worden
                     gemaakt. Voorlopig komt er dus nog geen peilfixatie; althans, dat is mijn conclusie.
                  
Het goede onderzoek waar de initiatiefnemers voor pleiten zou ook een antwoord moeten
                     geven op de vraag wat de alternatieve verdienmodellen zijn, voordat bestaande verdienmodellen
                     overboord worden gegooid. Onderzoek naar de bedrijfseconomische aspecten van de natte
                     landbouw en verkenning van de markt is ook essentieel voor een toekomstig gebruik
                     en beheer van veengebied. Ik zeg het maar eerlijk: ik ben daar wat sceptisch over.
                     Ik zie de boeren nog niet zomaar overstappen van het houden van melkvee naar het kweken
                     van lisdodde. Daar zijn de boeren volgens mij geen boer om geworden. «Het is moeilijk
                     te geloven dat mensen van honger omkomen in dit land omdat het voedsel niet beschikbaar
                     is.» Het is een citaat van Ronald Reagan. En ja, het is moeilijk te geloven, maar
                     niet ondenkbaar als we doorgaan met het boerenbedrijf te belagen of te belasten. Zo
                     schrijven de initiatiefnemers dat het aanhouden van de bestaande verdienmodellen en
                     niks doen niet houdbaar is. Dat gaat mij iets te snel.
                  
De voorzitter:
Wat misschien ook iets te snel gaat, is dat er toch een vraag is van de heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Ik zat me toch even op te vreten achter deze microfoon toen de heer Geurts zijn laatste
                     woorden uitsprak. In Zeeland zijn een aantal succesvolle pilots gehouden met de teelt
                     van bijvoorbeeld zeekraal. Inmiddels zijn het overigens volwaardige bedrijven geworden.
                     Op dit moment wordt in Zeeland op grote schaal aquacultuur op land uitgerold. Dat
                     kan op veel meer plekken in dit land. Ziet het CDA dit soort ontwikkelingen gewoon
                     niet? Of wil het die niet zien? Er zijn echt nieuwe verdienmodellen voor boerenbedrijven
                     te vinden en er is echt meer mogelijk dan ontzettend op de rem trappen, wat de heer
                     Geurts nu doet. Ik ben heel benieuwd naar uw antwoord.
                  
De heer Geurts (CDA):
Wat de D66-fractie nu opbrengt is wel interessant: aquacultuur. Het is toch niet de
                     bedoeling dat we in het veenweidegebied aan aquacultuur gaan doen? Als dat de bedoeling
                     is, dan hebben wij een megaprobleem, want daar is het gebied niet voor geschikt. En
                     nee, het CDA sluit zijn ogen zeker niet voor alternatieve teelten. Ik zie dat ook
                     in Noord-Nederland wordt getracht om die te realiseren: zilte teelten, zilte aardappelen
                     et cetera. Mooie ontwikkelingen die we zeker moeten stimuleren waar dat mogelijk is
                     en waar dat noodzakelijk is, maar het kan niet zo zijn dat wij zomaar van de ene op
                     de andere dag zeggen: ga het peil maar omhoog brengen, melkveehouderij ga maar lisdodde
                     kweken. Ik zeg het even gechargeerd, maar dat kan niet de bedoeling zijn. Dat zal
                     ook zeker de steun van de CDA-fractie niet krijgen. Maar zijn er mogelijkheden, dan
                     moet dat als volgt. Ik formuleer het maar zo: de deur van een bestaande teelt of van
                     een bestaande productie gaat dicht en de deur voor een nieuwe teelt of productie en
                     nieuwe mogelijkheden gaat open. Daar zit geen ruimte tussen wat het CDA betreft.
                  
De voorzitter:
De heer Schonis voor zijn laatste interruptie.
De heer Schonis (D66):
Nee, inderdaad, over zilte teelt in het veenweidegebied heeft de heer Geurts gelijk.
                     Daar zou ik zeker niet voor pleiten. Dat is trouwens om andere redenen contraproductief.
                     Maar goed, ik ben blij om te horen dat er door de heer Geurts in ieder geval nog enige
                     ruimte wordt geboden voor de transitie van het huidige, traditionele gebruik van veenweide
                     voor met name melkveeteelt naar wat anders. D66 ziet op dat punt toch wat meer ruimte
                     dan het CDA. Ik ben heel benieuwd of wij daar samen uit gaan komen. Dat wordt nog
                     een spannende.
                  
De heer Geurts (CDA):
Nou, of dat heel spannend wordt gaan we afwachten. Waar ik wel mee zit, is met de
                     bijzin dat de melkveehouderij in het veenweidegebied dan toch naar iets anders zou
                     moeten omkijken. Ik neem aan dat D66 dat niet serieus meent. Dat we bekijken hoe de
                     bestaande manier van boeren op een aantal dingen moet worden aangepast: ja. Maar zomaar
                     zeggen van: en dan stopt de productie van melk in het veenweidegebied... Als dat echt
                     de inzet is van de D66-fractie, dan hebben we echt een groot probleem; dat hebt u
                     dan in ieder geval met mij.
                  
De voorzitter:
De heer Geurts vervolgt zijn betoog.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ik zei net al: dat gaat me iets te snel. Zo moet nog maar blijken
                     of bijvoorbeeld onderwaterdrainage een werkwijze is waar boeren blij mee zijn en of
                     zij een goed antwoord is op de bodemdaling. Onze fractie is redelijk positief en optimistisch
                     over onderwaterdrainage. We denken dat dit voor de toekomst de beste oplossing is.
                     Volgens het PBL kost de aanleg van onderwaterdrains gemiddeld € 200 tot € 300 per
                     hectare per jaar aan kapitaal- en onderhoudskosten. Daar zeg ik maar gelijk bij dat
                     die afhankelijk zijn van de drainafstand en de manier van aanleg. Dat is veel geld,
                     maar het geeft wellicht ook de beste oplossing. Het is jammer dat de initiatiefnemers
                     deze oplossing niet ook heel duidelijk omarmen.
                  
Over het scheuren van grasland zijn de initiatiefnemers en LTO het niet met elkaar
                     eens. LTO wil geen verbod op kerende grondbewerking, de initiatiefnemers wel. Maar
                     ik vraag mij af of het probleem wel zo groot is als de initiatiefnemers schetsen.
                     In veel gemeenten is het al verboden vanwege de natuurwaarde en het is voor boeren
                     een kostbare aanpak. Weiland omploegen gebeurt gewoon niet zo veel. En als het gebeurt,
                     is het regelmatig om regelgeving werkbaar te houden.
                  
De initiatiefnemers stellen voor om een veencommissaris aan te stellen. Daarover heb
                     ik net in een interruptie met de GroenLinksfractie iets laten doorschemeren. Wat het
                     CDA betreft is dat niet nodig. We hebben eind 2018 de motie-Geurts aangenomen waarin
                     de regering werd verzocht om één coördinerende Minister met betrekking tot de veenbodemdalingsproblematiek
                     aan te wijzen. Op 20 juni hebben we daar een kabinetsreactie op gehad. We gaan daar
                     nog over in debat.
                  
Voorzitter, afrondend. Nogmaals, het CDA erkent het probleem. We zoeken echter een
                     oplossing waarbij de boer kan blijven boeren. Let de D66-fractie ook op? We denken
                     daarom aan onderwaterdrainage, drukdrainage en peilgestuurde drainage. Ook klei inbrengen
                     zou een oplossing kunnen zijn. Wat het CDA betreft moeten we dus oplossingen zoeken
                     die boervriendelijk zijn, niet alleen omdat ze ervoor zorgen dat we in de supermarkt
                     ons eten kunnen kopen, maar ook omdat ze de dragers zijn van ons landschap. Een landschap
                     zonder boeren, met alleen moerassen en kweekvelden voor lisdodde, is niet het landschap
                     waar het CDA voor staat.
                  
De voorzitter:
Daarover zijn een aantal vragen, achtereenvolgens van mevrouw Kröger, mevrouw Van
                     Brenk en de heer Stoffer.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoor het pleidooi van de heer Geurts. Ik snap heel goed dat hij oproept tot een
                     aanpak die juist boeren meeneemt. Maar heeft de heer Geurts dat dan niet in de nota
                     gelezen? Daarin wordt eigenlijk gezegd: de overheid moet nu in actie komen, met een
                     veencommissaris en een groot plan van aanpak, en al die boeren meenemen, zodat zij
                     in de toekomst niet geconfronteerd worden met een onhoudbare situatie. Want daar gaat
                     het inklinken van het veen voor zorgen.
                  
De heer Geurts (CDA):
Wat hier vandaag een beetje doorheen speelt, zeg ik in alle oprechtheid, is het klimaatakkoord
                     dat vrijdag door het kabinet is gepresenteerd. We moeten daar nog een debat over voeren.
                     Ik vind het wat moeilijk om daar elementen uit te lichten die steun van onze fractie
                     hebben. Ik denk dat daar al wel een kern van het antwoord in zit. Ik heb net al betoogd
                     dat wij het ook zoeken in technische maatregelen. Wij erkennen dat er een probleem
                     is. Ik denk dat ik dat genoeg duidelijk heb gemaakt aan iedereen. Dan kun je twee
                     dingen kiezen. Je kunt zeggen: boeren allemaal het veenweidegebied uit. Maar dat zie
                     ik ook niet direct in de initiatiefnota. Ik hoorde het net in een interruptie wel
                     iets doordreunen in de D66-bijdrage. Daar zal zo meteen wel op teruggekomen worden,
                     neem ik aan. Het gaat er wat ons betreft ook om dat de boer verleid wordt om nieuwe
                     stappen te zetten. Daar horen andere verdienmodellen bij, maar laten we dan ook duidelijk
                     zijn over welke verdienmodellen dat zijn. Laat ze niet in de steek door te zeggen:
                     er is een ander verdienmodel, maar wat weten we ook niet precies, dus zoek het even
                     uit. Dat zal, denk ik, ook niet de bedoeling zijn van GroenLinks. Ik denk dat we elkaar
                     kunnen vinden als we concluderen dat we de boeren moeten verleiden om andere dingen
                     te doen, maar dat ook het inkomen van deze gezinnen heel belangrijk is en vooropstaat.
                  
De voorzitter:
De laatste interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat is zeker heel belangrijk. Daarom moeten we het probleem ook echt serieus nemen,
                     en dus ook de oplossing voor die boeren, door als overheid daar de verantwoordelijkheid
                     voor te nemen, met een veencommissaris en een veenplan. Daar neem je het echt serieus
                     mee. Als we niks doen, laten we die boeren echt in de steek. We moeten dus iets doen.
                     En dat kunnen we doen, door te zeggen: we nemen dit probleem echt serieus, we nemen
                     een veencommissaris, we starten met een veenplan en we gaan dit echt aanpakken.
                  
De heer Geurts (CDA):
Ik zal in herhaling vallen, maar laat ik even de veencommissaris er even uitlichten.
                     Als de CDA-fractie het idee van een veencommissaris niet steunt, is het niet zo dat
                     we niets zouden willen. Ik heb net al proberen aan te geven dat ik me zorgen maak
                     over de bestuurlijke drukte, en ook over de toegevoegde waarde van die enkele veencommissaris
                     met een staf, voor de mensen in het gebied die het allemaal moeten doen.
                  
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik hoorde collega Geurts spreken over het inkomen van de boeren. Ik heb hem niets
                     horen zeggen over de suggestie die meegewogen wordt dat bij droogte burgers extra
                     belast kunnen worden. Hoe kijkt hij daar als CDA'er tegenaan?
                  
De heer Geurts (CDA):
Ik probeer deze interruptie voor mijzelf even te laten landen. Ik heb iets gemist,
                     denk ik. De burgers extra belasten? Dat heb ik in de initiatiefnota niet zozeer gelezen,
                     maar misschien dat ik eroverheen gelezen heb. En als dat zo is, dan dank dat u deze
                     interruptie plaatst, want dat kan niet de bedoeling zijn, lijkt mij.
                  
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb het in ieder geval ook terug gehoord bij de VVD, die daar ook kritisch over
                     is, bij de nota over droogte. Daarin wordt voorgesteld dat er bij grote droogte extra
                     belasting mag worden geheven om te zorgen dat mensen minder water gebruiken. Voor
                     50PLUS is dit echt heel belangrijk. Water is een primaire levensbehoefte en die gaan
                     we dan in sommige tijden extra belasten, terwijl wij vinden dat er al behoorlijk wat
                     belasting op is. Ik hoor graag de reactie van het CDA hierop.
                  
De heer Geurts (CDA):
Het extra belasten van burgers is geen gedachte waar ik iedere dag mee opsta. Ik denk
                     's morgens niet: deze dag is dat mijn inzet. Absoluut niet, zelfs. We hebben eerder
                     een debat gehad – dat staat hier los van – met de Minister over de droogte. Toen heb
                     ik eraan gerefereerd dat er in huize Geurts wat ruzie was, omdat ik onze gezinsauto
                     niet meer wilde wassen, terwijl mijn eega het verstandig vond om dat wel te doen.
                     Ik heb in dat debat al duidelijk gemaakt dat we ook een opgave naar onze burgers hebben
                     om goed te kijken hoe wij ons water gebruiken. Ik zie hele mooie initiatieven in Nederland,
                     zoals het afkoppelen van de waterafvoer van de daken en het hergebruik van dat water.
                     Ik denk dat dat een heel mooi initiatief is. Als iemand mij kan helpen door te vertellen
                     hoe we dat ook bij rieten daken kunnen doen, houd ik mij aanbevolen.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Ik had de neiging om nog wat te vragen over de veencommissaris, maar dat punt is in
                     antwoord op de interruptie van mevrouw Kröger voldoende uitgelegd. Maar ik heb nog
                     een andere vraag. In de initiatiefnota's pleiten de initiatiefnemers voor het afschaffen
                     van de geborgde zetel voor de landbouw bij de waterschappen. Dat wordt in de kabinetsreactie
                     wat naar voren geduwd, naar 2021; dan komen we erop terug. Maar ik ben eigenlijk wel
                     erg benieuwd hoe het CDA daartegen aankijkt.
                  
De heer Geurts (CDA):
Dat wordt het kortste antwoord dat maar mogelijk is: afschaffen is een slecht idee.
De voorzitter:
Ik zie dat daar geen vervolgvraag op is. Dank, meneer Geurts. Dan komen we bij de
                     volgende spreker, de heer Schonis van D66.
                  
De heer Schonis (D66):
Dank, voorzitter. Van oudsher is de geschiedenis van ons land verbonden met het veen.
                     Veen werd gebruikt als brandstof, als turf, en in de Middeleeuwen bracht het moerneren
                     of darinkdelven ons een heuse zoutindustrie. Het Hollandveen, dat in de loop van de
                     tijd door het zoute zeewater was overstroomd, leverde na verbranding namelijk kostbaar
                     zout op. Meer recent zijn we met onze moderne landbouw de veenweidegebieden intensief
                     gaan benutten voor melkvee. Dit heeft helaas ook tot gevolg dat het grondwater daalt
                     en het veen inklinkt. In navolging van de heer Geurts – het wordt een beetje de slogan
                     van vandaag – zeg ik: heel Holland zakt. Het is dus heel goed dat GroenLinks en D66
                     de handen ineenslaan om tot actie over te gaan. Vanaf deze plaats dank ik de collega's
                     Bromet en De Groot voor het vele werk dat zij in de initiatiefnota's hebben gestoken.
                     Ook dank ik de Ministers voor de kabinetsreactie op de nota's. Ik heb gelijk een vraag
                     aan de initiatiefnemers. Hoe zien zij die kabinetsreactie? Welke speerpunten uit de
                     nota's missen zij daarin nog?
                  
Voorzitter. Ik zal vandaag eerst ingaan op de relatie tussen het inklinken van ons
                     veen en de klimaatdoelen. Daarna kom ik te spreken over het verzakken van ons stedelijk
                     gebied en het integraal riviermanagement. Tot slot zal ik nog even ingaan op de democratische
                     controle op ons waterbeheer.
                  
Zoals gezegd begin ik met de relatie tussen veen en klimaatdoelen. Wanneer veen inklinkt,
                     komen er grote hoeveelheden CO2 vrij. Hier is dus veel klimaatwinst te halen. D66 is dan ook blij met het afgelopen
                     vrijdag gepresenteerde klimaatakkoord. Van «klimaatdrammer» zijn wij «klimaatdoener»
                     geworden. Mede dankzij de inzet van D66 investeert het kabinet via het klimaatakkoord
                     fors in kringlooplandbouw en natuur. Voor de aanpak van veenweidegebieden wordt extra
                     geld vrijgemaakt. Dat geld is bedoeld voor verduurzaming, innovatie en technische
                     aanpassingen. Hiermee wordt ook een toekomstperspectief geboden aan de boeren in veenweidegebieden.
                     Met al deze maatregelen zal de CO2-uitstoot fors afnemen. Ook komt er meer ruimte beschikbaar voor water, natuur en
                     alternatieve landbouwmethoden, zoals natte teelten. Mijn vraag aan de Ministers is
                     op welke manier de aanpak van veenweidegebieden gecoördineerd gaat worden. Er zijn
                     straks veel partijen betrokken bij deze aanpak. Hoe kijken de Ministers aan tegen
                     het instellen van een veencommissaris?
                  
Voorzitter. Dan de problematiek van de bodemverzakking in stedelijke gebieden. Van
                     Zuid-Holland tot aan Friesland worden duizenden huishoudens geconfronteerd met funderingsproblemen
                     door bodemverzakking. De VVD refereerde daar ook al aan. In 2016 schatte het Planbureau
                     voor de Leefomgeving, het PBL, dat de kosten voor funderingsherstel op 16 miljard
                     euro uit zouden kunnen komen. De Minister geeft aan dat voor funderingsherstel een
                     fonds is opgericht, maar daar zijn tot op heden maar vier gemeenten lid van. In de
                     uitzending van De Monitor van afgelopen april bleek dat minstens in 83 Nederlandse
                     gemeenten huishoudens geconfronteerd kunnen worden met forse kosten voor herstel van
                     funderingen. Laten de Ministers de mensen letterlijk door de grond zakken? Ik roep
                     de Ministers dan ook op met een landelijke aanpak te komen. D66 verwacht hier actie.
                     Opstropen die mouwen!
                  
En als we het daar toch over hebben, moeten we ook kijken naar ons riviermanagement.
                     De nota schetst duidelijk dat we te maken hebben met bodemerosie en dat een goed doordacht,
                     integraal management voor onze rivieren daarvoor dringend noodzakelijk is. We moeten
                     ons voorbereiden op extreme omstandigheden als gevolg van een veranderend klimaat.
                     Nederland heeft nu al last van zeer droge zomers. We kampen sinds vorig jaar met een
                     structureel neerslagtekort en lage waterstanden in onze rivieren. Hoe gaan we om met
                     deze vraagstukken? Dan heb ik het dus over klimaatadaptatie.
                  
De Minister maakt pas in 2029 geld vrij om bij onze rivieren niet alleen naar hoogwater
                     te kijken maar ook naar droogte, structureel lage waterstanden, scheepvaart, bodemerosie,
                     waterkwaliteit en natuur. Vandaar mijn volgende vraag aan de Minister. Ziet zij kans
                     om het geld dat voor integraal riviermanagement te zijner tijd wordt vrijgemaakt,
                     al in 2020 vrij te spelen? Wat D66 betreft kunnen we hier niet nog eens negen jaar
                     mee wachten.
                  
Tot slot, voorzitter. Als het gaat om de uitvoering van de maatregelen met betrekking
                     tot klimaatadaptatie, zijn het vooral onze waterschappen die hiervoor hard aan de
                     slag moeten gaan. Zij gaan van een functioneel naar een algemeen bestuur. Het is D66
                     dan ook een doorn in het oog dat in de algemene besturen van de waterschappen sommige
                     maatschappelijke partijen op voorhand al een grote stem krijgen over de wijze waarop
                     de waterschappen zullen omgaan met deze nieuwe taken. Ik doel dan inderdaad op de
                     geborgde zetels van artikel 12 Waterschapswet. Wat D66 betreft moeten we daar zo snel
                     mogelijk van af. We kunnen de besluitvorming over klimaatadaptatie niet overlaten
                     aan organen waarin geen sprake is van een evenredige democratische vertegenwoordiging.
                     De Minister bereidt momenteel een evaluatie voor over de geborgde zetels. Kunnen we
                     resultaten hiervan dit jaar nog verwachten?
                  
Voorzitter. Ik rond af. Problemen rondom het waterbeheer van veengebieden zijn van
                     alle tijden. De geschiedenis houdt ons hier een spiegel voor. Het middeleeuwse darinkdelven
                     waar ik aan het begin van mijn betoog over sprak, zorgde voor grote gaten in het landschap.
                     De dijken werden daardoor ernstig verzwakt. Bij de Sint-Elisabethsvloed van 1421 liepen
                     grote delen van Nederland daardoor onder water. In 1515 werd darinkdelven in Zeeland
                     mede om die reden al geheel verboden. Net als in de zestiende eeuw staan wij daarom
                     nu voor een keus. Blijven wij onze eigen dijken ondergraven met darinkdelven of gaan
                     wij toe naar een duurzaam waterbeheer van onze veenweidegebieden?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Er zijn nog vragen van mevrouw Van Brenk en de heer Geurts. Eerst mevrouw
                     Van Brenk.
                  
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Wij delen de mening van D66 over de geborgde zetels in de waterschappen. De heer Schonis
                     refereert aan de door de Minister toegezegde evaluatie. Maar zij heeft bij die toezegging
                     ook iets anders gezegd, namelijk dat zij rekening zal houden met het advies van de
                     Adviescommissie Water van 2015. Daarin staat dat de geborgde zetels behouden moeten
                     blijven. Het is dus maar de vraag in hoeverre we daarop een objectief antwoord van
                     de Minister krijgen. Wij twijfelen daarover. De vraag is: vindt D66 ook dat dat advies
                     zwaarwegend is?
                  
De heer Schonis (D66):
Wat D66 betreft is dat advies zeker niet zwaarwegend noch doorslaggevend. Ik kijk
                     uit naar de evaluatie, maar eerst naar de beantwoording überhaupt van de Minister
                     op dit punt. Ik heb het net al gezegd: op het moment dat wij de waterschappen in de
                     frontlinie zetten voor onze klimaatadaptie, moet het toezicht op de uitvoering van
                     de klimaatadaptatie democratisch geborgd zijn. Het kan niet zo zijn dat bepaalde organisaties
                     op voorhand daarin een beslissende stem hebben.
                  
De heer Geurts (CDA):
Ik zou bijna zeggen: nou doet ie het weer! Hij heeft het aan het eind ook over een
                     beslissende stem voor de geborgde zetels. Nou ben ik toch wel heel nieuwsgierig. Net
                     werd ook gezegd dat er geen sprake is van een evenredige vertegenwoordiging. Kan de
                     heer Schonis dan ook aangeven op welke manier de geborgde zetels de dienst uitmaken
                     in een waterschap?
                  
De heer Schonis (D66):
Op dit moment is het zo dat wij in ieder vertegenwoordigend lichaam in Nederland,
                     variërend van de Tweede Kamer tot provinciale staten en de gemeenteraden, ambtsdragers
                     kiezen volgens evenredige vertegenwoordiging. Dus iedereen krijgt gewoon naar rato
                     van stemmen zijn zetel. Voor de waterschappen is dat anders geregeld in dit land.
                     Bij de waterschappen zijn er een aantal instanties die op voorhand al kunnen rekenen
                     op een zetel. Dus bijvoorbeeld een land- en tuinbouworganisatie zit op voorhand altijd
                     al aan tafel in het waterschap. Dat is gewoon niet hetzelfde als evenredige vertegenwoordiging.
                  
De heer Geurts (CDA):
Ja, voorzitter, maar de heer Schonis ontwijkt mijn vraag. Aan het eind van de interruptie
                     van de 50PLUS-fractie gaf hij gewoon aan dat zij een beslissende stem hebben. Dat
                     is dus niet het geval. Deelt D66 mijn mening dat geborgde zetels niet in hun eentje
                     een beslissende stem hebben in waterschappen? Volgens mij is nog altijd rond 75% van
                     de zetels voor verkozen leden, waarbij het publiek, de samenleving, deze leden kan
                     kiezen.
                  
De heer Schonis (D66):
Daar heeft de heer Geurts op zichzelf gelijk in. Het is niet zo dat het hele algemeen
                     bestuur van het waterschap uit geborgde zetels bestaat. In zoverre heeft u een punt.
                     De praktijk leert ons echter dat er in veel van de reguliere waterschapspartijen –
                     dat zijn deels politieke partijen en deels specifiek voor het waterschap opgerichte
                     partijen – een behoorlijk sterke vertegenwoordiging is, naast de geborgde zetel, van
                     partijbelangen die erg raken aan de geborgde zetels. Daarmee valt het waterbeheer
                     wel heel erg eenzijdig naar sommige kanten uit.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Laat ik eens een vraag stellen die een heel andere richting opgaat. Ik hoorde de heer
                     Schonis zeggen dat hij de gelden voor riviermanagement zo'n negen jaar naar voren
                     wil halen, eigenlijk al naar volgend jaar. Ik ben heel benieuwd wat er dan met dat
                     geld moet gebeuren. Lopen we niet het risico, als we nog niet weten wat ermee moet
                     gebeuren, dat we straks zeggen: het geld is niet weggezet? Ik ben erg benieuwd wat
                     er onder dat idee zit.
                  
De heer Schonis (D66):
Ik dank de heer Stoffer voor deze vraag. Er lopen op dit moment al een aantal pilots
                     voor riviermanagement. We zouden kunnen kijken of we die pilots kunnen uitbouwen door
                     dat geld naar voren te halen. Het is een heel breed onderwerp. Het gaat van bodemerosie
                     en scheepvaartbelangen tot aan natuur- en waterkwaliteit. Omdat het juist zo'n breed
                     palet aan onderwerpen betreft, maak ik me sterk dat er met dat geld altijd wel goede
                     projecten uit te voeren zouden zijn. Maar ik heb op voorhand niet specifiek zoiets
                     van: dat zou nu moeten gebeuren. Ik constateer alleen wel dat we toe moeten naar een
                     goede uitvoering van integraal riviermanagement.
                  
De heer Moorlag (PvdA):
De heer Schonis neemt nogal stevig stelling tegen het fenomeen geborgde zetels. Hij
                     zegt ook: die hele evaluatie hoef ik niet af te wachten, ik vind het gewoon principieel
                     onjuist. Dat is een lovenswaardig standpunt. Dus ik heb het idee dat het afschaffen
                     van de geborgde zetels tot nieuw kroonjuweel van D66 wordt verheven. Mijn vraag is:
                     hoe gaat de heer Schonis voorkomen dat het kroonjuweel bij de afdeling aftandse bijouterie
                     terecht gaat komen? Kan de PvdA er op voorhand van verzekerd zijn dat, als er later
                     dit jaar een motie in stemming zou komen om de geborgde zetels af te schaffen, de
                     steun van D66 gewaarborgd is? Een geborgde stem, zeg maar.
                  
De heer Schonis (D66):
Dan kom ik op een heel gevoelig punt. Net als de heer Moorlag zit ik ook zonder last
                     als Kamerlid. Als ik dit zou accepteren, zou ik gelijk die last op mij nemen. Nee,
                     het is geen nieuw kroonjuweel, meneer Moorlag. Het lag al een hele tijd bij ons in
                     de vitrine, en ook wel duidelijk op de afdeling kroonjuwelen en dus niet op de afdeling
                     goedkope prullaria. De vraag aan de Minister is of zij dit jaar al met de evaluatie
                     komt, zodat we zo snel mogelijk zouden kunnen doorpakken. Ik denk dat ik heel duidelijk
                     ben geweest in hoe wij dan zouden stemmen, als dat voorstel voor zou liggen.
                  
De heer Moorlag (PvdA):
Ik heb goed geluisterd en hier wordt een standpunt ingenomen dat redelijk in beton
                     gegoten is. Compliment voor de heer Schonis dat hier op dit punt de ruggengraat getoond
                     wordt.
                  
De heer Schonis (D66):
Complimenten neem ik graag in ontvangst, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Dat is heel begrijpelijk. Dan gaan we nu naar de PvdA-fractie. De heer Moorlag voor
                     zijn zes minuten in de eerste termijn.
                  
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst spreek ik vanzelfsprekend in navolging van de andere
                     sprekers mijn waardering uit voor de initiatiefnemers van beide nota's.
                  
Voorzitter. Ik wil mijn bijdrage beginnen met een voorbeeld. Afgelopen vrijdag sprak
                     ik met de vertegenwoordigers van een agrarische organisatie over de veenweideproblematiek
                     in Friesland. Friesland kent grote oppervlaktes veenweidegebied. Als je door je oogharen
                     heen kijkt, weet je dat zo'n duizend hectare een andere bestemming moet krijgen en
                     dat de huidige vorm van agrarische bedrijfsvoering daar niet mogelijk is. In het debat
                     dat wij vorige week voerden over de realisatienota Kringlooplandbouw heb ik de vraag
                     gesteld hoe je dat type proces gaat doen. Ik heb toen gepleit voor het oude instrument
                     van landinrichting, maar wel met een vrijwillig karakter erin. Mijn vraag aan zowel
                     de initiatiefnemers als beide bewindslieden is: hoe wordt zo'n proces ingericht, als
                     je weet dat bijvoorbeeld zo'n duizend hectare in Friesland aangepakt moet gaan worden?
                     Wie pakt daar de regie in? Wie trapt daar als eerste op het orgel? Er moet natuurlijk
                     met heel veel partijen worden samengewerkt, maar er moet wel een proces ingericht
                     worden. Er moeten ook bevoegdheden voor zijn, er moeten middelen zijn, er moet een
                     instrumentarium zijn. De vraag is dus heel concreet: wie neemt de regie? Wie gaat
                     de middelen leveren? Hoe wordt de marsroute uitgezet? Welk instrumentarium wordt ingezet?
                     We kunnen heel lang praten over de aanpak van de veenweideproblematiek maar als dat
                     type vragen niet wordt beantwoord, gaan wij geen meters maken.
                  
Uit de realisatienota Kringlooplandbouw vloeit ook het adagium «functie volgt peil»
                     voort. Hier heb ik met name vragen over aan de bewindslieden. Waar gaat dat gebeuren?
                     Hoe worden die gebieden aangewezen? Wat wordt er gedaan met andere functies in dit
                     gebied? Ook hierbij is het de vraag wie de regie pakt. Is dat de provincie? Dat zou
                     het overwegen waard kunnen zijn, in lijn met bijvoorbeeld de aanpak van het nationale
                     Natuurnetwerk Nederland. Het zouden ook de waterschappen kunnen zijn. Het zou het
                     Rijk zelf kunnen zijn. Die hele governance moet op enig moment geregeld gaan worden.
                     Ik heb al eerder gezegd dat we moeten voorkomen dat de kringlooplandbouw «kringgesprekken
                     landbouw» gaat worden.
                  
Bij de regieopgave ontspon zich zojuist in het debat al de discussie over een veencommissaris.
                     De PvdA-fractie is daar wel wat terughoudend in. Mijn vraag aan de initiatiefnemer
                     is of zij dat ook begrijpt. Het zou wel weer een nieuwe bestuurlijke figuur zijn,
                     met het risico dat de bestuurlijke drukte toeneemt. Is er ook overwogen om de scope
                     van het Deltaprogramma te verbreden en bijvoorbeeld de Deltacommissaris daarmee te
                     belasten? Die heeft al een verworven positie, een wettelijke basis en een goede samenwerking
                     met de andere partijen. Hoe kijkt de initiatiefnemer daartegen aan?
                  
Dan heb ik een vraag over het combineren van functies. In een land als Nederland geldt
                     voor elk stuk grond dat groter is dan een postzegel een bestemmingsplan en hebben
                     we mr. Frank Visser aan het eind van het ro-traject om na te meten of alle functies
                     precies uitgemeten op de goede plek zitten. Een van de functiecombinaties die in de
                     afgelopen periode is langsgekomen, is zonne-energie op water. Hoe kijken de initiatiefnemers
                     aan tegen zonne-energie op veengebieden? Het gaat dan met name over gebieden die een
                     lage landschappelijke waarde hebben. Je moet zuinig zijn op gebieden met een natuurfunctie
                     of een hoge landschappelijke waarde, maar zou het combineren van zonne-energie met
                     peilverhoging bij gebieden met een lage landschappelijke waarde niet dubbele winst
                     opleveren? Dat vraag ik zowel de initiatiefnemers als de bewindspersonen.
                  
Voorzitter. Dan kom ik op de bodemdaling. Het Platform Slappe Bodem heeft ons een
                     paper gestuurd. Zij zijn aan de ene kant tevreden over de heldere probleemanalyse
                     en spreken daar hun waardering over uit, maar ze missen wel een brede en samenhangende
                     aanpak. Ik kan daar allerlei vragen over gaan stellen, maar mijn vraag is: is de Minister
                     bereid om met het platform in overleg te gaan? Dat bodemdalingsvraagstuk is wel urgent.
                     Veel woningeigenaren kampen met de gevolgen. Het is echt van belang dat dit wordt
                     voortgezet.
                  
Voorzitter. Dan een aantal vragen aan de heer De Groot. In zijn initiatiefnota wordt
                     gesproken over een aantal instrumenten om het waterbeheer beter te regelen. Het gaat
                     zowel over de onttrekking van grondwater als over een andere manier van winnen van
                     drinkwater. Er zitten concrete voorstellen in, zoals het verleggen van inlaatpunten
                     en een extra heffing op drinkwater bij droogte. Ik heb wat twijfels bij de effectiviteit
                     van het instrumentarium. Ook vanuit de sector wordt gevraagd of dat allemaal wel nodig
                     en goed uitvoerbaar is. Werkt dat instrumentarium wel? Ik vind sowieso dat wij als
                     Kamerleden terughoudend moeten zijn met instrumenten. Heeft de initiatiefnemer dit
                     goed afgestemd met de sector?
                  
Ik heb daar ook een vraag over aan de bewindslieden. Als er naar dit type voorstellen
                     worden gekeken, is er dan de bereidheid om te overleggen met bijvoorbeeld de drinkwatersector
                     voordat er allerlei ingrepen worden gedaan? De voorstellen moeten goed worden gewogen,
                     zowel op effectiviteit als op doelmatigheid.
                  
De voorzitter:
En uw slotzin is...
De heer Moorlag (PvdA):
Mijn slotzin is de zin waar ik ook mee begon. Ik heb grote waardering voor de initiatiefnemers
                     en voor de tijd en de energie die zij erin hebben gestoken. Ik verheug mij op de beantwoording.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Moorlag. Dan gaan we naar de volgende spreker in eerste termijn.
                     Dat is mevrouw Van Kooten-Arissen van de Partij voor de Dieren. Zij heeft vier minuten
                     voor haar eerste termijn.
                  
Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst wil ik de initiatiefnemers van harte bedanken voor
                     hun initiatiefnota's.
                  
Veenoxidatie, bodemdaling, verzakking, verstening van bewoond gebied, klimaatbestendigheid
                     van rivieren, drinkwaterbeleid, intensieve landbouw die steeds intensiever wordt:
                     het zijn immens grote uitdagingen waar wij in Nederland voor staan, en niet sinds
                     kort. Het zijn processen die al decennialang om snel en doortastend handelen vragen.
                     Tot op heden heeft Nederland onvoldoende maatregelen genomen om bijvoorbeeld bodemdaling
                     en veenoxidatie te stoppen. Weersextremen kunnen niet opgevangen worden met overstromingen,
                     versnelde bodemdaling en veenoxidatie tot gevolg.
                  
De initiatiefnota's bevatten veel goede initiatieven, waar de Partij voor de Dieren
                     van harte achter staat. Maar ja, het is wel vijf over twaalf. Dat is meteen mijn eerste
                     vraag aan de initiatiefnemers. Ondanks dat D66 en GroenLinks in vele coalities op
                     decentraal niveau hebben deelgenomen aan het bestuur van provincies, gemeenten en
                     waterschappen, ondanks dat D66 dat op rijksniveau gedaan heeft, is er tot op heden
                     geen doortastend overheidsbeleid gevoerd om het tij te keren en de oxidatie te stoppen.
                     Waarom is dit geen initiatiefwet? Bij de behandeling van een initiatiefnota kunnen
                     er moties ingediend worden – ook heel belangrijk – maar waarom niet meteen flinke
                     stappen maken en overheidsbeleid formuleren, wettelijk vastleggen en uitvoeren wat
                     nodig is? Waarom altijd pas in actie komen als het bijna te laat is? Er is regie nodig
                     – de sprekers voor mij hebben het ook al genoemd – want anders zou dit een geval worden
                     van mooie woorden, maar weinig daden.
                  
Voorzitter. De afgelopen decennia hebben schaalvergroting en intensivering in de landbouw
                     gezorgd voor steeds minder dieren in de wei, een monocultuur aan raaigras, die de
                     Partij voor de Dieren «de groene woestijn» noemt, waar haast niets meer groeit of
                     bloeit. Er is een insectensterfte van 70% tot 80%, er is een afname van de biodiversiteit
                     in een vrije val naar 15% van wat het ooit, 150 jaar geleden, was.
                  
Voorzitter. De huidige manier van voedselproductie is onhoudbaar en brengt schade
                     toe aan ons ecosysteem. Gelukkig zien steeds meer partijen dat. Ook de Minister van
                     LNV ziet het, maar de landbouw wacht al twintig jaar op een Minister met lef en op
                     overheidsbeleid met lef. Hoe denken de indieners van deze initiatiefnota daaraan bij
                     te dragen? Is D66 als coalitiepartij bereid om de keuzes te maken die nodig zijn?
                     Een initiatiefnota waarin gewasbescherming wordt genoemd in plaats van gif, maakt
                     mijn partij namelijk een beetje moedeloos. Willen de initiatiefnemers inzetten op
                     een einde aan de mestfabrieken die de mestberg moeten oplossen, waaronder het landschap,
                     de natuur en onze bodem zuchten en steunen? Hoe willen de initiatiefnemers naar robuuste
                     rassen zonder genetische manipulatie en een einde aan het gifgebruik? Nederland behoort
                     immers tot de topdrielanden met het hoogste gifgebruik per hectare in de Europese
                     Unie, met veelal onomkeerbare gevolgen voor het bodemleven. Zijn de initiatiefnemers
                     met de Partij voor de Dieren van mening dat er een integrale visie nodig is op de
                     toekomst van de landbouw en het landgebruik, en dat Nederland alleen door deze taboes
                     niet uit de weg te gaan en de moeilijke keuzes te maken die nodig zijn, klimaatbestendiger,
                     duurzamer en diervriendelijker kan worden?
                  
Voorzitter. In de initiatiefnota ziet de Partij voor de Dieren de inzet op de kringlooplandbouw.
                     Hoewel dit een ontwikkeling is die wij ondersteunen, zijn bijvoorbeeld in de kringlooplandbouwvisie
                     van de Minister geitenstallen met 17.000 geiten nog steeds geen probleem. Willen de
                     indieners dit herformuleren naar de kleinschalige biologische landbouw? En zijn ze
                     de verkleining van de veestapel niet vergeten in de beslispunten?
                  
Voorzitter. In de nota wordt ingegaan op alternatief landgebruik. Ik citeer: «Hoewel
                     er nog veel meer langdurig onderzoek gedaan moet worden, lijkt verandering in landgebruik
                     de beste manier om veenbodemdaling tegen te gaan.» Ik vraag de initiatiefnemers om
                     zich niet langer te verschuilen achter nog meer onderzoek naar problemen waarvan de
                     oorzaken allang duidelijk zijn. Er is namelijk geen tijd te verliezen. We kunnen niet
                     nogmaals tien jaar wachten op onderzoeksresultaten. Zien de indieners dat?
                  
Voorzitter, ik zie dat ik over mijn tijd heen ben. Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan komen we bij de laatste spreker in de eerste termijn en dat is
                     de heer Stoffer van de... O, sorry, eerst mevrouw Van Brenk nog van 50PLUS. Zij is
                     dus de op een na laatste spreekster.
                  
Mevrouw Van Brenk, het woord is aan u. U heeft ook exact vier minuten voor uw bijdrage.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Ik wil de initiatiefnemers hartelijk danken voor deze nota. De droogte
                     van de afgelopen zomer stelde ons voor uitdagingen en de nota Droge Voeten speelt
                     hier dan ook goed op in.
                  
Ik zou graag willen beginnen met een aantal uitgangspunten, waarop ik ook graag een
                     reactie van de indieners krijg. Grondwater is de voorkeursbron voor drinkwater en grondwater raakt niet op. Ik vertrouw erop dat we het
                     daarover eens zijn. De drinkwaterbedrijven geven aan dat grondwateronttrekkingen een
                     relatief beperkt effect op de grondwaterstand hebben. Het grootste deel van de uitstroom
                     van water uit het systeem wordt veroorzaakt door verdamping en afvoer. Verder zien
                     we ook een stijging van de watervraag. Er is dus behoefte aan langetermijnoplossingen
                     omtrent klimaat en robuust grondwaterbeheer, waarbij voldoende water wordt vastgehouden
                     en de inrichting van het watersysteem wordt geoptimaliseerd.
                  
Het gaat om structurele maatregelen, gericht op aanvulling en herstel van grondwaterstanden
                     in het winterseizoen. En bij droogte is geen sprake van verdringingsvraagstukken op
                     korte termijn. Daarom heeft een verdringingsreeks voor grondwater geen toegevoegde
                     waarde. Waarom is de initiatiefnemer van mening dat dit wel zo is? Een goed voorraadbeheer,
                     dus meer water vasthouden, is verstandig. Is de initiatiefnemer dat met ons eens?
                     En waarom vinden de initiatiefnemers dat het drinkwater uit oppervlaktewater gewonnen
                     moet worden? De bron voor de drinkwatervoorziening in Nederland bestaat op dit moment
                     voor 40% uit oppervlaktewater en voor 60% uit grondwater. De Beleidsnota Drinkwater
                     noemt dat juist grondwater de voorkeur heeft boven oppervlaktewater als grondstof
                     voor de drinkwaterproductie. Grondwater is immers schoner dan het oppervlaktewater.
                     Ik had dan ook verwacht dat de initiatiefnemers een warm pleidooi zouden houden voor
                     het aanhouden van strategische voorraden door de provincies in overleg met drinkwaterbedrijven
                     en met een bijbehorend beschermingsregime. Is dit iets wat de initiatiefnemers ook
                     van belang achten?
                  
Ik zei het net al: 50PLUS is mordicus tegen de mogelijkheid van provincies om een
                     heffing in te voeren voor buitensporige afname van drinkwater tijdens droogteperiodes.
                     Wij vinden dat echt een verkeerde maatregel, want water is een basisbehoefte die wat
                     ons betreft niet steeds duurder moet worden. We wijzen erop dat 50PLUS een tegenbegroting
                     heeft gepresenteerd, waarin ook de bol, de belasting op leidingwater, was geschrapt.
                     Wij zien nu dat de belastingen op water inmiddels tegen de 30% is. Om daar nu nog
                     een schep bovenop te doen, tijdens hitte en droogte, is wat ons betreft zeer ongewenst.
                  
In de initiatiefnota staat dat de aanleg van strategische watervoorraden rondom Gouda,
                     of een permanente oostelijke aanvoering, oplossingen biedt om stroomopwaartse verzilting
                     door middel van permanente waterdruk tegen te gaan. De drinkwaterbedrijven in het
                     westen van het land, met oppervlaktewater als bron, beschikken over reservecapaciteit
                     die wordt ingezet wanneer de inname van oppervlaktewater niet mogelijk is. Maar dat
                     is een tijdelijke crisismaatregel. Verzilting van oppervlaktewater waar drinkwaterbedrijven
                     van afhankelijk zijn voor de productie, moet worden voorkomen. Een onderzoek naar
                     een stuurbaar buffernetwerk is positief. Zo'n netwerk leidt tot meer flexibiliteit
                     in het riviersysteem en lijkt een effectieve strategie voor de omgang met verzilting.
                  
De permanente oostelijke aanvoer brengt echter juist risico's van extra verzilting
                     met zich mee bij mondingen van rivieren zoals de Lek en de Hollandsche IJssel, en
                     het verplaatsen van de innamepunten lost wat ons betreft de problematiek rondom droogte
                     en klimaatverandering niet op. Het is zaak dat waterbeheerders de verzilting van bronnen
                     tegengaan. Daar hebben we volgens mij ook al een motie over aangenomen. Bovendien
                     komen er ook hoge maatschappelijke kosten kijken bij de verplaatsing van de huidige
                     innamepunten en infrastructuur.
                  
De voorzitter:
En uw slotzin is?
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Oeh!
De voorzitter:
U zit al ruim over uw spreektijd namelijk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Het is vreselijk. Ik heb nog een heleboel tekst. Nou ja, goed...
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik mis nog iets in het betoog van mevrouw Van Brenk. Misschien dat ze daar nog even
                     op kan komen te spreken? Ik zat daar nog op te wachten. Hoe zit dat nou precies?
                  
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik ben zo blij met de hulptroepen, voorzitter! Excuses aan mevrouw Bromet dat onze
                     inbreng voornamelijk over droogte gaat, maar wij vinden het natuurlijk ook van belang
                     om na te denken over een andere manier van landbouw door rekening te houden met zilte
                     teelt. Dat vinden wij interessant, maar wij hebben het idee dat wij daar niet massaal
                     toe overgaan. Wij zouden wel bereid zijn om te kijken of we daar meer onderzoek naar
                     kunnen doen. Ik snap dat wij de initiatiefnemers zeker tekortdoen, maar onze focus
                     ligt toch echt bij die droge voeten en wij zijn daar dus heel kritisch op. Wij vinden
                     het van groot belang dat wij grondwater als basisbron gebruiken en wij ondersteunen
                     het pleidooi van de initiatiefnemers ten aanzien van de geborgde zetels.
                  
Ik wil collega Remco Dijkstra van de VVD hartelijk danken voor deze ruimte.
De voorzitter:
Er zijn meer collega's die graag een interruptie willen plegen, maar volgens mij zijn
                     die al door hun interrupties heen. Ja, echt waar, ik ben een strenge voorzitter. U
                     bent klaar met uw inbreng, mevrouw Van Brenk. Helaas, meneer Geurts, vier interrupties
                     had ik gezegd en u bent daar al door, dus we gaan nu echt naar de heer Stoffer voor
                     zijn inbreng in eerste termijn. Hij heeft drie minuten spreektijd. Mogelijk kan ook
                     hij weer collega's inschakelen als hulptroepen.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Misschien kan ik een beetje interen op mijn tweede termijn.
De voorzitter:
Dat is een novum. Ik ga even kijken hoe we dat gaan doen.
De heer Stoffer (SGP):
We gaan het wel zien. Ik heb geen idee hoeveel tijd ik nodig heb.
Voorzitter. In de ene nota pleiten de initiatiefnemers voor droge voeten, maar in
                     de andere nota willen ze boeren en koeien juist onder water zetten. Ik constateer
                     met een knipoog dat dit haaks op elkaar lijkt te staan. Hoe dan ook, de initiatiefnemers
                     hebben belangrijke onderwerpen bij de kop gepakt. Mijn complimenten daarvoor en het
                     is inderdaad echt nodig dat we actie gaan ondernemen. Ik zie dan ook heel veel goede
                     punten, maar ik vind wel dat we ervoor moeten waken om dingen als peilfixatie en landelijke
                     sproeiafspraken van bovenaf op te leggen. De indieners willen een veencommissaris,
                     een veencommissie en een Deltaplan Veen. Daar zet ik vraagtekens bij, want het ene
                     gebied is het andere gebied niet. Er lopen heel veel gebiedsprocessen en ik ben er
                     huiverig voor om die te doorkruisen. Die processen moeten we niet in de wachtstand
                     zetten. Ik hoor graag van de Ministers hoe zij daartegenaan kijken.
                  
Afgelopen vrijdag werd bekend dat het kabinet tientallen miljoenen euro's wil uittrekken
                     voor onder meer het veenweidegebied. Dat is op zichzelf een goede zaak. Maar ik pleit
                     er wel voor om de inzet van deze middelen vooraf te koppelen aan de lopende gebiedsprocessen
                     en ze daar te investeren waar ze het hardst nodig zijn. Ik denk daarbij vooral aan
                     het uitrollen van onderwaterdrainage. We moeten wat dat betreft uitrookbeleid voorkomen.
                  
Als ik de nota's lees, heb ik de indruk dat de initiatiefnemers niet heel positief
                     zijn over onderwaterdrainage, omdat het alleen een onzeker en remmend effect zou hebben.
                     Dat kan ik niet helemaal volgen. Mijn vraag is dan ook of het klopt dat je onderwaterdrainage
                     ook nodig hebt als je bijvoorbeeld peilfixatie wilt toepassen. Ook dan is onderwaterdrainage
                     toch nodig om in het midden van een perceel een hogere waterstand te krijgen? Op heel
                     veel plaatsen is het een «no regret»-maatregel: je hebt ’m sowieso nodig. Wat mij
                     betreft moeten we de onderwaterdrainage combineren met een dynamisch peilbeheer. Verder
                     moeten we ons realiseren dat investeren in onderwaterdrainage goedkoper zal zijn dan
                     het uitkopen van een melkveehouder. Voor dezelfde euro kun je dus met onderwaterdrainage
                     meer CO2-reductie bereiken. Ik hoor heel graag de reactie van de Ministers hierop.
                  
In verschillende gebiedsprocessen ligt verkaveling als serieuze optie op tafel om
                     in bepaalde gebieden het waterpeil omhoog te kunnen brengen. Dat moet gefaciliteerd
                     en gestimuleerd worden. Dat kan via het landelijk programma Verkavelen voor Groei.
                     Ik pleit ervoor om dat bij de uitwerking mee te nemen.
                  
Dan mijn laatste onderwerp. Ik ga het ongeveer binnen de tijd redden, voorzitter.
                     De initiatiefnemers stellen voor – het is al meer aan de orde geweest – om de geborgde
                     zetels voor de landbouw af te schaffen. Als voormalig direct-gekozen algemeen waterschapsbestuurder
                     ben ik daar niet voor. De rest van de nota's onderstreept juist het belang van die
                     geborgde zetels. Het waterbeheer in het veenweidegebied heeft namelijk alles te maken
                     met de landbouwpraktijk. Of je moet die stem uit de praktijk niet willen horen, maar
                     dat lijkt mij niet zo democratisch.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Inderdaad keurig binnen de tijd. Ik kijk even naar de initiatiefnemers.
                     Willen zij een schorsing of willen zij direct beantwoorden?
                  
We gaan schorsen voor een minuut of tien, want we gaan van zaal wisselen. Dat is gemakkelijker
                     omdat de medewerkers dan rechtstreeks bij de adviseurs zitten en wij de adviseurs
                     van alle kanten goed kunnen zien. Wij gaan naar de Thorbeckezaal, als het lukt. Daar
                     hebben we ongeveer tien minuten voor nodig. Laten we om 12.00 uur beginnen daar.
                  
De vergadering wordt van 11.48 uur tot 12.03 uur geschorst.
De voorzitter:
Dank aan iedereen die eraan heeft bijgedragen dat we nu in deze andere zaal zitten.
                     Er is even een changement geweest, waardoor de leden die de beantwoording verzorgen
                     en onze adviseurs en hun mensen wat prettiger kunnen zitten, en wij ook met elkaar.
                     Hartelijk dank allemaal daarvoor.
                  
Als eerste geef ik het woord aan de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de collega's voor hun interessante inbreng. Fijn
                     dat we het met elkaar hierover kunnen hebben. De achtergrond waartegen D66 en GroenLinks
                     hebben gezegd het thema klimaatadaptatie op de agenda te willen zetten, is natuurlijk
                     zo langzamerhand bij iedereen bekend. Die is namelijk dat de zeespiegel stijgt, zelfs
                     sneller dan we op dit moment nog denken, en dat de bodem in Nederland zakt. Dat loopt
                     dus uit elkaar.
                  
Wij hebben gezocht naar de kansen die dit biedt. Je kunt natuurlijk een enorme muur
                     van beton om Nederland zetten, zoals we dat misschien wel met de Zeeuwse Deltawerken
                     hebben gedaan, maar die gaat het niet redden. We moeten kijken hoe we mét de natuur
                     op deze uitdaging voor de toekomst kunnen ingaan. Er is een uitdaging ten aanzien
                     van het management van rivieren. Het water zal sneller komen in kortere tijd: blijven
                     rivieren bevaarbaar? Er is een uitdaging voor de kustbescherming: moet die met hogere
                     duinen of kunnen we de kust wat meer naar buiten of zelfs naar binnen laten komen?
                     Er is een uitdaging voor de zoetwatervoorziening, ons drinkwater. De steden krijgen
                     steeds meer last van hitte en droogte. En dan is er natuurlijk ook nog het punt van
                     onze landbouwmethoden. Dit vormde de achtergrond van onze notitie: laten we zoeken
                     naar de kansen die dit alles biedt.
                  
Zelden werd bij een onderdeel uit een nota en zelfs het onderwerp van de gemeenschappelijke
                     nota met GroenLinks, namelijk veenweiden, de daad al bij het woord gevoegd voordat
                     de behandeling van de nota plaatsvond. We hebben, denk ik, een aardig tempo te pakken,
                     gezien ook de urgentie. We realiseren het ons misschien niet op deze postzegel, maar
                     de hele wereld zit op dit moment te kijken naar wat Nederland gaat doen met de veenweidegebieden.
                     Want er zijn natuurlijk heel veel gebieden op de wereld met een soortgelijke problematiek.
                     Het zijn hele vruchtbare gronden, waarop het fijn is om landbouw of veeteelt te bedrijven.
                  
Ik ga kort in op de verschillende punten en zo kort mogelijk op het onderwerp veenweidegebieden,
                     want dat zal collega Bromet verder behandelen.
                  
Allereerst het drinkwater. De zorg die hierachter zit, ook gezien vanuit de Kaderrichtlijn
                     Water, is dat de drinkwatervoorziening, en zeker het grondwater, onze spaarrekening
                     is. Ik begrijp dat de waterwinbedrijven blij zijn met de huidige toestand: 60% van
                     hun water halen ze daarvandaan. Maar deze nota kijkt vooruit en dan moet je bezien of het voldoet aan de
                     Kaderrichtlijn Water, hoe het zit met verontreinigingen door pesticides en hoe het
                     met de grondwaterstand gaat – we zijn in sommige gebieden nog niet terug op het niveau
                     van voor de droge zomer van vorig jaar. D66 heeft gezien al deze zaken gezegd dat
                     er gekeken moet worden naar de heffingen en naar andere instrumenten om zuiniger om
                     te gaan met deze spaarrekening.
                  
Ik zeg dit ook tegen mevrouw Van Brenk van 50PLUS, die hier behoorlijk kritisch op
                     was. Ik neem toch aan dat ook voor de jongeren het van belang is om zuinig te zijn
                     op je spaargeld. Want grondwater kan best opraken. Natuurlijk is het nu een voorkeursbron,
                     maar we hebben juist gezegd: ga kijken of je het zoete oppervlaktewater zo schoon
                     kunt krijgen dat je het kunt gebruiken als drinkwater, juist om zuinig te zijn op
                     je spaarrekening. Daarom is het ook belangrijk dat er een verdringingsreeks komt –
                     niemand weet op dit moment namelijk van wie het grondwater is – en dat je zuinig bent
                     op strategische voorraden.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: er is een vraag van de heer Geurts en daarna ook van mevrouw
                     Van Brenk. Ik wil de leden vragen of ze, in tegenstelling tot in de eerste termijn,
                     heel kort en puntig vragen kunnen stellen. Doen ze dat, dan krijgen ze niet vier vragen
                     maar vijf. Dus ik ga naar de heer Geurts.
                  
De heer Geurts (CDA):
In de nota wordt door de initiatiefnemers gesproken over «heffingen in te voeren om
                     buitensporige afname van drinkwater te ontmoedigen». Zou de initiatiefnemer mij kunnen
                     vertellen wat «buitensporig» is in dit verhaal?
                  
De heer De Groot (D66):
Ik wil de voorstellen die wij hebben gedaan, waaronder een heffing, een beetje in
                     de context plaatsen van onze zorg over een zorgvuldige omgang met ons grondwater.
                     Dit richt zich niet per se alleen op burgers, maar ook op de industrie. De notie,
                     de vanzelfsprekendheid waarmee drinkwater nu nog uit onze kraan komt en wordt gebruikt
                     voor het wassen van uw auto – u gaf zelf het voorbeeld aan – voor het sproeien van
                     je tuin en voor het doortrekken van je wc; daar moeten we goed over nadenken. De opmerking
                     over buitensporigheid is niet letterlijk te nemen. Maar dat we op dit moment te veel
                     water gebruiken en dat water hartstikke goedkoop is, staat voor D66 vast.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Mevrouw Van Brenk bracht het punt als eerste op en terecht, want er wordt hier over
                     heffingen gesproken et cetera. Ik had het in eerste instantie niet zo gelezen: die
                     burger wordt daar gelijk... Ik hoor vanuit de D66-fractie, ik moet zeggen vanuit de
                     initiatiefnemer, geen nadere onderbouwing van dat buitensporig. Dus ik moet er dan
                     maar van uitgaan dat dat buiten werking blijft.
                  
De heer De Groot (D66):
Ik denk dat we de vanzelfsprekendheid... Het wassen van een auto met je eigen tuinslang
                     zou ik niet willen bestempelen als een zeer zinnig gebruik van dat mooie gezuiverde
                     water. Ik denk dat de heer Geurts, gezien ook zijn voorbeeld, het daarmee eens is.
                     Als je een nieuwe wijk aanlegt – ik noem maar wat – en water zo goedkoop is als het
                     nu is, dan loont het bijna niet om een gescheiden watersysteem aan te leggen of om
                     te kijken naar gescheiden waterafvoer. Dat is de achtergrond van de gedachte: moeten
                     we niet toch kijken of we met een heffing het gedrag van consumenten en bedrijven
                     de goede richting op kunnen sturen, zodat investeringen in alternatieve, duurzamere
                     watersystemen meer voor de hand komen te liggen?
                  
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, het blijkt dat toeschouwers ons niet kunnen volgen. Wij zijn naar een
                     andere zaal verhuisd en de camera's werken niet mee. Misschien kan de Griffie daar
                     nog even iets aan doen.
                  
U zegt dat ik het kort moet houden, maar D66...
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk, u mag het zo lang maken binnen die vier interrupties als u wil.
                     Alleen krijgt u dan die vijfde niet. Aan u is het woord. Er wordt op dit moment naar
                     de camera's gekeken. Dank u wel.
                  
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
D66 raakt 50PLUS hier keihard door een opmerking die ik ver van me zou willen werpen,
                     alsof 50PLUS niet denkt aan toekomstige generaties. Wij hebben kinderen en kleinkinderen
                     en wij zijn daar erg mee begaan. Dus een opmerking dat wij, als wij iets zeggen over
                     drinkwater en over grondwater, dan niet denken aan toekomstige generaties vind ik
                     echt ver beneden niveau. Ik heb twee keer aan de initiatiefnemers gevraagd of zij
                     in wilden gaan op de vragen en de opmerkingen in de position papers van drinkwaterbedrijven.
                     Dat hebben de initiatiefnemers niet gedaan. Dat vind ik echt heel vervelend en heel
                     erg jammer. D66 zegt dat het grondwater misschien toch wel gaat opraken, maar dat
                     wordt bestreden door een aantal professionals. Die hebben een aantal opmerkingen gemaakt
                     waar de indieners niet op in willen gaan. Ik ben daar zo fel op, omdat ik graag had
                     gezien dat zij dat in hun voorbereiding meegenomen hadden. Dat had ons veel werk gescheeld.
                     Ik hoop dat D66 wil ingaan op de opmerkingen die gemaakt zijn door de drinkwaterbedrijven.
                  
De heer De Groot (D66):
Ik ben zeer blij en verheugd om te horen dat 50PLUS ook denkt aan toekomstige generaties.
                     Dat kan niet genoeg benadrukt worden als het gaat om de toekomst. Wij als indieners
                     hebben wel degelijk een gesprek gehad met de vertegenwoordigers van Vewin. Die klinkt
                     ook in uw bijdrage door. We hebben daar zeer uitgebreid kennis van genomen. Op een
                     aantal punten merkt u bijvoorbeeld aan de nuance over de heffing dat wij daar onze
                     mening licht hebben gewijzigd. Op een aantal punten ben ik het absoluut niet eens
                     met uw inbreng in dezen. Wij vinden het bijvoorbeeld nog steeds een goed idee om de
                     waterinnamepunten naar het oosten te verplaatsen, omdat je anders te geforceerd moet
                     zorgen dat het zoute water buiten blijft als je die punten op de huidige locaties
                     laat. Ik denk dus dat het eerder beter is om te leren omgaan met de toenemende verzilting,
                     die sowieso gaat optreden, ook in de landbouw en de gewassen en in de natuur. Daarvoor
                     is het handig om het zoet water en het drinkwater te beschermen. Daarin verschillen
                     wij denk ik van mening.
                  
De voorzitter:
De heer De Groot vervolgt zijn... Nee, nog niet. De heer Moorlag heeft nog een vraag
                     aan hem.
                  
De heer Moorlag (PvdA):
Volgens mij raakte mevrouw Van Brenk wel een essentieel punt. Het zijn wel vergaande
                     voorstellen: een heffing, verleggen van waterinnamepunten, afscheid nemen van grondwater
                     als drinkwaterbron. Ik herhaal mijn vraag uit de eerste termijn: op welke onderzoeken
                     zijn deze vergaande voorstellen gebaseerd en hoe zijn effectiviteit en doelmatigheid
                     daarvan beoordeeld?
                  
De heer De Groot (D66):
Dat is een terechte vraag. Wij hebben die voorstellen gedaan door, voor zover dat
                     als Kamerlid mogelijk is, met zo veel mogelijk mensen te praten. We hebben geprobeerd
                     om de zorg over ons spaargeld, ons grondwater, neer te zetten en op een aantal bewegingen
                     in te gaan. Ik was al wat genuanceerder over de heffing. Ik kan nu niet zeggen wat
                     het meest effectief is. We hebben beoogd om te zorgen dat die zorg op tafel komt en
                     om in ons beleid te gaan kijken naar de instrumenten om daarmee om te gaan. Dat is
                     uiteraard een mix van instrumenten, net als bij het veenweidegebied. Ik kan u niet
                     een heel impactassessment geven, als dat uw vraag is.
                  
De heer Moorlag (PvdA):
Ik heb er wat moeite mee. Drinkwaterbedrijven zijn publieke bedrijven waar ook democratische
                     controle op is. Er zijn overheidsaandeelhouders. Hier worden vergaande voorstellen
                     gedaan. Punten die vanuit die sector worden aangevoerd, worden terzijde geschoven.
                     Eerlijk gezegd vind ik de onderbouwing van die vergaande voorstellen heel dun. Dat
                     wekt de indruk dat deze ergens zo'n beetje in een laboratorium zijn bedacht zonder
                     dat deze berusten op goed onderzoek en een toets op effectiviteit en doelmatigheid.
                  
De heer De Groot (D66):
Het is bekend dat de waterwinbedrijven, die redeneren vanuit de huidige toestand –
                     dat is mij wel duidelijk geworden – niet zo veel zien in deze maatregelen. U heeft
                     dat ook verwoord. Maar het goede is dat wij nu de discussie erover hebben, waar het
                     eerst een vanzelfsprekendheid was om voort te gaan op de weg zoals we die waren ingeslagen.
                     Het zal de PvdA duidelijk zijn dat we wel iets moeten doen. We moeten het er met elkaar
                     over hebben wat een goede mix is van maatregelen.
                  
De voorzitter:
Daarmee vervolgt de heer De Groot zijn betoog.
De heer De Groot (D66):
Dan ga ik van het drinkwater naar de opmerkingen over de boeren en het veen. Ik zal
                     dat zo kort mogelijk doen. Als het gaat om andere landbouwmethoden, zal het geen geheim
                     zijn dat D66 voorstander is van de ingezette koers naar kringlooplandbouw, waarmee
                     je in ieder geval niet alleen veel meer de uitstoot van klimaatgassen uit de voedselproductie
                     naar beneden brengt, maar ook beter omgaat met klimaatadaptatie. De bodem speelt een
                     hele belangrijke rol in de kringlooplandbouw. Daar kun je namelijk heel veel koolstof
                     in vastleggen. Dat is de gedachte achter het opnieuw kijken naar het veen, want je
                     kunt ook veen meer koolstof laten vastleggen dan er aan methaan en andere gassen aan
                     ontsnappen. Dat is ook, zo zeg ik tegen de heer Geurts, de gedachte achter deze nota
                     geweest: kun je niet kijken of je met maatregelen dat veen weer koolstof kan laten
                     vastleggen, zoals het miljoenen jaren heeft gedaan?
                  
Hoe zit het dan precies met methaan- en lachgas? Ik denk dat we daar ook de goede
                     middenweg voor hebben gevonden. We hebben nog geen in steen gebeitelde regels, maar
                     alle experts brengen naar voren dat het, met de kennis die we nu hebben, een soort
                     «no regret»-optie is als het grondwater tot 10 cm onder het maaiveld omhoog wordt
                     gebracht. Maar het staat vast dat we daar met allerlei experimenten aan de slag moeten,
                     ook om – de VVD zegt dit terecht – de balans te vinden tussen de belangen van de natuur
                     en de economische belangen van de melkveehouders die daar zitten.
                  
Het is inderdaad geen blauwdruk waarnaar we toewerken, maar het is wel een weg ernaartoe.
                     Zoals gezegd werd afgelopen vrijdag al een belangrijk deel van de ideeën omgezet en
                     van fondsen voorzien om op een slimmere manier met ons veenweidegebied om te gaan.
                     Zoals de heer Geurts zei: de kosten van nietsdoen zijn te hoog om langer te wachten.
                     Ook de PvdA vroeg: wie gaat daar de regie over voeren? Dat moet je samen doen met
                     de provincies en met de betrokkenen – dat zeg ik ook tegen de VVD – om er op een slimme
                     manier voor te zorgen dat het geld daar landt waar je ofwel gebieden rondom Natura
                     2000-gebieden in natuur kunt omzetten, of perspectief kunt bieden aan zittende melkveehouders
                     met een ander verdienmodel. Ik zeg daar ook bij dat het verdienmodel voorhanden moet
                     zijn voordat je de knop omzet. Dat ben ik volledig met de heer Geurts eens. De Partij
                     voor de Dieren vond het allemaal toch niet ver genoeg gaan. Maar nogmaals, ik denk
                     dat het zelden is gebeurd dat de regering de fondsen al bij een initiatiefnota gaf,
                     nog voordat de nota was besproken.
                  
Dan ga ik door naar de steden. De VVD was het niet eens met het voorstel om al in
                     de NOVI de klimaatadaptatie op te nemen. Daarover verschillen we dan van mening. Het
                     is niet zo dat het dan meteen een blauwdruk wordt, want u weet ook dat in de systematiek
                     van de NOVI provincies en gemeenten ook een hele belangrijke rol hebben. We moeten
                     gewoon slim gaan bouwen. We hebben nogal wat woningen te bouwen, namelijk 1,5 miljoen.
                     Laten we dat doen op een manier waarop je er ook over 100 jaar nog met droge voeten
                     kunt wonen.
                  
In antwoord op de vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks zeg ik dat de klimaatbuffers
                     rondom Groningen mooie voorbeelden zijn. Ik vond dat een prachtig voorbeeld van hoe
                     je met de natuur in de steden droge voeten kunt houden. Want als het water in de Waddenzee
                     hoog staat en het komt ook vanuit de rivieren en de Drentse heuvelrug naar Groningen,
                     loopt Groningen onder als je het aan het beton overlaat. Door moerassen om Groningen
                     heen te leggen, kun je dat perfect oplossen. Zo wil D66 dat graag doen. Daar zitten
                     de kansen.
                  
Tegen D66 zeg ik dat ik de landelijke aanpak van fundering – D66 vroeg naar de regeringsreactie
                     – wat mager vind, omdat maar heel weinig steden zijn aangesloten bij die actie. Er
                     zitten nog heel wat mensen met heel veel huizen met de handen in het haar. Want wat
                     betekent droogte of verzakking voor hun fundering? Daar vinden wij elkaar dus.
                  
Dan de rivieren. De VVD roemt Nederland terecht als koploper in de strijd tegen het
                     water. De internationale status van Nederland kwam ooit natuurlijk juist voort uit
                     de Deltawerken en het vele beton dat we daarbij hebben gebruikt. Het grappige is dat
                     die status eigenlijk weer is verhoogd toen we het programma Ruimte voor de Rivier
                     gingen doen, waarbij we de natuur juist op een slimme manier hebben gebruikt voor
                     de omgang met de waterveiligheid. Dus ja, daar lopen we wereldwijd in voorop. Dat
                     komt doordat we geen tegenstelling creëren tussen waterveiligheid en natuur, maar
                     in tegendeel de natuur juist gebruiken om andere functies te zoeken, zoals wonen en
                     andere kansen, om op een slimme manier droge voeten te houden.
                  
D66 had ook nog gevraagd naar de kabinetsreactie. Is het goed dat de dubbele doelstelling
                     voor waterveiligheid en natuur in Ruimte voor de Rivier ook in het Hoogwaterbeschermingsprogramma
                     wordt meegenomen, maar de financiën pas in 2030? Ik zou graag willen dat dat naar
                     voren zou worden gehaald.
                  
Tot slot, voorzitter. Over de kustbescherming is niet heel veel gezegd, maar ik wil
                     kwijt dat we juist daar kansen zien. Kun je iets met eilanden voor de kust of kun
                     je ervoor zorgen dat de kust soms een beetje naar binnen gelaten wordt? Dan kun je
                     met verschillende functies, misschien zelfs wonen, kijken hoe je ervoor kunt zorgen
                     dat we niet achter hoge dijken, maar achter een uitgebreid natuurgebied met een slimme
                     kustbescherming droge voeten houden in Nederland.
                  
Voorzitter, dat was mijn bijdrage.
De voorzitter:
Dank u wel. Er was een vraag van de heer Dijkstra. Daarna is er ook nog een vraag
                     van mevrouw Van Brenk. De heer Dijkstra, VVD.
                  
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb een paar punten waar ik graag een reactie op zou hebben van de heer De Groot.
                     Dat zijn nog een paar openstaande vragen en een vraag aan de hand van zijn betoog
                     tot heden. Die vraag gaat over de bestemming van de middelen die nu zijn vrijgemaakt.
                     Ik leg de heer De Groot een keuze voor; ik hoor graag wat hij vindt. Moeten wij deze
                     gaan steken in onderzoek en pilots? Is dat dan prioriteit nummer een? Twee. Moeten
                     we de boeren alvast een beetje aan het subsidie-infuus gaan hangen? U weet vast hoe
                     ik daarover denk. Of moeten we het direct gaan steken in natuurontwikkeling? Ik ben
                     benieuwd in welke gradatie de heer De Groot daar keuzes in zou maken.
                  
De heer De Groot (D66):
Dat is een leuke vraag, want dat is eigenlijk een of-vraag. Moeten we gaan onderzoeken
                     en pilots gaan houden, moeten we boeren aan het subsidie-infuus gaan hangen of moeten
                     we het in natuur steken? Het antwoord is een en-antwoord, misschien in iets andere
                     bewoordingen. Ik denk dat wij moeten zoeken naar voldoende pilots om de kennis op
                     te doen die nodig is: wat is nou de slimste manier om zo'n veenweidegebied te gaan
                     beheren? Misschien constateren we dat het in de omgeving van Natura 2000-gebieden
                     ook wel heel slim is om bij een stukje veenweidegebied gewoon de boeren uit te kopen,
                     die dan ergens anders verdergaan, en van dat stukje natuur te maken. Ja, soms zul
                     je samen met boeren en andere betrokkenen in een gebied moeten bekijken of bijvoorbeeld
                     niet op een slimme manier veenweidekaas als verdienmodel genomen kan worden om te
                     voorkomen dat al die melk daar op de grote hoop komt. Want je hebt toch een hogere
                     kostprijs. Dat zijn eigenlijk de opties. Ik vind dat het klimaatakkoord dat ook heel
                     goed beschrijft. Dat zul je dus met de betrokkenen daar in het land moeten doen. Het
                     is dus een en-antwoord op een of-vraag.
                  
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb vijf vragen gesteld waar ik geen antwoord op heb gekregen. Dat zijn er wel
                     veel. Ik weet niet of ik die hier mag herhalen.
                  
De voorzitter:
Dat mag, als het kort is.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Kort. Een. Hoe denken de indieners de dialoog met de mensen die je erbij betrekt,
                     te gaan voeren? Twee. Hoe wordt het cultuurhistorische en karakteristieke landschap
                     behouden? Drie. Hoe worden de natuurbelangen versus de andere belangen gewogen? Vier.
                     Is actieve vernatting het medicijn voor alles of niet? Vijf. Dan nog inderdaad over
                     de bebouwde omgeving: wordt erkend hoe ingewikkeld dat wel niet is?
                  
De heer De Groot (D66):
Ik begin even met het laatste: de bebouwde omgeving. Dat is ingewikkeld, maar dat
                     maakt het niet minder noodzakelijk om daarnaar te kijken. We gaan al die nieuwe woningen
                     bouwen. Daarom wil D66 dat ook in de NOVI hebben. We moeten voorkomen dat mensen bijvoorbeeld
                     meteen hun tuin weer helemaal dicht tegelen, dat de wc's daar toch weer met drinkwater
                     worden doorgespoeld of dat we rioleringssystemen aanleggen waar alles op uitkomt waarna
                     alles moet worden gezuiverd. Dat is geen gemakkelijke opgave, maar het is wel noodzakelijk.
                     De andere vragen, over de dialoog enzovoort, leg ik een beetje op een hoger abstractieniveau.
                     Mevrouw Bromet gaat daar ook nog op in. De kern is: doe het samen. Juist om dat mooie
                     veenweidelandschap te behouden moet je deze acties nemen. Als je daar de koe in de
                     wei wilt houden, moet het misschien een lichtere koe zijn dan de koe die we nu hebben,
                     bijvoorbeeld. Mevrouw Bromet zal daar nog wat dieper op ingaan.
                  
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik had gevraagd om een reactie op een uitgangspunt; die reactie heb ik nog niet gekregen.
                     Dat betrof twee punten: grondwater is de voorkeursbron voor drinkwater en grondwater
                     raakt niet op. Mijn vraag was: zijn we het daarover eens? Kan de heer De Groot daarop
                     antwoorden?
                  
De heer De Groot (D66):
Ik heb gezegd dat we daarover van mening verschillen. Voor D66 is de voorkeursbron
                     juist oppervlaktewater. Laten we nou zorgen dat dat zo schoon is dat je dat, uiteraard
                     na zuivering, kunt gebruiken als drinkwater. Dat grondwater nooit opraakt... Vraag
                     dat de mensen in India maar eens. Maar goed, in Nederland hebben we een andere situatie.
                     We krijgen echt wel een ongelofelijke verandering van het klimaat. Ik heb verwezen
                     naar de droogte van vorig jaar. We hebben gezien dat de voorraden nog steeds niet
                     zijn aangevuld. Ik zou dus niet durven beweren dat grondwater nooit opraakt. Integendeel.
                  
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Het realisme van D66... We hebben 800 miljard m3 grondwater. Jaarlijks onttrekken we daaraan 0,7 miljard m3. Hoezo gaat het op? Ik vind dat hier een ontzettend doemscenario geschetst wordt.
                     Ik vraag me echt af of D66 het ook realistisch vindt, als we zien dat er tot nu toe
                     nog steeds vergunningen verleend worden om op rivieren te lozen en dergelijke. Ik
                     snap dat we daar zo veel mogelijk van af willen, maar dan is het toch logisch dat
                     we grondwater als belangrijkste bron voor drinkwater willen houden, en het niet omkeren?
                  
De heer De Groot (D66):
We hebben nooit gezegd of geschreven dat het grondwater opraakt. We maken ons wel
                     zorgen, gelet op de droogte van vorig jaar en het nog steeds niet aangevuld zijn van
                     de voorraden. Je moet er zuiniger mee omgaan. Daarom is oppervlaktewater de voorkeursbron.
                     Laten we zorgen – ik ben blij dat mevrouw Van Brenk het daarmee eens is – dat het
                     oppervlaktewater veel schoner wordt dan het nu is.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik had een vraag gesteld over de klimaatbuffers en vooral ook over hoe de heer De
                     Groot kijkt naar de kabinetsreactie op zijn initiatiefnota. Het kabinet schrijft dat
                     het dit als maatregel in beeld wil houden bij decentrale overheden. Acht hij dat voldoende?
                     Of is er toch meer regie nodig van de Minister om de provincies te sturen, te coördineren
                     en bij te staan?
                  
De heer De Groot (D66):
Dank voor de vraag. Juist het voorbeeld van Groningen, maar er zijn ook andere voorbeelden,
                     geeft aan hoe belangrijk dit is. Dat dit meer aandacht van het Rijk verdient, zijn
                     we helemaal met u eens. Dat is ook de reden dat we dit als voorbeeld hebben genoemd.
                     Ik vond de reactie van de regering inderdaad wat afhoudend. Dat is jammer.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En als we dat afhoudende wat uitpluizen: wat zou de heer De Groot als initiatiefnemer
                     graag willen dat de Minister van IenW doet om dit punt beter te borgen? Hoe kunnen
                     we die klimaatbuffers vanuit het Rijk dus beter ondersteunen, afstemmen, coördineren
                     en naar een hoger plan tillen?
                  
De heer De Groot (D66):
De notie dat je met natuur veel slimmer en soms ook nog wel goedkoper uit bent dan
                     met beton begint langzaam door te dringen. Dat zie je aan het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma
                     als het gaat om de rivieren. Ik wil de Minister vragen om de kennis daarover te bundelen
                     en onafhankelijk ter beschikking te stellen aan provincies, waterschappen en gemeentes
                     die voor concrete opgaven staan. Juist die kenniscomponent – hoe werk ik met de natuur?
                     – is ook bij het Rijk wat onderbelicht. Kennis zou een sterke, onafhankelijke positie
                     moeten hebben, net als bij Ruimte voor de Rivier. Ik zou de Minister willen vragen
                     om daarin te investeren.
                  
De voorzitter:
Zijn er verder nog vragen aan de heer De Groot? Nee? Dan gaan we door met mevrouw
                     Bromet.
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Aan het begin misschien iets over mijn motivatie om deze initiatiefnota
                     te schrijven. Die is er namelijk in gelegen dat ik heel erg hou van het veenweidelandschap.
                     Ik woon er mijn hele leven middenin. Ik kijk erop uit, elke dag. Ik ben er dol op.
                     Juist vanuit het besef van de waarde van het landschap en vanwege actuele, nieuwe
                     inzichten over veen dacht ik toen ik Kamerlid werd: ik ga hiermee aan de slag.
                  
Er wordt soms een tegenstelling gecreëerd. Het idee dat GroenLinks of ik met mijn
                     nota een muggenmoeras wil maken van Nederland, zou ik allereerst dan ook willen wegnemen.
                     Als je van het landschap houdt, wil je het zo houden. Maar er zijn omstandigheden
                     die ons dwingen om er ook op een andere manier naar te kijken. Dat zou best kunnen
                     samengaan met behoud. Dan gaat het over behoud en verandering. Ik zal daar in de beantwoording
                     op de vragen zo wat meer op doorgaan.
                  
Het proces is als volgt gelopen. Ik heb een tekst opgesteld, een eerste concept voor
                     de initiatiefnota. Daarmee zijn we langs allerlei partijen gegaan. We hebben ontzettend
                     veel gesprekken gevoerd. We zijn met Minister Schouten ook een veenweidegebied ingegaan,
                     in een bootje. Ze heeft kunnen zien hoe prachtig het daar is. We hebben een symposium
                     georganiseerd, waar we met alle belanghebbenden gesproken hebben. We hebben ook de
                     titel van het eerste concept veranderd. Het eerste concept heette De verborgen vervuiler.
                     Heel veel betrokkenen vonden dat een vrij negatieve titel. Heel veel bleek te gaan
                     over taal. Ook in de gesprekken met boeren bleek een heleboel niet eens zozeer over
                     de inhoud te gaan, als wel over de manier waarop je het opschrijft. Daar hebben we
                     heel veel tijd in gestoken. Vorige week spraken wij in dit proces voor de derde keer
                     met mensen van de LTO. Zij kwamen heel blij binnen en zeiden: we zijn het er voor
                     het grootste gedeelte mee eens. Dat vond ik heel leuk. Ik heb niet het gevoel dat
                     wij concessies hebben gedaan aan onze nota, maar ik denk dat we het onderwerp, door
                     het op een bepaalde manier op te schrijven, met respect voor alle belangen, toch verder
                     hebben weten te brengen. Ik ben dus ook heel positief over het vervolg, maar er moet
                     nog wel wat gebeuren.
                  
Ik zal een paar onderwerpen langs gaan om dit toe te lichten. De VVD, GroenLinks en
                     D66 hebben gevraagd hoe wij kijken naar het vrijdag verschenen klimaatakkoord. Allereerst
                     wil ik zeggen dat ik het heel goed vind dat daarin een paragraaf over de veenweide
                     staat, juist omdat er zo veel CO2 vrijkomt in de veenweide, bij het verdrogen van de grond. Dat inzicht is vrij nieuw;
                     niemand heeft daar ooit bij stilgestaan. Het is al duizenden jaren aan de gang, zoals
                     het CDA al zei, maar nu heeft het urgentie gekregen. Ik ben dus blij dat er daarover
                     een paragraaf in staat. Ik ben ook blij met het doel dat genoemd wordt: 1 megaton
                     reductie in 2030. Dat is namelijk ook het doel dat in de initiatiefnota genoemd wordt.
                  
Waar ik minder blij mee ben, is dat er geen doorkijkje wordt gegeven naar het scenario
                     tot 2050. Wij schrijven in onze nota dat wij denken dat de reductie van CO2 door zou moeten groeien naar 3,5 megaton, in de natuur als geheel. Daar zit ook een
                     deel compensatie door de aanplant van bomen in andere gebieden in Nederland in. Wij
                     vinden het jammer dat daar in het klimaatakkoord nog helemaal niet naar gekeken wordt.
                     Tussen 2030 en 2050 zitten tenslotte maar twintig jaren. Als je iets wilt doen met
                     draagvlak, heb je tijd nodig. Dan moet je dus zo snel mogelijk beginnen. Dan moet
                     je niet wachten tot 2030 en dan denken: o jee, we hebben nog een probleem, we moeten
                     nog maar iets verzinnen.
                  
Het is fijn dat er geld in het klimaatakkoord zit, maar wij vinden, zoals we in de
                     initiatiefnota schrijven, dat er eerst een plan moet komen, want als je geen plan
                     hebt, weet je ook niet wat iets kost. Wij weten ook niet wat het kost. Wij weten wel
                     wat het kost om een plan te maken. Daarvoor hebben we geld gevraagd, dus alleen voor
                     het maken van een plan. Moet je in dat plan zomaar een bedrag opnemen? Een heleboel
                     collega's hebben al vragen gesteld, ook aan mijn collega De Groot, over wat er dan
                     gaat gebeuren met die 1 miljoen. Ik ben heel benieuwd naar het antwoord van de Minister
                     zo meteen. Ik denk dat dat nog niet bekend is. Ik denk dat het een soort beginbedrag
                     is. Ik zou het eigenlijk om willen keren: eerst een plan en dan geld, omdat je dan
                     weet wat je gaat doen. Mijn eerste reactie is dus dat het goed is dat er geld is,
                     al denk ik niet dat het genoeg is. Maar dat zal moeten blijken.
                  
Dan het Deltaplan Veen, waar sommigen naar gevraagd hebben en waar wij ook voor pleiten
                     in de nota. De VVD vraagt: kan het karakteristieke landschap behouden worden of wordt
                     heel Nederland een moeras? De VVD gelooft niet in een blauwdruk. Ook wij geloven niet
                     in een blauwdruk. Wij vinden dat er, platgeslagen, een kaart van het veenweidegebied
                     in Nederland moet komen, een plan waarin wordt ingegaan op de kansen die er liggen
                     op verschillende gebieden. In sommige gebieden zal onderwaterdrainage, waar sommigen
                     naar gevraagd hebben, een oplossing zijn. In andere gebieden zal het misschien beter
                     zijn of liggen er kansen om meer natuur aan te leggen. De heer De Groot zei net ook
                     al dat het in de buurt van Natura 2000-gebieden in verband met de stikstofproblematiek
                     goed is om meer natuur aan te leggen. Dat is iets wat vanuit de gebiedsprocessen op
                     zal moeten komen, maar wat uiteindelijk wel in een plan vastgelegd moet worden, omdat
                     je geld nodig hebt om het uit te voeren en omdat er zekerheid moet zijn voor de ondernemers
                     in het gebied. Het is eigenlijk heel simpel om de CO2-uitstoot uit veen te stoppen. Je zorgt ervoor dat het waterpeil omhooggaat. Alleen,
                     het probleem is natuurlijk dat er een heleboel boeren in het gebied zitten. Ik heb
                     met mijn initiatiefnota niet willen zeggen: jammer voor de boeren, ze zitten er al
                     een paar generaties of ze zitten er al sinds het jaar 1500, en nu is het dan afgelopen.
                     Het gaat er juist om dat je een plan maakt waarin je ook de ondernemers duidelijkheid
                     geeft en alternatieven schetst.
                  
Wil je dit laten slagen, dan is het van essentieel belang dat er zo'n plan komt. Het
                     CDA vraagt bijvoorbeeld of we dan overal aan peilfixatie gaan doen. Nee, peilfixatie
                     is ook iets wat op sommige plekken nodig zal zijn terwijl dat op andere plekken misschien
                     nog niet nodig is. Dat komt allemaal in dat plan aan de orde. Ik vind dat dat plan
                     moet worden gemaakt door een veencommissaris. Ik heb gesproken met ontzettend veel
                     mensen die betrokken zijn bij die gebiedsprocessen. Die vormen ook de basis van de
                     verandering. Er zijn mensen die zeggen dat in de initiatiefnota staat dat het van
                     bovenaf opgelegd moet worden. Dat is helemaal niet de bedoeling. Die gebiedsprocessen
                     vormen de basis van het plan dat gemaakt moet worden. De mensen in die gebieden weten
                     precies waar de kansen liggen, waar de problemen liggen en wat je waar kunt doen.
                     Het is echter wel zo dat we nu op verschillende gebieden in Nederland allemaal het
                     wiel aan het uitvinden zijn. Collega Kröger sprak daar al over. Misschien zijn er
                     dubbelingen in onderzoek. Dat zou zonde zijn. Misschien liggen er in sommige gebieden
                     ook wel kansen om snel aan de slag te gaan zonder dat dat heel veel effect heeft op
                     de bedrijfsvoering.
                  
Illustratief daarvoor is dat het waterpeil in Friesland heel anders is dan in Noord-
                     en Zuid-Holland. Ik heb aan heel veel mensen gevraagd wat daar de geschiedenis van
                     is. Dat is waarschijnlijk gewoon willekeurig bepaald. Op een gegeven moment is besloten
                     dat het waterpeil op een bepaald niveau werd gezet. In Friesland is dat veel lager
                     dan in Noord- en Zuid-Holland. Misschien zou je het waterpeil in Friesland best wel
                     kunnen laten stijgen zonder dat dat al te grote effecten heeft voor de bedrijfsvoering
                     van de boeren aldaar. Dat zal echter moeten blijken uit zo'n onderzoek. Ik vind dat
                     het dan zonde is om boeren in Zuid- en Noord-Holland op te zadelen met ingewikkelde
                     processen waar ze misschien op dat moment nog niet aan toe zijn, terwijl je er in
                     Friesland al mee aan de gang kunt.
                  
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik haak even aan op de woorden van mevrouw Bromet. Zij heeft het over kansen en over
                     een plan. Zij heeft ook iets gezegd over de financiën. Haar laatste zin luidde: voordat
                     we boeren opzadelen met dingen waar ze nog niet aan toe zijn... Dat is een beetje
                     het punt dat ik wil maken. Als u zegt dat er heel veel moet veranderen, dat we met
                     betrekking tot gigantische megatonnen ook in de toekomst een doorkijkje moeten gaan
                     geven, dan betekent dit dat er voor heel veel boeren geen toekomst is in hetgeen ze
                     nu doen. Of ze moeten maar weg. Nou, waar moeten ze dan naartoe? Of ze moeten maar
                     overgaan op andere vormen van landgebruik, dat duurzaam moet zijn. Maar er moeten
                     wel centjes mee te verdienen zijn. Bent u het met me eens dat een economisch model
                     toch wel echt een basisvoorwaarde is? Anders hangen alle boeren zo meteen aan het
                     subsidie-infuus.
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Natuurlijk, een van de aanbevelingen in de nota is juist dat er gekeken moet worden
                     naar de vraag wat alternatieve verdienmodellen voor boeren zijn. Tegelijkertijd moet
                     je ook kijken naar de ontwikkelingen in de veehouderij. Er stoppen op dit moment elke
                     dag een heleboel boeren. Het aantal boeren is de afgelopen jaren ook in de veenweidegebieden
                     ontzettend teruggelopen. We hebben problemen met de aanpak van stikstof. Ik zou zeggen:
                     laten we daar ook naar kijken en bekijken of die problemen en oplossingen samengenomen
                     kunnen worden. Als boeren zeggen «wij hebben een probleem, want wij hebben geen opvolger»,
                     dan kan dit ook een oplossing zijn, zeker als je de tijd neemt om een plan te maken
                     en niet zegt: morgen is het allemaal afgelopen; jammer van de stal die je twee jaar
                     geleden gebouwd hebt, maar die is nu overbodig geworden. Dus dat is absoluut niet
                     het idee.
                  
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat betekent dus dat je kijkt naar alternatieven als ze zich voordoen en misschien
                     wat eerder als een boer inderdaad stopt. Maar u bent toch met mij eens dat je niet
                     je oude schoenen moet weggooien voordat je nieuwe hebt en zeker weet dat het inderdaad
                     rendabel is?
                  
De tweede vraag die ik nog heb, als het mag voorzitter: u hebt met heel veel partijen
                     gesproken. Het zijn allemaal wel linksachtige partijen, als ik het zo bekijk. Hoe
                     kijkt u daarnaar?
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik hoop dat alle boeren in Nederland links zijn, maar ik denk dat het niet waar is.
                     Het zijn absoluut niet linksige partijen. Ik heb met iedereen gesproken, ook met boeren.
                     Ze hebben niet altijd gezegd van welke politieke partij ze zijn, maar ik denk toch
                     dat het vaak VVD- en CDA-boeren zijn. Ik ben ook onder de indruk van de flexibiliteit
                     die er is in de sector, want het is echt zo dat er het afgelopen halfjaar opeens ontzettend
                     veel is gepraat over veen. Voor heel veel boeren kwam en komt het als een verrassing
                     dat de grond waarop zij boeren opeens een hot issue is. Je ziet ook, zelfs in een
                     halfjaar tijd al, dat er een besef is gegroeid in de sector, in de gebieden en de
                     gebiedsprocessen, dat er iets moet veranderen. Ik zou eerder daarnaar willen kijken
                     dan naar de politieke achtergrond van bepaalde personen met wie ik spreek.
                  
Dan de coördinatie. Juist als het Rijk, zoals het er nu naar uitziet in het klimaatakkoord,
                     geld ter beschikking gaat stellen voor «we weten nog niet wat; iets in het veen» lijkt
                     het me handig dat er coördinatie op komt. Die coördinatie heb ik bepleit in de vorm
                     van een veencommissaris. Nogmaals, niet om van bovenaf te zeggen te zeggen wat er
                     moet gaan gebeuren, maar om het Rijk ook betrokken te houden. Ik ben zelf wethouder
                     geweest in een gemeente in het veen. Het was juist daar, in die gebiedsprocessen,
                     dat het Rijk als grote afwezige werd gezien. Dus het is niet zo dat wij ervoor pleiten
                     in de nota dat er een extra bestuurslaag tussen moet komen. Nee, er moet een warme
                     betrokkenheid zijn van het Rijk. Een Rijk dat kan helpen, dat meefinanciert en meedenkt
                     over gemeenschappelijk landbouwbeleid. Een Rijk dat meedenkt over kansen en over onderzoek.
                     Ik vind gewoon dat het Rijk daarbij betrokken moet zijn.
                  
Of dat dan een nevenfunctie van de Deltacommissaris kan zijn, kan ik niet beoordelen,
                     zeg ik in antwoord op de vraag van de PvdA. Ik weet niet hoe druk de Deltacommissaris
                     het heeft. Ik denk dat het maken van een plan voor het veengebied best een pittige
                     opdracht is. Ik zou eigenlijk willen zeggen: doe er niet zuinig mee, beknibbel niet
                     op één functionaris en zet iemand aan het werk die inspirerend kan werken, juist op
                     het vlak van al die gebiedsprocessen, en die ons ook kan helpen als rijksoverheid
                     om dat te geven wat de provincies zelf niet in huis hebben.
                  
De voorzitter:
Daarover is er een vraag van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik denk dat ik in de eerste termijn onduidelijk ben geweest. Ik heb niet gepleit voor
                     een nevenfunctie van de Deltacommissaris, zodat die op zijn cv erbij kan zetten dat
                     hij in dezelfde tijd ook veencommissaris is geweest. Ik heb de vraag gesteld: moet
                     de scope van de opdracht van de Deltacommissaris niet worden verbreed? Als je een
                     veencommissaris hebt, dan heb je een veencommissaris: een bureau, een stoel, een telefoon
                     en wat andere dingetjes erbij. Maar dat staat toch in geen verhouding tot een Deltacommissaris?
                     Dat is een functionaris waar een wettelijke grondslag onder ligt, die een gevestigde
                     positie heeft opgebouwd en die weinig eigen middelen inzet, maar wel op basis van
                     gezag en op basis van die wettelijke positie waterschappen en andere overheden bij
                     elkaar brengt en ervoor zorgt dat er een langjarig programma tot stand komt. Zou de
                     Deltacommissaris met een wat verbrede opdracht dat niet kunnen gaan doen? Het gaat
                     hier uiteindelijk wel om vergelijkbare opgaven.
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik denk dat de heer Moorlag onderschat hoe groot deze opgave is. Dit is echt een immens
                     project, waarin een heleboel gaat veranderen en waarin ook een heleboel draagvlak
                     gezocht moet worden, evenals inventiviteit, onderzoek en innovatie. De Deltacommissaris
                     gaat over waterveiligheid en heeft een wettelijke basis. Het heeft allebei een beetje
                     met water te maken, maar het is wel echt iets anders. De Deltacommissaris heeft heel
                     veel te maken met overheden, met dijkversterkingen en dat soort projecten. De veencommissaris
                     heeft heel veel te maken met de economische dragers van het veenweidegebied. Dat zijn
                     de boeren. Ik zou ze een eigen coördinerend functionaris gunnen.
                  
De voorzitter:
De heer Moorlag, voor zijn laatste vervolgvraag.
De heer Moorlag (PvdA):
Hoe ga je borgen dat er een veencommissaris komt die echt een positie heeft, die echt
                     wat in de mouwen heeft en die echt het verschil kan maken? Wil de initiatiefneemster
                     daar dan ook een wettelijke basis aan ten grondslag leggen?
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het mooie van het klimaatakkoord dat vrijdag tevoorschijn is gekomen is dat er al
                     een opdracht in staat, een doelstelling voor 2030. Ik zou zeggen dat de opdracht van
                     de veencommissaris is: zorg dat er in 2030 1 megaton CO2- besparing is in het veenweidegebied, zorg voor een plan dat dat bewerkstelligt en
                     zorg tegelijkertijd voor een doorkijkje naar 2050 zodat we in 2030 niet opnieuw het
                     wiel hoeven uit te vinden.
                  
De heer Schonis (D66):
Ik heb een vraag over de veencommissaris. Ik hoor mevrouw Bromet net in haar eerste
                     bijdrage zeggen dat dat iemand moet zijn met een coördinerende rol. Zelf voel ik ook
                     meer voor een coördinerende rol. U bent zelf wethouder geweest. U herkent dit waarschijnlijk
                     ook wel: als je met verschillende partijen te maken hebt, met de provincie, met verschillende
                     gemeenten, met Rijkswaterstaat en met waterschappen, dan hebben die allemaal hun eigen
                     loketje. Ziet u het dan ook zo dat de veencommissaris, naast dat hij wellicht plannen
                     maakt en die uitvoert, ook gewoon als eenloketfunctie kan dienen, zodat iedereen op
                     één plek terechtkan met zijn behoeften in het kader van het uitvoeren van dat plan?
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Jazeker, dat is een heel mooie aanvulling. Het is een ingewikkeld proces waar heel
                     veel partijen bij betrokken zijn. Het is fijn als er één aanspreekpunt is.
                  
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik zou nog iets willen zeggen over de verdienmodellen, waar de VVD en het CDA naar
                     gevraagd hebben. Zowel VVD als CDA en SGP geloven sterk in technische maatregelen.
                     Ik schuw die in mijn initiatiefnota niet, maar ik zou wel willen waarschuwen: als
                     je onderwaterdrainage gaat plaatsen, kost dat heel veel geld. Dat moet terugverdiend
                     worden. De partijen die dit inbrengen willen niet dat de sector aan een subsidie-infuus
                     gaat, maar weten ook in welke benarde positie sommige melkveebedrijven nu al zitten.
                     Het is niet goedkoop om onderwaterdrainage aan te leggen. Het zorgt ook maar voor
                     50% van de reductie van CO2. Het is dus een maatregel die het proces vertraagt maar zeker niet stopt. Dat betekent
                     dat na een aantal jaren de bodem wel weer gezakt zal zijn en de buizen weer aan de
                     oppervlakte komen. Dat is er aan de hand.
                  
De SGP vroeg of onderwaterdrainage nodig is bij peilfixatie. Het antwoord daarop is
                     ontkennend. Op het moment dat je het peil vastzet, zal de bodemdaling doorgaan en
                     zullen de buizen op een gegeven moment weer boven de aarde uit komen. Ik denk dat
                     onderwaterdrainage een oplossing kan zijn in gebieden waar we de koe in de wei willen
                     houden, waar het landschap van waarde is en de mensen het landschap zoals het nu is
                     hogelijk waarderen. Het zal dan uitstel zijn, uitstel van een definitieve bodemdaling
                     waarbij het land uiteindelijk onder water komt te staan. Ik denk niet dat wij dat
                     zelf nog mee gaan maken, maar dat is een van de vakjes op de kaart die wat mij betreft
                     een kleurtje kan krijgen in het plan. Daar gaan wij onderwaterdrainage toepassen,
                     want daar is de melkveehouderij nog rendabel en willen we het landschap houden zoals
                     het is.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Ik heb een vraag over iets wat mij een beetje verrast. Ik had het idee dat we met
                     elkaar hier toch wel bezig waren om te zorgen dat de koe in de wei blijft. Volgens
                     mij staat dat zelfs ergens in de notitie. Ik hoor mevrouw Bromet nu zeggen dat je
                     alleen onderwaterdrainage toepast op plekken waar de koe in de wei blijft, maar dat
                     dat uiteindelijk stopt. Zegt u nu dat in de periode die wij allemaal niet meer meemaken
                     uiteindelijk alle koeien de wei uit gaan in het veenweidegebied? Hoe moet ik dit opvatten?
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Uiteindelijk wel, ja. In heel veel gebieden daalt de bodem al duizend jaar. Soms is
                     de bodem al 6 meter gedaald. De afgelopen jaren gaat dat nog harder, omdat de zwaardere
                     machines die nodig zijn voor de huidige bedrijfsvoering nog meer draagkracht verlangen
                     van de bodem. Hoe meer water je eruit haalt, hoe sneller de bodem daalt. Op een gegeven
                     moment is het veen weg en verbrandt het. Dan kom je op een kleilaag en die ligt vaak
                     zo laag, dat er verziltingsproblemen optreden. Het is iets dat de boeren mij zelf
                     verteld hebben. Zij zeggen: wij weten dat onze bedrijfsvoering hier eindig is. Het
                     is niet zo'n fijne boodschap, maar het is wel onderdeel van de problematiek.
                  
De voorzitter:
U gaat verder met uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Eén aspect dat in de verdienmodellen nog niet genoemd is en dat ik graag onderzocht
                     zou hebben als we verdergaan met het onderzoek, is het natuurbeheer door boeren. Heel
                     veel boeren zijn er al aan gewend om aan natuurbeheer te doen. Ik denk bijvoorbeeld
                     aan weidevogels en kruidenrijke graslanden. De winst van het verhoogde waterpeil is
                     niet alleen voor het klimaat maar ook voor de natuur. GroenLinks en D66 zien er ook
                     veel in om de opgave die wij hebben om de weidevogel te redden, te combineren met
                     klimaatoplossingen. Dat zal niet altijd uit de markt kunnen komen, er zal soms ook
                     overheidsgeld voor nodig zijn. In de nota hebben wij aangegeven dat het vasthouden
                     van CO2 in veenweidegebieden vaak veel goedkoper is dan andere CO2-opslag. Als wij spreken over CO2-opslag op zee, dan hebben wij het ook niet over de vraag wie dat moet betalen en
                     dan spreken wij ook niet van een subsidie-infuus. Nee, de boeren zeiden in mijn eerste
                     versie: wij willen geen subsidie. Ik vond dat op zich al verrassend. Zij zeiden: wij
                     willen dat het betaling voor diensten heet. Dan willen wij het wél doen. Ik zei tegen
                     ze dat dat mij natuurlijk niet uitmaakt, want het effect is hetzelfde: het landschap
                     wordt onderhouden en de boeren hebben daar een rol in. Of je dat subsidie noemt of
                     betaling voor diensten, is mij om het even.
                  
De voorzitter:
De heer Stoffer heeft hier een vraag over.
De heer Stoffer (SGP):
Het is maar hoe je het beestje een naam geeft, maar ik ben toch wel benieuwd wie dat
                     betaalt. Wordt het vanuit de overheid betaald of gaat het om een particulier die zegt:
                     ik wil die diensten afnemen?
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dat is eigenlijk terug te leiden tot de basale vraag die straks ook in het debat over
                     het klimaatakkoord een rol gaat spelen: wie betaalt het? Wie betaalt op termijn het
                     behoud van de aarde zoals we hem kennen met Nederland onder zeeniveau als we te maken
                     hebben met een klimaatverandering die vrij ingrijpend is? Dat zal een politieke keuze
                     zijn, maar uiteindelijk zullen wij het als samenleving moeten betalen. Waar de rekening
                     terechtkomt, is onderwerp van gesprek.
                  
De voorzitter:
Daarmee vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter, dan nog wat specifieke vragen. GroenLinks vroeg wat wij ervan vinden dat
                     in de provinciale akkoorden paragrafen over de veenweide zijn opgenomen. Ik ben daar
                     heel blij mee. Het illustreert ook hoe dit onderwerp in korte tijd heel actueel is
                     geworden. Vier jaar geleden werd in de meeste provincieakkoorden nog geen letter gewijd
                     aan de veenweideproblematiek, maar nu worden afspraken gemaakt over hoe hiermee verder
                     te gaan. Ik ben zelf betrokken geweest bij de formatie in Noord-Holland en ik weet
                     zeker dat ook de Noord-Hollanders heel blij zullen zijn met een betrokkenheid van
                     het Rijk bij deze problematiek.
                  
Dan de vraag van het CDA over het risico met methaan en lachgas. De heer De Groot
                     heeft die vraag al ten dele beantwoord. Ik ben het eens met de heer Geurts dat hier
                     meer onderzoek voor nodig is. We moeten erachter komen hoe het precies zit. Dat is
                     een van de dingen waar ik in mijn nota voor pleit.
                  
De SGP heeft allerlei vragen over onderwaterdrainage en vraagt mij tegelijkertijd
                     ook wie dat allemaal gaat betalen. Wie dat gaat betalen, is inderdaad ook bij onderwaterdrainage
                     de vraag.
                  
De PvdA heeft nog een vraag over zonnepanelen op veen in gebieden met een lage landschappelijke
                     waarde: kun je dat combineren met een peilverhoging? Natuurlijk is dat een mogelijkheid.
                     Of het wenselijk is, is de vraag. Ik weet ook niet waar de veenweidegebieden liggen
                     met een lage landschappelijke waarde. Zijn die er überhaupt wel? Het lijkt mij een
                     mooi onderwerp om de veencommissaris mee te laten nemen in zijn onderzoek. Verder
                     is het ook een zaak van de lokale overheden, want die maken hun eigen afwegingen.
                     Juist vanwege de coördinerende functie van de veencommissaris denk ik wel dat dat
                     in orde komt.
                  
De Partij voor de Dieren vraagt waarom D66 en GroenLinks eigenlijk nog niet eerder
                     in actie gekomen zijn. Eerlijk gezegd wist ik vier jaar geleden ook nog niet dat het
                     veen zo veel CO2 uitstootte en ik neem aan de Partij voor de Dieren ook niet. Soms moet je eerst achter
                     iets komen, voordat je het aan kunt pakken. Ik vind het snel gaan, maar het gaat mij
                     nog niet snel genoeg. Dus fijn dat die aanjagende functie van de Partij voor de Dieren
                     er is, maar wij hebben ervoor gekozen om dit echt aan te pakken in deze initiatiefnota's.
                  
Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Uiteraard is de Partij voor de Dieren heel blij dat GroenLinks nu ook tot dit besef
                     is gekomen. Vier jaar geleden was ik Statenlid in de provincie Utrecht en een van
                     mijn eerste bijeenkomsten als nieuw Statenlid ging over bodemdaling en de opgave die
                     wij in de provincie Utrecht daarvoor hadden. Ik denk dat het onderhand wel bekend
                     is dat dit een groot probleem is dat al véle jaren speelt, maar ik ben blij dat het
                     nu opgepakt wordt.
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
De Partij voor de Dieren wil eigenlijk niet meer onderzoek en zegt: we gaan niet weer
                     tien jaar wachten. Meer onderzoek is ons inziens nodig, want er is gewoon nog veel
                     te weinig bekend over hoe processen werken. Meer onderzoek is ook nodig om de boeren
                     in het gebied niet brodeloos te maken. Tegelijkertijd ben ik het eens met de Partij
                     voor de Dieren dat we haast hebben. Ik zou er ook niet voor willen pleiten om tien
                     jaar te wachten. Hoe ik het voor me zie, is dat we snel een plan hebben en dan werkende
                     weg gaan werken aan pilotprojecten, de uitrol van dingen waarvan we zien dat ze al
                     werken en verder onderzoek. Dus niet eerst onderzoeken en dan aan de slag, maar tegelijkertijd.
                  
Voorzitter, volgens mij heb ik daarmee de meeste vragen beantwoord.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Geurts nog een vraag heeft.
De heer Geurts (CDA):
Toen ik vanmorgen uit dat mooie Gelderse landschap deze kant op reed, was ik hoopvol
                     gestemd. Dat zit op zichzelf in mijn karakter, hoewel enig calvinisme me ook niet
                     vreemd is. Ik luisterde naar de woorden van mevrouw Bromet en er is er één bij mij
                     blijven hangen: uiteindelijk onder water komt. Dat houdt mij nog wel even bezig. Nou
                     geloof ik niet dat de wereld vergaat doordat wij onder water komen te staan, maar
                     dat is een heel ander verhaal. De vraag die ik richting GroenLinks, de initiatiefnemer
                     mevrouw Bromet, heb, is de volgende. Er wordt heel vaak door haar gezegd dat er een
                     plan moet komen. Welke opdracht zou mevrouw Bromet namens de initiatiefnemers willen
                     meegeven aan de mensen die bij dat plan betrokken zijn?
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
De initiatiefnemers? Wie moet ik een opdracht geven?
De heer Geurts (CDA):
Mevrouw Bromet spreekt steeds over «een plan maken». Als zoiets zou gebeuren, welke
                     opdracht krijgen die planmakers in uw ogen dan mee?
                  
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik zei het net eigenlijk ook al: maak een plan om 1 megaton CO2-reductie in veenweiden te realiseren in 2030 en geef een doorkijkje naar de jaren
                     daarop tot 2050, zodat de veenweiden behouden kunnen blijven, maar er ook meer draagvlakveranderingen
                     kunnen plaatsvinden in de gebieden waar veen de grondsoort is.
                  
De heer Geurts (CDA):
Daar ga ik even op broeden. Afgelopen vrijdag hebben we via het kabinet plannen gekregen
                     rondom het klimaatakkoord. Volgens mij komt dit aardig een-op-een daarmee overeen,
                     maar dat hoor ik graag van de Minister. Die vraag stel ik nu niet, dat komt wel in
                     het klimaatdebat.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Verder geen vragen op dit moment?
Dan gaan we door met de Minister van IenW, mevrouw Van Nieuwenhuizen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Net als de Kamerleden wil ik ook graag beginnen met de complimenten
                     aan beide schrijvers van de initiatiefnota's. Dat is niet alleen omdat ik uit eigen
                     ervaring nog weet hoe ontzettend veel tijd dit vraagt van een Kamerlid dat het toch
                     al druk heeft, maar ik vind het vooral belangrijk omdat het een bijdrage levert aan
                     het gevoel van urgentie voor deze onderwerpen. Ik dank ze er zeer voor dat ze op deze
                     manier de trend hebben doorgezet.
                  
Misschien in zijn algemeenheid: er was gevraagd wat het kabinet eraan heeft gehad.
                     We hebben natuurlijk al een kabinetsappreciatie, zoals dat zo mooi heet, naar de Kamer
                     gestuurd. In zijn algemeenheid wil ik zeggen dat het voor ons gevoel een steuntje
                     in de rug is voor allerlei dingen waar we toch al mee bezig zijn. We hebben er ook
                     op andere plekken in de Kamer al over gesproken. We hebben nog niet zo lang geleden
                     met elkaar over de droogte gedebatteerd. Ook hebben we nog niet zo lang geleden een
                     algemeen overleg over water gehad, waar een aantal van deze onderwerpen voorbijgekomen
                     zijn. Er staat ook nog een debat op de rol – ik geloof dat het nog niet ingepland
                     is – over bodemdaling met collega Schouten, collega Ollongren en ondergetekende. Ik
                     denk dat we dan ook een heleboel onderwerpen uitgebreid met elkaar zullen bespreken.
                  
Misschien meteen maar even in zijn algemeenheid over de regie. Wie gaat er nu over?
                     We zullen het er in het debat over bodemdaling nog wel met elkaar over hebben, want
                     er was gevraagd om een coördinerend bewindspersoon. We hebben u in een brief daarover
                     laten weten dat wij juist, ieder vanuit zijn eigen wettelijke taken en bevoegdheden,
                     zeer gedreven zijn om onze verantwoordelijkheid te nemen. Dat geldt ook in dit verband.
                  
Als er wordt gevraagd om een veencommissaris, zou ik u willen voorhouden dat het juist
                     van belang is dat iedereen die een taak heeft in dit veld, die met alle enthousiasme
                     op zich neemt. Dan heeft het Rijk gewoon een taak in de richting van de medeoverheden.
                     Het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie is gesloten, waaronder ook het IPO, de VNG en
                     de Unie van Waterschappen hun handtekening hebben gezet. Er is nog een aantal zaken
                     dat nog onder het klimaatakkoord valt, zoals de landbouw. Collega Schouten, die die
                     tafel heeft getrokken, kan daar in detail dingen over zeggen. Ik zou nog één ding
                     erover willen meegeven. We moeten uitkijken dat we niet overal alle heil van weer
                     een nieuwe commissaris verwachten. Er wordt in debatten voortdurend om commissarissen
                     gevraagd: een Waddencommissaris, een Noordzeecommissaris... En we hebben al een Deltacommissaris
                     met een pakket dat echt gerelateerd is aan waterveiligheid, zoals u terecht opmerkt.
                     Ik denk dat het belangrijker is dat wij allemaal zelf onze taken goed oppakken, dan
                     dat we weer een nieuwe commissaris in het leven roepen die eigenlijk – zo voel ik
                     het – ons werk moet gaan doen.
                  
De voorzitter:
En daarover is er een vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wil toch duidelijkheid krijgen over die coördinerende bewindspersoon, hoe dat precies
                     belegd is en wat het perspectief van de Minister daarop is.
                  
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat hebt u kunnen lezen in de brief die wij gezamenlijk daarover hebben gestuurd.
                     Het komt erop neer dat wij de zaken goed met elkaar afstemmen en ieder zijn eigen
                     wettelijke taak heel goed uitvoert. Dat geldt ook in dit verband. Ik vond dat mevrouw
                     Bromet het heel mooi zei: het gaat om gebiedsprocessen, het gaat echt om maatwerk.
                     Het is dus een decentrale aanpak. Er werd nog verwezen naar de NOVI. In de NOVI wordt
                     ook opgeroepen tot het maken van een veenweidevisie onder regie van de provincies.
                     Ik denk dat wij daar – de Minister van BZK vanuit de NOVI en wij ieder vanuit onze
                     eigen beleidsvelden – goed onze bijdrage aan kunnen leveren, zodat er een goede coördinatie
                     plaatsvindt.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank voor dit verhelderend antwoord. Uit het eerdere antwoord van de Minister maakte
                     ik een klein beetje op dat er binnen het kabinet toch wel gesproken wordt over één
                     coördinerend bewindspersoon, maar dat blijkt helaas niet het geval te zijn. Ziet de
                     Minister niet dat dit een te versnipperde aanpak is en dat het zou helpen om één Minister
                     als coördinerend bewindspersoon te hebben, waarbij uiteraard verschillende bewindspersonen
                     hun verantwoordelijkheden houden?
                  
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Wij hebben daar goed over nagedacht en met elkaar over van gedachten gewisseld, maar
                     er uiteindelijk niet voor gekozen. Een van de redenen hebt u ook in de brief kunnen
                     lezen, namelijk dat eenieder zijn wettelijke taak en bevoegdheden heeft. Als iemand
                     daar coördinerend in wordt, verschuiven die verantwoordelijkheden en bevoegdheden
                     niet, dus moet je uiteindelijk goed met elkaar afstemmen. Dat is precies wat wij ook
                     gewend zijn om met elkaar te doen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger heeft nog een vervolgvraag. Misschien even in deze termijn, want het
                     is nog steeds de eerste termijn. U had vier vragen gekregen van mij, mevrouw Kröger,
                     voor de hele beantwoording. Wie heel kort was, kreeg gelegenheid voor een extra vraag.
                     U was heel kort, mevrouw Kröger, dus u gaat uw vijfde vraag nu gebruiken.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En ik maar denken dat die vier alleen maar voor de indieners waren en dat ik er nu
                     weer vier had! Nou ja, goed, dan zal ik die laatste gebruiken. Het gaat mij om de
                     parallel. De Minister geeft als logica mee: elke bewindspersoon heeft de eigen wettelijke
                     taken en daarom hebben we niet gekozen voor een coördinerend bewindspersoon. Maar
                     als je kijkt naar het klimaatbeleid, dan valt daar natuurlijk een heleboel beleid
                     onder, met wettelijke taken, en toch beleggen we ons klimaatbeleid bij één Minister
                     die dat overkoepelend doet. Zou diezelfde logica niet bij een onderwerp als veen,
                     dat zo veel baat heeft bij het tegengaan van de versnippering... Ik hoop toch dat
                     de Ministers die hierover gaan nog één keer goed willen kijken naar de mogelijkheden
                     van een overkoepelend, coördinerend bewindspersoon.
                  
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan val ik een beetje in herhaling. We hebben daar met elkaar goed en uitgebreid over
                     gesproken en als u de vergelijking maakt met het klimaatakkoord: daar houdt natuurlijk
                     ook iedere bewindspersoon en ieder ministerie zijn eigen verantwoordelijkheid en gaat
                     u straks ook niet collega Wiebes over de veenweidegebieden naar de Kamer vragen. Ik
                     bedoel, het zou mogen, maar ik geloof toch niet dat het zo werkt. Natuurlijk moet
                     het allemaal bij elkaar komen. Dat doen wij als kabinet ook goed, maar eenieder mag
                     aangesproken worden op zijn eigen wettelijke taak en verantwoordelijkheden, en die
                     moeten natuurlijk congruent zijn.
                  
De voorzitter:
Er is ook nog een vraag van de heer Schonis, D66.
De heer Schonis (D66):
Ik ben geïntrigeerd door het antwoord van Minister van Nieuwenhuizen, want vorig jaar
                     is de motie-Geurts c.s. aangenomen, die ook opriep tot een coördinerend bewindspersoon.
                     Ik hoor de Minister zeggen: die ga ik dan niet op deze manier uitvoeren. Ik ben toch
                     wel benieuwd hoe zij dan denkt deze motie wel te gaan uitvoeren.
                  
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Die motie zag specifiek op bodemdaling. Daar staat een apart debat over gepland. Hier
                     gaat het over een coördinerend bewindspersoon of een commissaris specifiek voor de
                     veenweidegebieden. Het is dus een soort afgeleide daarvan. Ik denk dat we een duidelijke
                     brief hebben gestuurd op 20 juni over de bodemdaling en daar gaan we nog over debatteren.
                     Ik val in herhaling, maar daar kunt u dezelfde redenering onder vinden. Wij denken
                     dat wij op deze manier invulling geven aan de zorg die uit die motie sprak: het kabinet
                     moet echt goed gecoördineerd en afgewogen optrekken.
                  
De voorzitter:
De heer Schonis? Nee, geen vervolgvraag. Dan gaat de Minister verder met haar betoog.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nog een beetje aanverwant: er is ook nog gevraagd waarom dat niet ook onder de scope
                     van de Deltacommissaris zou kunnen vallen. Er is natuurlijk ook al door uzelf gememoreerd
                     dat de Deltacommissaris ook een wettelijk geborgde taak heeft in het kader van waterveiligheid,
                     zoetwater en ruimtelijke adaptatie. Voor de veenweiden komt er wel een interbestuurlijke
                     regiegroep. Collega Schouten kan daar zo meteen meer over zeggen. Maar we zien er
                     dus niet de toegevoegde waarde van om dit in het pakket van de Deltacommissaris te
                     doen, want het kan zelfs met elkaar gaan wringen.
                  
Voorzitter. Het is een logisch bruggetje van de Deltacommissaris naar waterveiligheid.
                     Vooral de heer Schonis stelde vragen over het Integraal Rivier Management. Ik ben
                     blij met zijn enthousiasme en overigens ook met dat van de heer De Groot daarvoor.
                     Zoals ik u in de waterbrief ook heb gemeld, verloopt het opzetten van het IRM goed.
                     Het programma is voortvarend uit de startblokken aan het komen. Daarbij kijk ik zeker
                     door een integrale bril naar zowel lopende als nieuwe projecten. Als er zich goede
                     nieuwe, urgente projecten aandienen, of dat nou dijkversterking is in combinatie met
                     havenontwikkeling of wat dan ook, ben ik best bereid om te kijken of we IRM-geld naar
                     voren kunnen halen. Dit uiteraard, net zoals we bij andere projecten doen, op basis
                     van de vraag of er cofinanciering voor is, op basis van urgentie en op basis van de
                     haalbaarheid van het project. En natuurlijk ook mits de programmering van het Deltafonds
                     daar op dat moment mogelijkheden voor biedt, want we gaan natuurlijk geen concessies
                     doen aan de waterveiligheid.
                  
We hebben het pas gehad over de Programmatische Aanpak Grote Wateren, waar collega
                     Schouten en ik samen in optrekken. Daar verwacht ik ook al in de jaren twintig – het
                     klinkt net alsof ik het over de vorige eeuw heb, maar ik bedoel echt «onze» jaren
                     twintig – middelen in te kunnen zetten voor groterivierenprojecten. Ik begrijp de
                     doelstelling dus zeer en waar het kan, zullen we het proberen.
                  
Misschien meteen nog in combinatie hiermee het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dat
                     is bij het afgelopen overleg over water ook aan de orde geweest. Natuurlijk staat
                     daarbij de veiligheid voorop. Het borgen daarvan is een hele dure plicht die we hebben.
                     Ik heb toen al gezegd, en dit geldt ook in brede zin voor de ruimtelijke adaptatie
                     en voor Integraal Rivier Management, dat ik graag wil leren van de lessen van Ruimte
                     voor de Rivier. De dubbeldoelstelling met natuur waar u het over hebt, zullen we dus
                     zeker goed in het achterhoofd houden. We zijn nu ook al aan het kijken waar er «meekoppelkansen»
                     zijn – ook altijd zo'n mooi woord – met het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Daar kijken
                     we naar met provincies, met gemeenten en met waterschappen.
                  
Er zijn aantal vragen gesteld over drinkwater. «Is de Minister bereid om te overleggen
                     met de drinkwaterbedrijven?» Uiteraard, altijd. We hebben regelmatig overleg met zowel
                     Vewin als individuele drinkwaterbedrijven. Dat vind ik heel positief. We hebben met
                     de droogte afgelopen zomer gemerkt dat het handig en verstandig was om regelmatig
                     met hen contact te hebben. Dus we hebben regulier overleg en de Beleidstafel Droogte
                     is ook een gremium waar de voorstellen op tafel komen.
                  
Er is zijdeling even gerefereerd aan het grondwater en dat daar geen verdringingsreeks
                     voor nodig is. Ik denk eigenlijk dat mevrouw Van Brenk heel goed heeft geïllustreerd
                     waarom dat niet nodig is. Zowel bij het algemeen overleg Water als bij de Beleidstafel
                     Droogte is daar echt naar gekeken, want het effect van droogte is minimaal op die
                     grondwatervoorraden. Het kan eventueel lokaal wel een rol spelen; er kunnen lokale
                     effecten zijn. Regionale overheden – lees: provincies – kunnen natuurlijk eventueel
                     wel regionale verdringingsreeksen opstellen, als zij dat nuttig vinden.
                  
Kennis is door eigenlijk vrijwel allen, zowel de initiatiefnotaschrijvers als de Kamerleden,
                     naar voren gebracht. De heer Geurts bracht het het meest pregnant naar voren. Er is
                     een Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling waar veel onderzoek wordt gedaan, een initiatief
                     van decentrale overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Mijn ministerie
                     is daarbij aangesloten via Rijkswaterstaat. Het Rijk geeft daaraan ook een impuls
                     via het klimaatakkoord. Daar zal collega Schouten misschien nog iets over kunnen zeggen,
                     en ook over de regiodeal bodemdaling die in voorbereiding is.
                  
Er zijn nog een aantal vragen gesteld over het stedelijk gebied. Er is gevraagd om
                     een landelijke aanpak. Ik wil even memoreren dat de problematiek van het stedelijk
                     gebied valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK. Via het Fonds Duurzaam
                     Funderingsherstel kunnen woningeigenaren in aangesloten gemeenten in aanmerking komen
                     voor een goedkope lening. Ik ben het zeer eens met de heer Schonis en de heer De Groot
                     dat het van belang is dat gemeenten zich bij dat fonds aansluiten. De Minister van
                     BZK heeft gemeenten hier al toe opgeroepen. Woningeigenaren kunnen voor ondersteuning
                     ook terecht bij het Kenniscentrum Aanpak Funderingsproblematiek. BZK heeft inmiddels
                     ook een rijksprogramma ingesteld, gericht op kennisdeling en bewustwording. Dat programma
                     wordt uitgevoerd door RVO in een intensieve samenwerking met dat Kenniscentrum Aanpak
                     Funderingsproblematiek. Als daar nog meer gedetailleerde vragen over zijn, dan zou
                     ik aan de Kamer willen voorstellen om die mee te nemen naar het debat waar ook collega
                     Ollongren bij zal zijn, specifiek over bodemdaling.
                  
«Hoe gaat de Minister om met aanhoudende neerslagtekorten en de lage grondwaterstanden?»
                     Alle waterbeheerders staan er natuurlijk voor aan de lat om daar de juiste maatregelen
                     voor te nemen: het opzetten van waterpeilen en een extra buffer in het IJsselmeer.
                     De Beleidstafel Droogte heeft daar in de eerste rapportage ook aanbevelingen voor
                     gedaan. Ik weet niet meer wie van u het zei, maar we moeten echt de omslag maken van
                     water zo snel mogelijk afvoeren naar met z'n allen in staat zijn om water goed vast
                     te houden. In het Deltaprogramma Zoetwater hebben we daar middelen voor vrijgemaakt.
                     Er staat 7 miljoen ter beschikking.
                  
Er is ook nog gesproken over «functie volgt peil» of «peil volgt functie». Peilfixatie
                     heeft natuurlijk gevolgen voor aanwezige en toekomstige functies. Op zich is dat primair
                     een ro-vraagstuk voor de provincies. Het is aan waterschappen om met de peilbesluiten
                     de maatschappelijk gewenste functies zo goed mogelijk te faciliteren. Een voorbeeld
                     waarbij wij als Rijk ook echt onze coördinerende rol, roep ik dan maar even... Zonder
                     dat we daar een IJsselmeercommissaris voor nodig hebben gehad, is er toch een IJsselmeerakkoord
                     gekomen. Sinds vorig jaar heeft dat er onder andere toe geleid dat het IJsselmeerpeilbesluit
                     van kracht is, met in het voorjaar een extra opzet en daarmee ook extra voorraad zoetwater.
                     Op dit moment zit het IJsselmeer gelukkig tjokvol en ook de rivierafvoeren Rijn en
                     Maas zijn momenteel ruim voldoende. Dat zijn uiteraard altijd maar doorkijkjes voor
                     de komende twee weken, maar dat is de laatste stand van zaken.
                  
Dan het meetprogramma onderwaterdrainage. Collega Schouten is veel deskundiger dan
                     ik op het gebied van de onderwaterdrainage, maar IenW staat aan de lat voor het Landelijk
                     Meetnet Grondwater. Dat is natuurlijk belangrijk. Daar moeten we de verschillende
                     provinciale meetnetten in samenbrengen. Dat is ook belangrijk voor de doelen van de
                     Kaderrichtlijn Water.
                  
De heer Moorlag en de heer Stoffer hebben nog gesproken over het Platform Slappe Bodem:
                     hebben wij daar ook voldoende aandacht voor? Dat hebben we zeker. In de brief van
                     20 juni hebben we daar ook al over gesproken. Zoals ik net al heb gezegd, komt er
                     een apart debat. We hebben vanuit IenW ook contact met dat platform, dat wij zeer
                     waarderen.
                  
Er is nog gesproken over de geborgde zetels bij de waterschappen. Ik had een beetje
                     een déjà vu naar het algemeen overleg Water, waar we ook deze discussie met elkaar
                     hebben gevoerd. Zoals ook daar is gezegd, wil ik voor 2021 met een reactie komen over
                     onder andere de geborgde zetels. Dat zal een brede evaluatie zijn van het waterschapsbestel
                     die niet alleen is gefocust op de geborgde zetels, zodat we op tijd klaar zijn voor
                     de waterschapsverkiezingen in 2023 en er eventueel veranderingen doorgevoerd kunnen
                     worden in de Waterschapswet. In het algemeen overleg heb ik aangegeven dat ik een
                     commissie zal instellen om tot een goede afweging hierover te kunnen komen, waarbij
                     we gebruikmaken – ik zie mevrouw Van Brenk al kijken – van het eerdere advies hierover
                     van de Adviescommissie Water uit 2015. Ik wil dit zorgvuldig doen, want de waterschappen
                     zijn een functioneel bestuur met de omschreven taken die relevant zijn voor verschillende
                     belangengroepen. We gaan dat proces in. Zodra ik u meer kan melden over wanneer de
                     commissie precies wordt ingesteld, wie erin zitten enzovoort, kom ik daar graag bij
                     u op terug. Maar de bedoeling is dat ik voor 2021, dus in 2020, met een uitgebreide
                     evaluatie kom.
                  
Dat waren dacht ik de vragen, voorzitter.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Zou het mogelijk zijn dat voordat de Minister die commissie samenstelt, de Kamer daar
                     nog enige vorm van invloed op heeft of kan adviseren over wie daarin zitten of wie
                     daaraan toegevoegd zouden kunnen worden?
                  
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik geloof niet dat het een goed precedent is als de Kamer gaat vergaderen over wie
                     er precies in een commissie moeten komen. Ik zou me wel kunnen voorstellen dat u een
                     opvatting heeft over wat voor soort kennis en kunde of groeperingen u aan boord zou
                     willen hebben en wat voor soort opdracht die commissie zou moeten krijgen. Maar het
                     lijkt me geen goed plan dat de Kamer gaat discussiëren over welke personen erin komen.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag, mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Begrijp ik goed dat we in ieder geval wel invloed kunnen hebben op de opdracht en
                     welke functies in de commissie komen?
                  
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kan me voorstellen dat wij een opzetje met uw Kamer delen van wat die commissie
                     moet gaan doen. Dan kunt u daar iets van vinden. Dat lijkt me geen enkel probleem.
                  
De voorzitter:
Dat hebben we genoteerd als toezegging.
We gaan door naar Minister Schouten van LNV.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Het is een beetje cliché maar welgemeend, wanneer ik van mijn
                     kant grote waardering uitspreek voor de twee nota's: de ene opgesteld door de leden
                     De Groot en Bromet en de andere door de leden Bromet en De Groot. Ik heb deze met
                     interesse gelezen, de ene met nog wat meer interesse dan de andere. Dat begrijpt u
                     vanuit mijn achtergrond. Met name het punt van de veenweidegebieden en waar die de
                     landbouw raken, is een erg actueel deel, zoals werd gezegd. De nota van mevrouw Bromet
                     en de heer De Groot bevat ook veel zaken die een antwoord behoeven. In die zin is
                     de timing van de nota's goed, denk ik. Afgelopen vrijdag is het klimaatakkoord gepresenteerd.
                     Ook was het al een van de onderdelen uit het regeerakkoord waarnaar gekeken zal moeten
                     worden. Het kabinet heeft aangegeven hoe het tegen de plannen aankijkt die vanuit
                     de tafels zijn gekomen, waar op het terrein van de veenweidegebieden een te lage ambitie
                     werd gerealiseerd. Er moet dus een tandje bij. Het kabinet heeft aangegeven hoe het
                     denkt dat daarmee kan worden omgegaan.
                  
Het klopt dat ik met mevrouw Bromet in een bootje heb gezeten. Dat was een heel aangenaam
                     bezoek. Het mooie aan dat bezoek was, en daar wil ik haar ook complimenten voor geven,
                     dat dit niet gefixeerd was – «fixatie» is zo'n woord vandaag – op één oplossing. Zij
                     liet diverse opties zien. Die hadden te maken met natuur, met onderwaterdrainage,
                     met andere teelten. Ik denk dat dit al aangeeft hoe divers de problematiek is, maar
                     ook hoe divers de mogelijke oplossingen zijn. Dat lees ik terug in de nota van mevrouw
                     Bromet en dat vind ik sterk. Ik geloof dat het de enige manier is waarop je met dit
                     vraagstuk om kunt gaan.
                  
Er is niet één blauwdruk voor heel Nederland over hoe om te gaan met het veenweidegebied.
                     Daarvoor verschillen de gebieden onderling al te veel qua karakter, qua problematiek
                     die er speelt en qua mogelijke oplossingen. Het geeft ook aan dat het Rijk niet zomaar
                     vanuit Den Haag één model voor heel Nederland kan gaan opleggen. Dit woord is al veel
                     gevallen, maar de gebiedsgerichte aanpak is in mijn optiek de enige manier hoe hier
                     je mee om kan gaan. Dat betekent dat het Rijk nauw moet samenwerken met de spelers
                     in dat gebied. Dat zijn uiteraard de provincies, maar ook de waterschappen en de gemeenten
                     die daar onderdeel van uitmaken. We moeten dus veel meer van onderaf kijken wat er
                     nodig en mogelijk is in zo'n gebied, in plaats van dat we van bovenaf bedenken hoe
                     we dat allemaal per landsdeel gaan inrichten. In die zin geloof ik dus heel erg dat
                     de nota's die mevrouw Bromet en de heer De Groot hebben geschreven, aansluiten op
                     de discussie die speelt, maar ook dat ze de urgentie van een debat op de kaart hebben
                     gezet. Het is goed dat we daar vandaag over spreken. Ik denk niet dat het de laatste
                     keer is dat we daar met elkaar over spreken.
                  
Collega Van Nieuwenhuizen heeft al op de grotere lijnen antwoorden gegeven op een
                     aantal vragen die door de leden zijn gesteld. Ik ga nog specifiek in op de vragen
                     die aan mij zijn gesteld. Dat doe ik per spreker; dat lijkt mij het handigst, dus
                     in de volgorde die is aangehouden.
                  
De heer Dijkstra vraagt aan mij wat je met CO2-credits kunt en of het een optie is om daarmee te gaan werken, ook rondom het veenweidegebied.
                     CO2-credits zijn een interessante optie als verdienmodel. Dit jaar is een project gestart
                     dat is gefinancierd vanuit de klimaatenvelop. Daar zit LTO in, maar ook de natuur-
                     en milieufederaties. Hierin wordt gekeken wat hier de mogelijke vormen van zijn. Ik
                     verwacht dat we daar eind van dit jaar meer zicht op krijgen vanuit het project dat
                     daar loopt. Dan kunnen we ook beter zeggen of het een optie is die verdere uitwerking
                     behoeft of wat daaraan aangepast moet worden om daarmee te kunnen werken. Het geven
                     van CO2-credits is uiteindelijk geen doel op zichzelf, maar het creëert een mogelijkheid
                     om verdienmodellen te maken voor degenen die in die gebieden zijn. Het is overigens
                     iets breder dan alleen veenweide, denk ik. We hebben het in het klimaatakkoord bijvoorbeeld
                     ook over het opslaan van koolstof in de bodem. Ook daar is de vraag hoe je ervoor
                     kunt zorgen dat degenen die dat goed doen, daarvoor gewaardeerd worden en dat hun
                     inspanningen daarvoor beloond worden. Daar zou dit een optie bij kunnen zijn. Dat
                     zijn de zaken die we nog nader aan het bestuderen zijn. Dat vindt nu plaats.
                  
De heer Dijkstra vraagt hoe het staat met het peilbeheer en de onderwaterdrainage.
                     Onderwaterdrainage is een maatregel die onderzocht wordt, ook op klimaateffectiviteit.
                     Het klimaatakkoord geeft aan dat we op een aantal punten echt meer inzicht moeten
                     gaan krijgen. Wat doet dit precies? Wat is de effectiviteit daarvan? Welke opties
                     heb je daarbij? Ik hoor de leden en de indieners van de nota zelf ook zeggen dat we
                     meer inzicht moeten krijgen. Onderwaterdrainage is een van die maatregelen. We zijn
                     er nu al mee bezig om dat te onderzoeken. In 2021 zijn de tussenresultaten daarvan
                     bekend en in 2023 de eindresultaten. Bij onderwaterdrainage kan een actief gestuurd
                     vast peil gereguleerd worden. Het is een belangrijke maatregel, maar op dit moment
                     is nog niet helemaal met zekerheid te zeggen wat de effectiviteit daarvan is. We moeten
                     dat gewoon beter in kaart brengen om daar zicht op te krijgen en daar zijn we nu dus
                     mee bezig. Dat zit ook in het klimaatakkoord zelf.
                  
Dan kom ik bij mevrouw Kröger. Zij heeft redelijk wat vragen gesteld. Ten eerste vroeg
                     zij – en dat is een mooie vraag – of wij nieuwe inzichten hebben opgedaan uit de initiatiefnota's.
                     Een deel van de zaken weten we. Wat ik de kracht van de nota's vind – dat heb ik net
                     ook al aangegeven – is dat juist de integraliteit benadrukt wordt. We moeten niet
                     steeds naar één stukje kijken, omdat het vraagstuk breder is. Verder wordt er niet
                     gekozen voor één manier van oplossing. Eigenlijk zijn er verschillende zaken naast
                     elkaar, waarbij steeds wordt benadrukt dat per gebied bepaald wordt wat de beste oplossing
                     is. Het gaat ook om het op de kaart zetten van het onderwerp.
                  
Ik weet dat mevrouw Bromet haar nota presenteerde en dat er meteen ook wel echt een
                     discussie op gang kwam. Ik denk dat die belangrijk is en dat het nodig is dat we met
                     elkaar het gesprek aangaan – hoe gaan we hier nu met elkaar mee om? – ook met de mensen
                     die wonen en werken in dat gebied. Laten we dat ook niet onderschatten: als je boer
                     bent in zo'n gebied en er wordt veel over je gesproken, dan wordt er misschien niet
                     altijd mét je gesproken. Dan kun je ook wel het gevoel krijgen: wordt hier nu gewoon
                     over mijn toekomst besloten zonder dat ik daarbij betrokken ben, of kan ik hier zelf
                     nog wat van vinden en heb ik hier nog inspraak in? Ik denk dat het van het grootste
                     belang is dat je echt vanuit de bewoner en de gebruiker zelf naar het veenweidegebied
                     kijkt, dat je de gesprekken aangaat met de personen zelf, de inzichten daarbij betrekt
                     en de keuzes biedt: wat zijn de opties en wat past het best bij jouw bedrijfsvoering
                     op dat moment? Daarop is ook de kabinetsreactie inzake het klimaatakkoord gericht.
                     Ga bij wijze van spreken met de boer in dat gebied en met de bewoner in dat gebied
                     zitten: wat is er nodig en welke opties zijn er? Ik geloof dat dit de enige manier
                     is waarop wij ook hier de stappen kunnen zetten die nodig zijn. En dat heeft deze
                     nota ook benadrukt.
                  
Mevrouw Kröger vraagt ook naar het langetermijnperspectief, naar de doorkijk naar
                     2050: waar is die? Het klimaatakkoord ziet op 2030. Dat is bekend. Daarin was de doelstelling
                     van 1 megaton geformuleerd. Die komt overeen met de doelstelling die in de initiatiefnota
                     is gepresenteerd. De doelstelling voor 2050 is niet kwantitatief bepaald. De partijen
                     die aan het klimaatakkoord deelnemen spreken wel af dat er in 2020 een conceptprogramma
                     komt met perspectief op 2050. Het is natuurlijk niet zo dat wij denken dat we na 2030
                     helemaal klaar zijn. Nee, we hebben nu geformuleerd wat de weg is naar 2030, maar
                     natuurlijk met het zicht op wat er nog meer moet gaan komen.
                  
Mevrouw Kröger vraagt ook naar de financiering van het onderzoek. Waar wordt de 5
                     miljoen aan besteed? Wordt dit bedrag evenredig verdeeld of alleen besteed aan technische
                     maatregelen? In het klimaatakkoord is vier keer 5 miljoen uitgetrokken voor onderzoek.
                     Dat is dus in totaal 20 miljoen voor het veenweidegebied vanaf 2020. Dat wordt ingezet
                     voor de voortzetting en de uitbreiding van de verschillende pilots die ook al lopen
                     en om de klimaateffecten in beeld te brengen. Dat zijn verschillende maatregelen.
                     Die zien op 10.000 hectare aan pilotgebieden. Daarbij gaat het om technische maatregelen,
                     drainagetechnieken, maar ook om natte teelten en nieuwe verdienmodellen. Daarin zit
                     dus eigenlijk het hele palet aan opties.
                  
Dan het geld voor de regio. Moeten we daarbij niet alle maatregelen meenemen? Ook
                     hier geldt het hele palet aan maatregelen: onderwaterdrainage, natte teelt, de veenmosaangroei
                     en de extensivering in combinatie met peilverhoging. Alle veenweideregio's worden
                     erbij betrokken. We zijn er eigenlijk al mee aan de slag gegaan, maar we pakken dat
                     ook echt vanuit de provincies op. Aan die provincies zal worden gevraagd om een prioritering
                     op te stellen: waar is de urgentie het hoogst? Ook hier geldt dat wij dat niet doen.
                     Het komt echt van onderop: wat zijn de urgentiegebieden en waar zouden we dan het
                     eerst naar moeten gaan kijken?
                  
De voorzitter:
Daarover heeft de heer Schonis van D66 een vraag.
De heer Schonis (D66):
De Minister zegt dat we de prioritering aan de provincies laten, terwijl het mes,
                     het extensiveren van veenweidegebied en het doorvoeren van al die maatregelen, juist
                     aan drie kanten snijdt: je helpt daarmee de natuur, je helpt daarmee de klimaatdoelstellingen
                     en het schept ruimte voor stikstof. Sinds kort is dat door de uitspraak over het PAS
                     natuurlijk ook belangrijk. Dat pleit er toch juist voor dat de Minister hier de regie
                     gaat pakken en dat je niet tegen de provincies zelf zegt: joh, kijken jullie maar
                     met welk lijstje jullie kunnen komen? Hier zou toch bij uitstek een taak voor de regering,
                     voor de Minister, moeten liggen?
                  
Minister Schouten:
Ik denk dat de heer Schonis mij verkeerd heeft begrepen. Ik – ikzelf – heb gevraagd
                     of de provincies inzichtelijk willen maken waar zij in hun gebieden al de hoogste
                     urgentie ervaren. Dat heb ik niet zozeer gedaan omdat ik daar geen opvattingen over
                     heb, maar omdat ik heel erg geloof dat de provincies er nog beter zicht op hebben,
                     want het zijn hun gebieden. Zij kunnen bekijken waar de vraagstukken op dit moment
                     het grootst zijn. Wij gaan uiteraard met de provincies kijken welke criteria ze daarbij
                     hebben gehanteerd en of wij die hoogste urgentie ook zien. Aansluitend op de initiatiefnota's
                     van de indieners: ze bepleiten volgens mij overal een gebiedsgerichte aanpak. Dat
                     onderschrijf ik. Maar als we dat doen, gaat het Rijk vervolgens niet zeggen: u moet
                     dit nu eerst doen. Het moet gebeuren van onderop, waarbij wij meedenken en meebepalen
                     hoe we het gaan vormgeven.
                  
De heer Schonis (D66):
Dat begrijp ik. Ook goed om te horen dat u zegt: ik wil het eerst van onderaf horen
                     en dan gaan we van bovenaf samen kijken. Maar zowel vanwege het stikstof als vanwege
                     het klimaat heeft het een behoorlijke urgentie. Kunnen we daarom een deadline met
                     elkaar afspreken, bijvoorbeeld: die inventarisatie willen we voor 1 januari ’20 hebben?
                     Want mijn inschatting is dat we op dit soort korte termijnen met elkaar zaken moeten
                     gaan doen, gelet op zowel de omvang van de stikstofproblematiek als de doelstellingen
                     van het klimaatakkoord.
                  
Minister Schouten:
Die plannen worden nu opgesteld. Ik heb net aangegeven dat er in 2020 een programma
                     zal komen. Daar wordt nu dus aan gewerkt. Ik vind het wat beperkt om met een deadline
                     te gaan werken. We zijn er al mee aan de slag, dus het is ook niet zo dat we opeens
                     een oproep hoeven te krijgen om daaraan te beginnen.
                  
De voorzitter:
De Minister gaat verder.
Minister Schouten:
Mevrouw Kröger vraagt naar het aantal hectares waarop de financiering is gericht.
                     Met die 1 megaton CO2-equivalent in 2030 zou 100.000 hectare veenweidegebied gemoeid zijn. Dat is ongeveer
                     de helft van het totale veenweidegebied in Nederland.
                  
Mevrouw Kröger heeft gevraagd naar de visie dat het veenweidegebied te versnipperd
                     is. Die vraag heeft collega Van Nieuwenhuizen deels al beantwoord. Ik begrijp deze
                     zorg, maar ik denk dat juist nu wordt gezien dat Rijk, provincies en waterschappen
                     nauw met elkaar gaan samenwerken om deze problematiek aan te pakken. Zoals net al
                     werd gemeld, wordt nog dit jaar een interbestuurlijke regiegroep ingesteld, waar die
                     partijen aan deelnemen, waar regie wordt gevoerd en waar afstemming plaatsvindt. Op
                     deze manier blijven we goed op elkaar aangesloten zonder dat we allerlei structuren
                     daarnaast of daarboven moeten zetten.
                  
Ik snap de vraag naar een coördinerend bewindspersoon. Daarover is al vrij uitvoerig
                     gesproken. Ik heb, aan de andere kant, weleens meegemaakt dat het risico dan is dat
                     de rest zegt: daar gaan we niet meer over, want daar is de coördinerend bewindspersoon
                     voor. Wij zijn nu allemaal aan zet om voor ons deel datgene te doen wat moet gebeuren.
                     Bij mij is er nog heel specifiek het klimaatakkoord bij gekomen. Ik weet wat me daarmee
                     te doen staat. Wij gaan dus zeker niet op onze handen zitten.
                  
Dat waren de vragen van mevrouw Kröger. Dan kom ik bij de vragen van de heer Geurts.
                     Hij had een vraag gesteld over de reductie van lachgas en methaan. Dat is een van
                     de uitdagingen. Het peil moet zodanig zijn dat het veen niet oxideert, zodat er geen
                     CO2 uit komt. Aan de andere kant mag er niet zo veel water staan dat je een soort rottingsproces
                     krijgt waardoor het veen lachgas en methaan uitstoot. We zijn nu kennis aan het opdoen
                     over waar het optimum precies ligt. Ik kan daar nog geen antwoord op geven, maar het
                     is wel een van de vragen waarvan we ons bewust zijn.
                  
De heer Geurts zei dat er geen structureel geld is geregeld. Nee, dat klopt. We hebben
                     nu tot 2030 geld geregeld in het klimaatakkoord. Er is 100 miljoen voor een vrijwilligestoppersregeling
                     voor agrariërs in dat gebied en er is 176 miljoen voor flankerend beleid, dus alles
                     wat we net benoemd hebben. Dat loopt tot 2030, dat is waar. Als hier goede ervaringen
                     mee worden opgedaan, zal dat heus wel weer een discussie opleveren over de vraag wat
                     dat betekent voor de periode na 2030.
                  
De heer Geurts zei dat er eerst inzicht nodig is. Dat klopt. We moeten nog heel veel
                     inzichten vergaren. Daar zijn we nu mee bezig. In het klimaatakkoord is dat ook onderstreept.
                  
Hij vroeg ook naar onderzoek naar alternatieve verdienmodellen. Absoluut. Dat gaat
                     hand in hand. Je kunt niet zomaar tegen een boer in een gebied zeggen: sorry, u kunt
                     hier niet meer werken; succes ermee! Het is een diepgevoelde verantwoordelijkheid
                     om te zorgen dat we dit met elkaar doen en dat we niet zomaar mensen in de steek laten
                     in de keuzes die gemaakt worden. In dit kader is de inzet: verleid de boer. Dat is
                     precies de inzet die we in het klimaatakkoord hebben gekozen en die ik ook terugzie
                     in de initiatiefnota's van de indieners.
                  
Dan kom ik bij de vraag van de heer Schonis. Hij vroeg naar de coördinatie. Ik heb
                     net aangegeven dat er een interbestuurlijke regiegroep komt. Die groep regisseert
                     niet alleen, maar monitort ook – dat is ook belangrijk – en stuurt waar nodig bij
                     om te realiseren wat we in het klimaatakkoord hebben afgesproken. Daarbij is een gebiedsgerichte
                     benadering cruciaal.
                  
De heer Moorlag vroeg ook naar de regie. Hij vroeg hoe het proces wordt ingericht.
                     Dat heb ik net aangegeven. Collega Van Nieuwenhuizen heeft net al aangegeven dat de
                     vraagstukken die spelen ook terugkomen in de NOVI, maar wij doen het dus via de interbestuurlijke
                     regiegroep.
                  
Er is ook gevraagd naar het grondwaterpeil in combinatie met zonne-energie, de dubbele
                     functie. We zijn nu aan het kijken naar de verschillende nieuwe verdienmodellen. Of
                     zon op land dan meteen de oplossing is, weet ik niet, zo zeg ik in alle eerlijkheid.
                     Wij proberen bijvoorbeeld ook functies te combineren met natuurwaarden. Dat is ook
                     een belangrijke opgave; die kan ook weer een bijdrage leveren aan CO2- en stikstofreductie en dat soort zaken. Ik weet niet of het dan mijn eerste gedachte
                     is om zon op land gelijk als verdienmodel te zien, maar goed, dat zal wel als een
                     van de opties bekeken worden, al ben ik er zelf groot voorstander van om eerst maar
                     eens naar de daken te kijken in plaats van meteen naar het land. Dat weet de heer
                     Moorlag; volgens mij vindt hij dat zelf ook.
                  
De heer Stoffer, tot slot, last but not least. Hij vroeg: klopt het dat je onderwaterdrainage
                     nodig hebt als je de peilfixatie wilt toepassen? Naar mijn weten is dat niet zo. Met
                     onderwaterdrainage kan een peil ingesteld worden, bijvoorbeeld ten behoeve van landbouwkundig
                     gebruik. Bij peilfixatie wordt het waterpeil niet meer aangepast aan het landbouwkundig
                     gebruik. Dat is een soort uitrookconstructie, om het een beetje oneerbiedig te zeggen.
                     Ik ben daar geen voorstander van. Ik vind dat we het vanuit de boer, vanuit de gebruiker,
                     moeten bekijken om te zien wat de beste oplossing is.
                  
Tot slot vroeg de heer Stoffer naar de gebiedsprocessen die nu lopen: gaan we de middelen
                     daar inzetten waar ze het meest nodig zijn? Hij vroeg ook welke euro goedkoper ingezet
                     kan worden. Ik denk dat het totale palet aan mogelijkheden bekeken moet worden, juist
                     vanuit het perspectief van de boer. De ene boer kan zeggen dat hij toch voornemens
                     is om niet verder te gaan. Dan is er een mogelijkheid dat wij hem daarin tegemoetkomen.
                     Aan de andere kant kan een boer zeggen: ik wil juist wel graag verder met mijn bedrijf,
                     maar daarvoor zijn aanpassingen nodig; kan ik daar ook bij geholpen worden? Het is
                     ook mogelijk dat we dat doen. Ik zou het dus echt vanuit de boer willen bekijken.
                     Ik wil niet vooraf zeggen dat wij alleen bepaalde opties hanteren. Het is het totaalpakket
                     van onderaf toegepast.
                  
Voorzitter. Dat waren mijn antwoorden op de vragen.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor de beantwoording. Ik ga deze vergadering schorsen voor een halfuur.
                     We gaan om 14.15 uur verder met de tweede termijn. Dan is er voor de fracties ook
                     de mogelijkheid om moties in te dienen.
                  
De vergadering wordt van 13.43 uur tot 14.17 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. We gaan verder met het notaoverleg van de vaste commissies voor Infrastructuur
                     en Waterstaat en voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het overleg van vandaag
                     gaat over de initiatiefnota's «Droge Voeten» en «Veen red je niet alleen». Omdat het
                     een notaoverleg is, hanteren we een vaste sprekersvolgorde. Misschien is het nog goed
                     om hier even te zeggen dat de tweede termijn dient om de laatste vragen te stellen
                     en om moties in te dienen. De moties kunnen tijdens het notaoverleg niet worden overgenomen
                     door de bewindspersonen. Dat kan alleen tijdens een plenaire behandeling. De moties
                     zullen van een appreciatie worden voorzien door de Ministers. De initiatiefnemers
                     mogen natuurlijk ook op de moties reageren.
                  
Dan is de eerste spreker in tweede termijn de heer Dijkstra van de VVD. Hij heeft
                     nog vier minuten spreektijd.
                  
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Ik dank de initiatiefnemers en de bewindspersonen voor de beantwoording.
                     De grote winst van vandaag is dat de urgentie van veenbodemdaling wordt erkend. Dat
                     staat goed op de kaart. Er gebeurde natuurlijk al heel veel, maar u heeft daar een
                     extra stap bij gezet, ook in de zin van bewustwording. U hebt zelfs voorstellen ter
                     verbetering naar de toekomst toe gedaan.
                  
Ik denk dat het goed is dat het kabinet ook antwoorden heeft gegeven op de vragen
                     over de taakverdeling, zoals zij die zien. Het is echt een majeure opgave, zeker als
                     je niet alleen kijkt naar het veenweidegebied, landbouw, natuurontwikkeling en dergelijke
                     maar juist ook naar de bebouwde omgeving. Daar komen we nog over te spreken in een
                     plenair debat. Dan gaat het inderdaad ook om de bevoegdheden die je hebt. Maar ik
                     zou ook niet graag willen dat wij als Rijk de illusie hebben dat we alle problematiek
                     hier vanuit Den Haag kunnen oplossen. Dat moet in de regio gebeuren, met alle partners
                     samen.
                  
U heeft ook gezinspeeld op die samenwerking. Dat is goed. De VVD hecht aan draagvlak.
                     Het is erg belangrijk dat het niet alleen van bovenop is, maar ook van onderaf. Het
                     is belangrijk dat je inderdaad met elkaar in die gebiedsontwikkeling aan de gang gaat,
                     met innovatie, waar wij als liberalen sterk in geloven, en ook in nieuwe verdienmodellen.
                     Ik denk dat het echt een vereiste dat je ervoor zorgt dat de kost voor de baat uit
                     gaat. Je moet wel door kunnen. Anders is het niet duurzaam. Als het alleen maar duur
                     is, is het niet duurzaam.
                  
Ik zie dus ook graag dat de koe in de wei blijft, voor nu en in de toekomst. Ik zie
                     ’m niet graag verdwijnen, zoals ik mevrouw Bromet toch terloops hoorde zeggen. Dat
                     is niet helemaal wat wij voorstaan. U begon heel netjes met: Nederland moet geen moeras
                     worden. Nee, zeker niet, maar wij hechten wel aan de koe in de wei. Ik wil niet dat
                     die in drassige grond staat.
                  
Een andere opmerking van mevrouw Bromet betrof subsidies en iets krijgen als beloning.
                     Ik zie echt wel een verschil. Op het moment dat je met subsidies aan de haal gaat,
                     maak je mensen afhankelijk van degene die de subsidie uitkeert. Als een boer zegt
                     dat hij geen subsidie wil, dan snap ik hem heel goed, want hij wil beloond worden
                     voor iets wat hij doet, namelijk een activiteit. Daar heeft hij dan zelf een keuze
                     in. Dat is heel wat anders dan dat je een aanvraag moet doen voor een subsidie. Daar
                     zit dus echt een verschil in, zou ik willen zeggen.
                  
Ten slotte: de rol van de rijksoverheid is wat mij betreft beperkt. Op hoofdlijnen
                     gaan we met elkaar aan de slag, vanuit ieders verantwoordelijkheid. Ik verwijs naar
                     de brieven van het kabinet, van de twee ministeries, die heel helder waren en naar
                     het klimaatakkoord dat recent gesloten is. Daar houden we het bij.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook hartelijk bedankt. Dan is nu het woord GroenLinks, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een viertal moties, dus ik ga heel snel van start.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het veenweidegebied in crisis is en dat bij voortzetting van het
                  huidige beleid de bodem in deze gebieden gemiddeld nog zo'n 34 centimeter zal blijven
                  dalen tot 2050, terwijl de zeespiegel blijft stijgen;
               
constaterende dat veenbodemdaling leidt tot grote broeikasgasemissies en zeer negatieve
                  gevolgen heeft voor de biodiversiteit in die gebieden;
               
constaterende dat veenbodemdaling leidt tot grote schade aan historische binnensteden
                  en dorpen in die gebieden;
               
constaterende dat er al relatief veel wordt opgestart in de veenweidegebieden, maar
                  er nog te weinig coördinatie is en de verantwoordelijkheid vooral bij decentrale overheden
                  wordt neergelegd;
               
verzoekt de regering met decentrale overheden, de agrarische sector, de recreatiesector
                  en natuur- en milieuorganisaties een rijksbreed Deltaplan Veen overeen te komen, waarin
                  de gebiedsopgaven voor de veenweidegebieden worden geformuleerd, waarna deze door
                  genoemde partijen worden uitgewerkt in gebiedsgerichte plannen,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Schonis. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 4 (35 140, 35 141).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de veenweideproblematiek momenteel te versnipperd is over verschillende
                  overheden, ministeries en maatschappelijke organisaties;
               
constaterende dat er al relatief veel wordt opgestart in de veenweidegebieden, maar
                  er nog te weinig coördinatie is en de verantwoordelijkheid vooral bij decentrale overheden
                  wordt neergelegd;
               
verzoekt de regering om een veencommissaris aan te stellen die alle betrokken partijen
                  verbindt, de gezamenlijke maatschappelijke opgaven in het veenweidegebied centraal
                  stelt en de belangen afweegt tussen de verschillende decentrale overheden;
               
verzoekt de regering tevens om de veencommissaris de totstandkoming van gebiedsgerichte
                  uitvoeringsplannen en het Deltaplan Veen te laten coördineren, die door de betrokken
                  lagere overheden, maatschappelijke organisaties en het Rijk gezamenlijk worden opgesteld,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Schonis. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 5 (35 140, 35 141).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse veenweiden grote hoeveelheden CO2uitstoten en daarmee een wezenlijke impact hebben op de klimaatcrisis;
constaterende dat er in de Klimaatwet staat dat de broeikasgasuitstoot in Nederland
                  in 2050 met 95% moet zijn afgenomen;
               
overwegende dat het voorstel voor het klimaatakkoord alleen een reductiedoelstelling
                  voor veenweiden in 2030 voorschrijft;
               
verzoekt de regering zich ten doel te stellen dat de CO2-uitstoot uit veen in 2050 met ten minste 3,4 megaton is afgenomen, zodat het Nederlandse
                  landschap op zijn minst klimaatneutraal zal zijn,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 6 (35 140, 35 141).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat kerende grondbewerking zorgt voor een nog snellere veenafbraak en
                  daarmee het proces van veenbodemdaling en de uitstoot van CO2, lachgas en methaan versnelt;
               
constaterende dat het PBL in zijn rapport stelt dat veenbodemdaling op akkerbouwpercelen
                  daardoor zelfs 40% tot 50% sneller verloopt dan op graspercelen;
               
overwegende dat er goede alternatieven zijn voor het keren van de grond;
constaterende dat de regering niet-kerende grondbewerking ook als een oplossing ziet;
verzoekt de regering kerende grondbewerking op veengronden te verbieden met ingang
                  van 2020,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Schonis. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 7 (35 140, 35 141).
Dan dank ik mevrouw Kröger hartelijk voor haar inbreng in de tweede termijn. Dan ga
                     ik door naar de heer Schonis van D66... Nee, dat klopt niet! U bent heel attent en
                     oplettend. We gaan natuurlijk door met de heer Geurts van het CDA.
                  
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Als u door wilde gaan met moties, had u misschien meneer Schonis het woord
                     moeten geven. Van de kant van het CDA in ieder geval geen moties, maar wel dank aan
                     de initiatiefnemers. Opstellen is één, verdedigen is twee. Ik heb daar zelf ook enige
                     ervaring mee. Ik heb respect voor Kamerleden die dit traject zijn ingegaan.
                  
Ik denk dat we vandaag kunnen concluderen dat de urgentie hoog is en dat de oplossingen
                     niet gemakkelijk zijn. Maar ik ben hoopvol dat we tot behoud van het veenweidegebied
                     kunnen komen. Een landschap zonder boerderijen is niet het landschap dat het CDA voorstaat.
                  
Voorzitter. Ik heb het net al aangekondigd: mede met het oog op het debat over het
                     klimaatakkoord dat ongetwijfeld nog gaat plaatsvinden, heeft de CDA-fractie geen moties
                     op dit punt.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook hartelijk bedankt. Dan komen we nu toch echt bij de heer Schonis van D66.
De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Dank aan de initiatiefnemers voor de beantwoording. Ik dank ook
                     de Ministers voor hun antwoorden. In de beantwoording door de Ministers hoor ik veel
                     over verleiden en over stimuleren. Minister Schouten had het over het verleiden van
                     de boer, maar volgens mij doet Yvon Jaspers dat op televisie bij Boer zoekt Vrouw.
                     Ik zou toch op een aantal punten in een meer actieve vorm willen stimuleren, om te
                     bekijken of we daar wat verder in kunnen komen. Daar komen we overigens nog over te
                     spreken, want dat gaat heel specifiek over delen uit het klimaatakkoord. Daar hebben
                     we dus geen motie over. Ik heb wel een motie over de andere drie onderwerpen die ik
                     heb aangestipt. De eerste motie gaat over de aanpak bodemverzakking.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Nederland bodemverzakking plaatsvindt van enkele centimeters
                  in zowel stedelijk als landelijk gebied;
               
constaterende dat Kenniscentrum Aanpak Funderingsproblematiek aangeeft dat in ieder
                  geval 83 gemeenten worstelen met funderingsproblemen in relatie tot bodemverzakking,
                  waardoor duizenden huishoudens jaarlijks geconfronteerd worden met hoge kosten om
                  hun fundering te herstellen, veroorzaakt door die verzakking;
               
verzoekt de regering om samen met alle Nederlandse gemeenten die worden getroffen
                  door bodemverzakking voor de problematiek van hierdoor optredende schades een landelijke
                  aanpak te formuleren,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Schonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 8 (35 140, 35 141).
Ik merk wel op dat dit strikt formeel op het gebied van de Minister van Binnenlandse
                     Zaken zou kunnen liggen. Maar gaat u vooral door met uw tweede motie.
                  
De heer Schonis (D66):
Dank u wel. Mijn tweede motie gaat over meer Ruimte voor de Rivier.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet toekomstbestendige rivieren ambieert;
constaterende dat het kabinet voor de ontwikkeling van Integraal Rivier Management
                  in de periode van 2029 tot 2031 375 miljoen euro heeft gereserveerd in het Deltafonds;
               
overwegende dat met de huidige uitdagingen van klimaatverandering er nu al behoefte
                  is om bij riviermanagement te kijken naar waterveiligheid, laagwater, scheepvaart,
                  bodemerosie, waterkwaliteit, natuur en regionale ontwikkelingen;
               
overwegende dat op de begroting van het Deltafonds reeds forse overprogrammering is
                  voorzien tot midden jaren twintig;
               
verzoekt de regering om in 2020 al te starten met de ontwikkeling van Integraal Rivier
                  Management en op basis van cofinanciering, urgentie en haalbaarheid waar mogelijk
                  de benodigde middelen vanuit de beleidsreservering voor IRM uit het Deltafonds naar
                  voren te halen,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Schonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 9 (35 140, 35 141).
De heer Schonis (D66):
Dan de laatste motie, over de geborgde zetels. De motie roept ertoe op om de evaluatie
                     van de geborgde zetel nu uit te voeren.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voor 2021 een advies wil uitbrengen over de geborgde
                  zetels in waterschappen;
               
constaterende dat er in ieder geval in 2021 een kabinetswissel zal plaatsvinden;
van mening dat de evaluatie en het advies van het kabinet over de geborgde zetels
                  voor 2020 naar de Kamer gestuurd moeten worden, zodat er ook stappen genomen kunnen
                  worden;
               
verzoekt de regering om de geplande evaluatie nu uit te voeren en voor eind 2019 met
                  een advies te komen over geborgde zetels in waterschappen,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Schonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 10 (35 140, 35 141).
Ik dank de heer Schonis hartelijk voor zijn bijdrage in deze termijn. Dan geef ik
                     het woord aan de heer Moorlag van de PvdA.
                  
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Er zijn twee punten die ik terug wil laten komen in deze tweede termijn,
                     na uiteraard mijn dank te hebben uitgesproken voor de beantwoording.
                  
Ik denk dat we voor de aanpak van de veenweideproblematiek en de oxidatie alle elementen
                     voor de oplossing wel hebben. We hebben een rad en we hebben spaken. Het is nu alleen
                     even de vraag hoe we daar een goed rollend wiel van maken. Daar heb ik toch wel zorgen
                     over. Dat vraagt een heel goede, gebiedsgerichte aanpak. Het vraagt niet alleen dat
                     partijen met elkaar in overleg gaan, maar het vraagt ook om heldere instrumenten,
                     heldere regelgeving en duidelijkheid over middelen. Als ik heel eerlijk ben, is het
                     mij nog niet helemaal helder geworden hoe het nu moet met die 1.000 hectare in Friesland
                     waar ik in de eerste termijn over sprak. Ik heb al eerder gepleit voor een aanpak
                     analoog aan die voor de landinrichting. Daar wil ik opnieuw voor pleiten. Ik dien
                     daar geen nieuwe motie voor in, want dat heb ik al gedaan bij een ander debat.
                  
Mijn tweede punt betreft het waarborgen van onze zoetwaterbronnen, de zoetwatervoorziening,
                     de drinkwatervoorziening. Dat steekt ook nauw. We moeten niet te ruig zijn met allerlei
                     voorstellen. Dat vraagt een goede afstemming en daarom de volgende motie.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor het borgen van de beschikbaarheid van zoetwater een traject loopt
                  op basis van de Structuurvisie Ondergrond, waarin provincies en drinkwaterbedrijven
                  gezamenlijk zoeken naar mogelijke Aanvullende Strategische Voorraden (ASV);
               
overwegende dat in het Deltaprogramma Zoetwater gewerkt wordt aan concrete afspraken
                  over de beschikbaarheid van zoetwater voor verschillende functies op de lange termijn;
               
overwegende dat het van belang is dat beide trajecten niet los van elkaar worden gezien,
                  vanwege de impact op zoetwaterbeschikbaarheid voor de drinkwatervoorziening;
               
verzoekt de regering de afstemming tussen beide trajecten te verzekeren en in de nieuwe
                  Beleidsnota Drinkwater de samenhang te verankeren,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 11 (35 140, 35 141).
De heer Moorlag is, begrijp ik, aan het einde van zijn termijn gekomen.
Dan gaan we naar de volgende collega. Dat is mevrouw Van Kooten-Arissen van de Partij
                     voor de Dieren. Zij heeft twee minuten voor haar tweede termijn.
                  
Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de initiatiefnemers nogmaals voor het nemen van het
                     voortouw op dit belangrijke onderwerp. Er zijn veel dingen besproken die een voortvarende
                     aanpak vragen. De Partij voor de Dieren ziet daar de urgentie van in en zal er in
                     de komende debatten over deze onderwerpen voorstellen voor doen. Op dit moment heb
                     ik geen moties, maar ik zou graag wat moties van GroenLinks en D66 medeondertekenen.
                     We houden de vinger aan de pols.
                  
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
U ook hartelijk bedankt. Dan komen we nu bij mevrouw Van Brenk van 50PLUS. Ook zij
                     heeft twee minuten voor haar tweede termijn.
                  
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Ik dank de Minister ervoor dat zij vasthoudt aan de Beleidsnota
                     Drinkwater, waarin staat dat grondwater de voorkeur heeft boven oppervlaktewater.
                     Wij zijn daar heel blij mee. Ik heb twee moties.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de drinkwaterprijs voor de consument op dit moment voor 30% uit belastingen
                  bestaat;
               
overwegende dat het gebruik van drinkwater vrijwel prijsinelastisch is;
overwegende dat een extra heffing daarom geen geschikt instrument is om de watervraag
                  te beïnvloeden;
               
verzoekt de regering een heffing uit te sluiten als instrument om de drinkwatervraag
                  te beïnvloeden,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 12 (35 140, 35 141).
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Mijn volgende motie is niet helemaal hetzelfde, maar zou kunnen aansluiten
                     bij de motie van D66.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het systeem van geborgde zetels in de waterschappen niet democratisch
                  is;
               
overwegende dat de inmiddels opgeheven Adviescommissie Water heeft geadviseerd de
                  geborgde zetels niet af te schaffen;
               
overwegende dat de Minister heeft aangegeven dit advies mee te nemen in haar overwegingen;
verzoekt de regering het advies van de Adviescommissie Water niet bij voorbaat over
                  te nemen, maar breed te kijken naar de mogelijkheden van aanpassing van dit stelsel,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 13 (35 140, 35 141).
Daarmee komt mevrouw Van Brenk aan het einde van haar termijn, ware het niet dat er
                     nog een vraag is van de heer Schonis.
                  
De heer Schonis (D66):
Ik heb een vraag over de eerste motie van mevrouw Van Brenk. We hebben vorige week
                     van een andere partij ook een motie gehad met als strekking: nooit, nooit, nooit.
                     Volgens mij kun je als wetgever dat soort garanties hooguit afgeven voor je eigen
                     regeerperiode. Garantie tot aan de voordeur, hoor ik weleens. Dat is één. Twee is
                     hoe 50PLUS ermee omgaat als we straks wel moeten ingrijpen en we straks wel kosten
                     moeten gaan maken om onze drinkwaterwinning veilig te stellen. Daar ben ik toch wel
                     benieuwd naar.
                  
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik zei al dat wij een tegenbegroting hebben gemaakt waarin we de hele belasting op
                     leidingwater afschaffen, omdat je altijd andere mogelijkheden hebt. Maar inderdaad,
                     meer dan een toezegging voor deze regeerperiode kunnen wij niet eisen. Daar zullen
                     we ons dan ook toe beperken, maar u weet wat de inzet van 50PLUS zal zijn.
                  
De voorzitter:
Daarmee komen we aan het eind van de tweede termijn van 50PLUS en gaan we naar de
                     SGP, naar de heer Stoffer.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Dank u, voorzitter. Ik ben nog maar net op tijd. Excuses daarvoor. Ik had een tussentijdse
                     afspraak.
                  
Ik zal het kort houden. Ik dank de initiatiefnemers van deze nota's voor de beantwoording.
                     Een aantal dingen stelden mij wel gerust, maar bij sommige dingen denk ik: ja... Ik
                     denk dan bijvoorbeeld aan hoe we dadelijk omgaan met de veenweidegebieden en wie dat
                     gaan betalen. Daar zit voor mij best wel iets waarvan ik denk: daar kijken wij anders
                     tegen aan.
                  
De reacties van het kabinet bevatten mooie woorden. Ik hoor bijvoorbeeld mooie woorden
                     van Minister Schouten over het veenweidegebied: een gebiedsgerichte aanpak en het
                     bekijken vanuit de boer om van daaruit stappen te zetten. Dan denk ik: prachtig, dat
                     is ook de lijn die wij graag zien. Als ik dat doortrek naar Droge Voeten, denk ik:
                     ach, als we het bezien vanuit waterveiligheid en scheepvaart, dan gaan we volgens
                     mij zowel bij Droge Voeten als de veenweidegebieden een mooie toekomst tegemoet.
                  
Ik wens iedereen sterkte bij de uitvoering. En, voorzitter, u begrijpt het: ik heb
                     geen moties. Dank u wel.
                  
De voorzitter:
U ook hartelijk dank. We schorsen nu voor vijf minuten tot 14.40 uur, zodat de moties
                     even goed bekeken kunnen worden door de bewindspersonen. Mocht het een paar minuutjes
                     later worden, dan is deze voorzitter coulant, want we lopen aardig goed op schema.
                  
Ik schors de vergadering.
De vergadering wordt van 14.35 uur tot 14.41 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik zie dat iedereen klaar is voor de beantwoording. Als alle leden zitten en aandacht
                     hebben voor de beantwoording – het zijn tenslotte hun vragen – dan geef ik als eerste
                     het woord aan de heer De Groot.
                  
De heer De Groot (D66):
Dank u, voorzitter. Ik heb geen inhoudelijke opmerkingen, maar ik wil de collega's
                     zeer hartelijk danken voor hun inbreng. Ik vind de belangstelling terecht, maar het
                     is toch een maandag, dus nogmaals dank voor jullie goede inbreng en ook aan de bewindspersonen
                     voor de beantwoording.
                  
De voorzitter:
Kort en krachtig.
Dan gaan we naar mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter, het was mijn eerste initiatiefnota. Het is mij goed bevallen. Ik vind
                     het heel eervol dat er zo veel Kamerleden zijn gekomen. Ik wil de Ministers bedanken
                     voor de beantwoording. Ik wil D66 bedanken voor de samenwerking. Het was leuk om samen
                     te doen. Ten slotte wil ik mijn stagiaire, Elisabeth Hengeveld, bedanken. Zij is de
                     penvoerder van de nota. Zij heeft ontzettend veel werk verricht. Vrijdag gaat ze onze
                     fractie, na een jaar stage, verlaten. Ze is nog op zoek naar een baan en ik kan haar
                     zeer aanbevelen.
                  
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Laat ook ik beginnen met nogmaals dank uit te spreken aan
                     de initiatiefnemers én hun ondersteuning. Die wil ik ook heel veel succes wensen bij
                     het vervolg van hun carrière. Volgens mij is hiermee een mooi visitekaartje afgegeven.
                     Ik denk dat jullie het voorstel met verve hebben verdedigd. Mijn complimenten daarvoor.
                  
Echt vragen waren er niet meer. Ik sluit me wel aan bij de opmerking van de heer Geurts
                     dat de urgentie goed boven tafel is gekomen, maar dat we er ook met elkaar van overtuigd
                     zijn dat de afdeling Gemakkelijke Oplossingen al dicht is. We moeten met elkaar echt
                     flink aan de slag om de goede oplossingen hiervoor te vinden.
                  
Dan kom ik bij de moties. De moties op stukken nrs. 4, 6 en 7 zullen door collega
                     Schouten worden behandeld.
                  
Ik begin bij de motie op stuk nr. 5. Die is van de hand van mevrouw Kröger. Als ik
                     het kort samenvat, vraagt deze motie om een veencommissaris. Gezien hetgeen wij hiervoor
                     al gewisseld hebben, zal het mevrouw Kröger niet verbazen dat ik die motie ontraad,
                     omdat we het niet nodig vinden en we niet de toegevoegde waarde ervan zien. Het zou
                     zelfs vertragend kunnen werken.
                  
De motie op stuk nr. 8 is van de hand van de heer Schonis.
De voorzitter:
Ik moet altijd even herhalen wat het oordeel is van een motie. De motie op stuk nr.
                     5 is ontraden.
                  
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan de motie op stuk nr. 8, van de hand van de heer Schonis. Die verzoekt de regering
                     om samen met alle Nederlandse gemeenten die worden getroffen door bodemverzakking
                     een landelijke aanpak te formuleren voor de problematiek van hierdoor optredende schades.
                     Ik heb u aangegeven dat dit in het pakket van de Minister van BZK valt. Aangezien
                     wij nog een debat met elkaar gaan voeren over precies dit onderwerp, bodemdaling,
                     waarbij zij aanwezig zal zijn, verzoek ik u om de motie tot dat moment aan te houden.
                  
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Als ik de motie nu aanhoud, gaan we er waarschijnlijk niet meer
                     over stemmen voor het zomerreces. Anderzijds, als ik nu om een brief vraag, krijg
                     ik die waarschijnlijk ook niet voor het zomerreces. Dus ik houd de motie aan.
                  
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Schonis stel ik voor zijn motie (35 140, 35 141, nr. 8) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Knopen tellen, noemen we dat. We gaan door met de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan denk ik dat ik de heer Schonis kan verblijden met het advies op de motie op stuk
                     nr. 9. Die is namelijk ook van zijn hand en die verzoekt de regering om in 2020 al
                     te starten met de ontwikkeling van Integraal Rivier Management en op basis van cofinanciering,
                     urgentie en haalbaarheid waar mogelijk de benodigde middelen vanuit de beleidsreservering
                     voor IRM uit het Deltafonds naar voren te halen. Met de toevoeging van «waar mogelijk»
                     kan ik die motie oordeel Kamer geven.
                  
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 9 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 10 van de hand van de heer Schonis verzoekt de regering om de
                     geplande evaluatie – dat gaat om de geborgde zetels – nu uit te voeren en voor eind
                     2019 al met een advies hierover te komen. Vanwege het feit dat erin staat dat we voor
                     eind 2019 al met een advies moeten komen, ontraad ik de motie. Ik heb zojuist ook
                     aan de Kamer toegezegd om u nog te laten meedenken over de opdrachtformulering. Dat
                     kunnen we na de zomer pas doen. Het moet wel zorgvuldig gebeuren, dus ik probeer het
                     echt zo snel mogelijk te doen, maar de toezegging dat ik het voor eind 2019 oplever,
                     kan ik echt niet waarmaken. Dus om die reden ontraad ik de motie.
                  
De voorzitter:
De motie-Schonis op stuk nr. 10 wordt ontraden.
De heer Schonis (D66):
U kunt ook geen ijzer met handen breken, Minister, dat snap ik ook. We houden haar
                     aan.
                  
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Schonis stel ik voor zijn motie (35 140, 35 141, nr. 10) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 11 van de heer Moorlag. Die verzoekt de regering
                     om de afstemming tussen beide trajecten – en dan gaat het over de zoetwaterproblematiek
                     in het Deltaprogramma en de Beleidsnota Drinkwater – te verzekeren en om in die nieuwe
                     Beleidsnota Drinkwater de samenhang te verankeren. Dat lijkt me een heel goed idee,
                     dus deze motie kan ik oordeel Kamer geven.
                  
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 11 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 12 van de hand van mevrouw Van Brenk verzoekt de regering een
                     heffing uit te sluiten als instrument om de drinkwatervraag te beïnvloeden. Er werd
                     in de discussie onderling tussen de Kamerleden al geconstateerd dat dat dan alleen
                     voor deze regering, dus voor dit kabinet geldt. Met die kanttekening van mijn kant
                     zou ik die motie oordeel Kamer kunnen geven, want wij hebben ook geen plannen om dit
                     te gaan doen.
                  
De voorzitter:
De motie-Van Brenk op stuk nr. 12 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 13, ook van de hand van mevrouw Van Brenk, verzoekt de regering
                     het advies van de Adviescommissie Water niet bij voorbaat over te nemen, maar breed
                     te kijken naar de mogelijkheden van aanpassing van dit stelsel. Ik hoop dat ik de
                     Kamer het voorstel van de opdrachtformulering kan laten zien, dan kunt u ons daarop
                     afrekenen. Wat mij betreft krijgt deze motie ook oordeel Kamer.
                  
De voorzitter:
De motie-Van Brenk op stuk nr. 13 krijgt oordeel Kamer.
En daarmee gaan we naar Minister Schouten van LNV.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant veel lof, ook voor de stagiaire die zo'n
                     nota heeft geschreven. Ik riep net al: er is nog heel wat te doen in het veenweidegebied,
                     dus ik zie daar kansen. Dat is een aanbeveling voor degene bij wie ze gaat solliciteren.
                  
Ik begin met de motie-Kröger/Schonis op stuk nr. 4. Ik heb net al proberen aan te
                     geven hoe het proces er ongeveer uit zal zien. Ik probeer mee te denken met deze motie,
                     dus let op, mevrouw Kröger, opdat u dit kunt volgen en zien of u hiermee kunt leven.
                     De motie vraagt om een rijksbreed Deltaplan Veen. Ze vraagt of de decentrale overheden,
                     de agrarische sector, de recreatiesector en natuur- en milieuorganisaties allemaal
                     daarin meedoen. Ik heb net aangegeven dat we van plan zijn om in 2020 een plan te
                     maken met de decentrale overheden. Dat is ook echt het bevoegd gezag, dus ik vind
                     het wel belangrijk dat we die partijen in de lead laten. Deze motie zegt eigenlijk:
                     betrek de omgeving daarbij. Als ik de motie zo mag lezen, ben ik dat wel van plan.
                     De decentrale overheden maken het plan en ik moet de omgeving erbij betrekken. Dat
                     wordt een plan voor de komende tien jaar, gebiedsgericht, waarin de doelen van het
                     klimaatakkoord centraal staan, maar ook met een perspectief op 2050. Dat was ook wat
                     de heer Schonis hier vroeg. Ik zou willen voorstellen om de motie op die manier te
                     wijzigen. Dan moet u even meedenken over hetgeen wat ik heb gezegd. Als de motie zo
                     gewijzigd wordt, kan ik de motie oordeel Kamer geven. Zoals die nu luidt, worden het
                     bevoegd gezag en de betrokken partijen te veel op één lijn gezet. Dat kan ik op die
                     manier echt niet doen. Plus de naam «rijksbreed Deltaplan Veen» gaat heel veel vragen
                     oproepen. Wat is dat dan allemaal? Laten we het gewoon een plan noemen waarin we dit
                     gaan uitwerken. Als de motie zo kan worden aangepast, dan zou ik haar oordeel Kamer
                     kunnen geven.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank aan de Minister voor het meedenken. Deze interpretatie is in lijn met wat de
                     inzet van de motie was, dus wij kunnen de motie zo aanpassen.
                  
Minister Schouten:
Oké, in dat geval kan ik haar oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Dan wordt de motie op stuk nr. 4 conform aangepast. De motie-Kröger/Schonis op stuk
                     nr. 4 zal dus worden gewijzigd. Ik moet het even formeel goed zeggen. Als die motie
                     gewijzigd wordt in de zin zoals net besproken, dan krijgt zij oordeel Kamer.
                  
Minister Schouten:
Dan ga ik ervan uit dat het goed gaat.
Dan kom ik bij de motie-Kröger op stuk nr. 6. Die verzoekt om de CO2-uitstoot uit veen in 2050 met ten minste 3,4 megaton te laten afnemen. We hebben
                     net een doel gesteld voor 2030. Ik denk dat we eerst maar eens aan de slag moeten
                     gaan om dat doel te halen. Om ons al vast te leggen op een doel voor 2050 vind ik
                     nu te ver gaan, dus ik ontraad deze motie.
                  
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 6 is ontraden.
Minister Schouten:
De motie-Kröger/Schonis op stuk nr. 7 vraagt om het verbieden van kerende grondbewerking.
                     We weten dat het voordelen heeft als je kerende grondbewerking kunt beperken. Maar
                     er zijn soms redenen waarom het wél nodig is. Ik vind deze motie op dit moment dus
                     te ver gaan. Ik ontraad daarom ook deze motie.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger heeft daar een vraag over.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik heb nog een vraag over de motie op stuk nr. 6. Ik begrijp dat de Minister niet
                     nu die 3,4 megaton wil vastleggen voor 2050. Maar wat vindt zij van het idee om wel
                     een CO2-doel voor 2050 vast te leggen, zonder dat we hier nu per motie regelen welk doel
                     dat precies moet zijn, zodat dat langetermijnperspectief wel degelijk wordt uitgesproken?
                  
Minister Schouten:
Ik heb net de suggestie gedaan om in 2020 een plan te maken waarin we ook een doorkijkje
                     geven naar 2050. Ik vind het te vroeg om nu echt megatonnen te gaan noemen en al vooruit
                     te lopen op wat het precies zou behelzen. Dat is mijn aanbod geweest, dat is hoever
                     ik nu kan gaan. Ik vind het nu al benoemen van megatonnen en ambities voor 2050...
                     We hebben al een behoorlijke kluif aan 2030, laten we daar maar mee beginnen.
                  
De voorzitter:
Daarmee blijft het oordeel over de motie op stuk nr. 6: ontraden. De motie op stuk
                     nr. 7 is ook ontraden.
                  
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van de moties. Hiermee is
                     ook de nota afdoende besproken, denk ik. Er is een toezegging gedaan aan mevrouw Van
                     Brenk.
                  
– De Minister van IenW zal de Kamer informeren over de opzet van de commissie die onderzoek
                           gaat doen naar de geborgde zetel van de waterschappen.
                        
Dat hebben we allemaal hetzelfde verstaan en gehoord, dus dan is dat afgesproken.
Stemmingen over de moties zijn aankomende donderdag, 5 juli.
Ik sluit deze vergadering bijna, maar niet dan nadat ik niet alleen mevrouw Elisabeth
                     Hengeveld maar ook haar collega Anneke Rooth en Tim Lohmann van harte heb bedankt,
                     samen met de indieners, de heer De Groot en mevrouw Bromet, voor hun bijdrage. En
                     ook Kiki Kersten; die is er later nog bij gezet, maar die willen we natuurlijk niet
                     missen. Heel belangrijk, anders krijgen we dit soort zaken in deze Tweede Kamer nooit
                     voor elkaar. We zijn iedereen van harte dankbaar voor alle antwoorden. Ook dank aan
                     onze adviseurs, vandaag de Ministers, hier in deze vergadering.
                  
Ik sluit de vergadering en wens iedereen nog een gezegende dag.
Sluiting 14.53 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.Y. Israel, griffier - 
              
                  Mede ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - 
              
                  Mede ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.