Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 12 juni 2019, over sportbeleid
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 230
                   VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
            
Vastgesteld 15 juli 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 12 juni 2019 overleg
                  gevoerd met de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport, over:
               
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 april 2018 inzake rapport
                           «Sport in transitieregio's» (Kamerstuk
                        30 234, nr. 180);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 18 december 2018 inzake
                           rapportage 1-meting lichamelijke opvoeding en sport in het voortgezet onderwijs (Kamerstukken
                        30 234 en 31 289, nr. 204);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 6 maart 2019 inzake update
                           implementatie Sportakkoord (Kamerstuk
                        30 234, nr. 211);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 13 mei 2019 inzake beantwoording
                           vragen commissie over de update implementatie Sportakkoord (Kamerstuk
                        30 234, nr. 214);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 25 februari 2019 inzake
                           reactie op gewijzigde motie van de leden Bruins Slot en Diertens over de tuchtrechtelijke
                           vervolging van bij doping betrokken artsen (Kamerstuk
                        35 000 XVI, nr. 108) (Kamerstuk
                        34 543, nr. 19);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 22 februari 2019 inzake
                           criteria en werkwijze beoordelingscommissie sportevenementen (Kamerstuk
                        30 234, nr. 210);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 5 februari 2019 inzake stand
                           van zaken Formule 1 in Nederland (Kamerstuk
                        30 234, nr. 207);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 4 april 2019 inzake beantwoording
                           vragen commissie over de stand van zaken Formule 1 in Nederland (Kamerstuk
                        30 234, nr. 212);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 19 april 2019 inzake advies
                           «Nederland evenementenland?» van de Nederlandse Sportraad (Kamerstuk
                        30 234, nr. 213);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 29 mei 2019 inzake voortgangsbrief
                           sportbeleid juni 2019 (Kamerstuk
                        30 234, nr. 215).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De griffier van de commissie, Post
Voorzitter: Lodders
Griffier: Clemens
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Diertens, Rudmer Heerema,
                  Lodders, Van Nispen, De Pater-Postma en Westerveld,
               
en de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport.
Aanvang 14.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Goedemiddag Minister. Hartelijk welkom bij de vaste commissie
                     voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan de orde is het algemeen overleg over het
                     sportbeleid. Een hartelijk welkom aan de Minister voor Medische Zorg en Sport. Uiteraard
                     ook een zeer hartelijk welkom aan de ondersteuning van de Minister, de Kamerleden,
                     de mensen hier in de zaal en de mensen die het debat op een andere manier volgen.
                  
We hebben met elkaar afgesproken om een spreektijd van maximaal zes minuten per fractie
                     te hanteren. Ik ga die tijd voor u in de gaten houden. Ik zou willen afspreken om
                     in de eerste termijn een tweetal interrupties in tweeën toe te staan.
                  
Dit is de eerste keer dat wij mevrouw De Pater van het CDA in ons midden hebben. Zij
                     is plaatsvervangend lid van deze commissie, maar woordvoerder sport, denk ik. Hartelijk
                     welkom. Wij wensen u uiteraard heel veel succes.
                  
Ik ga nu graag over naar de eerste spreker, de heer Heerema. Hij spreekt namens de
                     fractie van de VVD. Gaat uw gang.
                  
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. We zijn halverwege de regeerperiode en ik wil dit moment gebruiken om
                     te kijken waar we staan. In het regeerakkoord hebben we met een reden de sportverenigingen
                     en sportbonden specifiek genoemd. Zij hebben de centrale positie in ons sportlandschap
                     en zijn de belangrijkste partners voor het Sportakkoord. Met dit in het achterhoofd
                     wil ik naar het Sportakkoord kijken. Vorige week was er een bijeenkomst, waar 90%
                     van de sportbonden aangaf ontevreden te zijn over het Sportakkoord. Hoe stelt de Minister
                     nu al die sportbonden gerust? Snelheid lijkt boven kwaliteit te gaan. Dat zou ik dood-
                     en doodzonde vinden.
                  
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: het Sportakkoord is bedoeld om de
                     kracht van met name sportverenigingen te gebruiken om de lokale sportakkoorden vorm
                     te geven, en niet om een nieuwe structuur van sportformateurs en -adviseurs vanuit
                     de gemeente op te tuigen. Daarom heb ik een paar vragen aan de Minister. Waarom wordt
                     er nu al ingezet op lokale sportakkoorden terwijl het landelijke Sportakkoord nog
                     niet klaar is? Nu de Minister ervoor gekozen heeft om lokale sportformateurs aan te
                     stellen, wil ik graag weten wie dit zijn. Wat kunnen we van ze verwachten? Zijn er
                     nog aanvullende voorwaarden te stellen aan de inzet van al die miljoenen die voor
                     deze akkoorden ingezet worden? Ik dacht dat het regeerakkoord duidelijk genoeg was,
                     maar als de Minister meer kader nodig heeft, zal ik dat graag inkleuren. Het kan simpelweg
                     niet zo zijn dat we straks miljoenen in lokale sportakkoorden hebben geïnvesteerd,
                     maar dat er geen badmuts extra in het zwembad ligt, geen gymschoen extra in de zaal
                     en geen hockeystick extra op het veld. Ik hoor steeds vaker dat sportverenigingen
                     en dus de sportbonden lokaal op de reservebank zitten, dat ze onvoldoende betrokken
                     worden en dat juist gemeenten in the lead zijn. Als ik naar het regeerakkoord kijk,
                     vind ik die keuze op zijn minst verwonderlijk.
                  
Voorzitter. We hebben aangegeven dat we een subsidieregeling vanuit het ministerie
                     willen zien voor de structurele 10 miljoen voor sportbonden. Dat bleek toen lastig
                     te organiseren. Maar deze regeling is gewoon noodzakelijk voor de juiste verdeling
                     van het geld. Ik pleit ervoor om deze regeling nu zo snel mogelijk op te zetten, zodat
                     het geld direct bij de sportbonden en sportverenigingen terecht kan komen, zoals we
                     beoogd hadden.
                  
Voorzitter. Er wordt letterlijk nu gewerkt aan het onderdeel topsport en evenementen
                     van het Sportakkoord. Een basisvraag: kan de Minister de ruimte geven om deze paragraaf
                     zo ambitieus mogelijk te schrijven?
                  
Voorzitter. Ik heb een idee. Nederland is waanzinnig goed in het organiseren van steeds
                     mooiere en grotere sportevenementen. We hebben al een slag kunnen maken met de aanpassing
                     van het evenementenkader. Maar we kunnen nog iets heel verstandigs doen.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Van Aalst. Gaat uw gang.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik wil even terugkomen op het vorige punt, het Sportakkoord. De verduurzaming van
                     sportaccommodaties komt daarin voor. Wat vindt mijn collega van de VVD ervan dat Europa
                     zich inmiddels meer bemoeit met onze kunstgrasvelden? Die zijn essentieel voor onze
                     amateurverenigingen om te kunnen blijven trainen, om mensen hun sport te laten beoefenen.
                     Bent u niet bang dat het geld dat wij zo meteen beschikbaar stellen voor die sportaccommodaties
                     door die Europese regelgeving wegebt?
                  
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Over de verduurzaming van sportverenigingen heb ik verderop in mijn tekst nog het
                     een en ander staan, omdat ik daar ook schriftelijke vragen over heb gesteld. Ik ben
                     niet helemaal tevreden met de antwoorden. Dat komt dus later in mijn tekst nog aan
                     de orde. Volgens mij kan het nooit zo zijn dat Europese regelgeving straks bepaalt
                     dat onze kindertjes onvoldoende kunnen sporten in het weekend en doordeweeks. Volgens
                     mij moeten we dus alles in het werk stellen om te zorgen dat sportverenigingen gewoon
                     door kunnen gaan met die mooie taak om in het weekend en doordeweeks sport te laten
                     beoefenen.
                  
De heer Van Aalst (PVV):
Volgens mij is het wel Europa dat op dit moment bepaalt dat alle rubber van de kunstgrasvelden
                     af moet en dat er verplicht kurk op moet. Dat leidt tot een gigantische kostenpost.
                     Is de heer Heerema van de VVD het met me eens dat het niet de bedoeling kan zijn dat
                     het geld dat we bedoeld hebben om die accommodaties aan te pakken, zo meteen gaat
                     zitten in het geneuzel vanuit Brussel?
                  
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Elke vereniging maakt haar eigen afweging. Er zijn verenigingen die actief aan de
                     slag gaan om dat kurk op die velden te krijgen. Dat is prima. Dat is hun eigen afweging.
                     Als er lokaal geld gestopt wordt in het opwaarderen van velden zonder korrels, is
                     dat ook uitstekend. Het lijkt mij niet de bedoeling dat wij vanuit Den Haag allerlei
                     kunstgrasvelden gaan omzetten naar velden met kurkkorrels.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Elke keer dat er iets georganiseerd wordt, gaat na afloop van het evenement
                     waardevolle kennis verloren, omdat we daar geen echte structuur voor hebben. Nu heb
                     ik het idee dat een interdepartementaal evenementenloket heel waardevol zou kunnen
                     zijn, waar organisatoren zich kunnen melden en waar hun evenementen getoetst worden
                     op haalbaarheid, maatschappelijke, economische en sociale impact en de kansen voor
                     infrastructuur. In dit loket is kennis vanuit verschillende ministeries aanwezig.
                     Dan kan er snel gehandeld worden op het gebied van wet- en regelgeving, financiering
                     en ontheffingen. Maar vooral, men kan dan snel terecht bij de juiste persoon om slagvaardig
                     te kunnen handelen. Mijn concrete vraag aan de Minister is of hij zo'n klein, slagvaardig,
                     interdepartementaal loket wil verkennen en opzetten, met in ieder geval de ministeries
                     van VWS, EZ, Financiën en Infrastructuur en Waterstaat.
                  
Voorzitter. Dan iets waar ik al een tijd mee bezig ben en wat ik in dit AO...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, een interruptie van mevrouw Diertens op het vorige punt. Gaat
                     uw gang.
                  
Mevrouw Diertens (D66):
Ik vind dat een prachtig initiatief. Het lijkt mij heel goed. Wil de heer Heerema
                     van de VVD ook een soort kenniscentrum in dat loket hebben, waarin de organisatie
                     van evenementen en dergelijke geëvalueerd wordt, zodat onze evenementen in de toekomst
                     nog beter georganiseerd kunnen worden?
                  
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dat lijkt mij heel verstandig. Er zijn voorbeelden in het buitenland. In Australië
                     hebben ze dit bijvoorbeeld ingesteld bij de Olympische Spelen. Dat heet Big Events,
                     grote evenementen. Dat is een apart loket, dat valt onder verschillende ministeries.
                     Daar leren ze van grote evenementen die naar het land gehaald worden, bijvoorbeeld
                     op het gebied van sport. Het kan overigens ook over andere onderdelen gaan. Daar leren
                     ze dus steeds meer hoe ze evenementen zo goed mogelijk kunnen organiseren. In Nederland
                     is dat natuurlijk een taak voor de organisatoren, die dat veel beter kunnen dan de
                     overheid, maar de overheid heeft natuurlijk wel een faciliterende rol. Hoe beter wij
                     die faciliterende rol kunnen inzetten, hoe meer wij daarbij evenementen kunnen ondersteunen.
                  
De voorzitter:
Is dat voldoende?
Mevrouw Diertens (D66):
Ja.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
... en wat ik in dit AO Sport graag aan wil kondigen. We hebben een groep in onze
                     samenleving die een afstand tot de sport heeft en een steuntje in de rug kan gebruiken,
                     om deel uit te kunnen maken van ons rijke verenigingsleven. De groep die de stap naar
                     een sportvereniging niet durft te zetten, wordt steeds groter. Helaas zit deze groep
                     vaak eenzaam thuis. En dit terwijl ouderen zo ontzettend veel kunnen hebben aan het
                     lidmaatschap van een sportvereniging. Ze hebben maatschappelijke carrières gehad,
                     kunnen vrijwilliger zijn en tellen mee voor contributie. Voor alle betrokkenen liggen
                     hier dus gouden kansen. Daarom ben ik een initiatiefnota aan het schrijven om tot
                     een ouderensportfonds te komen. Dit zal de effectiefste interventie zijn voor de ouderen
                     zelf, voor een hogere kwaliteit van leven en tegen eenzaamheid, en ook ter ondersteuning
                     van een sportvereniging, met alle uitdagingen die er voor een sportvereniging zijn.
                  
Voorzitter. Dan de Green Deal. Die kwam vorige week in het AO...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, een interruptie van de heer Van Nispen. Ik neem aan op het vorige
                     punt. Ja. Gaat uw gang.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Een interessant idee: een ouderensportfonds. Ik neem aan met de bedoeling om meer
                     ouderen erbij betrokken te krijgen en in beweging te krijgen, met alle evidente voordelen
                     die dat natuurlijk heeft. Kan de heer Heerema daar wat meer over vertellen? Werkt
                     dat bijvoorbeeld zoals het jeugdsportfonds werkt? Denk aan een bepaald budget, met
                     multipliers van gemeenten, et cetera en noem het allemaal maar op. Om hoeveel geld
                     gaat het bijvoorbeeld? Kan de heer Heerema daar iets meer over vertellen?
                  
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik hoopte al op deze interruptie; dank daarvoor. Nu kan ik er iets meer over vertellen.
                     Anders paste het niet meer in mijn spreektijd. We hebben inderdaad het jeugdsportfonds.
                     Het jeugdsportfonds – tegenwoordig heet het het Jeugdfonds Sport & Cultuur – is met
                     name bedoeld om kinderen die financieel gezien in een achterstandspositie zitten,
                     te ondersteunen om naar een vereniging te gaan. Bij ouderen is het vaak niet een financiële
                     component. Het gaat om een steuntje in de rug omdat ze de stap naar een vereniging
                     vaak niet durven zetten. Verenigingen hebben ook onvoldoende aanbod specifiek voor
                     de oudere deelnemer. Ik zou het heel mooi vinden als wij een ouderensportfonds op
                     kunnen zetten waar mankracht in zit om die ouderen dat steuntje in de rug te kunnen
                     geven naar die vereniging toe. Daar kunnen CIOS'en en alo's bij helpen. Daar kunnen
                     gemeenten bij helpen. Het is heel moeilijk om daar nu nog een financiële component
                     aan te hangen, om de simpele reden dat de groep ouderen verschillende wensen heeft.
                     Er zijn budgetten gereserveerd voor allerlei verschillende onderdelen, die allemaal
                     wat gesegmenteerd ingezet worden. Ik hoop dat ik de nota voor de zomer af heb. Maar
                     het gaat dus niet om financiële steun, maar om het inzetten van mankracht om deze
                     groep te kunnen begeleiden. Nu hebben we bijvoorbeeld...
                  
De voorzitter:
Dank, dank, dank. De bedoeling van een interruptie is een korte vraag, met een kort
                     antwoord. U werd uitgedaagd, dus ik heb u even wat extra ruimte gegeven. Maar u heeft
                     aangekondigd een nota te schrijven, dus ik hoop dat dit in eerste aanleg voldoende
                     is. Meneer Van Nispen, gaat uw gang voor een vervolgvraag.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Ik ben altijd bereid om een collega in nood wat extra spreektijd te gunnen. Heel kort:
                     het gaat dus niet om geld, maar het gaat om mensen die een bepaalde taak hebben om
                     behoeftes te inventariseren en daaraan te voldoen. Heb ik het dan zo goed samengevat,
                     of moet ik echt de uitwerking van de nota afwachten?
                  
De voorzitter:
Dat zou ik zeker doen. De heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik zal het kort houden, voorzitter. Dat is in grote lijnen inderdaad zo. Een voorbeeld
                     is dat we hebben besloten om meer buurtsportcoaches in te zetten. Zij hebben nog geen
                     kader meegekregen. In Nederland zijn er 300. Dat zou er bijvoorbeeld al één per gemeente
                     kunnen zijn.
                  
De voorzitter:
Dan is er nog een vraag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik ben toch even benieuwd naar de initiatiefnota. Ik constateer toch vaak het volgende.
                     Vroeger stond er een biljart in verzorgingshuizen en waren er gymfaciliteiten. Volgens
                     mij is het juist de VVD geweest die dat heeft afgebroken. Wilt u dat nu weer een beetje
                     in ere herstellen?
                  
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dan denk ik dat de heer Van Aalst onvoldoende op de hoogte is van wat er bij de sportverenigingen
                     leeft en wat voor rijk verenigingsleven je daar kunt hebben, juist door het contact
                     met de verschillende leeftijdsgroepen en juist ook door wat je met wederkerigheid
                     voor zo'n vereniging kan betekenen. Jij betekent iets voor die vereniging. Ze hebben
                     een rijke maatschappelijke carrière gehad en kunnen iets toevoegen aan een vereniging,
                     ook als vrijwilliger. Het is een prachtige gouden kans voor de ouderen om hun eenzaamheid
                     en de afstand tot de vereniging te verkleinen. Voor de vereniging is het een gouden
                     kans om iets extra's binnen te krijgen.
                  
De heer Van Aalst (PVV):
Absoluut. Ik was even op zoek naar dat deel van het antwoord. Het verzorgingstehuis
                     laat u dus voor wat het is. Dan komen we direct bij het volgende probleem waarvoor
                     de VVD verantwoordelijk is: het zorgvervoer. Want hoe komen die mensen dan bij die
                     vereniging? Inderdaad is het een fantastische optie om ouderen aan het sporten te
                     krijgen bij vitale sportverenigingen, maar juist het zorgvervoer dat het mogelijk
                     maakt om deze mensen van A naar B te brengen, is weer een item waar de VVD met de
                     sloophamer voor stond. Ik begrijp het dus niet zo goed. Gaat u nu met de initiatiefnota
                     repareren wat u kapot heeft gemaakt?
                  
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Als sportwoordvoerder is de heer Van Aalst uiteraard op de hoogte van bijvoorbeeld
                     het initiatief van de Bridge Bond, Een tegen Eenzaamheid, waarbij bridgers elkaar
                     ophalen om samen naar de vereniging te gaan om wedstrijden te spelen. Dat is nou juist
                     het mooie van deze groep: ze hebben allemaal rijbewijzen, ze kunnen vervoeren en ze
                     helpen elkaar om naar de vereniging te gaan. Ik zie het voor mij dat iemand niet in
                     z'n eentje op zijn tachtigste nog naar een vereniging gaat, maar dat men elkaar helpt,
                     juist in die mooie samenwerking die binnen een vereniging plaats kan vinden, in die
                     mooie maatschappij die we daar hebben, om te zorgen dat ook ouderen aan het sporten
                     kunnen komen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Ik was bij het AO Gewasbescherming, dat over het terugdringen van chemische
                     bestrijdingsmiddelen ging. Het kan niet zo zijn dat straks honderdduizenden kinderen
                     niet meer mogen sporten omdat de Staatssecretaris van IenW zich zo koppig gedraagt
                     en geen idee heeft wat er binnen een sportvereniging leeft en welke mogelijkheden
                     daar zijn. De sportsector werkt zo goed mogelijk mee, maar kan niet aan het onmogelijke
                     of onbetaalbare gehouden worden. Ik vraag de Minister of hij samen met de Staatssecretaris
                     van IenW in overleg met de sportsector en lokale overheden tot een realistisch implementatieplan
                     wil komen, waarbij chemievrij uiteraard het einddoel is, maar wel zo dat onze sportertjes
                     in Nederland gewoon elke week kunnen blijven hockeyen, voetballen en atletieken.
                  
Voorzitter. Enigszins in lijn hiermee heeft de VVD schriftelijke vragen gesteld over
                     de ondoenlijke administratie van verduurzaming van sportverenigingen. Per 1 juli moeten
                     zij verplicht aantonen wat zij aan energiebesparing doen. We hebben het hier over
                     goedwillende vrijwilligers die met moeite de vereniging draaiende kunnen houden, en
                     dan komt de overheid langs en maakt het ze weer een stukje lastiger. Laten we hier
                     nu eens mee ophouden en laten we onze sportverenigingen gewoon koesteren. Ik vraag
                     de Minister om met de gemeenten in overleg te gaan om dwangsommen te voorkomen. Daar
                     gaan verenigingen aan ten onder, daar stoppen vrijwilligers door en daardoor zal ons
                     sportlandschap verschralen.
                  
Voorzitter, mijn laatste onderwerp. Ik heb me verbaasd over wat topsporters moeten
                     doen en vooral moeten investeren om hun onschuld te bewijzen als ze onterecht van
                     doping zijn beschuldigd. Onlangs twee van onze sporters: geen winstpremie, sponsorproblemen,
                     onterechte imagoschade. Het is echt idioot als je hoort wat ze zelf hebben moeten
                     betalen om aan te tonen dat ze onschuldig waren. Wat kan deze Minister op dit vlak
                     voor onze topsporters betekenen? Op dit soort momenten moeten we voor, achter en vooral
                     naast onze topsporters gaan staan, want we hebben iedereen nodig in de sport: bij
                     de vereniging, waar miljoenen sporten, en onze topsporters, naar wie miljoenen kijken.
                     Sport laat kinderen dromen, geeft vrienden voor het leven en laat iedereen meedoen.
                     Dat moeten we koesteren.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee bent u aan het einde van uw betoog. Ik geef graag mevrouw De Pater
                     het woord. Zij spreekt namens de fractie van het CDA.
                  
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Dank u wel. Vorige week ben ik beëdigd in deze Kamer en nu al mag ik het woord voeren
                     over volgens mij een van de mooiste onderwerpen van dit huis, namelijk sport. Waarom
                     vind ik dit zo mooi? Gewoon omdat sport genieten is. Het is mooi om met z'n allen
                     naar een wedstrijd van de Oranjeleeuwinnen te kijken. Het is leuk om je eigen kinderen
                     te zien groeien in de sport die ze doen. Sport leert je samenwerken, doorzetten, drempels
                     overgaan; sport leert je discipline. Het leert je gasgeven wanneer dat nodig is en
                     rustig aan doen wanneer dat moet. En sport is ook gewoon gezellig, zeker op een vereniging
                     waar veel vrijwilligers zich week in, week uit inzetten voor ontmoeting en verbinding.
                  
Voorzitter. Volgens mij was dit mijn warmlooprondje; ik ga beginnen. Laat ik eerst
                     even de punten memoreren waar het CDA trots op is. Het CDA is er trots op dat we met
                     dit kabinet al veel hebben kunnen betekenen voor de sport en vrijwilligers. Zo kunnen
                     clubs hun vrijwilligers nu een hogere belastingvrije onkostenvergoeding geven. Zo
                     is de verklaring omtrent het gedrag voor meer vrijwilligers gratis geworden. En dankzij
                     een amendement van het CDA kunnen gemeenten nu makkelijk een laag btw-tarief aanbieden
                     aan buurthuizen en sportverenigingen. Dat zijn stuk voor stuk stappen die we de afgelopen
                     jaren hebben kunnen zetten waaraan verenigingen en vrijwilligers echt iets hebben.
                  
Voorzitter. Wat het CDA betreft betekent dit niet dat we er al zijn. Ik heb drie punten
                     die ik graag wil inbrengen en waarin volgens het CDA de sport vooruit geholpen moet
                     worden. Ten eerste blijven er bedreigingen voor de sportvereniging waar de sport zich
                     niet zonder hulp van de overheid tegen kan verweren. Een schokkend voorbeeld kwam
                     afgelopen maandag naar buiten. Uit onderzoek van de Taskforce Brabant-Zeeland blijkt
                     dat criminelen zich melden bij de sportclub met grote sponsorbedragen. De intentie
                     lijkt goed: een mooi sponsorbedrag dat zeer welkom is voor de club en een charmant
                     persoon die vervolgens ook nog graag in het bestuur wil. Kortom, te mooi om waar te
                     zijn, en dat is het ook. Maar ik kan me zo goed voorstellen dat de vrijwilligers van
                     de sportclub de ware intenties van zo'n persoon niet meteen zien. Is deze crimineel
                     binnen, dan is het leed voor de club niet meer te overzien. Wij moeten achter onze
                     vrijwilligers gaan staan. Het CDA vindt het belangrijk dat de vrijwilligers worden
                     geholpen hoe ze deze mensen kunnen herkennen en vervolgens hoe ze kunnen handelen.
                     Is de Minister bereid om samen met zijn collega van Justitie een breder onderzoek
                     te doen naar de aard en omvang van dit probleem? Kan het verspreiden van een richtlijn
                     en advies om verenigingen te helpen, hetgeen ook in het onderzoek van de taskforce
                     staat, onderdeel worden van de lokale sportakkoorden?
                  
Voorzitter. Mijn tweede punt. Het CDA heeft de afgelopen jaren diverse keren vragen
                     gesteld over verkeersbegeleiding van evenementen op de weg. De politie trekt zich
                     daar langzaam van terug met een doelstelling van 50% minder motorbegeleiding in 2020,
                     maar dat is volgend jaar al. Dit is op zich begrijpelijk, maar tegelijkertijd betekent
                     het wel dat het voortbestaan van vele wielerwedstrijden, triatlons et cetera in gevaar
                     komt. Ook fantastische evenementen zoals de truckruns, waarbij gehandicapten een onvergetelijke
                     dag beleven doordat ze in colonne in een vrachtwagen mogen meerijden, worden bedreigd.
                     Dat laatste is geen sport – dat weet ik ook – maar het is wel belangrijk. Het mooie
                     is dat er een grote groep vrijwilligers wil opstaan om hierbij te helpen, de motards.
                     Ik begin de urgentie hier te voelen. Via deze weg wil ik er wat druk op zetten, zodat
                     er naast gepraat ook daadwerkelijk resultaat komt. Wat het CDA betreft worden twee
                     oplossingen uitgewerkt: het Belgische model, waarin de wielertocht of het evenement
                     een andere juridische status krijgt, en een toevoeging van een extra categorie in
                     het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer. Wil de Minister zijn
                     collega's van IenW en van JenV op vriendelijke doch met veel urgentie doordrongen
                     wijze aanspreken op het belang van het vinden van een goede oplossing?
                  
Voorzitter, tot slot. De Minister is de afgelopen jaren hard aan de slag gegaan met
                     het Sportakkoord. Wat het CDA betreft ziet het er allemaal zeer veelbelovend uit.
                     Er is echter een punt waarover het CDA zich nog zorgen maakt. In het regeerakkoord
                     is afgesproken dat er structureel geïnvesteerd wordt in het versterken van de positie
                     van sportbonden. De Minister kiest ervoor om deze middelen via NOC*NSF uit te zetten.
                     Waarom heeft de Minister hiervoor gekozen? Klopt het dat het loket bij NOC*NSF direct
                     ondersteuning aan verenigingen geeft en daarmee de sportbonden dus feitelijk overslaat?
                     Klopt het dat erover gesproken wordt dat men hiermee in feite af wil van de zogenaamde
                     sportspecifieke verzuiling? Dat lijkt me een verkeerde invulling van de afspraak dat
                     we sportbonden zouden ondersteunen. Ik krijg daarop graag een reactie van de Minister.
                  
Voorzitter, ik sluit af. We zijn de goede weg ingeslagen met het Sportakkoord. Er
                     is veel enthousiasme in gemeenten en bij diverse sportaanbieders. Laten we ons ervoor
                     inzetten om dat enthousiasme vast te houden.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was een hele mooie eerste bijdrage aan deze commissie. Hopelijk volgen
                     er nog vele op dit onderwerp. Ik geef nu graag het woord aan de heer Van Aalst, die
                     spreekt namens de fractie van de PVV.
                  
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb mezelf zojuist moeten verontschuldigen in een ander
                     commissieoverleg, het AO MIRT. Ik zal zo meteen na het leveren van mijn bijdrage weer
                     aansluiten bij de infrastructuurcommissie.
                  
De voorzitter:
U bent bij dezen verontschuldigd.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. De PVV vindt sport geweldig. Kijk alleen al hoe heel Nederland inmiddels
                     achter onze Oranjeleeuwinnen staat. Dat is prachtig en zeer verdiend. Sport is veel
                     meer dan alleen het beoefenen van de sport zelf. Ook de sociale binding van de club,
                     het fantastische werk van de vele vrijwilligers en het gezonde bewegen maken de sportwereld
                     natuurlijk uniek. Zoals het terechte gezegde luidt: zonder breedtesport geen topsport.
                     Daarom zet de PVV zich met hart en ziel in voor een Nederland waarin sport voor iedereen
                     toegankelijk is en waarin de volle potentie wordt benut. Wij vinden het dan ook jammer
                     dat het huidige sportbeleid niet naadloos aansluit op schoolonderwijs en volksgezondheid.
                     Want krijgen we de jonge garde aan het sporten, dan is dat niet alleen goed voor hun
                     sociale ontwikkeling. Voldoende beweging zorgt namelijk ook gewoon voor een lagere
                     zorgvraag en lagere zorgkosten. Hier valt nog een wereld te winnen. Kan de Minister
                     vertellen of hij met zijn collega-ministers van Onderwijs en Volksgezondheid hier
                     al bovenop zit? Is er voldoende aandacht – het kwam net al even voorbij – voor de
                     aansluiting van de lokale sportakkoorden, om het beleid tot een groot succes te maken?
                  
Voorzitter. Er bereiken de PVV toch wat zorgelijke berichten rondom het Sportakkoord
                     en sportaccommodaties. Ik heb die net in een interruptie al kort benoemd. Dankzij
                     Europese regels wordt het dadelijk erg moeilijk om nog op kunstgrasmatten te kunnen
                     voetballen; althans, je moet ze in ieder geval aanpassen aan Europese regels. De KNVB
                     geeft inmiddels ook aan dat dit onnodig is. Het gevolg is dat vooral kleinere amateurclubs
                     in de problemen zullen raken als ze hun velden moeten gaan vervangen. De PVV is daarom
                     ook sterk gekant tegen deze absurde Europese maatregel. Laat Europa vooral van onze
                     voetbalvelden afblijven.
                  
Voorzitter. De overheid trekt van leer, ook vanuit het preventieakkoord, tegen het
                     gebruik van alcohol en tabak bij de sportvelden. De PVV wil geen betutteling en ziet
                     hier dan ook zeker geen rol weggelegd voor de KNVB. Ontmoediging begrijpen wij, maar
                     als je straks in sportkantines alcohol en de verkoop daarvan gaat verbieden, dan verliezen
                     clubs gewoon hun grootste inkomstenbron. Volgens mij ondermijnt dat de sociale gezelligheid,
                     bijvoorbeeld van het drinken van een pilsje na het voetballen. Mensen die ervoor kiezen
                     om sport te beoefenen zullen daardoor de sportkantines gaan mijden. De PVV ziet dit
                     als een grote aderlating voor de clubs. Kan de Minister beloven dat er geen sprake
                     kan zijn van dit beleid, dat er juist voor gaat zorgen dat mensen niet meer hun sport
                     gaan uitoefenen?
                  
De voorzitter:
Voordat u overgaat tot een ander onderwerp, is er een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Een korte vraag. Volgens mij komen deze initiatieven gewoon uit de sport zelf. U noemt
                     het zelf ook dat de KNVB met het voorstel komt om dit te doen. Dat zie je ook bij
                     tientallen andere sportbonden gebeuren. Wat is dan precies uw vraag aan de Minister?
                     Ik probeer het even te begrijpen. De sportbonden willen het, leden staan erachter
                     en u bent dan degene die zegt dat de Minister het moet gaan verbieden? Moet ik het
                     zo zien?
                  
De heer Van Aalst (PVV):
Nee, dan heeft u mij niet helemaal goed begrepen. Ik constateer dat sportbonden een
                     ontmoedigingsbeleid hebben – je kunt je afvragen of dat aan de bonden is of niet –
                     maar zeer zeker geen verbod willen op alcohol. Ze kunnen er prima mee leven en begrijpen
                     ook heel goed dat een amateurclub daar een hele grote inkomstenbron aan heeft. Ik
                     constateer alleen dat het preventieakkoord van de Minister afkomstig is en dat hij
                     eigenlijk een verbod op alcohol in voetbalkantines wil opleggen. Wij constateren dat
                     het wat ons betreft totaal niet nodig is om je daar als overheid mee te bemoeien.
                  
De voorzitter:
Ik vraag de heer Van Aalst om zijn betoog te vervolgen.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Dan ander mooi sportnieuws: de Formule 1 komt naar Zandvoort
                     in 2020. Dat is een sport die in Nederland alleen maar populairder wordt. De PVV wil
                     de Formule 1 dan ook zien als kans voor de regionale economie en bereikbaarheid, en
                     natuurlijk als kans voor een mooi feest. De PVV vindt het belangrijk dat de Formule
                     1 dan geen duur bobofeest wordt. Wij zetten ons er dus voor in om ook voor betaalbare
                     kaarten te zorgen. Ook Henk en Ingrid hebben het recht om Max Verstappen in actie
                     te kunnen zien. Wij vragen de Minister daarom of hij al stappen heeft ondernomen om
                     ervoor te zorgen dat deze mensen zo meteen niet buitenspel staan bij het bezoeken
                     van de Formule 1.
                  
Voorzitter. De PVV is erg blij om te horen dat bij het EK Wielrennen in Alkmaar een
                     prachtige kasseienstrook aan de Munnikenweg is opgenomen in het parcours van de wedstrijd.
                     We hebben hart voor de wielersport en streden daarom eerder al om deze Nederlandse
                     kasseienstrook een monumentale status te geven. Het is namelijk een prachtig stukje
                     historie dat behouden moet blijven en belangrijk is voor het Nederlandse wielertalent.
                  
Voorzitter. Als we het dan toch over tradities hebben: een belangrijke sporttraditie
                     die de PVV wil beschermen – iedereen zit hier waarschijnlijk op te wachten – is de
                     pitspoes oftewel de grid girl.
                  
De voorzitter:
Ik moet dit even laten bezinken. Mevrouw Diertens heeft een vraag, ik neem aan over
                     het vorige punt.
                  
Mevrouw Diertens (D66):
Dit is natuurlijk niet helemaal een verrassing. Maar daar waar de PVV opkomt voor
                     verenigingen die vrij zijn om al dan niet alcohol te schenken, is dit ook een besluit
                     geweest van een sportbond, die zelf zegt dat dit niet meer in hun progressieve beleid
                     past. Mijn vraag is dan ook: vindt u het niet seksistisch om vrouwen op deze manier
                     bij de autosport te betrekken? Dat is toch niet meer van deze tijd?
                  
De heer Van Aalst (PVV):
Volgens mij is mijn collega al bij het onderwerp waar ik net aan begonnen was. Een
                     pitspoes of grid girl vergelijken met seksisme vind ik echt absurd. Ik had juist van
                     D66 heel veel steun verwacht. Wij laten vrouwen aan het werk in plaats van te kiezen
                     voor een SGP-benadering en te zeggen «nou, die hoort aan het aanrecht». Dan verwacht
                     ik van D66 juist heel veel steun. Wij benoemen vandaag dat het erom gaat dat de pitspoes,
                     de grid girl, de rondemiss bij het wielrennen gewoon fantastisch mooie banen zijn.
                     Die dames zijn er trots op om die banen uit te voeren. Het zijn gewoon modellen. Ik
                     vraag me eigenlijk af wat u zo meteen nog meer wilt gaan verbieden als dit allemaal
                     seksistisch bedoeld is.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Diertens, ik dacht eerst dat uw interruptie op het vorige punt was, want volgens
                     mij was de heer Van Aalst nog niet klaar met het onderwerp.
                  
De heer Van Aalst (PVV):
Nee.
De voorzitter:
Het is misschien handig om dat eerst even af te ronden. Dan kijken we dadelijk of
                     mevrouw Diertens nog een vraag heeft.
                  
De heer Van Aalst (PVV):
Ja, voorzitter. Ik was net begonnen met de sporttraditie, de pitspoes. De FIA en de
                     FOM hebben namelijk besloten geen pitspoezen meer toe te laten bij de Formule 1. Wij
                     vinden dat een belachelijke betutteling van de bovenste plank. We vinden het dieptriest
                     dat deze hardwerkende vrouwen hun baan zijn kwijtgeraakt omdat de organisatie heeft
                     toegegeven aan het feministische gedram. Pitspoezen horen net zozeer bij de Formule
                     1 als de auto's en de coureurs. Alleen enorme zeikerds en jaloerse social-justicefeministen
                     zien een mooie vrouw die gewoon haar werk doet als iets slechts. De rest van Nederland
                     vindt het gewoon een prachtige traditie. Daarom wil de PVV graag de koninginnen van
                     de Formule 1 in ere herstellen bij Zandvoort 2020. Is de Minister bereid dit in de
                     organisatie mee te nemen? Zo niet, dan zal de PVV niet schromen om dit alsnog te regelen
                     in een motie.
                  
Voorzitter. Ik sluit af met een punt dat net al kort is ingebracht.
De voorzitter:
Excuus, ik kijk eerst nog even naar mevrouw Diertens. Heeft u nog een aanvullende
                     vraag op dit onderwerp?
                  
Mevrouw Diertens (D66):
Nou, de aanvullende vraag is ook gebaseerd op onderzoek. Ziet u het risico niet dat
                     jonge meisjes en jongeren die hiernaar komen kijken, op een verkeerde manier worden
                     beïnvloed door een stigmatisering van vrouwen?
                  
De heer Van Aalst (PVV):
Ik begrijp de vraag eigenlijk niet zo goed. Ik heb heel veel grid girls, pitspoezen,
                     rondemissen et cetera gesproken. Het is gewoon je reinste broodroof wat hier gebeurt.
                     Die mensen hebben gewoon een hartstikke leuke baan hieraan en vinden het fantastisch
                     om te doen. Ik begrijp niet dat wij als Nederland zo betuttelend moeten zijn. We kunnen
                     hier een daad stellen. Juist van D66 verwacht ik dat u vooroploopt en ons steunt in
                     deze opvatting om deze dames hun baan weer terug te geven en een uithangbord te laten
                     zijn voor wat er zich in Nederland in de Formule 1 afspeelt. We zijn hier potverdorie
                     in Nederland en niet in het Midden-Oosten.
                  
De voorzitter:
U gaat verder met uw betoog.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Tot slot nog even over de criminele ondermijning van amateurclubs, een
                     punt dat net al door mijn collega van het CDA werd ingebracht. Een korte vraag aan
                     de Minister is wat hij eraan gaat doen om dit te voorkomen. Ik zie dat hij allerlei
                     beleid maakt rondom doping et cetera, maar ik vind dit ook een belangrijk punt, dat
                     misschien wel onderdeel moet zijn van het Sportakkoord.
                  
Tot zover, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent zo meteen verontschuldigd. Uw medewerker luistert vast mee en anders
                     leest u de antwoorden van de Minister terug in het verslag. Ik geef nu graag het woord
                     aan mevrouw Diertens. Zij spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
                  
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het is duidelijk dat er nog veel werk aan de winkel is, ondanks
                     het feit dat er hartstikke goede dingen gebeuren. We willen er graag voor zorgen dat
                     iedereen in de sport, en zeker in het voetbal, zichtbaar zichzelf kan zijn. Natuurlijk
                     worden er goede stappen gezet, maar nog steeds blijkt dat we een lange weg te gaan
                     hebben. De Minister gaf aan dat hij aandringt op een gesprek, binnen en buiten de
                     sportclubs, om vrijheid te prediken. Waar gaat de Minister dat doen? Welke opties
                     ziet hij om het beleid gericht op het aanpakken van discriminatie in de sport verder
                     te versterken?
                  
Voorzitter. Ik wil het graag hebben over de arbeidsmarkt. De Arbeidsmonitor Sport,
                     waar ik ook de vorige keer op inging, geeft aan dat er steeds meer werkgelegenheid
                     komt in de sport. Echter, werknemers in de sport moeten verschillende banen combineren
                     om tot een volwaardige werkweek te komen. Werkgevers vinden het moeilijk om vacatures
                     in te vullen. Welke maatregelen neemt de Minister om deze versnippering aan te pakken?
                     Zou de Minister met professionals en werkgevers in de sport, en bijvoorbeeld ook met
                     de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in gesprek willen om te kijken hoe
                     de problemen van versnippering kunnen worden aangepakt?
                  
Voorzitter. Topsporters kunnen sinds 2015 bij inkomensverlies aanspraak maken op een
                     WW-uitkering. Dit geeft sporters de ruimte om terug te keren naar de topsport, bijvoorbeeld
                     na een periode van mindere prestaties. Nu werken trainingsstages en trainingskampen
                     in het buitenland als een soort sollicitatieactiviteit om op het hoogste niveau te
                     komen en bijvoorbeeld in aanmerking te komen voor een A-status. Maar klopt het dat
                     de beleidsmaatregels ten aanzien van de WW-uitkering voor topsporters nu de ruimte
                     geven voor trainingskampen binnen de EU, maar niet daarbuiten? Kan de beleidsmaatregel
                     voor topsporters hier worden verruimd? Bij sommige sporten is er in de voorbereiding
                     of op een trainingskamp nu eenmaal een ander klimaat en een andere omgeving nodig
                     dan wat wij in Europa kunnen bieden.
                  
Voorzitter. Wij ontvangen signalen van sommige Paralympiërs met WIA- of Wajong-uitkeringsrechten.
                     Zij kunnen die kwijtraken door het gebruik van het stipendium en kunnen die na een
                     sportcarrière niet meer op dezelfde manier gebruiken. Nu is het niet gek dat je tijdens
                     je werk met goede inkomsten geen of een minder hoge uitkering ontvangt, maar D66 vraagt
                     zich af wat dit voor deze groep betekent na hun topsportcarrière. Wij horen dat dit
                     niet altijd goed geregeld is. Kan de Minister naar zulke voorbeelden kijken? Is het
                     in bepaalde gevallen niet logisch dat deze Paralympische topsporters rechten voor
                     WIA en Wajong kunnen behouden na hun topsportcarrière?
                  
Voorzitter. De eerste voortgangsrapportage van het Sportakkoord laat zien dat veel
                     gemeenten een start maken met lokale of regionale sportakkoorden, ook op Caribisch
                     Nederland. Zo kunnen nu 155 gemeenten geld aanvragen voor een sportformateur. Daar
                     staat tegenover dat de andere 200 gemeenten er blijkbaar nog niet mee aan de slag
                     zijn gegaan, nog maar 19 gemeenten een uitvoeringsbudget hebben aangevraagd en maar
                     4 gemeenten het akkoord hebben gedeeld met het Mulier Instituut. D66 vraagt zich af
                     of de sportakkoorden zo wel genoeg van de grond komen. Daarom een aantal vragen. Heeft
                     de Minister al een goed beeld van de gemeenten die met de volgende ronde, die van
                     november 2019, mee willen doen? Hoe komt het dat vooral de kleine gemeenten achterblijven?
                     Sport en bewegen speelt ook in het preventieakkoord een belangrijke rol. Hoe dragen
                     deze Minister en Staatssecretaris Blokhuis eraan bij dat het Sportakkoord én het preventieakkoord
                     ook lokaal geen gescheiden werelden worden, maar juist elkaar versterken? Denk daarbij
                     aan ouderen, ambulantisering in de zorg en de scholen.
                  
Ik heb ook nog drie meer specifieke aandachtspunten ten aanzien van lokale sportakkoorden.
                     1. Hoe gaat het met de invulling van de vorig jaar aangenomen motie om in het kader
                     van het Sportakkoord en lokale akkoorden met gemeenten te werken aan voldoende beschikbare
                     sportprotheses voor kinderen? We krijgen signalen dat sportverenigingen in beperkte
                     mate door gemeenten worden betrokken bij de sportakkoorden. Herkent u dit beeld? Zou
                     u er bij de gemeenten of bij de sportformateurs op kunnen aandringen dat zij ook sportverenigingen
                     zelf meenemen bij de sportakkoorden? Het is vandaag de officiële Buitenspeeldag, maar
                     het aantal buitenspelers daalt al jaren. Een op de zeven Nederlandse kinderen blijkt
                     anno 2019 zelfs helemaal niet meer buiten te spelen. Doodzonde. Herkent de Minister
                     deze signalen? Wil hij in overleg met de gemeenten zorgen dat ook ouders en kinderen
                     goed worden betrokken bij de lokale sportakkoorden?
                  
Ten slotte rondom vrouwen in de sport. D66 en GroenLinks hebben samen een motie ingediend
                     over beleid omtrent zwangerschap in de sport. De Minister geeft aan dat er in principe
                     voldoende beleid is, maar dat de voorlichting achterblijft. Is dit beleid enkel gericht
                     op ondersteuning tijdens zwangerschap of ook op behoud en terugkeer van topsporters
                     rond zwangerschap? Welke verbeterpunten zijn nu concreet doorgevoerd bij het beleid
                     omtrent zwangerschappen en topsport? Op welke wijze is de voorlichting het afgelopen
                     halfjaar verbeterd?
                  
Voorzitter. Steeds meer vrouwen zijn actief binnen het voetbal, op het veld en daarbuiten.
                     Toch blijft het aantal vrouwelijke trainers, bestuurders en scheidsrechters erg achter.
                     Graag roep ik de Minister op om de motie die ik samen met collega's Bruins Slot en
                     Heerema heb ingediend, uit te voeren en de komende jaren extra te investeren in goede,
                     adequate opleidingen en gelijke voetbalfaciliteiten voor vrouwen. Graag een reactie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Nispen, die spreekt namens
                     de fractie van de SP. Gaat uw gang.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Mijn buurvrouw zei het al: het is vandaag Nationale Buitenspeeldag. Eigenlijk
                     hadden we dit debat buiten moeten voeren met regenjassen en laarzen aan, ergens in
                     een speeltuin. Maar het is toch mooi dat wij hier vandaag mogen praten over dit mooiste
                     onderwerp: sport en bewegen. Daar zijn we elke dag van doordrongen. De maatschappelijke
                     kracht van sport is natuurlijk heel erg groot. Sport is goed voor de gezondheid, sport
                     brengt mensen samen, sport en bewegen helpt mensen om gezond oud te worden of juist
                     om jong te leren hoe je gezond kunt leven.
                  
Op een werkbezoek in Arnhem heb ik recent een fantastische buurtspeeltuin bezocht.
                     Die heeft een sociale functie in de wijk. Ik heb een gymles van een vakleerkracht
                     bezocht en ik heb gesproken met een bevlogen sportschoolhouder, een fysiotherapeut
                     en gemeenteambtenaren met passie voor sport. Alles stond met elkaar in verbinding.
                     Iedereen werkt er samen, met als doel de samenleving in beweging te krijgen. Dat soort
                     bezoeken en gesprekken zijn ontzettend inspirerend. Ik heb de indruk dat er de afgelopen
                     jaren steeds meer erkenning is voor het idee dat sport op veel beleidsterreinen een
                     mooie rol kan spelen, al gaan de ontwikkelingen soms allemaal wat langzamer dan ik
                     graag zou willen.
                  
Maar ik heb ook nog zorgen. We hebben het bijvoorbeeld eerder gehad over de verruiming
                     van de btw-sportvrijstelling, waardoor sportaccommodaties hun belastingvoordeel kwijtraakten.
                     De sport zou gecompenseerd worden. Dat is ook gebeurd, maar er is een overschrijding
                     van het budget. Je ziet in sommige gemeentes negatieve gevolgen voor de sport, bijvoorbeeld
                     doorbelasting en hogere contributies. Dat is precies wat we niet wilden. Heeft de
                     Minister dit soort gevolgen in beeld? Wat gaan we daaraan doen? Zijn alle gemeentes
                     wel bereikt met deze compensatieregeling? Gaan er dingen fout in de gemeentes? Is
                     er ook voor de langere termijn voldoende geld om dit nadeel te compenseren? Kan de
                     Minister garanderen dat er structureel en voldoende geld voor komt?
                  
De motorische vaardigheden van kinderen nemen af. Dat is echt zorgelijk. Het gaat
                     niet de goede kant op met gym op school. Scholen maken minder tijd voor bewegingsonderwijs.
                     Buiten schooltijd wordt minder bewogen. Veel kinderen spelen nauwelijks nog buiten.
                     Dat is een hele slechte ontwikkeling. Dat de SP groot voorstander is van voldoende
                     sport op school, is duidelijk. Jong geleerd is immers oud gedaan. Onze initiatiefwet
                     voor drie uur gym van een vakleerkracht in het primair onderwijs ligt nog in de Kamer.
                     Dat blijft een goed en noodzakelijk idee, al zeg ik het zelf, maar het is spijtig
                     om te zien dat hier weliswaar heel veel steun voor is, maar dat het puur vastzit op
                     het financiële gedeelte. Waarom zou er nou geen geld voor zijn om al onze kinderen
                     goed te leren bewegen? Dat kan toch niet? We willen toch geen generatie die slecht
                     heeft leren bewegen? Waar zit nou de urgentie om bewegingsarmoede aan te pakken, zo
                     vraag ik hier toch nog een keer aan de Minister.
                  
Ook over het voortgezet onderwijs kunnen we niet tevreden zijn. De ingeroosterde lestijd
                     blijft achter in het vmbo, en ook in het havo en het vwo is de lestijd afgenomen.
                     Het is heel zorgelijk dat een grote groep jeugdigen minder gemotiveerd is voor lichamelijke
                     opvoeding. Het gaat juist om plezier in bewegen. Dan is de kans het grootst op een
                     gezonde leefstijl en een sportief leven. Hoe ziet de Minister daarin zijn rol? Welke
                     mogelijkheden zijn er om dit te verbeteren? Los nog van de klassieke, maar belangrijke
                     gymles: eigenlijk zouden we ervoor moeten zorgen dat basisschoolleerlingen tijdens
                     hun schooltijd kennismaken met minimaal drie verschillende vormen van sport. NOC*NSF
                     roept de Minister volgens mij terecht op hiervoor te pleiten bij zijn collega die
                     over het onderwijs gaat. Wat gaat de Minister daarmee doen?
                  
Het vergt misschien een andere benadering, een bredere visie. Een samenwerking tussen
                     de sport, het onderwijs en misschien ook nog wel de zorg. Een andere oproep van NOC*NSF
                     is om eens te kijken naar de arbeidsmarkt sport: de knelpunten, de mogelijkheden en
                     de verbindingen die gelegd kunnen worden met de andere sectoren. Nu hebben professionals
                     en vrijwilligers misschien meerdere aanstellingen, waarvoor verschillende opleidingen
                     vereist zijn, terwijl er misschien juist door samenwerking versterking plaats kan
                     vinden. Is de Minister bereid hier een onderzoek naar te laten verrichten?
                  
Voor de kortere termijn zijn er ook wel simpelere mogelijkheden om jongeren meer te
                     laten bewegen. Denk aan bijvoorbeeld The Daily Mile. Dat is een heel eenvoudig concept:
                     dagelijks vijftien minuten bewegen rondom de school. Hup, naar buiten! Of laat kinderen
                     bijvoorbeeld springend sommen maken. Mijn volledige steun voor de oproep die Erik
                     Scherder vandaag doet in de NRC: de klas is rustiger na het bewegen, waardoor beter
                     geleerd kan worden. Dit is natuurlijk gewoon een win-winsituatie. Kan de Minister
                     niet een handreiking doen aan scholen en gemeentes, dit aanmoedigen of iets anders?
                     Dit is echt mijn oproep aan de Minister vandaag. Nederlanders zijn Europees kampioen
                     zitten. Hoe keren wij die trend?
                  
Jongeren denken zelf ook na over hoe er meer en beter bewogen kan worden. In het Nationaal
                     Jeugddebat, waarin betrokken jongeren aan het woord kwamen in de Tweede Kamer, kreeg
                     ik samen met collega's Heerema en mevrouw Westerveld een voorstel gepresenteerd, namelijk
                     een beloningssysteem voor jongeren die meer willen bewegen. Dat werkt via een app,
                     analoog aan het Cultureel Jongerenpaspoort. Die beloning zou bijvoorbeeld korting
                     kunnen zijn op sportartikelen of leuke uitjes. Aldus deze jongeren. Is de Minister
                     bereid om de mogelijkheden te bekijken om relevante partijen bij elkaar te zetten
                     en te kijken wat hij vanuit zijn positie hieraan bij kan dragen en om de Kamer, en
                     vooral deze jongeren, die zelf met dat idee zijn gekomen, hierover te informeren?
                  
Dan kom ik op het thema zwemveiligheid, waar ik vaker aandacht voor vraag omdat we
                     in een waterrijk land leven terwijl niet iedereen kan zwemmen. Iedere zomer worden
                     we weer opgeschrikt door verdrinkingen. Ook hier kan ik vaststellen dat er heel erg
                     veel gebeurt en heel veel in gang is gezet. Er lopen allerlei onderzoeken. De zwemwereld
                     doet van alles. Maar er blijven wel grote zorgen, want het heeft bijvoorbeeld geen
                     consequenties als de zwemschool niet voldoet aan de regels voor de kwaliteit en veiligheid
                     van de zwemles. Er is geen toezicht door de overheid op de kwaliteit van zwemdiploma's.
                     In de helft van de gemeentes is niets geregeld voor zwemlessen voor kinderen in armoede.
                     Moeten wij bijvoorbeeld niet overwegen om het verplicht te maken dat aangesloten wordt
                     bij het nationale zwemdiploma? Moet het geven van zwemles wel een vrij beroep blijven?
                     Waarom geen minimale opleidingseisen en een vog-verplichting? Dat zou toch heel erg
                     logisch zijn? Heel veel zwemscholen doen prima werk; dat is het punt niet. Maar als
                     je kijkt naar hoe het geregeld is, vind ik echt dat het beter kan. Graag een reactie
                     van de Minister hierop. Hoe ziet hij dit en wat gaat hij doen?
                  
We vinden allemaal dat iedereen mee moet kunnen doen met sport en bewegen, misschien
                     wel juist mensen met een beperking. Zou het niet goed zijn als we een overzicht hebben
                     welke aandacht en financiële middelen per gemeente of provincie beschikbaar zijn voor
                     gehandicaptensport? Is het mogelijk extra financiële steun voor het platform Uniek
                     Sporten vrij te maken, zodat vraag en aanbod beter bij elkaar worden gebracht?
                  
Ten slotte, voorzitter. Ik sluit mij aan – ik moet kort zijn – bij de vragen van mevrouw
                     De Pater over de wielersport en over het probleem van de reductie van de politie-inzet
                     op de motor. Ik begrijp hoe druk de politie het heeft – daar heb ik begrip voor –
                     maar ik vind wel dat de Minister samen met zijn collega van IenW zou moeten kijken
                     hoe we op een zorgvuldige manier kunnen regelen dat sportwedstrijden op de openbare
                     weg behouden blijven.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb nog een vraag over het zwemgedeelte. We hebben de zwemveiligheid hier natuurlijk
                     al enkele jaren op de agenda staan, overigens dankzij u, want u agendeert dat elke
                     keer. U heeft nu een nieuwe invalshoek, namelijk de kwaliteit van zwemscholen. Ik
                     vraag mij af of u tot dat inzicht bent gekomen omdat u een link kunt leggen tussen
                     de kinderen die niet zwemmen of onvoldoende goed zwemmen en de kwaliteit van scholen,
                     waar u het over heeft. Ziet u daar een verband en is dat de reden waarom u dit hier
                     op deze wijze agendeert? Of is het idee meer dat u daar een omissie ziet en dat alle
                     scholen hier volgens u gewoon aan moeten voldoen? Want dan zouden we desnoods gerichte
                     interventies kunnen doen.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Op dit moment is het meer het laatste. De heer Heerema constateert terecht dat mijn
                     aanvankelijke invalshoek het feit was dat we elk jaar worden opgeschrikt door verdrinkingen.
                     Ik kan dat niet een-op-een linken aan het feit dat een minder gekwalificeerde zwemdocent
                     de zwemles geeft. Nee, het gaat er meer om dat we ook nieuwkomers hebben in dit land,
                     maar ook kinderen die niet hebben leren zwemmen. Dat zijn dus eigenlijk verschillende
                     problemen. Ook vanwege de spreektijd heb ik die problemen hier misschien iets te snel
                     achter elkaar benoemd, maar het zijn meerdere problemen. Eerst had ik het altijd over
                     het schoolzwemmen. Daar ben ik trouwens ook nog steeds hartstochtelijk voorstander
                     van, maar je kunt niet elk jaar dezelfde inbreng hebben, ook al zijn mijn plannen
                     nog niet allemaal ingevoerd. Ik heb me met mijn vragen nu vooral gericht op de kwaliteit
                     van de zwemdiploma's. Als je kijkt welke regels er gelden en of die worden nagekomen,
                     dan kom je er gewoon achter dat er wel heel veel regels zijn maar dat het geen enkele
                     consequentie heeft als die niet worden nagekomen. Daar maak ik op dit moment dus een
                     punt van.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Afrondend, de heer Heerema. Nee, dat was voldoende. U was aan het einde
                     van uw betoog. Dan geef ik tot slot het woord graag aan mevrouw Westerveld, die spreekt
                     namens de fractie van GroenLinks.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het blijft vrijwel onmogelijk om in sportdebatten keuzes te
                     maken over wat we wel of niet ter sprake brengen. Ik zit met die worsteling, maar
                     ik meen dit eigenlijk ook in de inbreng van vrijwel alle collega's te bespeuren. Want
                     sporten en bewegen zijn ontzettend belangrijk voor het welzijn van mensen en voor
                     de motorische ontwikkeling van kinderen en hun gezondheid, maar sporten heeft ook
                     een sociale en verbindende betekenis die we niet kunnen onderschatten. Op het sportveld
                     komen mensen elkaar tegen. Ik merk dat zelf ook in de kantine van mijn eigen voetbalclub,
                     waar ik verhalen hoor van mensen over hun zorgen. Ze vragen zich af of ze het einde
                     van de maand wel of niet kunnen halen. Dat zijn ook verhalen die ik hier rondom het
                     Binnenhof niet hoor. Op het sportveld kom je elkaar dus tegen.
                  
Voorzitter. We hebben natuurlijk allemaal meegekregen dat de Nederlandse vrouwen gisteren
                     een hele mooie eerste overwinning hebben behaald. Het is ook geweldig om te zien hoe
                     zij met een onvoorstelbaar doorzettingsvermogen hun achterstand in het voetbal steeds
                     maar aan het inlopen zijn. De Kamer stemde in november nog tegen mijn motie om faciliteiten
                     en beloningen steeds meer gelijk te trekken, maar inmiddels heeft ook de KNVB nu besloten
                     om vrouwen beter te gaan belonen. Ik ben daar heel erg blij mee. Nog beter is natuurlijk
                     dat de speelsters daar zelf erg blij mee zijn. Maar helaas blijft de gelijkwaardigheid
                     tussen mannen en vrouwen in de sport ver te zoeken, helemaal in het voetbal. Als er
                     bezuinigd moet worden, is de vrouwentak vaak de eerste die sneuvelt, terwijl er relatief
                     weinig geld omgaat in het vrouwenvoetbal. Ter vergelijking: ik heb begrepen dat een
                     vrouwenteam in de eredivisie rond de drie ton zou kosten, misschien wat meer, terwijl
                     het gemiddelde salaris van een speler in de eredivisie – met flinke uitschieters naar
                     beneden en naar boven; dat weet ik ook wel – ook rond de drie ton ligt. Dat laat gewoon
                     zien wat die forse ongelijkheid is.
                  
Voorzitter. Ik ben telkens zoekende naar wat we kunnen doen om er toch voor te kunnen
                     zorgen dat er in alle sporten maar vooral ook in het voetbal steeds meer gelijkwaardigheid
                     komt. Ik zou de Minister willen vragen of het een optie is om vrouwenvoetbal meer
                     op tv te laten komen en bijvoorbeeld de eredivisie toe te voegen aan de evenementenlijst
                     van de publieke omroep. Zou hij dat eens met zijn Minister voor Media willen bespreken?
                  
Voorzitter. Ik vind het ook niet te verkopen dat gemeenten vaak moeten bijspringen
                     als voetbalclubs in financieel zwaar weer zitten. Onlangs was FC Twente in het nieuws,
                     maar we weten dat bijna iedere stad met een betaaldvoetbalorganisatie daarmee worstelt.
                     Ik zou de Minister willen vragen of hij het wenselijk vindt dat gemeenten soms steun
                     moeten verlenen aan betaaldvoetbalclubs die financiële schulden hebben. En is de Minister
                     het met GroenLinks eens dat het niet houdbaar maar ook principieel onjuist is dat
                     we op clubs heel veel mensen hebben rondlopen die flinke bedragen verdienen, terwijl
                     tegelijkertijd heel vaak naar de gemeenten wordt gekeken als er schulden zijn, bijvoorbeeld
                     als de lasten van het stadion niet meer te betalen zijn? Wat vindt de Minister daarvan
                     en wat kan de Minister doen? Is hij het met GroenLinks eens dat we bijvoorbeeld meer
                     eisen kunnen stellen aan de vermogens van voetbalclubs? En zou hij eens met zijn collega's
                     in Europa hierover willen praten? Want dit is zeker geen Nederlands probleem. Sterker
                     nog, het probleem is in veel Europese landen nog veel groter. Er worden grote bedragen
                     verdiend, maar we zien ook dat heel veel topclubs vaak honderden miljoenen euro's
                     schuld hebben. Dat loopt gewoon uit de hand. Daarom kunnen we dit probleem niet alleen
                     in Nederland oplossen. Dit probleem moet echt in Europees verband bekeken worden.
                     Ik wil de Minister vragen of hij daarin iets kan betekenen.
                  
Voorzitter. Eerder maakte ik een punt van de prestatiedruk en de vroegselectie in
                     het sporten. De Minister herkende onze zorgen over het feit dat jonge sporters steeds
                     meer prestatiedruk ervaren, wat soms ook ten koste gaat van het plezier. Kan de Minister
                     vertellen wat de stand van zaken is, ook op het punt van het scouten van hele jonge
                     spelertjes? Ik ben daar ook zoekende in. Ik vind dat we dat moeten ontmoedigen. Ik
                     snap tegelijkertijd ook wel tegen welke belemmeringen we aanlopen, maar zou de Minister
                     hier verder op in kunnen gaan?
                  
Voorzitter. Ik zou ook graag een paar vragen willen stellen over de veiligheid in
                     de sport, want veiligheid in brede zin is heel belangrijk. We hebben vorig jaar natuurlijk
                     al een debat gehad over de commissie-De Vries en over de aanbevelingen in het rapport
                     van die commissie over grensoverschrijdend gedrag en grensoverschrijdende seksuele
                     intimidatie. We hebben toen ook een punt gemaakt van de vertrouwenscontactpersoon.
                     In november antwoordde de Minister dat het aantal vertrouwenscontactpersonen is gestegen.
                     Toen waren dat er 1.510. Kan de Minister vertellen hoe dat er nu mee staat? Stijgt
                     dat aantal nog steeds en hoe staat het met het Centrum Veilige Sport van NOC*NSF?
                  
Bij veiligheid moeten we ook denken aan hoe geweldsincidenten voorkomen kunnen worden,
                     voornamelijk in het voetbal, maar zij kunnen ook bij andere sporten voorkomen. Daarvoor
                     is ook professionalisering nodig, onder anderen van trainers en bestuurders. De Minister
                     heeft dat al op het netvlies, maar zou hij ons een update kunnen geven?
                  
Soms is het ook nodig om veiligheid op te nemen in regelgeving. In dat kader heb ik
                     een vraag over trampolineparken. Volgens mij hebben we het daar in deze Kamer niet
                     eerder over gehad; tenminste, ik heb het daar niet eerder over gehad. Onlangs bleek
                     uit een uitzending van Kassa dat daar heel veel problemen voorkomen en dat er ook
                     heel veel erge ongelukken gebeuren in trampolineparken. Vindt de Minister dat kinderen
                     bij een trampolinepark aan het sporten of aan het spelen zijn? Het valt nu onder spelen,
                     want de veiligheidsregels komen uit het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen.
                     Ik zou hem willen vragen of het niet veel meer om sporten gaat? Is de Minister ervan
                     op de hoogte dat er wordt gewerkt aan een praktijkrichtlijn en is hij voornemens om
                     die te gaan gebruiken als norm?
                  
Voorzitter. Mijn allerlaatste punt betreft het voor iedereen mogelijk maken van sporten.
                     Dat gaat over de pace-pro. Dat is een bescherming van de pacemaker bij jonge kinderen,
                     zodat zij kunnen bewegen en sporten. Dat gaat om een kleine groep, maar toch maakt
                     het een heel groot verschil als kinderen zo'n bescherming van de pacemaker kunnen
                     krijgen. De Minister gaf eerder in antwoorden op schriftelijke vragen aan dat het
                     aan zorgverzekeraars is om te besluiten of dit wordt vergoed. Uit de praktijk hoor
                     ik andere verhalen. Ik vind dat we dit gewoon moeten regelen en dat we gewoon moeten
                     zorgen dat ook deze kinderen kunnen sporten. Ik zou de Minister willen vragen of hij
                     met ons kan nadenken over hoe ook deze bescherming van de pacemaker vergoed kan worden
                     voor deze kinderen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde
                     van de Kamer. De Minister heeft aangegeven ongeveer tien minuten nodig te hebben om
                     zich nog even voor te bereiden op de beantwoording. Ik schors de vergadering dus tot
                     15.00 uur.
                  
De vergadering wordt van 14.52 uur tot 15.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik verzoek de mensen in de zaal om hun plaats weer in te nemen. We missen alleen mevrouw
                     Westerveld nog, maar zij zal zo meteen binnen komen lopen. De heer Van Aalst heeft
                     zich verontschuldigd, maar luistert uiteraard mee naar de antwoorden. We hebben de
                     eerste termijn van de zijde van de Kamer gehad. Dat betekent dat ik graag de Minister
                     de gelegenheid geef voor de beantwoording van de gestelde vragen. Ik zou met de leden
                     een tweetal interrupties in tweeën willen afspreken. Het woord is aan de Minister.
                     Gaat uw gang.
                  
Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. Ik zou graag een paar opmerkingen vooraf willen maken en daarna
                     de vragen van de verschillende leden van de Kamer willen beantwoorden. Dat doe ik
                     per persoon en niet per thema. Er is een variëteit aan vragen gesteld. Ik denk dat
                     ik daar het beste recht aan doe door elke spreker straks successievelijk van een antwoord
                     of in ieder geval een reactie te voorzien.
                  
Ik maak eerst een paar opmerkingen vooraf. Bijna een jaar geleden tekenden we samen
                     met gemeenten en sportbonden het Nationaal Sportakkoord. Sindsdien is er veel gebeurd.
                     Veel partijen in Nederland zijn zich mede-eigenaar gaan voelen van de vijf ambities
                     die in het Sportakkoord staan en zetten zich daar met veel enthousiasme voor in. Ik
                     informeerde u in maart over de implementatiestrategie, maar nu zijn we echt begonnen.
                     Ik wil u daar graag over informeren aan de hand van de volgende onderwerpen. Ik wil
                     het iets uitgebreider hebben over de lokale en regionale sportakkoorden. Daarna zal
                     ik het iets korter hebben over de ondersteuning van de sport, waarna ik nog een opmerking
                     zal maken over de nationale ontwikkelingen en de topsport. Maar voordat ik daarop
                     inga, informeer ik u graag over de SPUK, waar ik u vanochtend nog een brief over heb
                     gestuurd. Mijn excuses dat het zo actueel moest zijn.
                  
De voorzitter:
Misschien kan de Minister even aangeven wat de afkorting SPUK betekent voor de mensen,
                     net als uw voorzitter, die dat niet direct helder voor ogen hebben.
                  
Minister Bruins:
Het gaat over de specifieke uitkering die wordt geboden om het btw-nadeel te compenseren.
                     Er is eerder gezegd dat die compensatieregeling zodanig moet uitpakken dat de sport
                     daar niet onder te lijden heeft. Dat is en blijft de ambitie. Dat is de strekking
                     van de brief. Aangezien die brief een coproductie is van de collega's van Financiën
                     heb ik geprobeerd om een gezamenlijke brief bij u te krijgen, maar ik zat een beetje
                     op hete kolen, dus uiteindelijk heb ik er maar een eigen briefske van gemaakt. Maar
                     wees ervan overtuigd dat die geldt als een brief van ons samen.
                  
Wat staat er in die brief? De deadline waarvoor gemeenten een beroep kunnen doen op
                     de regeling is per 1 juni verstreken. Ik heb de balans op kunnen maken van hoeveel
                     er door de gemeenten is aangevraagd binnen de SPUK-regeling. Naar nu blijkt, is er
                     76 miljoen meer aangevraagd dan het beschikbare budget van 150 miljoen. Dat is dus
                     heel flink. In mijn brief aan uw Kamer van vanochtend zet ik uiteen dat ik momenteel
                     samen met de collega van Financiën een analyse maak om deze overschrijding te kunnen
                     verklaren. Aan het eind van de zomer zal ik u informeren over de uitkomsten van deze
                     analyse, binnen het gegeven dat ik van mening ben dat de sport er niet onder moet
                     lijden.
                  
Voorzitter. Ik wil eerst een opmerking maken over de lokale en regionale sportakkoorden.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er eerst een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Sorry, ik heb een procedurele vraag. Komt de Minister nog terug op de vragen die ik
                     over die regeling heb gesteld? Als de Minister die nog gaat beantwoorden, dan zal
                     ik nog even wachten met mijn interruptie op dit punt.
                  
De voorzitter:
Dat lijkt me verstandig.
Minister Bruins:
Als de voorzitter het verstandig vindt, dan vind ik het ook verstandig. Maar inderdaad,
                     ik wil de vragen die u allen gesteld heeft, nog langslopen. Ik beoog niet om nu al
                     vragen te parkeren of niet te beantwoorden.
                  
Ik maak eerst een opmerking over de lokale en regionale sportakkoorden. De helft van
                     alle gemeenten heeft nu al gehoor gegeven aan de oproep om de ambities uit het Sportakkoord
                     te vertalen naar de lokale situatie om zo de sport in Nederland te versterken. 155
                     gemeenten werken momenteel hard aan de totstandkoming van een lokaal of regionaal
                     sportakkoord. 19 gemeenten hebben al een sportakkoord gesloten en werken aan de uitvoering
                     ervan. Daarmee zijn 174 gemeenten aan de slag met een eigen sportakkoord. Maar daar
                     ben ik nog niet helemaal tevreden mee. Dat ben ik pas als ook de overige 181 gemeenten
                     werken aan een sportakkoord. Gezien de huidige ontwikkelingen verwacht ik dat een
                     deel van deze gemeenten nog dit najaar een aanvraag indient voor een formateur. Ik
                     hoop dat de overige gemeenten snel daarna volgen. Dan is heel Nederland betrokken
                     bij het Sportakkoord en wordt er overal hard gewerkt aan de vijf thema's om de sport
                     inclusiever, de accommodaties duurzamer, de clubs vitaler, het clubklimaat positiever
                     en de mensen motorisch vaardiger te maken. Kortom, om de sport in Nederland klaar
                     te maken voor de toekomst.
                  
Voorzitter. Ik ben van mening dat we de sport het best dienen met lokale of regionale
                     akkoorden. Lokale partijen weten beter wat er lokaal nodig is dan wij hier in Den
                     Haag. De sport moderniseren en versterken moet daar gebeuren waar wekelijks 9,4 miljoen
                     mensen sporten, waar wedstrijden plaatsvinden, waar getraind wordt en waar vele vrijwilligers
                     zich inzetten om iedereen met plezier te laten sporten. Daarom is het van belang dat
                     de sport zelf bij de gemeenten aan tafel zit en mee kan beslissen over wat er lokaal
                     moet gebeuren. Dan komen er ook nieuwe netwerken en samenwerkingsverbanden tot stand,
                     niet alleen tussen de sportaanbieders onderling maar bijvoorbeeld ook tussen sport,
                     onderwijs en bedrijfsleven. Ik vind het mooi om te zien dat vele partijen lokaal hun
                     budget en energie inzetten om gedeelde ambities te realiseren en zo bij te dragen
                     aan de sport in Nederland. Het mooiste is dat uw Kamer daar ook aan bijdraagt door
                     gemeenten te stimuleren met het beschikbare budget vanuit VWS.
                  
De tweede opmerking gaat over de ondersteuning van de sport. Zoals ik net zei, is
                     het belangrijk dat de sport zelf aan tafel zit en samen met de gemeenten en andere
                     partijen beslist wat er in het sportakkoord wordt opgenomen. Dat betekent dat de sport,
                     waarin voornamelijk vrijwilligers actief zijn, een gelijkwaardige gesprekspartner
                     moet zijn. NL Actief en NOC*NSF helpen daarom de sportaanbieders. Dat gebeurt via
                     de lokale sportadviseur. Hij of zij roept alle sportaanbieders in een gemeente bijeen
                     en bespreekt met hen wie vanuit de sport aan tafel plaatsneemt en met welke gemeenschappelijke
                     agenda. Daarnaast inventariseert de adviseur welke behoeften er zijn bij de clubs
                     aan ondersteuning. NOC*NSF en de bonden zorgen vervolgens voor een passende aanpak.
                     Op deze manier verwacht de sport de komende tweeënhalf jaar 5.000 clubs te versterken
                     en 100.000 trainer-coaches, voornamelijk vrijwilligers, te scholen. Ook gaat de sport
                     zich inzetten om spelregels en reglementen aan te passen ter bevordering van een positief
                     sportklimaat. Een mooi voorbeeld zie ik bij het basketbal. In de jeugdcompetitie moeten
                     alle spelers uit het team minimaal twee kwarten van de wedstrijd kunnen meespelen.
                     Zo wordt voorkomen dat sommige spelers een hele wedstrijd langs de kant zitten en
                     hun plezier in de sport verliezen. Tot slot noem ik nog de nieuwe criteria voor sportaccommodaties
                     waarmee de sport aan de slag gaat. Het doel hiervan is onder meer dat op hetzelfde
                     kunstgrasveld zowel gevoetbald als gehockeyd kan worden. Ik wil de sport graag complimenteren
                     met de inzet die zij tonen om de sport toekomstproof te maken.
                  
Voorzitter. Dan een opmerking over de nationale ontwikkelingen. Sommige vraagstukken
                     vragen om een aanpak op nationaal niveau. Het kunstgrasvraagstuk, zoals u dat eerder
                     heeft benoemd in deze vergadering, is daar een voorbeeld van, maar er zijn er meer.
                     Daarom worden binnen het innovatieprogramma in het Sportakkoord challenges opengesteld.
                     Iedereen die creatieve oplossingen heeft voor complexe problemen binnen de sport kan
                     zich melden. Ik denk dan onder meer aan ideeën voor milieuvriendelijk beheer van sportvelden
                     of het werven van vrijwilligers voor sportclubs. Bovendien wordt met de G5 gesproken
                     over de invulling van living labs. In deze realistische proeftuinen gaan verschillende
                     partijen samenwerken aan innovatieve projecten op het gebied van sporten en bewegen.
                     Ik zal de stad niet noemen, maar een van die initiatieven is bijvoorbeeld dat er gekeken
                     wordt of e-sport – wij noemen dat gewoon «gamen» – meer in de context van een fysieke
                     sportclub kan plaatsvinden, waardoor je stimuleert dat kinderen niet alleen maar meer
                     aan e-sport gaan doen maar ook aan echte sport. Dat vind ik een mooi voorbeeld uit
                     zo'n living lab.
                  
Voorzitter. Tot slot en ter voorbereiding nog een opmerking over topsport. In het
                     Nationaal Sportakkoord schreven we dat er nog wordt gewerkt aan een zesde deelakkoord:
                     Topsport die inspireert. Met veel partijen wordt gesproken over de inspirerende waarde
                     die van topsport uitgaat en over waar we de komende jaren op moeten inzetten om de
                     grote kracht van topsport te versterken. Dat moet dit najaar leiden tot een akkoord
                     dat door NOC*NSF, de VSG, de Vereniging Sport en Gemeenten, en het kabinet wordt ondertekend.
                     Ik houd u op de hoogte van hoe dit er precies uit komt te zien. Daarmee heb ik het
                     stramien een beetje doorgelopen van wat er in het Nationaal Sportakkoord staat.
                  
Ik wil nu graag proberen om een antwoord te geven op de vragen die aan mij gesteld
                     zijn. Allereerst de vragen van de zijde van de VVD-fractie. De heer Heerema stelde
                     als eerste de vraag hoe ik de bonden geruststel nu negen op de tien sportbonden aangeven
                     ontevreden te zijn over het Sportakkoord. Ik herken het getal van negen op de tien
                     bonden die ontevreden zijn over het Sportakkoord niet, want ik heb elke stap in de
                     ontwikkeling van het akkoord met de sportbonden samen gezet. Het is mij bekend dat
                     niet alle bonden volledig tevreden zijn met de uiteindelijke uitwerking. Mij is gevraagd
                     om de sport toekomstbestendig te maken en aan die opgave ben ik samen met de sport
                     en de gemeenten gaan werken. De aanpak die er nu ligt, is de uitkomst van de opgave
                     waar we samen over nagedacht hebben. En ja, die is anders dan voorheen, want het oogmerk
                     is immers om de sport te versterken. Als we blijven doen wat we al deden, dan houden
                     we wat we al hebben. Ik heb enig begrip voor de ontevredenheid die er bij een aantal
                     bonden leeft, want het is echt spannend wat we gaan doen. Daarom gaan we samen nauwlettend
                     volgen of de aanpak die we samen hebben ontwikkeld, in de praktijk ook uitpakt zoals
                     bedoeld. Als dat niet het geval is, dan gaan we natuurlijk bijsturen. Ik zou willen
                     zeggen: we zijn samen op reis en we blijven samen op reis, want ons doel is hetzelfde,
                     namelijk een toekomstbestendige sportsector.
                  
Een tweede vraag van de heer Heerema was waarom er nu al wordt ingezet op lokale akkoorden
                     terwijl het nationale akkoord nog niet eens af is. Al tijdens de ondertekening in
                     juni 2018, nu een jaar geleden, heb ik de oproep gedaan om het Nationaal Sportakkoord
                     te vertalen naar de lokale context, want het moet lokaal gebeuren. Daar bevinden zich
                     de sporten, de trainers, de besturen en de clubs. Deze mensen weten zelf heel goed
                     wat ze nodig hebben. Dat weten ze eerlijk gezegd al jaren. Ik wil deze mensen en clubs
                     helpen en het liefst zo snel mogelijk, want elke club die hierdoor overeind blijft
                     en sterker en vitaler wordt, draagt eraan bij dat zo veel Nederlanders met plezier
                     kunnen sporten. Ik snap het verwijt over te snel handelen dan ook niet. De oproep
                     aan mij in het regeerakkoord was helder: zorg ervoor dat bonden en verenigingen versterkt
                     worden. Dat is precies wat ik nu doe en wat ik met het Nationaal Sportakkoord beoog.
                  
Wie zijn nou die sportformateurs en wat kunnen we van ze verwachten? De sportformateur
                     is een neutrale persoon. Het is een procesbegeleider die partijen lokaal met elkaar
                     aan tafel brengt en in gesprek laat gaan over de inhoud van het lokale sportakkoord.
                     Lokale coalities kunnen een dergelijke formateur aanvragen. Daarvoor dienen de gemeente
                     en minimaal drie sportaanbieders een intentieverklaring te ondertekenen. In die intentieverklaring
                     staat onder meer dat partijen het budget moeten besteden aan het inzetten van een
                     formateur en dus niet aan andere dingen, zoals lantaarnpalen, zo zeg ik veel te huiselijk.
                     Deze formateur voldoet aan het opgestelde profiel, waarin onder meer staat dat de
                     formateur onafhankelijk en neutraal is. In die intentieverklaring staat ook dat de
                     formateur moet deelnemen aan verplichte scholing. De formateur en de partijen moeten
                     samen meewerken aan de monitoring van het lokale akkoord. De uitkomst van de inzet
                     van de formateur is een lokaal sportakkoord dat in lijn is met het Nationaal Sportakkoord.
                     Een aantal thema's uit het Nationaal Sportakkoord dat we vorig jaar hebben gesloten,
                     moet in ieder geval herkenbaar zijn.
                  
Voorzitter. Zoals ik al zei, zijn er inmiddels 155 sportformateurs aangevraagd. Op
                     dit moment zijn er 100 met naam en toenaam bekend bij de VSG, de Vereniging Sport
                     en Gemeenten. De VSG treedt in contact met een gemeente indien de formateur niet voldoet
                     aan de criteria die ik zojuist heb genoemd. Ik wil nog opmerken dat inmiddels 80 sportformateurs
                     een eerste scholing hebben bijgewoond en nu aan de slag zijn met het bijeenbrengen
                     van partijen en het faciliteren van het gesprek.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er allereerst een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
U vertelt over de samenstelling van het team rond de sportformateur, met drie sportaanbieders.
                     Betreft het ook andere aanbieders dan sportverenigingen, bijvoorbeeld zakelijke dienstverleners
                     in de sport?
                  
Minister Bruins:
Het antwoord luidt bevestigend. Het kunnen ook andere aanbieders dan verenigingen
                     zijn.
                  
De voorzitter:
Een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik merk dat ik iets kritischer ben op het Sportakkoord dan de Minister het hier uitlegt.
                     Ik ben even op zoek naar hoe we daar wat meer vat op kunnen krijgen. De Minister heeft
                     ervoor gekozen om de gemeenten als lead in te zetten. Het zijn er nu 155. Als nog
                     181 gemeenten aangesteld moeten worden, zouden we dan in die 181 gemeenten niet de
                     gemeenten maar de verenigingen de lead kunnen laten zijn? In plaats van aan tafel
                     te zitten en mee te praten, mogen zij dan bepalen hoe het proces gaat. Dan kunnen
                     we een heel goede afweging maken. Hoe gaat het in de gemeenten waar de gemeente aan
                     zet is en hoe gaat het in de gemeenten waar de sport aan zet is? Ik heb gewoon veel
                     vertrouwen in de sport; laat ik het zo maar zeggen.
                  
Minister Bruins:
Ik hoop dat u ook een beetje vertrouwen heeft in deze Minister. Ik wil dit echt even
                     rechtzetten. De sportformateur is er niet voor de gemeente, maar voor de lokale coalitie.
                     In die lokale coalitie kunnen naast de verenigingen ook het onderwijs, het welzijnswerk,
                     het bedrijfsleven en veel andere partijen zitten. Ik wil benadrukken dat de sportformateur
                     geen verlengstuk is van de gemeente, maar een neutrale persoon. Je zou kunnen zeggen
                     dat het een local hero is, die niet uit een vereniging of de gemeente moet komen,
                     maar die moet worden geworven via criteria op basis van het profiel dat ik noemde.
                     Er zijn er inmiddels al 150 geworven. Nogmaals, die sportformateur moet zich niet
                     alleen inzetten voor de gemeente, maar voor zo'n lokale coalitie. Daar zit ook de
                     kracht. Ik verwacht dat we in de komende maanden nog heel veel gemeenten en andere
                     lokale partijen ervan kunnen overtuigen dat ze zo'n lokale coalitie moeten vormen
                     en dat ze die sportformateur daar goed voor kunnen gebruiken.
                  
De voorzitter:
Afrondend de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Mijn vertrouwen in deze Minister is vrijwel grenzeloos. Maakt u zich daar geen zorgen
                     over. Maar dat betekent niet dat ik niet kritisch mag zijn en dat het niet af en toe
                     mag schuren. Ik maak mij namelijk zorgen dat er geen extra badmutsen in het zwembad
                     komen en geen extra schoenen binnen de lijnen. Mijn concrete vraag was: kunnen we
                     in die andere 181 gemeenten via een andere systematiek de verenigingen in de lead
                     laten zijn in plaats van de gemeenten? Ik wil weten of dat verschil maakt als we over
                     een jaar een evaluatie doen.
                  
Minister Bruins:
Ik heb het heel vriendelijk gezegd, maar ik wil niet naar een andere systematiek.
                     Ik wil inzetten op die lokale coalities. Dat is best spannend, omdat we niet alleen
                     de sport aan tafel hebben, maar ook het onderwijs. Het verschilt van gemeente tot
                     gemeente, van lokale situatie tot lokale situatie. Ik vind er enige logica in zitten
                     om naast het onderwijs, het welzijnswerk, het bedrijfsleven en de sportverenigingen
                     te bekijken welke andere partijen er om tafel moeten worden gebracht. Ik denk dat
                     dat de kracht is. We moeten niet de overheid of de sportverenigingen vooropzetten,
                     maar we moeten die verweven met andere partijen. Ik denk dat daar de kracht en de
                     versterking kan zitten voor de sport van morgen, waardoor er meer mensen gaan sporten
                     en meer mensen plezier en lol in sport hebben. Zo zie ik ook de vertaling van de nationale
                     context. Nogmaals, die komt niet uit een Haags overheidsmodelletje. Die hebben wij
                     gedrieën opgezet. Het is een kongsi van sportieve gemeenten, de sport en het Rijk
                     om het op die manier in elkaar te zetten en nauw te vertalen naar regionaal en lokaal
                     niveau. Ik wil graag op die manier verder. Maar ik heb nog wel andere vragen te beantwoorden,
                     ook van de heer Heerema.
                  
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Bruins:
Kunnen er aanvullende voorwaarden gesteld worden aan de inzet van de miljoenen voor
                     lokale akkoorden? Ik wil daarop graag antwoorden. Zoals dat altijd het geval is, zijn
                     er voorwaarden gesteld aan de inzet van het sportbudget. Ik heb u al uiteengezet welke
                     waarborgen er zijn voor de sportformateur. Voor het uitvoeringsbudget zijn soortgelijke
                     waarborgen ingebouwd. Ook voor het uitvoeringsbudget dient een intentieverklaring
                     ondertekend te worden door de gemeente en drie sportaanbieders. Daarin staat onder
                     meer dat het budget moet worden ingezet voor de uitvoering van het sportakkoord, dat
                     partijen samen bepalen hoe het budget wordt besteed en dat medewerking wordt verleend
                     aan monitoring. Bovendien moet het lokale sportakkoord worden geüpload. De VSG doet
                     daar een lichte check op en treedt in contact met de betreffende gemeente als het
                     akkoord ondermaats is. Tot slot is het belangrijk om te vermelden dat het uitvoeringsbudget
                     jaarlijks wordt aangevraagd en we dus in het uiterste geval kunnen besluiten dat een
                     lokale coalitie niet langer in aanmerking komt voor de regeling. Maar ik hoop dat
                     het die kant niet uitgaat. Ik heb er veel vertrouwen in dat de lokale partijen de
                     budgetten benutten zoals beoogd, omdat ik denk dat we allemaal naar hetzelfde doel
                     toewerken.
                  
Voorzitter. Dan een opmerking over, zoals dat in jargon heet, deelakkoord 6, het topsportakkoord.
                     De heer Heerema vroeg of ik zo ambitieus mogelijk kan beschrijven wat daarin komt.
                     Eerst maar een procesopmerking: ik ben momenteel met veel partijen in gesprek over
                     dat deelakkoord 6. Daarbij geef ik veel ruimte aan partijen om hun ambities voor topsportevenementen
                     en media kenbaar te maken. Er zijn vooraf geen restricties voor de ambities die we
                     met elkaar willen formuleren en de komende jaren willen realiseren.
                  
Ik heb zes punten genoteerd waarvan ik denk dat ze een plekje moeten krijgen in dat
                     topsportakkoord. Allereerst topsportinfrastructuur, zoals topsportprogramma's, coaches,
                     accommodaties, wedstrijden, competities, maar ook financiering en duale carrière,
                     dus welke tijd besteed je aan sport en welke tijd besteed je daarbuiten? Dat is één
                     brok.
                  
Het tweede brok is talentontwikkeling. Hoe zorgen we dat er voldoende aanwas van talent
                     is en dat dit talent ook kan worden ontdekt? Een derde thema is het vergroten van
                     de maatschappelijke waarde van topsport. Het moet inspirerend zijn. We kunnen er trots
                     op zijn. Denk ook aan saamhorigheid en identiteit. Hoe kunnen we dat thema concretiseren?
                     Hoe kunnen we daar een ambitie op formuleren?
                  
Het vierde is innovatie en data. Hoe maken we Nederland tot het meest sportinnovatieve
                     land van de wereld? Ik denk dat dat de ambitie moet zijn. We weten dat we niet het
                     enige land zijn dat ongelofelijk veel inzet pleegt op het punt van innovatie en data.
                     In welk land je ook komt, welke sportcollega je ook spreekt, hier zijn ze allemaal
                     mee bezig. Dus daar is ook voor ons werk aan de winkel.
                  
Thema vijf is een gezamenlijk gedragen evenementenstrategie voor de komende jaren.
                     Welk type evenementen willen we naar Nederland halen? Hoe gaan we dat samen doen?
                     Daar heb je verschillende partijen voor nodig.
                  
Tot slot. Dit moet ik nog een beetje uitwerken. Topsportprestaties en de achterliggende
                     verhalen moet je voor iedereen toegankelijk maken. Topsport leeft – dat weten we allemaal
                     – bij de gratie van de mooie verhalen die we aan elkaar vertellen. Ik denk dat het
                     via media, via nieuwe media, toegankelijk maken van topsportprestaties en de verhalen
                     die je daarover kunt vertellen, een thema moet zijn in deelakkoord 6. Ik denk dus
                     aan deze zes ambities, maar het is niet ramdicht. Er kunnen nog onderwerpen bij. Maar
                     hier denk ik aan.
                  
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Diertens. Uw vragen zijn nog niet beantwoord. Dat realiseert
                     u zich met uw interrupties?
                  
Mevrouw Diertens (D66):
Ja. Er zijn gewoon te veel onderwerpen waar je in één debat over moet praten. Ik ben
                     toch nieuwsgierig naar wat er wordt verstaan onder een duale carrière. Dat gaat over
                     werk, maar ik begrijp vanuit de sport dat er best veel problemen zijn om een voortgezette
                     studie te combineren met het tempo van je sportcarrière. Ik vroeg me af of dat er
                     ook onder valt.
                  
Minister Bruins:
Ja, maar ik maak hier toch even een kapstokje, want ik vind dit passen bij het thema
                     dat u heeft benoemd in de vragen die u heeft gesteld over de combinatie van werken
                     en sporten, of van studeren en sporten. In een ander verband heeft u ook weleens gesproken
                     over de vele snippercontracten die er zijn in de sport. Mensen hebben soms moeite
                     om de touwtjes aan elkaar te knopen of om het in tijd goed te combineren. Daar wil
                     ik straks een opmerking over maken. Dus ik parkeer het heel even, met uw welnemen.
                  
Mevrouw Diertens (D66):
Dat is goed.
Minister Bruins:
Voorzitter. Wil de Minister verkennen of er een klein, slagvaardig, interdepartementaal
                     loket kan komen met in ieder geval de ministeries van VWS, EZ, Financiën en IenW?
                     Mag ik dat idee voor zo'n soort loket zien als een suggestie, en mag ik dit betrekken
                     bij de vormgeving van deelakkoord 6? Op basis van de gesprekken die ik nu voer, gaan
                     we kijken wie welke taken het beste kan uitvoeren. Dan kan ik ook het beste beoordelen
                     of een dergelijk loket wenselijk is. De heer Heerema weet dat verschillende departementen
                     nu al ondersteuning bieden. Bovendien komt er een evenementenloket bij NOC*NSF, waar
                     organisatoren terechtkunnen voor ondersteuning en informatie. Er zijn dus al een paar
                     dingen. Ik moet even zoeken naar het goede extra. Zoals u weet, heb ik in de discussie
                     rond de Formule 1 gezegd dat verschillende departementen straks in het kader van de
                     modelgarantie een rol spelen. Maar daarvoor wil ik wel het coördinatiepunt zijn, zodat
                     er geen gaten vallen, want anders is de tijd te kort om dit voor te bereiden.
                  
De voorzitter:
Ik zie een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik wil graag weten wanneer de Minister dit aan de Kamer kan sturen. Het maakt mij
                     niet uit waarbij u het gaat voegen. Ik wil heel graag dat dit loket er komt, eigenlijk
                     precies vanwege de reden die u noemt met betrekking tot de Formule 1. Maar dat is
                     echt maar een van de voorbeelden die we de laatste jaren hebben gehad. Op dat moment
                     moet er dan gezocht worden. Ik wil dat daar een structuur voor is. Vandaar mijn wens
                     voor een interdepartementaal loket.
                  
Minister Bruins:
Dat snap ik, maar op dit moment voer ik nog gesprekken met vele partijen over deelakkoord
                     6. Ik wil hun ideeën ook even meenemen. Ik zei u al dat er bij NOC*NSF ook zoiets
                     als een evenementenloket bestaat. Ik wil dus even de ruimte houden om te kijken aan
                     welke coördinatie behoefte is en waar die het beste vorm kan krijgen. Ik denk dat
                     ik de Kamer dit najaar kan informeren over deelakkoord 6. Laat me daar dit punt dan
                     bij betrekken. Dan komt er dan ook een praktisch antwoord van mijn kant.
                  
Voorzitter. Wat vindt de Minister van een initiatief om te komen tot een ouderenfonds?
                     Ik weet niet zeker of dat een vraag was. Als ik zou zeggen dat het geen goed initiatief
                     is, komt hij toch wel met het initiatief. Maar ik ben heel benieuwd naar het idee.
                     Dat is een beter antwoord, denk ik. Op zijn allervoorzichtigst wil ik wel aangeven
                     dat er al een aantal activiteiten bestaan voor sportdeelname onder ouderen, ook die
                     door het Rijk worden ondersteund. De heer Heerema kent vast het initiatief OldStars,
                     waaraan VWS een financiële bijdrage levert. Dat project wordt gedraaid door het Nationaal
                     Ouderenfonds, in samenwerking met sportbonden. Daar zijn al mooie resultaten van.
                     Daarnaast – dit komt uit uw eigen bijdrage, geloof ik – is er het initiatief Denken
                     en Doen van de Nederlandse Bridge Bond. Mensen gaan met elkaar bridgen en vertellen
                     elkaar dan ook verhalen. Het is ook om de eenzaamheid te bestrijden. Een derde initiatief
                     is Meer Bewegen voor Ouderen, van de KNGU. Daar zit op dit moment nog geen rijksbijdrage
                     aan vast, maar het is wel een mooi initiatief. Het bestaat ook al heel lang. Ik wijs
                     er ook op dat het Ouderenfonds een subsidie van VWS krijgt om ouderen tot bewegen
                     te stimuleren.
                  
Dit zeg ik u niet om u de wind uit de zeilen te nemen, want ik wil het initiatief
                     graag lezen, maar er zijn dus al een aantal initiatieven op gang. Aangezien de heer
                     Heerema het opbrengt, is het misschien goed voor hem om te kijken of een aantal van
                     de door mij genoemde partijen een plekje kunnen krijgen in het initiatief.
                  
Kan de Minister samen met de Staatssecretaris van IenW in overleg treden met de sportsector
                     en de lokale overheden om te komen tot een realistisch implementatieplan voor gewasbescherming?
                     Ik kan de heer Heerema meedelen dat dit overleg gelukkig al plaatsvindt, binnen de
                     huidige Green Deal Sportvelden. Daar ben ik sinds 2018 op aangesloten. Mijn collega
                     van IenW heeft aangegeven dat er ook in de toekomst mogelijkheden voor uitzonderingen
                     blijven bestaan. Bepaalde gewasbeschermingsmiddelen mogen niet meer gebruikt worden.
                     In sommige gevallen is er een uitzondering te maken. Dat is de regel die mijn collega
                     van IenW heeft ingezet. Ik kan de heer Heerema toezeggen dat ik samen met mijn collega
                     de voortzetting van deze afspraken zal volgen. Het mag uiteraard niet zo zijn dat
                     er niet gesport kan worden omdat er geen betaalbaar chemievrij alternatief beschikbaar
                     is.
                  
De voorzitter:
De heer Heerema heeft nog één deel van zijn interruptie openstaan. Gaat uw gang. Ik
                     zie dat hij besluit om dit over te laten aan de tweede termijn. De Minister.
                  
Minister Bruins:
Het is eigenlijk best mooi zo, met twee interrupties.
Kamerleden hebben gevraagd, zo sprak de heer Heerema, naar het initiatief vanuit Europa
                     dat infill op sportvelden op termijn verboden moet worden. Er wordt gevraagd of ik
                     daarvan op de hoogte ben. Ja, dat ben ik. Ook hier is het zo dat de collega van IenW
                     dit op de voet volgt. Recent is vanuit VWS de innovatiecall Milieuvriendelijke sportvelden
                     uitgeschreven. Vier initiatieven hebben een prijs gewonnen om een haalbaarheidsonderzoek
                     te doen naar het kunstgrasveld van de toekomst. Al die vier initiatieven richten zich
                     op non-infill of biologisch verantwoorde infill. Ik verwacht dat deze initiatieven
                     begin 2021 uitontwikkeld zijn en daarmee klaar zijn voor een marktentree.
                  
Dan de vraag of de Minister in overleg kan treden met gemeenten om de administratieve
                     rompslomp voor verenigingen met betrekking tot het verduurzamen van accommodaties
                     te verminderen. Samen met mijn collega van Economische Zaken ondersteun ik de sportbonden
                     om de verenigingen te helpen met de vragen die zij op dit punt hebben. Het gaat hier,
                     in jargon, over de BOSA-regeling. Naar ik uit de sector begrijp, verloopt het proces
                     nu een stuk beter dan na de eerste aanloopproblemen. Uiteraard houdt mijn collega
                     in de gaten of er na 1 juli sancties worden opgelegd en hoe deze worden doorgevoerd.
                     Het huidige beeld bij de collega is dat deze sancties momenteel vergezeld worden door
                     een redelijke termijn waarbinnen de verenigingen nog in de gelegenheid worden gesteld
                     om alsnog aan de informatieplicht te voldoen. Niet alleen de collega van EZK maar
                     ook ikzelf houd op dit punt de vinger aan de pols. Dat vind ik belangrijk.
                  
Ik heb nog meer slechte antwoorden, hoor.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ja, ik weet het.
De voorzitter:
De heer Heerema maakt gebruik van zijn laatste vraag.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het is geen vraag, maar meer het verzoek om de Kamer te informeren over hoe het proces
                     dan verloopt. Want het is toch wel echt belangrijk dat we de verenigingen niet om
                     laten vallen als we met dit soort geintjes bij ze langskomen.
                  
Minister Bruins:
Nou ja, het zijn natuurlijk geen geintjes, want het gaat allemaal over overheidsgeld.
                     Dat moet dus ook in die BOSA-regeling goed worden verantwoord. Maar ik begrijp de
                     heer Heerema heel goed. Ik kan ook niet ontkennen dat de administratieve lasten in
                     de aanloop, in de eerste fase, als zwaar werden ervaren. Ik dacht dat het proces inmiddels
                     veel beter verloopt; zo ben ik geïnformeerd. Maar laat mij eens even op een praktische
                     manier vóór de begroting kijken hoe de uitwerking en de praktische ervaring met die
                     BOSA-regeling zijn. Ik zal de Kamer daar vóór de begrotingsbehandeling over informeren.
                  
Voorzitter. Dan is er nog één vraag van de VVD-fractie: wat kan de Minister betekenen
                     voor topsporters die veel geld kwijt zijn bij een onterechte beschuldiging van dopinggebruik?
                     Laat gezegd zijn dat ik het ontzettend belangrijk vind dat de juridische positie van
                     de sporter bij tuchtrechtzaken goed is geborgd. Daarover heb ik ook geschreven in
                     mijn beleidsbrief «Maatregelen ter versterking van de aanpak van doping in sport»
                     van 4 juli vorig jaar. Een van de thema's in die brief betreft sporters die zich bij
                     tuchtrechtzaken om financiële redenen niet juridisch laten bijstaan. Ik vind dit zorgelijk.
                     In een gesprek hierover met NOC*NSF bleek dat het deze zorg deelde en dat de eerste
                     stappen naar een oplossing al zijn ingezet. Door NOC*NSF wordt een faciliteit voor
                     financiële ondersteuning bij complexe tuchtzaken in het leven geroepen voor kosten
                     die buiten het bereik van de maximumvergoeding van een rechtsbijstandsverzekering
                     liggen. Deze voorziening geldt voor alle topsporters, ongeacht of zij schuldig of
                     onschuldig blijken tijdens de tuchtprocedure. Als ik het goed heb begrepen, heeft
                     NOC*NSF deze financiële faciliteit juist vandaag bekendgemaakt. Daarmee hoop ik de
                     vragen van de heer Heerema ten volle te hebben beantwoord.
                  
Dan kom ik bij de vragen die zijn gesteld van de zijde van de CDA-fractie. De eerste
                     vraag is: kunnen we vrijwilligers trainen op signalen? Mevrouw De Pater doelde op
                     signalen over het gebruiken of benutten van crimineel geld. Vanuit het Sportakkoord
                     zijn er voor bestuurders van verenigingen – dat zijn dus vaak vrijwilligers – mogelijkheden
                     tot bijvoorbeeld bestuurscoaching en kaderontwikkeling. In die opleidingen is er aandacht
                     voor alle aspecten van veiligheid en van goed bestuur, waaronder dus ook goed financieel
                     bestuur. Het kan voor bestuurders van verenigingen echter moeilijk zijn om te achterhalen
                     waar geld van potentiële investeerders vandaan komt. Dat bleek ook wel uit de tv-uitzending
                     die we daarover zagen. Volgens mij zou het daarom goed zijn als de KNVB de verenigingen
                     daarin steunt en het actief gebruiken van de zogenaamde checklist, zoals ontwikkeld
                     door de Brabantse taskforce, als hulpmiddel gebruikt. Die Brabantse taskforce heeft
                     een checklist gemaakt tegen witwassen, criminaliteit of drugshandel. Zoals mevrouw
                     De Pater bekend is, vindt dat onderzoek in voetbal nu plaats. Ik wacht de definitieve
                     conclusie af en dan ga ik daarover ook in gesprek met de KNVB.
                  
Is de Minister bereid om samen met de collega van JenV te onderzoeken hoe groot het
                     probleem is van criminele inmenging in de sport? Ook op dit punt zou ik willen zeggen
                     dat het onderzoek nog moet worden afgerond. De harde conclusies kan ik op dit moment
                     nog niet trekken, maar hetgeen nu naar buiten komt, vind ik uiteraard een slechte
                     zaak. Het past natuurlijk niet binnen de positieve sportcultuur, die we met z'n allen
                     voorstaan. Ik herhaal het dan maar: de definitieve conclusie wacht ik af en dan ga
                     ik hierover met de KNVB in gesprek.
                  
Dan het punt van de motards.
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat, is er een vraag van mevrouw De Pater.
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
U wacht het onderzoek af, maar wanneer kunnen we dat verwachten? Ik hoor u ook zeggen
                     dat er inderdaad al een checklist van de taskforce is. Dat klopt, maar hoe kunt u
                     aan de slag gaan om ervoor te zorgen dat die ook echt nu al actief bij de vrijwilligers
                     terechtkomt en niet pas na het onderzoek? Want ik zie dit wel als een urgent probleem.
                  
Minister Bruins:
Ik heb van de KNVB begrepen dat die checklist actief wordt gedeeld, ook met andere
                     regio's in het land. In ons reguliere overleg met de KNVB zal ik ook nog eens even
                     navraag doen of dat inderdaad gebeurt. Ik wil graag dat onderzoek afwachten voordat
                     ik maatregelen neem. Ik denk wel dat dat nog dit jaar wordt afgerond en dat ik daarover
                     ook nog dit jaar dat gesprek met de KNVB kan hebben.
                  
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Ik ben hier natuurlijk nieuw. Is «dit jaar» vóór de zomer dit jaar, of is dat eind
                     2019, vóór het WGO dit jaar?
                  
Minister Bruins:
Mijn verjaardag is op 10 juli. Dat is dus in de zomer; dan weet u dat alvast. Maar
                     het jaar duurt over het algemeen tot 31 december. Ik moet hier dus even een beetje
                     speling houden, omdat dit het onderzoek van de KNVB is. Dan wil ik dat gesprek hebben.
                     Ik weet niet meer dan dat de KNVB het onderzoek dit jaar wil afmaken. Dan probeer
                     ik ook dat gesprek met de KNVB daarover nog dit jaar te organiseren. Die twee heb
                     ik dan, maar meer weet ik niet.
                  
De voorzitter:
Ik heb een vraag in het kader van het noteren van een eventuele toezegging. Komt de
                     Minister naar aanleiding van dit gesprek met een brief richting de Kamer?
                  
Minister Bruins:
Zeker. Als ik dat gesprek met de KNVB heb gehad, ga ik de Kamer daarover informeren.
                     Dat lijkt me een goede zaak. U gaat vragen wanneer dat is. Dat zal dan dus ook eind
                     2019 zijn. Als het helemaal op de laatste dag van december is of de op een-na-laatste
                     dag – op de laatste dag ga ik sporten, skiën; ja, u wilt alles weten – dan doe ik
                     het begin 2020. Maar laat ik proberen om dat allemaal gewoon dit jaar af te wikkelen.
                  
Dan de motoragenten: wil deze Minister de collega van Justitie aanspreken op het vinden
                     van een goede oplossing? Natuurlijk wil ik mijn collega's van JenV en misschien ook
                     wel van IenW wijzen op het belang van nieuwe sportevenementen en erop wijzen dat daarvoor
                     soms ook de inzet van motoragenten nodig is, maar verkeersveiligheid moet natuurlijk
                     centraal blijven staan en oplossingen moeten wel passen binnen de bevoegdheden en
                     de afspraken die we in Nederland hebben gemaakt. Maar ik ben graag bereid om dit omweggetje
                     te maken. Dan het punt over het Sportakkoord en de bonden: waarom gaan middelen van
                     het Sportakkoord naar het NOC*NSF-loket en directe ondersteuning van verenigingen?
                     Ik denk eerlijk gezegd dat ik daar in de beantwoording van de vragen van de Heerema
                     uitvoerig op in ben gegaan.
                  
Dat waren de vragen die zijn gesteld door de CDA-fractie.
De heer Van Aalst van de PVV-fractie is niet meer onder ons.
De voorzitter:
Ik hoop van wel, maar in een andere ruimte.
Minister Bruins:
In deze ruimte. Het is misschien toch goed – ik heb begrepen dat er wordt meegeluisterd
                     – om even kort in te gaan op zijn vragen. De eerste was hoe het zit met de verbinding
                     zorg en sport, of de Minister daarop zit. Dat treft natuurlijk geweldig met deze portefeuille,
                     als je daar zorg en sport in hebt. Het bevorderen van een actieve leefstijl, waarover
                     de heer Van Aalst sprak, is iets voor het preventieakkoord, maar ik zal ook van mijn
                     kant uitdragen dat die actieve leefstijl kan bijdragen aan het voorkomen van aandoeningen
                     en chronische aandoeningen. Het antwoord luidt dus bevestigend.
                  
Kan de Minister beloven dat het beleid dat is ingezet met het preventieakkoord niet
                     gaat zorgen voor minder sporten? De heer Van Aalst sprak over de betutteling: niet
                     roken en geen alcohol in voetbalkantines. Binnen het preventieakkoord zijn met meer
                     dan 70 partijen afspraken gemaakt. De sportsector heeft zelf deze maatregelen omarmd
                     en dit is inhoudelijk in lijn met de doelen van het preventieakkoord. Ik zie dan ook
                     geen enkele manier waarop het de sportdeelname kan bedreigen en de sportsector ziet
                     dat ook zelf niet. Er werd gewag gemaakt van het bestaan van een verbod op alcohol
                     in het preventieakkoord. Dat is niet het geval. Bij de gezonde sportschool hoort dat
                     er geen alcohol wordt geschonken als er een jeugdteam sport. In het preventieakkoord
                     is een afspraak gemaakt waar verenigingen zich aan houden.
                  
Heeft de Minister stappen gezet om te zorgen dat de kaarten voor de formule 1 niet
                     te duur worden? Mijn antwoord daarop is dat de formule 1 een commercieel evenement
                     is en dat de organisatoren verantwoordelijk zijn voor de toegangsprijzen. Daarin zullen
                     dus de kosten, maar ook de verhouding tussen vraag en aanbod worden meegenomen. Ik
                     zie daarin geen rol voor de rijksoverheid. Dat doen we ook niet bij andere evenementen
                     of sportevenementen. De PVV wil dat er weer pitspoezen – dat is het woord van de heer
                     Van Aalst – bij de formule 1 aanwezig zijn in 2020 en vraagt of de Minister zich daarvoor
                     kan inzetten. Ik heb de Kamer meegedeeld dat wij betrokken zijn via een modelgarantie.
                     Afspraken over visa, belasting en veiligheid kunnen via die modelgarantie worden gemaakt,
                     maar dat is een modelgarantie en niet een modellengarantie. Daar wou ik het bij laten.
                  
Dan het punt van de criminele ondermijning, wat daaraan gedaan gaat worden. Daar verwijs
                     ik naar de antwoorden die ik heb gegeven aan mevrouw De Pater.
                  
Dat waren de vragen van de PVV-fractie. Dan de vragen die zijn gesteld door mevrouw
                     Diertens van de D66-fractie. Gaat de Minister in gesprek binnen en buiten de clubs
                     en wat gaat er gebeuren om discriminatie tegen te gaan? Het hoofdantwoord is natuurlijk
                     is dat een positieve sportcultuur nadrukkelijk een van de grote onderwerpen is bij
                     het Nationale Sportakkoord en ook zijn vertaling krijgt in lokale sportakkoorden.
                     Negatieve aspecten als discriminatie en uitsluiting maken daar deel van uit. Voorts
                     zullen actief door de sportbonden richting verenigingen, gedragsregels en omgangsvormen
                     worden gepromoot. Ook daarvan zijn discriminatie en uitsluiting onderdeel. Tot slot
                     wordt op dit moment de Code Goed Sportbestuur herzien. Ook daarin wordt dit onderwerp
                     meegenomen. Daar is dus langs verschillende lijnen aandacht voor.
                  
Dan een punt dat mevrouw Diertens al heeft gemaakt in het afgelopen wgo: de motie
                     die is ingediend over de krapte op de arbeidsmarkt in zijn algemeenheid en specifiek
                     in de sportsector. Daar sprak mevrouw Diertens toen specifiek over. Haar vraag was
                     wat ik ga doen om het arbeidsperspectief in de sport te vergroten zodat we afkomen
                     van al die snippercontracten. Ik ga de komende periode met stakeholders in gesprek
                     om meer informatie op te halen over de daadwerkelijk ervaren knelpunten, maar misschien
                     ook wel de kansen als je zaken kunt combineren binnen de arbeidsmarkt van de sportsector.
                     Ik wil in het najaar een symposium organiseren over het bredere vraagstuk van de arbeidsmarkt
                     in de sportsector en het probleem van de snippercontracten. Ook het vraagstuk van
                     de duale carrière zou ik bij dat symposium willen meenemen. Ik zal u vertellen wanneer
                     dat symposium is en ik zal u ook verslag uitbrengen daarvan. Er staat helemaal niets
                     in de weg om u op de hoogte te brengen van wanneer dat symposium wordt gehouden, maar
                     het voortouw moet wel liggen bij de verschillende stakeholders in de sport. Het is
                     bedoeld om op te halen en te kijken welke aanbevelingen wij voor de sportsector kunnen
                     doen over snippercontracten, duale contracten en de overgang van sporten naar werken.
                     Het betreft dus het hele thema arbeidsmarkt/sport.
                  
Dan topsporters en uitkeringen. Klopt het dat een WW-uitkering voor topsporters wel
                     ruimte geeft voor trainingsstages binnen de EU, maar niet buiten de EU en kan dat
                     beleid niet worden verruimd? Het gebruik van WW-uitkeringen is persoonsgebonden en
                     afhankelijk van de persoonlijke situatie van een sporter. Per sporter moet gekeken
                     worden naar passende oplossingen. Ik zal hierover in gesprek gaan met NOC*NSF, het
                     Ministerie van Sociale Zaken en UWV om te bezien of er een structureel vraagstuk is.
                  
Mevrouw Diertens (D66):
Dat is een toezegging?
Minister Bruins:
Ja, dat is een toezegging.
Wat betekent het stipendium voor paralympische sporters met een WIA- of Wajonguitkering?
                     Ook bij WIA en Wajong is het geheel persoonsgebonden en afhankelijk van de persoonlijke
                     situatie. Ook daarvoor geldt dat er moet worden gekeken naar die passende oplossing.
                     Ik moet in hetzelfde gesprek met dezelfde partijen bespreken of dat iets incidenteels
                     is of dat het een structureel karakter heeft. Daar zal ik de Kamer over informeren.
                     Dat doe ik voor de begrotingsbehandeling.
                  
Mevrouw Diertens vroeg hoe het komt dat vooral kleinere gemeenten achterblijven als
                     het gaat om het sluiten van lokale sportakkoorden. Zoals gezegd, zijn er nu 174 gemeenten
                     actief – dan tel ik die 155 en die 19 op – waaronder grote en kleinere gemeenten.
                     Zo zijn bijvoorbeeld alle gemeenten in Zeeland al actief. Daarnaast verwacht ik dat
                     vele gemeenten eind 2019 gaan starten. Ook daar denk ik dat het niet iets is voor
                     alleen grote en middelgrote gemeenten. Ik denk dat er juist nog heel veel komt van
                     de kleinere gemeenten. Een diepgaande analyse heb ik niet, maar ik ben goedsmoeds
                     dat er nog veel gemeenten zullen volgen.
                  
Is er een goed beeld van de gemeenten die in de tweede ronde aanvragen voor budget
                     gaan doen, vroeg mevrouw Diertens. De verwachting is dat het overgrote deel van de
                     gemeenten die nu een formateur hebben eind 2019 uitvoeringsbudget aanvraagt. Tevens
                     is de verwachting dat van de 180 gemeenten die nu nog niet meedoen het overgrote deel
                     een aanvraag doet voor een formateur, nog voor het eind van dit jaar. Zo concreet
                     kan ik antwoorden.
                  
Dan de preventieakkoorden. Hoe zorg ik ervoor dat preventieakkoorden en sportakkoorden
                     geen gescheiden werelden worden? Ten eerste zorg ik daarvoor door er veel met de collega
                     over te praten. In het antwoord dat ik eerder heb gegeven, heb ik gezegd dat sport
                     of een actieve levensstijl kan bijdragen aan uitstel van aandoeningen of chronische
                     aandoeningen. Ik denk ook dat sportformateurs daar een rol in kunnen hebben. Ik zet
                     sportformateurs ook op het spoor van het bestaan van dat preventieakkoord. Maatregelen
                     op de inspiratieoverzichten uit zowel sport- als preventieakkoorden kunnen worden
                     gebruikt. Ook in de communicatie, op middagen als deze en ook elders, probeer ik steeds
                     die zwaluwstaart aan te brengen tussen sport- en preventieakkoord.
                  
Hoe gaat het met de aangenomen motie over sportprotheses? Dat is nog steeds een lastig
                     vraagstuk, met name bij kinderen. Mevrouw Diertens sprak daarover en vroeg of ik dit
                     herken. Ja, dat herken ik inderdaad. Het breed inzetten van sporthulpmiddelen en het
                     organiseren van de beschikbaarheid daarvan voor jong en oud zijn sowieso een lastig
                     onderwerp. Het project sporthulpmiddelen heb ik volgens mij in het vorige WGO genoemd.
                     Er zijn pilots bij gemeenten over hoe dit goed kan worden georganiseerd. Volgens mij
                     is het project sporthulpmiddelen begin dit jaar gestart. Het heeft een looptijd tot
                     eind volgend jaar. Ik verwacht de eerste resultaten komend najaar. Die helpen me dan
                     om weer stappen te nemen voor de toekomst.
                  
Iets concreter dan dit alles heb ik onlangs met de Bibian Mentel Foundation een gesprek
                     gehad over hun project JUMP om te kijken hoe je de beschikbaarheid van met name sportprotheses
                     voor jongere mensen en kinderen kunt vergroten en of daar misschien ook een rol ligt
                     voor zorgverzekeraars. Ik weet dat de foundation na mijn gesprek dat gesprek aangaat
                     met zorgverzekeraars. Dat is een meer concreet idee.
                  
Misschien is het ook goed om te noemen dat ik een ervaringsdeskundige heb gevraagd
                     om mij te helpen. Eigenlijk gaat het om twee ervaringsdeskundigen. Eén daarvan is
                     vanmiddag onder ons, namelijk Patrick Renkema. Vijf jaar geleden is hij in een rolstoel
                     terechtgekomen na een fout verlopen operatie, maar hij is immer positief gestemd.
                     Aan de ene kant heeft hij aldoor pijn, aan de andere kant sport hij actief. Hij doet
                     heel veel aan golf en handbike. Ik heb Patrick en een collega van hem gevraagd om
                     mij te helpen bij het kijken naar dit vraagstuk om te kijken of we praktische maatregelen
                     kunnen vinden, want Patrick loopt daar in praktische zin tegen aan. Hoe krijg je de
                     equipment bij elkaar, wat kun je delen en wat is voor jezelf nodig? Het gaat om dat
                     soort vraagstukken.
                  
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik zou daar heel graag wat actie op willen zetten. Het gaat mij nu natuurlijk veel
                     te langzaam, want met het oog op preventie, gezondheid en jezelf kunnen ontwikkelen
                     is het met name voor kleine kinderen natuurlijk ongelofelijk belangrijk dat die protheses
                     wel beschikbaar zijn, want als je gewoon de normale prothese krijgt, vergaat de lust
                     van bewegen je af en toe wel. In die zin hoop ik dat u hier heel veel actie op kunt
                     zetten, ook bij de zorgverzekeraar.
                  
Minister Bruins:
Ik sprak al over het project sporthulpmiddelen. De eerste resultaten daarvan hoop
                     ik komend najaar te zien. Daar wil ik uw Kamer dan over informeren. Ik zoek naar praktische
                     maatregelen. Het zou mij heel dierbaar zijn als het lukt dat zorgverzekeraars daarin
                     een rol gaan spelen. Het is ook een veelomvattend vraagstuk. Het is niet zo dat dit
                     klein kan worden opgepakt. Het moet wel klein worden gestart, maar het moet breed
                     uitwaaieren. Ik zie dat vraagstuk dus, maar er is echt wel werk aan de winkel. De
                     handschoen die mij door mevrouw Diertens wordt toegeworpen, pak ik graag op.
                  
Dan het punt zwangerschap in de sport en concrete verbeteringen naar aanleiding van
                     de motie. De voorlichting is in de afgelopen periode verbeterd. Alle voorzieningen
                     die gekoppeld zijn aan de status van topsporters, blijven beschikbaar. Gedurende zwangerschap
                     en bevallingsverlof valt een topsporter net als iedere andere werknemer met een dienstverband
                     onder de Wet arbeid en zorg, de Wazo. Dit betekent dat de topsporters, topsportsters,
                     met behoud van loon of stipendium met zwangerschapsverlof kunnen gaan. Mocht een sportster
                     door bepaalde omstandigheden toch uit de status vallen, dan gaat NOC*NSF altijd in
                     overleg met de sportbond en is er ruimte voor het toekennen van wat «een maatwerkstatus»
                     heet. Ik heb begrepen dat NOC*NSF de komende tijd meer zal inzetten op voorlichting
                     over dit onderwerp.
                  
Dan de reactie op het verzoek inzake de motie over extra investeren in gelijke faciliteiten
                     voor vrouwelijke trainers, coaches, scheidsrechters enzovoort. Deze motie is mij eerlijk
                     gezegd niet bekend. Misschien moet ik beter zoeken, maar overeind blijft staan dat
                     in het Sportakkoord diversiteit is benoemd tot een van de belangrijke thema's. Zowel
                     sportbonden als gemeenten bieden procesbegeleiding bij sportclubs aan. In de toolkit
                     Besturen met een visie wordt ook ingezet op het thema diversiteit. Diversiteit is
                     binnen alle geledingen van de sport ook een van de onderdelen waarvan beoogd is dat
                     die toegevoegd worden in de eerder door mij genoemde herziene Code Goed Sportbestuur.
                  
Er zijn nog twee vragen van de D66-fractie. De eerste gaat over buitenspelers: herkent
                     de Minister de signalen dat kleine kinderen minder buiten spelen en hoe worden ouders
                     en kinderen betrokken bij het Sportakkoord? Ja, kinderen spelen steeds minder buiten.
                     Dat is nadelig voor hun beweegvaardigheid. Die cijfers liegen er ook niet om. Die
                     beweegvaardigheid neemt af. Wat kunnen we eraan doen om buiten spelen onder kinderen
                     te bevorderen? Ik denk dat we daar via het Sportakkoord op kunnen inzetten. Er liggen
                     mooie kansen en ideeën, landelijk en lokaal. Om tot een gemeenschappelijke visie te
                     komen, zijn we nog onvoldoende op de hoogte van de wetenschappelijke inzichten rond
                     buiten spelen. We kennen ook nog onvoldoende voorbeelden uit het buitenland, maar
                     om te komen tot meer actiegerichte werkzaamheden, willen we vanuit VWS in samenwerking
                     met partijen een inventarisatie uitvoeren naar beleid dat in andere landen succesvol
                     is bij het buiten spelen. Ook bij het ontwikkelen van kennisbeleid willen we zo veel
                     mogelijk thema's rond het buiten spelen benutten. Zo kunnen we bijvoorbeeld in het
                     jaarplan voor het Kenniscentrum Sport meer aandacht besteden aan buiten spelen. Ik
                     denk dat het een goed punt is om dat te doen.
                  
Ik kom bij twee concrete acties op korte termijn. De challenge voor jonge kinderen
                     om meer te bewegen in de openbare buitenruimte, is heel goed ontvangen, met 154 inzendingen.
                     Dat biedt dus perspectief. Daarnaast stimuleer ik uitdagend spelen binnen de kinderopvang.
                     Dat project is gericht op professionals en ouders in de kinderopvang om hun te laten
                     zien en hen ervan bewust te maken dat robuust spelen en buiten spelen, met af en toe
                     het risico op vallen en weer opstaan, lonen voor inzicht, beweegvaardigheid en zelfvertrouwen
                     van jonge kinderen. Tot zover de vragen van de zijde van de D66-fractie.
                  
Dan de vragen van de heer Van Nispen van de SP-fracties.
De voorzitter:
Maar dan in enkelvoud.
De heer Van Nispen (SP):
Er is maar één SP-fractie.
Minister Bruins:
Had ik het over twee SP-fracties?
De voorzitter:
Ja, ja, ja, over «fracties».
Minister Bruins:
Dan heb ik gisteren toch slecht gegeten.
Heeft u alle gemeenten bereikt met die informatie over de btw-compensatie en zijn
                     de consequenties in beeld? In de Kamerbrief die ik u vanmorgen heb doen toekomen,
                     heb ik aangegeven dat 346 van de 355 gemeenten een aanvraag hebben ingediend. Dat
                     vind ik echt ongelofelijk veel. Je zou dus kunnen zeggen dat je daarmee eigenlijk
                     heel Nederland hebt bereikt. De consequenties waar de heer Van Nispen naar vraagt,
                     heb ik nog niet in beeld, maar die onderzoek ik samen met de collega van Financiën
                     analysegewijs. Daar ga ik u eind zomer nader over informeren.
                  
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Het is niet mijn bedoeling om bepaalde gemeentes aan de schandpaal te nagelen en ik
                     weet ook niet of het om een van de gemeentes gaat die die aanvraag niet hebben ingediend,
                     maar mij is bekend dat er gemeentes zijn waar de contributie voor de sport stijgt.
                     Daarmee gaat de toegankelijkheid van de sport gewoon achteruit. Mensen kunnen het
                     dan niet meer betalen. We kunnen hier wel zeggen dat de sport er niet onder moet lijden,
                     maar dat gebeurt nu feitelijk dus wel. Als uit de inventarisatie van de Minister blijkt...
                     Laat ik het algemener zeggen: wat kan de Minister daarmee doen? Want er is nu dus
                     een overschrijding van het budget. Er is dus kennelijk te weinig geld en het geld
                     komt ook niet overal op de goede plek terecht. Wat spreekt de Minister hier nu eigenlijk
                     af met de Kamer en waar kunnen wij de Minister op dit punt aan houden?
                  
Minister Bruins:
U weet dat de regeling volledig is benut. Er zat, orde van grootte, 150 miljoen in
                     die regeling, en we zien nu dat die orde van grootte met 80 miljoen is overschreden.
                     Ik moet dus als een haas aan het werk om samen met de collega van Financiën te zien
                     hoe we daar een mouw aan passen. Het was mij een lief ding waard geweest als wij in
                     dit debat al uitsluitsel hadden kunnen geven, want 1 juni is de sluitingsdatum voor
                     gemeenten om iets te kunnen indienen. Maar dat kan ik niet; ik heb daar iets meer
                     tijd voor nodig. Nu weten de gemeenten dat er binnen dertien weken een reactie komt,
                     en dat zal ook gebeuren. Ik heb in mijn inleidende woorden in de richting van de heer
                     Heerema al aangegeven dat ik vind dat de sport daar niet onder moet lijden. Dat is
                     mijn inzet en daar ga ik voor werken.
                  
De voorzitter:
De heer Van Nispen, afrondend.
De heer Van Nispen (SP):
Dat beschouw ik dan toch als een soort garantie, laat ik het zo noemen, dat de sport
                     daar niet onder mag lijden. De Minister zegt er een mouw aan te willen passen. Dan
                     gaat hij er dus ook een mouw aan passen, of met andere woorden: de Minister van Financiën
                     gaat er een mouw aan passen. Ik hoor dan graag hoe dat opgelost wordt. Waar ook zorgen
                     over zijn, is of dit ook voor de langere termijn geregeld gaat worden. Want het is
                     natuurlijk ook nog niet verzekerd dat dit meerjarig zodanig opgelost is dat de sport
                     er inderdaad niet onder gaat lijden, ook niet in de toekomst, de komende jaren. Dat
                     is ook nog niet geregeld, volgens mij.
                  
Minister Bruins:
Ik vind het belangrijk dat die compensatie structureel is. Zo hebben we dat eerder
                     ook aangegeven. Zo heb ik dat ook in mijn brief verwoord, dus ik vind dat die compensatie
                     structureel moet zijn. Natuurlijk heb ik de analyse nodig over de periode tussen nu
                     en eind van de zomer, van welke verzoeken er door gemeenten zijn ingediend. Zijn die
                     allemaal structureel van karakter, of zijn die deels incidenteel van karakter? Dat
                     zal ik moeten beoordelen, maar ik begrijp heel goed waar de heer Van Nispen op koerst.
                     De sport moet er niet onder te lijden krijgen. Misschien dat die opgave bij de Minister
                     van Financiën ligt, maar hier wil ik mij dus sterk voor maken.
                  
Voorzitter. Dan over bewegen in het onderwijs. Waar zit de urgentie om kinderen beter
                     te leren bewegen? Het behoeft geen betoog dat voldoende bewegen van belang is voor
                     ieder kind. Er is geld dat Onderwijs en VWS inzetten. Vanuit Onderwijs zijn er werkdrukmiddelen,
                     waarvan scholen extra op gym en bewegen kunnen inzetten, en vanuit het Sportakkoord
                     is er ook budget om meer in te zetten op meer bewegen. Dat debat hebben we, dacht
                     ik, een halfjaar geleden al gevoerd. Ik denk dat met een enorm extra aantal buurtcoaches
                     veel meer ingezet kan worden, ook op scholen, en dat onderstreept de urgentie om kinderen
                     te leren bewegen. Dat is dus met die buurtsportcoaches in geld en in menskracht geregeld.
                     Van 2.900 naar 3.600 buurtsportcoaches vind ik echt een sprong.
                  
Dan de vraag wat de rol van de Minister is in het stimuleren van plezier in bewegen
                     in het onderwijs. Wat zijn de mogelijkheden om dit te verbeteren? Dank voor alle aandacht
                     die de heer Van Nispen daaraan heeft gegeven, ook met het initiatief dat hij heeft
                     genomen. We delen de doelstelling dat kinderen voldoende moeten bewegen en dat dat
                     ook goed is en behulpzaam om goed te kunnen leren. Je zou kunnen zeggen dat bewegingsonderwijs
                     daar de basis voor is. Met landelijke programma's zoals de Gezonde School en Jongeren
                     Op Gezond Gewicht – daar is al een mooi voorbeeld uit genoemd, namelijk The Daily
                     Mile – wordt ook vanuit VWS ingezet op meer bewegen en meer plezier in bewegen. In
                     december heeft de eerste termijn van de Kamer plaatsgehad over het initiatief van
                     de heer Van Nispen. Dat was in bijzijn van collega Slob en de nadere reactie op het
                     wetsvoorstel zal ook van zijn kant komen. Maar u weet dat ook collega Slob aan het
                     nadenken is over dit onderwerp. U weet ook dat ik daar met hem over gesproken heb
                     in een eerder stadium.
                  
Dan over de arbeidsmarkt. De heer Van Nispen vroeg of ik naar de samenwerking met
                     andere sectoren kon kijken. Het was misschien een beetje algemeen verwoord, of ik
                     heb de vraag een beetje algemeen opgeschreven, maar ik zou het thema arbeidsmarkt
                     en sport willen betrekken bij het symposium dat ik zojuist heb aangekondigd. Mocht
                     er vanuit uw Kamer – ik dring niet aan – nog een extra thema of een vraag zijn waarvan
                     u zegt: die vind ik interessant, laat mij dat dan bij de voorbereiding van dat symposium
                     meenemen.
                  
U trok een parallel tussen een beweegapp en het cultureel jongerenpaspoort, als ik
                     het goed heb begrepen. Dat was een idee dat is opgekomen uit het Nationaal Jeugddebat,
                     maar ik moet dat beter bekijken. Ik wil dat graag bekijken. Dat ga ik doen. Laat ik
                     proberen om u daar voor de begrotingsbehandeling een reactie op te geven.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Niet als interruptie, maar kan de Minister dat dan aan de jongeren zelf terugkoppelen?
                     Het was hun idee. Mevrouw Westerveld en ik hebben gezegd dat we dat bij de Minister
                     onder de aandacht wilden brengen. Ik zou het heel mooi vinden als de Minister dat
                     ook wilde terugkoppelen naar de jongeren die het idee hebben geopperd.
                  
Minister Bruins:
Super. Ik laat het aan de jongeren weten. Ik zie u ook allemaal nog als jongeren,
                     dus ik laat het ook aan u weten. Dat daarover.
                  
Dan die oproep van Erik Scherder, meer bewegen op school. Is de Minister bereid om
                     een handreiking voor scholen en gemeenten te maken, om meer bewegen op scholen te
                     bevorderen? Ik heb net een opmerking gemaakt over alle aandacht die vanuit het Ministerie
                     van Onderwijs aan het thema wordt gegeven. Als het gaat over het Ministerie van VWS
                     nodig ik scholen juist graag uit aan tafel voor het maken van afspraken in de context
                     van de lokale sportakkoorden. Ik zie veel ruimte om op dat lokale niveau, naast de
                     sportvereniging, naast de gemeente, naast het bedrijfsleven ook het onderwijs te betrekken.
                     Met een sportformateur en de partijen zou je op lokaal niveau kunnen kijken hoe meer
                     mogelijk gemaakt kan worden voor bewegen op scholen, ook naschools of tussenschools.
                     Uiteindelijk moeten natuurlijk wel de scholen zelf een keuze maken en ook de bereidheid
                     hebben om daarop in te zetten. Maar voor de VWS-portefeuille zie ik veel ruimte liggen
                     bij de uitwerking van de lokale sportakkoorden.
                  
De voorzitter:
Een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik ben een beetje aan het kijken of de Minister nu voldoende urgentie heeft voor het
                     thema jeugd in beweging. In woord wel, want hij begint heel enthousiast en hij vindt
                     ook dat het initiatief dat ik heb genomen, het probleem mede op de kaart heeft gezet
                     en zo. Maar vervolgens is het toch aan de lokale sportakkoorden. Ik verwacht daar
                     ook veel goeds van, maar misschien niet overal. Uiteindelijk zijn de scholen toch
                     weer vrij om zelf te bepalen of ze aan dit thema aandacht gaan geven, en dat baart
                     mij toch wel zorgen. Ik vind namelijk – en dat hebben we volgens mij hier allemaal
                     gezegd – dat het thema bewegingsarmoede echt een groot probleem aan het worden is.
                     Een generatie die opgroeit zonder geleerd te hebben om voldoende te bewegen, kan echt
                     een gezondheidsprobleem worden in de toekomst. Dan wil ik deze Minister voor Sport
                     en Bewegen toch uitdagen om niet zozeer te zeggen wat ánderen moeten doen – lokale
                     sportformateurs en de Minister van Onderwijs en de scholen zelf – maar vooral wat
                     deze Minister kan doen om dit een forse duw in de goede richting te geven.
                  
Minister Bruins:
Ja, ja, ja. Ik heb aan de ene kant proberen duidelijk te maken wat er allemaal binnen
                     de context van het onderwijs gebeurt. Ik heb aan de andere kant ook in dit debat aangegeven
                     wat ik vind dat er vanuit VWS moet worden gedaan, vanuit Sport. Dan noem ik u vijf
                     voorbeelden: de creatie van die sportakkoorden. Daar zit het thema bewegen voor jongeren
                     nadrukkelijk in. Ik laat dat ook niet bij het nationale niveau, ik probeer dat te
                     vertalen naar lokale sportakkoorden. Dat is één. Twee, heel concreet, die inzet van
                     buurtsportcoaches; dat er 700 extra coaches komen, vind ik een mooi en concreet resultaat.
                     Het kan in en buiten de school worden gebruikt, maar nadrukkelijk ook in de school.
                     Daar waar de school niet de ruimte voelt om meer gym-uren in te zetten, kun je altijd
                     nog de buurtsportcoach daarvoor inzetten.
                  
Dan heb ik genoemd Jongeren Op Gezond Gewicht, een concreet programma dat vanuit het
                     Ministerie van VWS wordt georganiseerd. Dat helpt om jongeren in beweging te krijgen,
                     en ze met plezier in beweging te krijgen. Het vierde is het preventieakkoord, waarin
                     nog meer maatregelen staan ten bate van een gezonde leefstijl, in allerlei opzichten,
                     en waarin ook een belangrijke rol zit voor sportverenigingen, maar wel belegd met
                     middelen vanuit VWS. En ten vijfde het eerder genoemde jeugdfonds, het jeugdsportfonds
                     waar het ministerie aan bijdraagt. Dat zijn allemaal concrete maatregelen, ook vanuit
                     VWS, om te kijken hoe je kinderen meer aan het sporten kunt krijgen. Dan leg ik het
                     dus niet weg bij een ander departement. Want het is voor mij een aangelegen punt.
                     Ik denk namelijk dat als je jong begint met sportplezier, dat je het dan het langste
                     volhoudt.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Dat laatste ben ik natuurlijk met de Minister eens, maar ik blijf dit toch ingewikkeld
                     vinden. De Minister vindt het mooi dat Erik Scherder zegt «laat kinderen springend
                     leren rekenen». En de Minister heeft waardering voor het initiatief van meer bewegingsonderwijs
                     op school. En volgens mij vindt de Minister ook, net als NOC*NSF, dat kinderen in
                     de basisschoolleeftijd met minimaal twee of drie sporten in aanraking moeten komen.
                     En de Minister heeft ook waardering voor The Daily Mile. Maar vervolgens moeten wij
                     maar hopen dat scholen en lokale sportformateurs dat oppakken en er wat mee gaan doen.
                     Dat vind ik ongemakkelijk, gelet op de urgentie van het probleem.
                  
Waarom zegt de Minister bijvoorbeeld niet toe dat hij samen met de Minister van Onderwijs
                     een handreiking gaat doen aan scholen: het is heel eenvoudig die Daily Mile, fantastisch
                     concept, wij raden het u van harte aan; en laat daarnaast kinderen in aanraking komen
                     met minimaal drie sporten tijdens de basisschoolleeftijd, en bewegingsonderwijs et
                     cetera. Dat is een heel kleine wens van mij, of een eis zo u wilt, voorzitter. Het
                     zou toch heel mooi zijn als de Minister zoiets vandaag zou willen toezeggen?
                  
Minister Bruins:
Ik heb nu uitgebreid aangegeven wat er mogelijk is in de VWS-kolom. De heer Van Nispen
                     kan via zijn fractiewoordvoerder onderwijs vragen over het onderwijs stellen. Die
                     moeten daar worden gesteld. Sommige verantwoordelijkheden horen daar thuis. Ik concentreer
                     mij op het maken van een verbinding tussen jongeren en beweging, via de portefeuille
                     Sport. Ik maak een klein uitstapje met de buurtsportcoaches, omdat ik denk dat die
                     bij kunnen worden ingesteld gemeenten, onderwijs en welzijnsinstellingen. Ik denk
                     dat we er vanuit VWS het maximale voor doen en dat mag ook van ons worden gevraagd.
                     Zoals ik u heb aangegeven, ben ik eerder in gesprek geweest met collega Slob over
                     het onderwerp sport in het onderwijs. Verdere vragen op dat punt moet u echt daar
                     stellen. Dat pleit mij niet vrij; ik wil binnen de sportkolom van alles doen. Daar
                     heb ik net vijf concrete voorbeelden van gegeven.
                  
Dan bewegen met een beperking. Kunnen we een overzicht maken per gemeente of provincie
                     voor wat betreft aangepast sporten? Ik heb begrepen dat er in 2015 een soortgelijke
                     vraag is geweest en een soortgelijk overzicht is gemaakt, waarin werd aangegeven per
                     gemeente en per provincie wat er kan op het gebied van aangepast sporten. Misschien
                     heeft ook het initiatief Uniek Sporten daar inmiddels veel informatie over. Het lijkt
                     mij goed, kan ik zeggen tegen de heer Renkema maar ook tegen de mensen van Uniek Sporten,
                     om wat vijf jaar geleden is gemaakt, van een update te voorzien. Dat ga ik dus regelen.
                     Dat lijkt me een goed idee.
                  
Nu gaat de heer Van Nispen natuurlijk vragen wanneer dat af is.
De heer Van Nispen (SP):
Ja.
Minister Bruins:
Dat moet ik dan aan de ene of de andere SP vertellen.
De voorzitter:
Het mag ook...
Minister Bruins:
Ik laat het u weten in tweede termijn.
Dan de zorgen over de zwemdiploma's. Hoe ziet de Minister de zorgen over het toezicht
                     op de kwaliteit van de zwemdiploma's? De heer Van Nispen weet heel goed dat er sprake
                     is van zelfregulering door de zwembranche. De Nationale Raad Zwemveiligheid heeft
                     kwaliteitscriteria opgesteld voor zwemdiploma's. Een steekproefsgewijze controle is
                     vanaf 1 januari 2018 verplicht. Er zijn dus eisen gesteld om nationale zwemdiploma's
                     af te geven.
                  
Even kijken, ik had hier nog wat meer informatie over zitten in mijn map. Hier heb
                     ik het. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat je je zwemdiploma's haalt. De heer
                     Van Nispen en overigens ook anderen, hebben er in een eerder debat een punt van gemaakt
                     dat 3% van de kinderen die aan de middelbare school beginnen, nog niet kan zwemmen.
                     Die 3% moet minder, dat moet eigenlijk 0% worden. Het A-diploma is mooi, maar eigenlijk
                     zou iedereen het zwem-ABC moeten halen en vervolgens zouden we onze zwemvaardigheid
                     op peil moeten houden. De Nationale Raad Zwemveiligheid is daarmee bezig. Die zal
                     eind dit jaar met een plan komen om de zwemvaardigheid op peil te houden.
                  
Ik zie graag dat de Nationale Raad Zwemveiligheid meer informatie en kennis overbrengt
                     richting ouders, scholen en professionals, denk aan de lifeguards. Anderzijds hebben
                     lifeguards veel ervaring met ongevallen op en rond het zwemwater. Hun kennis is dan
                     ook waardevol om in zwemlessen toe te passen. Ik zie graag dat de Reddingsbrigade
                     Nederland en de KNRM een rol hebben bij de zwemveiligheid. Ik heb eerder dit jaar
                     tijdens een bezoek aan de KNRM in Zandvoort zelf aan boort mogen ervaren hoe belangrijk
                     het werk van redders en lifeguards is. Ik zou graag zien dat zij met de Nationale
                     Raad Zwemveiligheid en andere partners in het Sportakkoord nagaan hoe zij een passende
                     rol kunnen krijgen in het plan van aanpak Nederland zwemveilig en zwemvaardig, dat,
                     zoals ik al zei, eind dit jaar gereed moet zijn en vanaf volgend jaar beschikbaar
                     moet zijn.
                  
Ik zie samenwerking tussen die verschillende partijen als een middel om de zwemveiligheid
                     van de Nederlandse bevolking en in het bijzonder van kwetsbare groepen op een zo hoog
                     mogelijk niveau te brengen. Zoals ik in mijn brief al aangaf, zal ik u uiterlijk eind
                     januari 2020 mijn reactie geven op dat plan van aanpak dat ik heb genoemd.
                  
Voorzitter. Dan de extra financiële steun voor Uniek Sporten. Het fonds Uniek Sporten
                     als partner in het Fonds Gehandicaptensport, in de Alliantie Sport en Bewegen ontvangt
                     middelen voor het platform Uniek Sporten. Het gaat om een bedrag van drie ton voor
                     de periode tot en met 2021. Er zijn dus meerjarig middelen gereserveerd voor Uniek
                     Sporten.
                  
Tot slot in de richting van de heer Van Nispen zijn vraag of ik bereid ben om in overleg
                     te gaan met mijn collega van IenW om sportevenementen op de openbare weg mogelijk
                     te blijven maken. Natuurlijk ben ik daartoe bereid. Maar ik zeg er op voorhand al
                     bij – anders zegt de Minister van IenW dat – dat de verkeersveiligheid natuurlijk
                     wel gewaarborgd moet blijven.
                  
Tot zover de vragen van de zijde van de SP.
Dan heb ik nog de vragen van mevrouw Westerveld van de GroenLinksfractie liggen. De
                     eerste vraag is of het een optie is om meer vrouwenvoetbal op televisie te krijgen,
                     bijvoorbeeld door de Eredivisie Vrouwen toe te voegen aan de evenementenlijst van
                     de NPO. Ik zou willen dat ik een inhoudelijk antwoord kon geven, maar ik weet dit
                     niet. Ik zal het moeten bespreken met de collega van OCW. Daarna zal ik daar verslag
                     over uitbrengen. Dat doe ik uiterlijk voor de begrotingsbehandeling.
                  
Dan de vraag of de Minister het wenselijk vindt als gemeenten financieel bijspringen
                     bij clubs in het betaald voetbal. Dat vind ik een afweging die gemeenten zelf moeten
                     maken. In zijn algemeenheid vind ik dat betaaldvoetbalorganisaties zelf hun eigen
                     broek op moeten kunnen houden.
                  
Dan is er gevraagd naar een update over geweldsincidenten. Mevrouw Westerveld heeft
                     eerder aandacht gevraagd voor de professionalisering binnen verenigingen. Zij vraagt
                     zich nu af of ik daar een stand van zaken over kan geven.
                  
De voorzitter:
Voordat u daarover doorgaat, is er een vraag van mevrouw Westerveld op het vorige
                     punt.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja, want nu gaat de Minister wel heel erg snel over mijn vraag heen. Ik vroeg niet
                     alleen of de Minister het wel of niet wenselijk vindt, ik vroeg ook of hij vindt dat
                     hij dit in Europees verband moet oppakken. Ik snap best dat het nu aan gemeenten is
                     om te kijken of de lokale betaaldvoetbalorganisatie steun verdient. Ik vind daar zelf
                     ook iets van, maar ik snap dat die afweging bij de gemeenten ligt. Maar dat sluit
                     ons niet uit van het hebben van een mening erover. Die heb ik in ieder geval wel en
                     ik vraag aan de Minister of hij daar ook een mening over heeft. Maar ik vroeg in mijn
                     termijn ook of de Minister dit een punt vindt om te delen met zijn collega's in Europa.
                     Of kan hij er op een andere manier iets mee? Want het wordt een steeds groter probleem,
                     zoals ik heb geprobeerd te schetsen in mijn bijdrage.
                  
Minister Bruins:
Dan ga ik een spaatje dieper. Ik vind het niet aan mij om te oordelen over de inzet
                     van middelen door een gemeente. Ten eerste. In het kader van de autonomie van decentrale
                     overheden is het aan een gemeente zelf om te bepalen welk beleid deze hanteert met
                     betrekking tot een commerciële, professionele sportclub. Dat is één.
                  
Twee. Als een decentrale overheid een commercieel bedrijf wil ondersteunen, moet dat
                     onder meer gebeuren binnen de kaders van de regels, waaronder ook de Europese regels
                     betreffende staatssteun, en binnen de kaders van de Wet financiering decentrale overheden,
                     de Wet fido. Dus het correct naleven van de staatssteunregels, inclusief het oordeel
                     of er al dan niet sprake is van staatssteun, is aan de gemeente. Op grond van de Wet
                     fido kunnen gemeenten voor de uitoefening van hun publieke taak onder meer leningen
                     en garanties verstrekken.
                  
Tot zover mijn inhoudelijke mening, zou ik willen zeggen.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dit is nog maar een half antwoord op de vraag. Want ziet de Minister wel dat dit een
                     dilemma is en dat het probleem ook steeds groter wordt, ook al omdat we zien dat de
                     bedragen die onder andere in transfersommen zitten, steeds hoger worden, terwijl we
                     aan de andere kant zien dat clubs omvallen? Is hij bereid om dit eens een keer aan
                     te kaarten in Europees verband?
                  
Minister Bruins:
Nee, ik heb gezegd dat wij Europese staatssteunregels hebben. Dat vind ik een goed
                     kader. Voor de rest verwijs ik hier toch naar de autonomie van de decentrale overheden,
                     die hun eigen afwegingen maken. Mevrouw Westerveld kent uit haar gemeente en ik uit
                     de mijne de uitvoerige debatten die er in de gemeenteraad worden gevoerd over waarom
                     er wordt gekomen tot bepaalde vormen van ondersteuning, garantstelling, leningen en
                     vaak een combinatie van dat alles. Daar zijn goede redenen voor. Ik wil mij daar niet
                     in mengen. Aan de ene kant zijn er Europese staatssteunregels, aan de andere kant
                     is er de autonomie van gemeenten. Daartussen moet het zich bewegen.
                  
Dan ben ik toe aan de update over de geweldsincidenten. Het aantal verenigingen dat
                     ten minste een van de VSK-producten afnam – waarbij VSK staat voor «veilig sportklimaat»
                     – zoals de training weerbaarheid voor scheidsrechters of een module sportief besturen,
                     is vorig jaar gestegen van 10.575 naar 10.662. Daar zit dus nog steeds een stijgende
                     lijn in. Om precies te zijn, hebben 5.641 verenigingen meerdere producten uit het
                     arsenaal van VSK afgenomen. Daarnaast is het aantal gratis vog-verklaringen in 2018
                     gestegen naar ruim 150.000. Uit de Monitor Sportief Wedstrijdgedrag blijkt dat een
                     op de tien gedragingen tijdens wedstrijden negatief is, bijvoorbeeld duwen en trekken.
                     Ik geef hier dus een beetje feitelijk een aantal getallen bij wijze van update over
                     geweldsincidenten. U begrijpt dat ik hier wel een heel ruime definitie hanteer.
                  
Is de Minister het ermee eens dat er eisen gesteld moeten worden aan de vermogens
                     van sportclubs en heeft hij de bereidheid daarover te praten met de EU-collega's?
                     Ik denk dat ik die vraag zojuist al heb beantwoord.
                  
Dan is gevraagd of ik kan kijken naar de opnamen van pace-pro alleen voor kinderen
                     in het basispakket. We hebben snel eventjes gezocht. Ik dacht dat ik in maart al antwoord
                     had gegeven op deze vraag, die toen gesteld was als Kamervraag. Ik heb toen aangegeven
                     dat de pacemaker protector, de pace-pro, is bedoeld als bescherming van de pacemaker.
                     Bescherming van implantaten, en de pacemaker is een implantaat, is verzekerde zorg.
                     Dat betekent dat als een arts permanente bescherming noodzakelijk acht, dit al uit
                     een dbc in het ziekenhuis verstrekt kan worden. Dat geldt voor kinderen, maar overigens
                     ook voor volwassenen. Dus als wij moeten kijken naar de opname van pace-pro alleen
                     voor kinderen in het basispakket, zou ik willen zeggen dat er al sprake is van verzekerde
                     zorg, met als voorwaarde dat een arts zegt dat permanente bescherming noodzakelijk
                     wordt geacht. Misschien heb ik de vraag niet goed begrepen of niet zorgvuldig genoeg
                     beantwoord, maar dan wil ik graag beter begrijpen waar er nog een gat zit tussen de
                     vraag en mijn antwoord.
                  
De voorzitter:
Een korte toelichting van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb hier eerder inderdaad schriftelijke vragen over gesteld. Ik dacht dat ik dat
                     ook had gezegd in mijn inbreng, maar wellicht niet. Het gaat hier voor een deel niet
                     over kinderen die dat permanent nodig hebben, maar over kinderen die wel bij het sporten
                     belang hebben bij de bescherming van een pacemaker. Ik begrijp dat het voor hen niet
                     geregeld is, terwijl we er wel met z'n allen baat bij hebben dat juist deze kinderen
                     ook kunnen sporten.
                  
Minister Bruins:
Ik kan mij voorstellen dat deze vorm van bescherming, met zo'n pace-pro, een uitkomst
                     kan bieden voor gebruikers om mee te kunnen doen aan activiteiten waarbij het implantaat
                     beschermd moet worden, want dat is dan natuurlijk wel nodig. Ik zou de gebruikers
                     toch willen zeggen: ga het gesprek aan met uw arts of de arts van uw kind. De arts
                     moet de uitspraak doen over de bescherming van een implantaat, de pacemaker. Het is
                     die uitspraak die noodzakelijk is. Ik denk dat die vergoeding dan ook vanuit het basispakket
                     mogelijk is, omdat bescherming van implantaten verzekerde zorg is.
                  
Ik zit nog even te broeden. Over twee weken heb ik een algemeen overleg Pakketbeheer.
                     Ik zal nog eens goed op een rijtje zetten of ik meer kennis op tafel kan krijgen dan
                     nu. Ik vind de vraag daar namelijk interessant genoeg voor. Dat AO is gepland voor
                     de laatste week van juni.
                  
De voorzitter:
Gaat de Minister daarover actief communiceren richting Kamer?
Minister Bruins:
Dat lijkt me een goed idee.
De voorzitter:
Goed.
Minister Bruins:
Dat doe ik dan naar uw commissie. Ik laat de Kamer het weten.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Westerveld, wilt u uw tweede interruptie gebruiken? Anders zou
                     ik zeggen: bewaar het voor tweede termijn.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Nou, ik wou meegeven dat ik wat informatie die ik heb ontvangen, zal doorsturen naar
                     de Minister.
                  
De voorzitter:
Ja, dat lijkt me een goede afspraak. Dan is het woord weer aan de Minister.
Minister Bruins:
Dank u wel.
Voorzitter. Er is gevraagd hoeveel meldingen er zijn binnengekomen bij het Centrum
                     Veilige Sport. Dat centrum is dit voorjaar gestart. Er zijn in 2019 tien meldingen
                     bij het ISR geweest ten opzichte van vijf over 2018. Dan gaat het over meldingen.
                     Die zijn altijd gedaan bij het ISR, dus tien in 2019 en vijf in 2018. Nieuwe meldingen
                     zullen binnenkomen bij het Centrum Veilige Sport.
                  
Hoe staat het überhaupt met dat Centrum Veilige Sport? Het is dit voorjaar van start
                     gegaan en stelt verenigingen, sportbonden en NOC*NSF in staat om adequaat met meldingen
                     om te gaan. Het centrum ondersteunt en begeleidt sportbonden en verenigingen, onder
                     meer bij het opzetten van een effectief preventiebeleid, maar ook bij het praktisch
                     reageren op seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het beschikt over adequate kennis
                     om sportbonden en verenigingen te adviseren over het voorkomen en bestrijden van seksueel
                     grensoverschrijdend gedrag. Casemanagers zorgen voor de opvolging van meldingen en
                     de monitoring daarvan.
                  
Dat vind ik het interessante, dat die casemanagers na de melding in contact komen
                     met de verenigingen en daar praktische hulp en steun kunnen bieden. Daarnaast is er
                     een pool van vertrouwenspersonen beschikbaar, om slachtoffers bij te staan. Slachtoffers
                     kunnen in de avond en nacht gebruikmaken van een al beschikbare chatfunctie.
                  
Voorzitter. Tot slot. Is de Minister het eens dat trampolineparken meer sport dan
                     spel zijn? Ik weet niet precies of ik weer in een of andere regeldiscussie kom, dus
                     ik houd me op de veilige kant. Ik ben van mening dat trampolineparken voor zowel als
                     sport als spel mooie faciliteiten zijn.
                  
Ook is gevraagd of de Minister op de hoogte is van de praktijkrichtlijn die wordt
                     ontwikkeld, het gaat daarbij om die trampolineparken, en of hij bereid is om deze
                     als norm te gaan gebruiken. Ik ben ervan op de hoogte dat die richtlijn wordt ontwikkeld,
                     want als ik het goed heb, is de NVWA, de toezichthouder, daarbij betrokken. Dus de
                     branche heeft er het voortouw in. De keuringsorganisaties zijn aangehaakt, waarbij
                     de NVWA, dacht ik, ook betrokken is. Ik moet eerst het eindresultaat daarvan afwachten
                     voordat ik een uitspraak wil doen over de vraag of ik deze praktijkrichtlijn als norm
                     kan gebruiken. Ik laat mij daarover door de NVWA informeren.
                  
Voorzitter. Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik ga ervan
                     dat u behoefte heeft aan een tweede termijn. Ik geef als eerste graag het woord aan
                     de heer Heerema. De spreektijd is maximaal twee minuten.
                  
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, dank. Dank voor alle antwoorden die de Minister uitgebreid heeft gegeven.
                     Dat is altijd zeer prettig.
                  
Voorzitter. Ik heb het idee dat sport in de Kamer steeds belangrijker wordt. De begroting
                     groeit, er zijn meer partijen hier aanwezig en de verbinding met andere gebieden wordt
                     sterker. Het lijkt zelfs of de tribune voller zit. Alhoewel, de zaal is kleiner, dus
                     misschien zit u dichter op elkaar.
                  
Gezien het tijdspad dat de Minister op een aantal onderwerpen heeft voorgesteld, heb
                     ik het idee dat wij met één AO per jaar eerlijk gezegd de verbinding met andere terreinen
                     wat missen. De Minister kan hier niets aan doen; het is ons pakkie-an. Ik vind dat
                     wij in de volgende procedurevergadering maar eens moeten kijken of we niet naar twee
                     wat kleinere AO's kunnen gaan in plaats van één AO per jaar, want we missen gewoon
                     aansluiting en dat vind ik zonde. De SPUK-regeling komt eraan, de verduurzaming komt
                     eraan, het preventieakkoord komt eraan en we moeten daar wel op tijd bij zijn.
                  
Voorzitter. Twee onderdelen wil ik graag nog benoemen. Eén is de Green Deal. Goed
                     dat de Minister overleg heeft met de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de kinderen
                     daar geen last van krijgen. Maar ik wil wel de waarschuwing geven dat de Staatssecretaris
                     er toch iets anders in lijkt te zitten, namelijk vasthouden aan de termijn die zij
                     gesteld heeft. Dat zou kunnen botsen met de uitspraak «kinderen mogen niet lijden
                     onder het feit dat verenigingen misschien wat later zijn met het toepassen van de
                     gewasbescherming.» Dus graag aandacht daarvoor.
                  
Dan het tweede onderdeel. Als ik de dopingbijdrage van NOC*NSF lees, lijkt het erop
                     dat alleen rechtszaken vergoed worden, terwijl sporters ook geld mislopen door winstpremies,
                     loonderving, sponsorcontracten en imagoschade. Is daar nog iets over te zeggen? Want
                     dat gaat om misschien wel grotere bedragen dan de rechtszaken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Inderdaad gaan de procedure en de planning van een eventueel ander AO
                     via de procedurevergadering. Daar bent u zelf bij, zoals u terecht opmerkte.
                  
Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw De Pater.
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Wat ontzettend mooi om te zien dat hier zo veel verschillende
                     onderwerpen op tafel worden gebracht en gelegd en dat men zo constructief aan het
                     meedenken is met elkaar.
                  
Ik heb eerder drie punten ingebracht. Op twee daarvan wil ik nog ingaan. Het eerste
                     punt gaat over criminele inmengingen in sportverenigingen. Het onderzoek waar ik het
                     over had, is dat van de Taskforce Brabant-Zeeland, die zich richt op het amateurvoetbal
                     en niet dat van de KNVB. De vraag die ik had aan de Minister was of hij en zijn collega
                     van JenV breder onderzoek willen doen om sportclubs te helpen met het weren van crimineel
                     geld. Met «breder onderzoek» bedoel ik dan niet alleen breder in de regio – ik zie
                     bijvoorbeeld dat Gelderland al in een coalitieakkoord heeft meegenomen dat het aandacht
                     besteedt aan dit onderwerp – maar ook breder naar andere amateurclubs. Want ik heb
                     niet de illusie dat dit alleen speelt in de voetbalwereld. Ik overweeg hier ook een
                     motie op, om het kabinet echt aan te sporen hier breder onderzoek naar te laten uitvoeren
                     en om de sportclubs te helpen deze criminele inmenging te weren.
                  
Mijn tweede punt gaat over de wielerwedstrijden, maar die staan natuurlijk ook voor
                     de triatlons en andere wedstrijden op de weg. Ik ben heel erg blij dat de Minister
                     het probleem wil doorgeven aan de andere ministers. Vanzelfsprekend moet het gevraagde
                     de verkeersveiligheid niet in het geding brengen. Ik begrijp dat er donderdag ook
                     een AO is waar dit onder de aandacht gebracht kan worden. Ik hoop wel dat de Minister
                     toch de toezegging kan doen dat de wedstrijden van bijvoorbeeld de wielerdames en
                     de jonge talenten niet in het gedrang komen door de terugtrekkende politie en dat
                     verenigingen en vrijwilligers niet substantieel zwaarder worden belast in het organiseren
                     van wedstrijden. Want ik heb ook de antwoorden gezien van de Minister van IenW op
                     vragen van de collega van de VVD, die een voorstel neerlegt waarbij er een hogere
                     administratieve last is doordat je moet aanvragen de weg af te zetten met allerlei
                     verkeersregelaars.
                  
Ik zie de voorzitter knikken. Dan is mijn tijd op?
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Kijk, ik begin het te begrijpen.
De voorzitter:
Welkom in dit huis met alle regels en procedures. Het komt goed. Dank u wel, mevrouw
                     De Pater.
                  
Ik geef het woord aan mevrouw Diertens. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik ben heel blij met alle toezeggingen die gedaan zijn. Het was allemaal heel constructief
                     en daar ben ik heel blij om. Ik heb nog drie dingetjes.
                  
Ten eerste het symposium arbeidsmarkt. Als u er invloed op uit kan oefenen, zou het
                     op een maandag of vrijdag kunnen. Wanneer denkt u de Kamer te kunnen informeren over
                     die sporthulpmiddelen? Ik kreeg het punt over de protheses namelijk niet helemaal
                     duidelijk. De motie over de positie van vrouwen is echt met 150 stemmen aangenomen.
                     Die heeft u blijkbaar gemist, maar zou u ons dan nog per brief kunnen informeren welke
                     stappen tot nu toe zijn gedaan?
                  
Ten slotte. Als u een onderzoek doet naar buitenspelen, zou u dan het Kenniscentrum
                     Sport of het Mulier Instituut of wie het maar gaat doen kunnen vragen om Caribisch
                     Nederland in dit onderzoek te betrekken?
                  
Dat was het.
De voorzitter:
Dan dank ik u hartelijk voor uw inbreng.
Meneer Van Nispen, gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Bij het thema zwemveiligheid heeft de Minister het vooral over zelfregulering.
                     Dat is eigenlijk wat ik ook geconstateerd heb. Maar het punt is dat er weliswaar een
                     Nationaal Zwemdiploma is, maar dat niet iedereen daarop is aangesloten; het is niet
                     verplicht. En er zijn wel veel regels voor zwemlessen, maar als zwemscholen zich daar
                     niet aan houden, heeft dat geen consequenties. Ouders moeten toch kunnen vertrouwen
                     op de kwaliteit en de veiligheid van de zwemlessen? Daarnaast is er in de helft van
                     de gemeentes niets geregeld voor zwemlessen voor kinderen die leven in armoede.
                  
Ik denk dus niet dat het bij zelfregulering kan blijven. Ik denk ook niet dat we het
                     oké moeten vinden dat de helft van de gemeentes niets heeft geregeld voor kinderen
                     in armoede. Ik roep de Minister dus toch op om nog eens heel nadrukkelijk te kijken
                     of hij vindt dat het daar wél bij kan blijven en dat het zo dus goed geregeld is.
                  
Dit geldt eigenlijk ook voor het probleem van de bewegingsarmoede. De Minister noemt
                     op wat hij allemaal wél doet en wat hij daar allemaal van verwacht. Maar ik constateer
                     toch nog steeds dat we Europees kampioen zitten zijn met z'n allen, dat scholen zelf
                     bepalen of er wel voldoende gesport en bewogen wordt op school en dat we eigenlijk
                     hier tegen elkaar zeggen «we hopen dat gemeentes de goede dingen gaan doen met de
                     lokale sportakkoorden om het probleem van deze niet-bewegende opgroeiende generatie
                     op te lossen». Ik vind dat onbevredigend en wil aan de Minister vragen om te kijken
                     of hier niet nog een schepje bovenop kan. Ik zeg niet dat je alles vanuit hier moet
                     regelen en het zou ook raar zijn om te zeggen dat wij de wijsheid in pacht hebben
                     en het allemaal beter weten dan alle gemeentes en scholen bij elkaar. Zo zit het natuurlijk
                     niet. Maar om een paar algemene lijnen uit te zetten en dan maar te hopen dat het
                     goed komt, daar vind ik het probleem echt te groot voor. Ik ben er erg bezorgd over.
                  
Tot slot wil ik de Minister oproepen om net iets concreters te zeggen over het buitenspelen.
                     Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met dat bewegen, maar op deze mooie Nationale
                     Buitenspeeldag hoop ik dat de Minister ook op dit punt nog eens nader in kan gaan.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat ik het woord geef aan mevrouw Westerveld, ga ik nog even terug
                     naar mevrouw De Pater. Zij heeft eigenlijk een motie aangekondigd. Het is gebruikelijk
                     om als u een motie wilt indienen, in de tweede termijn dan ook het VAO aan te kondigen.
                     Heeft u dit ook met zoveel woorden bedoeld? Ik zie dat dat het geval is. Dan noteren
                     wij dat VAO, met als eerste spreker mevrouw De Pater. Dit leek mij zorgvuldig.
                  
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld voor haar tweede termijn. Gaat uw
                     gang.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de antwoorden. Ik ben blij dat de
                     Minister met zijn collega van Onderwijs en Media wil kijken naar de mogelijkheid om
                     de vrouweneredivisie wellicht op te nemen in de evenementenlijst van de NPO. Ik ben
                     heel benieuwd naar de antwoorden daarop.
                  
Ik ben ook blij met de toezeggingen die de Minister deed over de pacemaker en de pace-pro,
                     omdat het juist van belang is dat we kinderen aan het sporten kunnen krijgen die op
                     de een of andere manier moeilijker mee kunnen doen omdat ze bijvoorbeeld lichamelijke
                     of verstandelijke ongemakken hebben. Ik ben heel benieuwd wat er uit die gesprekken
                     komt. Ik ben in ieder geval blij dat de Minister hier aandacht voor heeft.
                  
Ik ben wat minder tevreden met de antwoorden die ik kreeg op mijn vragen over steun
                     aan betaaldvoetbalorganisaties. Volgens mij denken we daar echt anders over. Ik zal
                     daar in het VAO waarschijnlijk op terugkomen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde
                     van de Kamer. Ik geef graag de Minister de gelegenheid voor de beantwoording. Hij
                     geeft aan twee minuutjes nodig te hebben ter voorbereiding. Ik schors de vergadering
                     twee minuten.
                  
De vergadering wordt van 16.40 uur tot 16.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Mag ik uw aandacht vragen? Dank u wel. Aan de orde is de
                     tweede termijn van de Minister. Het woord is aan de Minister.
                  
Minister Bruins:
Voorzitter, dank. Nog een aantal vragen in tweede termijn. De heer Heerema van de
                     VVD-fractie heeft gewezen op de Green Deal, waarbij de afspraak is gemaakt dat de
                     Regeling Gewasbeschermingsmiddelen tot 2020 loopt. Hij zegt dat je moet zorgen dat
                     IenW, als hoeder van die regeling, meer ruimte biedt voor sportverenigingen om die
                     regeling te verlengen. Daarover gaat het gesprek. Ik heb geprobeerd dat in eerste
                     termijn te zeggen, maar niet duidelijk genoeg. Daarnaast wordt er gezocht naar alternatieven,
                     dus die call over die eigen innovaties om te komen tot een andere vorm van kunstgras.
                  
Daarnaast heeft de heer Heerema nog gewezen op het vraagstuk van doping. Val je dan
                     terug in loon of vindt sponsorderving plaats? Ik hoor terug van NOC*NSF dat dat niet
                     aan de orde lijkt. Aan de ene kant lopen stipendia door, terwijl het aan de andere
                     kant heel vaak gaat over programmatische sponsoring, dus niet over individuele sponsoring.
                     Deze terugmelding heb ik gekregen, maar ik sta open voor signalen daarover.
                  
Mevrouw De Pater stelde een vraag over criminele inmenging. Zij heeft gelijk: het
                     onderzoek wat nu in Brabant en Zeeland wordt gedaan, richt zich op voetbal, maar het
                     hoeft zich natuurlijk niet tot voetbal te beperken. Mag ik het zo doen dat we de resultaten
                     van dat onderzoek afwachten en afhankelijk van de uitkomsten kijken of dat sportbreed
                     of sportbreder moet worden opgezet. Mevrouw De Pater heeft een VAO aangekondigd. Als
                     we dat nog voor de zomervakantie doen, zou dat – als ik het goed heb geteld – het
                     honderdste optreden van deze Minister in de Kamer worden. U vindt dat helemaal niet
                     interessant, maar ik vind het een melding waard.
                  
De voorzitter:
Het is uw werk!
Minister Bruins:
Dat klonk nou weer net iets te enthousiast! Maar ik zal er zijn, en u naar ik hoop
                     ook.
                  
De tweede vraag van mevrouw De Pater ging over een terugtrekkende beweging, de inzet
                     van de motards. Daar heeft JenV toch echt het voortouw, wat ook niet wordt bestreden
                     door mevrouw De Pater. We moeten toch eens breed met de verschillende betrokken sporten
                     kijken naar de omvang van het onderwerp. Het gaat misschien niet om die motards, maar
                     ook om wat ervoor terugkomt aan administratieve verplichtingen, hekken plaatsen enzovoorts.
                     Ik wil eens zien of we dat iets breder kunnen bekijken. Dat zeg ik toe. Ik ga eens
                     met de betrokken sporten bekijken in hoeverre dat ertoe leidt dat sportevenementen
                     minder kunnen worden georganiseerd. De uitkomst laat ik u voor de begrotingsbehandeling
                     weten.
                  
Mevrouw Diertens vroeg of het symposium op een maandag of een vrijdag kan worden georganiseerd.
                     Waarom zou dat niet kunnen als we dat willen? Dan over de sporthulpmiddelen. Ik verwacht
                     de eerste inzichten nog eind dit jaar te hebben. Daar koers ik op. De motie over de
                     positie van vrouwen in de sport moet ik echt even uitzoeken. Ik heb u mijn eerlijke
                     antwoord gegeven. Maar ik zoek het uit en ik bericht de Kamer nader voor de begrotingsbehandeling.
                     Dan de vraag of je bij dat buiten spelen ook de BES kunt betrekken. Dat zal ik doen.
                  
De heer Van Nispen gaat de zwemveiligheid aan het hart. Dat geldt ook voor mij. Hij
                     heeft helemaal gelijk: we kennen geen nationaal diploma. Wel is er sprake van certificering
                     van die diploma's. Daar maakt de Nationale Raad Zwemveiligheid zich ook sterk voor.
                     Eigenlijk wordt dat ook wel gezien als de norm waaraan je moet voldoen. De meeste
                     aanbieders zijn ook aangesloten op die certificering. Dat vind ik eigenlijk ook wel
                     de goede werkwijze. Dat heet in het jargon dan zelfregulering, maar eigenlijk werkt
                     dat hier wel goed, ben ik van mening.
                  
Daar hoort nog de vraag bij dat veel gemeenten lokaal een regeling hebben rondom dat
                     zwemmen. Daar zit inderdaad een grote diversiteit in. Maar de Nationale Raad Zwemveiligheid
                     is in gesprek met de Vereniging Sport Gemeenten om te zorgen dat er overal gecertificeerd
                     zwemonderwijs per gemeente plaatsvindt. Dat gaat eigenlijk over het algemeen heel
                     goed, althans in de afspraken met die gemeenten. Waar het natuurlijk altijd moeilijk
                     is: als je wilt dat elk kindje op de lagere school zwemmen leert, is de vraag moeilijk
                     wie nog geen zwemdiploma heeft. Het is moeilijk om daarop een eerlijk antwoord te
                     krijgen. Dat blijkt in de praktijk heel moeilijk te zijn. Dat gaat niet elk kindje
                     zomaar zeggen, uit gene, trots of ik weet niet wat voor reden dan ook. Daarom is het
                     zo belangrijk dat gemeenten hierover al dan niet met scholen en verenigingen afspraken
                     kunnen maken, omdat ik denk dat we voor die laatste paar procenten, die laatste kindertjes,
                     moeten zorgen dat ook zij met een zwemdiploma naar de middelbare school gaan. Het
                     moet daar echt vandaan komen. Als je hierover met zwemdocenten spreekt, hoor je dat
                     dit moeilijk is. Op school fiksen ze dat ook niet zomaar, daarvoor moet je de goede
                     context creëren om die vingers omhoog te laten gaan. Dat over het punt van zwemveiligheid,
                     voorzitter.
                  
De voorzitter:
De heer Van Nispen had daar nog een vraag over.
De heer Van Nispen (SP):
Ik begrijp wel dat dat punt moeilijk is, maar in de helft van de gemeentes is daarvoor
                     eigenlijk gewoon niets geregeld. Dat betekent volgens mij, als ik het goed heb begrepen,
                     dat men daar niet eens probeert om dat moeilijke probleem op te lossen. Heel kort
                     over die zelfregulering: de Minister en ik zijn het dus eens dat het de goede kant
                     opgaat, dat er steeds meer licentiehouders aansluiten bij wat we nu beschouwen als
                     het nationaal zwemdiploma. Dat is een goede ontwikkeling, als je kijkt waar de zwemwereld
                     vandaan komt, een paar jaar terug. Daarover hebben we hier heel vaak gesproken. Maar
                     als we dat een goede ontwikkeling vinden, dan is het toch niet goed dat er een aantal
                     hardnekkige zwemscholen blijven die zich daar niet bij aan willen sluiten? Dan kan
                     op enig moment toch de conclusie zijn dat het nationaal zwemdiploma verplicht wordt
                     gesteld?
                  
Minister Bruins:
Van dat laatste ben ik niet overtuigd. Nogmaals, ik denk echt dat de inspanningen
                     van de Nationale Raad Zwemveiligheid een goede impuls zijn. Ik geloof echt dat zij
                     het tipping point hebben bereikt, dat het meedoen aan die certificering de norm is.
                     Dus ik zou graag op die route verder willen.
                  
Dan de vraag of je alle gemeenten bereikt. Nou, ik ben in gesprek met de Vereniging
                     Sport en Gemeenten. Ik heb misschien een ander cijfer dan de heer Van Nispen, maar
                     dat moet ik nog eens navragen. Volgens mij wordt echt in vrijwel heel Nederland inmiddels
                     gecertificeerd zwemonderwijs uitgevoerd.
                  
De voorzitter:
Heel kort, afrondend.
De heer Van Nispen (SP):
Nu begrijpen we elkaar verkeerd. De uitgifte van het gecertificeerde zwemdiploma gaat
                     inderdaad de goede kant op, richting de 90%. Maar dan blijven we met die 10% zitten,
                     was mijn punt. Het andere cijfer wat ik gaf over de helft van de gemeenten, gaat over
                     het niet-bereiken van kinderen die geen diploma's hebben gehaald. Daar blijven heel
                     veel gemeenten in gebreke. Nu werden er twee dingen door elkaar gehaald.
                  
De voorzitter:
De Minister.
Minister Bruins:
Goed dat u daarop wijst. Nogmaals, ik denk dat via de Nationale Raad Zwemveiligheid
                     aan de ene kant en hun contacten met de Vereniging Sport en Gemeenten de inzet erop
                     is gericht om 100% te bereiken: alle zwemverenigingen, alle scholen, alle kinderen,
                     om er zo voor te zorgen dat ze met ten minste één zwemdiploma van de lagere school
                     afkomen. Daar hoor ik goede berichten over. Het gaat echt over de laatste paar procenten.
                     Het is meer afhankelijk van de lokale context hoe je dat aanpakt, hoe je die kinderen
                     ontmoet en begrijpt, de goede informatie ophaalt en het bericht krijgt dat iemand
                     nog geen zwemdiploma heeft. Dus ik geloof niet dat het maar de helft van de gemeenten
                     is die daar goede maatregelen op heeft genomen. Daarover verschillen de heer Van Nispen
                     en ik van mening. Maar daarover praat ik graag na de vergadering nog even met hem
                     door.
                  
Voorzitter. Dan de dag van het buitenspelen. Ik dacht dat ik daar behoorlijk concreet
                     over was geweest in de eerste termijn, maar dan nog. Buitenspelen is van ongelofelijk
                     belang. Dat sommige gemeenten het schoolplein op slot doen na schooltijd, vind ik
                     een slechte ontwikkeling. Er zijn allerlei lokale redenen waarom dat gebeurt, maar
                     ik zou liever willen dat buitenspelen ook op schoolpleinen altijd mogelijk is. Dat
                     is wat ik wil. U weet dat we een prijsvraag, een challenge, uitgeschreven hebben;
                     ik dacht dat ik die had genoemd in eerste termijn. Het leuke daarvan is dat er meer
                     dan 150 projecten zijn ingediend om dat buitenspelen te stimuleren. Die komen van
                     gemeenten maar ook van bedrijven en sportverenigingen. Dat is van alles door elkaar.
                     Ik verwacht dus echt dat we daarmee een doorbraak – mag ik dat zo noemen? – zouden
                     kunnen realiseren. Uit die prijsvraag komt straks een winnaar, eigenlijk meerdere
                     winnaars – die zijn er nog niet – en daarvoor is een budget beschikbaar om het plan
                     niet alleen te presenteren maar ook uit te voeren. Daar zie ik dus naar uit. Daarnaast
                     denk ik dat het buitenspelen ook in de lokale sportakkoorden een plek kan krijgen.
                     Niet dat ik dat ga opleggen, maar ik denk dat buitenspelen zo'n aangelegen thema is
                     dat we het in veel lokale sportakkoorden zullen terugzien, of het nou komt vanuit
                     de verenigingen, vanuit de ouders, vanuit het onderwijs of vanuit een andere hoek.
                  
Voorzitter. Tot slot zeg ik nog iets in de richting van mevrouw Westerveld. Ja, wij
                     denken inderdaad verschillend over het al dan niet steun geven aan een betaaldvoetbalorganisatie.
                     En zoals gezegd zal ik u over de pace-pro nader informeren voor het AO Pakketbeheer
                     in de laatste week van juni.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde van de tweede termijn gekomen, en daarmee
                     aan het einde van dit algemeen overleg. Er is best een groot aantal toezeggingen gedaan.
                     Met uw goedvinden neem ik die met u door. Het is tegenwoordig gebruikelijk dat we
                     de toezeggingen koppelen aan de aanvrager. In sommige gevallen zal dat de commissie
                     zijn.
                  
– De Kamer ontvangt eind van de zomer een nadere analyse over de aanvragen voor de SPUK,
                           in samenwerking met de Staatssecretaris van Financiën. Dit is een toezegging aan de
                           commissie.
                        
– In het najaar wordt de Kamer bericht over de totstandkoming van het zesde deelakkoord
                           Topsport die inspireert. Ook dit is een toezegging aan de commissie. Hierbij wordt
                           de suggestie van een interdepartementaal evenementenloket betrokken. Dat is een toezegging
                           aan de heer Heerema.
                        
– De Kamer wordt bericht over het gesprek met sportsectoren en lokale overheden over
                           het implementatieplan van gewasbescherming, de Green Deal. Dat is een toezegging aan
                           de heer Heerema.
                        
– Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer bericht over de praktische uitwerking
                           van de BOSA-regeling. Dit is een toezegging aan de heer Heerema.
                        
– Zo mogelijk eind 2019 wordt de Kamer bericht over het overleg met de KNVB naar aanleiding
                           van het onderzoek naar criminele ondermijning bij clubs in Brabant en Zeeland. Dat
                           is een toezegging aan mevrouw De Pater.
                        
– De Kamer wordt bericht wanneer het symposium over de arbeidsmarkt in de sport wordt
                           gehouden. Later zal de Kamer een verslag daarover ontvangen. Dat is een toezegging
                           aan mevrouw Diertens.
                        
– Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer bericht over het overleg met NOC*NSF,
                           Sociale Zaken en het UWV inzake knelpunten met betrekking tot uitkeringen – onder
                           andere WW, WIA en Wajong – in de sportcarrière. Dat is een toezegging aan mevrouw
                           Diertens.
                        
– In het najaar wordt de Kamer bericht over het project sporthulpmiddelen, waarbij ook
                           ingegaan wordt op de mogelijke vergoeding van sportprotheses. Dat is een toezegging
                           aan mevrouw Diertens.
                        
– Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer geïnformeerd over een eventuele beweegapp.
                           Dat is een toezegging aan de heer Van Nispen. De eerste toezegging is richting de
                           jongeren, maar wij noteren hier natuurlijk de toezeggingen aan de Kamer.
                        
– Aan de heer Van Nispen is ook toegezegd dat de Kamer een overzicht per gemeente en
                           provincie ontvangt van aangepast sporten.
                        
– Uiterlijk voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer bericht over het overleg met
                           OCW inzake het toevoegen van eredivisievoetbal vrouwen op de NPO-evenementenkalender.
                           Dat is een toezegging aan mevrouw Westerveld.
                        
– Voor het AO Pakketbeheer zal de Kamer worden bericht over de vergoeding van de pacemaker
                           protectors voor kinderen in het kader van sporten. Dat is een toezegging aan mevrouw
                           Westerveld.
                        
– Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer bericht over de uitvoering van de motie
                           inzake meer vrouwen in de sport. Dat is een toezegging aan mevrouw Diertens.
                        
– Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer geïnformeerd over een onderzoek naar
                           eventueel minder sportevenementen door de bijkomende kosten. Dat is het laatste punt
                           van mevrouw De Pater, en het gaat over met name de infrastructuur buiten evenementen.
                        
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Dat gaat met name over het terugtrekken van de motoragenten van evenementen.
De voorzitter:
Ja, dus we koppelen het even aan de evenementen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik mis nog één toezegging, namelijk dat Caribisch Nederland betrokken wordt in het
                     onderzoek naar buitenspelen.
                  
De voorzitter:
Ja, dat is wel een toezegging geweest, maar ik heb die niet gekoppeld aan een verslag
                     richting Kamer. En wij noteren hier echt alleen maar de toezeggingen waarover de Kamer
                     geïnformeerd wordt. Alle andere toezeggingen die zijn gedaan, staan uiteraard in het
                     verslag en daar kunt u de Minister aan houden. Dat is de reden waarom niet alles genoteerd
                     is. Anders zou ik hier het hele AO samenvatten en dat lijkt me heel erg veel. Er zijn
                     namelijk veel vragen gesteld en veel toezeggingen gedaan.
                  
Er is een VAO aangekondigd door mevrouw De Pater. Ik heb inmiddels begrepen dat het
                     de wens is om dit VAO nog voor het zomerreces in te plannen. Wij zullen dat doorgeven
                     aan de plenaire Griffie. We naderen het einde van het vergaderseizoen, dus dat is
                     een belangrijke toevoeging.
                  
Mag ik de Minister en zijn ondersteuning bedanken voor hun aanwezigheid en inbreng
                     vandaag? Datzelfde geldt uiteraard voor de Kamerleden. Dank voor uw aanwezigheid en
                     uw inbreng. Tegen de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat thuis
                     of op een andere plek hebben gevolgd, zeg ik: dank voor uw belangstelling. Dan rest
                     mij nog om onze ondersteuning van allerlei diensten te bedanken en deze vergadering
                     te sluiten. Dank u wel.
                  
Sluiting 17.03 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.