Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 5 juni 2019, over tuinbouw
32 627 (Glas)tuinbouw
Nr. 31
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 4 juli 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 5 juni 2019
overleg gevoerd met mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
over:
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 2 juni 2014 inzake faillissementen
in de land- en tuinbouw, specifiek de groentesector en de champignonteelt (Kamerstuk
32 627, nr. 16);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 10 juni 2014 inzake stand
van zaken en ontwikkelingen rond de recente vondst van Potato Spindle Tuber Viroid
(PSTVd) bij een aardappelveredelingsbedrijf in de gemeente Reimerswaal (Kamerstuk
27 858, nr. 272);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 oktober 2014 inzake
uitkomsten bestuurlijk overleg tuinbouw (Kamerstuk 32 627, nr. 18);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 3 juli 2014 inzake meerjarenafspraak
energietransitie glastuinbouw 2014–2020 (Kamerstuk 32 627, nr. 17);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 6 juli 2017 inzake evaluatie
CO2-sturing in de glastuinbouw (Kamerstuk 32 813, nr. 149);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 13 oktober 2017 inzake tussentijdse
evaluatie Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014–2020 (Kamerstuk 32 627, nr. 27);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 oktober
2018 inzake samenwerking in de Nederlandse tuinbouw (Kamerstuk 32 627, nr. 28);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 9 november
2018 inzake gewijzigde Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw en plan van
aanpak programma Kas als Energiebron voor de periode 2018–2020 voor de huidige klimaatopgave
van de glastuinbouw (Kamerstuk 32 627, nr. 29);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 14 maart 2019
inzake tuinbouwakkoord en de Nationale Tuinbouwagenda 2019–2030 (Kamerstuk 32 627, nr. 30);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 21 maart 2019 inzake
deelname Energie Beheer Nederland (EBN) in geothermie (Kamerstuk 31 239, nr. 298).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Haveman-Schüssel
Voorzitter: De Groot
Griffier: Goorden
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Bromet, De Groot, Von Martels en Weverling,
en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aanvang 13.07 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heet de Minister, de collega's, de mensen op de tribune en de mensen
die thuis meeluisteren of meekijken van harte welkom bij het algemeen overleg over
de tuinbouw. Mevrouw Bromet heeft zich verontschuldigd. Zij is om 13.30 uur bij een
beëdiging van een collega. En ik constateer dat mevrouw Ouwehand zich heeft verontschuldigd.
Ik stel voor dat we snel beginnen met de inbreng van de heer Weverling. Ik zie drie
vingers. De heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Ik zwaai even naar de Minister.
De voorzitter:
De heer Von Martels. Wilt u ook even naar de Minister zwaaien? Of wilt u iets zeggen?
De heer Von Martels (CDA):
Dat doe ik graag op een ander moment. De beëdiging om 13.30 uur is van een CDA-Kamerlid,
dus dat is voor mij dezelfde reden om ook even weg te lopen, maar ik kom met alle
plezier weer terug.
De voorzitter:
Omdat we ruim in de spreektijd zitten, stel ik voor dat we dan een korte schorsing
hebben en na de beëdiging weer verdergaan; anders wordt de spoeling wel erg dun. Het
woord is aan de heer Weverling van de VVD-fractie.
De heer Weverling (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Fijn om na vijfenhalf jaar weer een AO tuinbouw te hebben.
Gelukkig spreken we regelmatig over deze sector in de AO's gewasbescherming, biotech
of voedsel en dat soort zaken.
Voorzitter. De Nederlandse tuinbouw is een veelomvattende sector, internationaal sterk
aangeschreven en ook in eigen land toonaangevend met verschillende productie- en afzetketens,
zowel op het gebied van groente en fruit als bloemen en planten. Sinds enkele jaren
zijn de zeven tuinbouwclusters in Nederland georganiseerd als greenports. Dit resulteerde
in de Nationale Tuinbouwagenda en het tuinbouwakkoord. Het akkoord tussen LNV en de
greenports is mede gesloten op aandringen van de VVD. Dank dat de Minister zich hiervoor
heeft ingespannen. De Nederlandse tuinbouw biedt structureel werk aan 200.000 mensen
en daarnaast in het hoogseizoen nog eens aan meer dan 100.000 mensen extra. De totale
Nederlandse tuinbouw exporteert voor bijna 30 miljard aan gezonde groenten, fruit,
bloemen, planten, uitgangsmaterialen en allerlei innovatieve technieken. De tuinbouw
is nagenoeg circulair. Verspilling wordt zo veel mogelijk voorkomen en grondstoffen
worden hergebruikt. De ecologische voetafdruk is bijzonder laag. De tuinbouw is daarmee
in eigen land en in de rest van de wereld een onmisbare maatschappelijke en economische
factor. Bovendien kan het landen wereldwijd op een duurzame manier zelfvoorzienend
maken. Hoe mooi is dat? Ruim baan dus voor deze sector, zou je denken. Maar uitdagingen
op het gebied van arbeid, gewasbescherming, energie, ruimtelijke inrichting en versnippering
aan overheidszijde zorgen ervoor dat het niet alleen maar hosanna is. Hoe voorkomen
we dat dit bij het tuinbouwakkoord en de Nationale Tuinbouwagenda een papieren tijger
blijkt te zijn? De uitdaging ligt wat ons betreft met name aan overheidszijde. Hoe
voorkomen we versnippering en onvoldoende urgentiebesef bij andere relevante partijen
dan LNV?
Iets over energie. Tuinders halen warmte, elektra en CO2 uit aardgas. Wil de tuinbouw van het gas af, dan is er voor alle drie de stromen
een duurzaam alternatief nodig, naast de besparing op het gebruik. Daarbij is het
zekerstellen van externe CO2-levering een belangrijke randvoorwaarde voor tuinders. Dit punt kent belemmeringen,
namelijk de afvalstatus van industriële CO2. CO2 wordt nu juridisch gezien als afvalstof, terwijl het in feite als een grondstof wordt
gebruikt. Het veranderen van de afvalstatus is dus een randvoorwaarde. Daarom het
verzoek om nieuwe CO2-bronnen voor de glastuinbouw op te nemen in de verbrede SDE++-regeling, die in 2020
moet worden opengesteld. Ook het gebruik van restwarmte voor de glastuinbouw is een
alternatief voor gas. Andere technieken, zoals aardwarmte en biomassa, worden gesubsidieerd
via de SDE, maar voor restwarmte bestaat een dergelijke regeling niet. Met het gebruik
van restwarmte kan op korte termijn een forse CO2-reductie worden gerealiseerd. Is de Minister in haar coördinerende rol bereid hierop
aan te dringen bij BZK?
Dan de ruimtelijke inpassing. Wie voelt zich verantwoordelijk voor de jaarlijkse herstructurering
en de nieuwbouw van 300 hectare kassen? Herstructurering van glastuinbouwgebieden
komt onvoldoende van de grond. Modernisering van het productieareaal is van levensbelang
voor een vitale sector. Ook hierop graag een reactie van de Minister.
Bij het tuinbouwakkoord is afgesproken dat er een jaarlijks overleg is met de Minister
van LNV. Is dat wel voldoende voor zo'n veelomvattende sector? Wie is verantwoordelijk
voor de afspraken uit het akkoord? Hoeveel geld staat er eigenlijk op de begroting
voor de tuinbouwsector? Het is tenslotte een sector die 28 miljard exporteert. Is
de Minister van plan om apart geld te reserveren voor de uitvoering van de agenda?
Hoe gaan we het akkoord in de tuinbouwsector communicatief uitdragen? Ziet de Minister
daar een taak weggelegd voor haarzelf en voor haar ministerie?
Ik ga afronden, voorzitter. Wat de VVD betreft zou een mainportstatus de gezamenlijke
greenports de urgentie kunnen meegeven bij de verschillende ministeries en andere
overheden. Dit omdat de gezamenlijke greenports een economisch kerngebied zijn van
nationale betekenis. Is de Minister bereid om in navolging van de mainportstatus die
Eindhoven heeft gekregen, na Schiphol en de Rotterdamse haven, ook te onderzoeken
of deze status aan de zeven gezamenlijke greenports gegeven kan worden? Ze zijn tenslotte
een economisch kerngebied van nationale betekenis. Dit helpt de sector, maar ook het
Ministerie van LNV, om de sector ook in 2030 nog wereldleider te laten zijn.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, de heer Weverling. Het woord is aan mevrouw Bromet van de GroenLinksfractie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik ben het afgelopen halfjaar bij twee zaadveredelingsbedrijven geweest.
Ik was diep onder de indruk van wat ze lieten zien en wat Nederland te bieden heeft
aan de rest van de wereld. Eerder dit jaar was er in Nederland een ambassadeursconferentie.
Dan komen alle ambassadeurs naar Nederland. Ik stond toen met een heleboel ambassadeurs
over de landbouw te praten. Ze probeerden mij met klem te verzekeren dat het echt
heel bijzonder is wat de landbouw in Nederland voorstelt. Ik ben het, als het over
de tuinbouw gaat, eigenlijk wel heel erg eens met de ambassadeurs. We zijn een kritische
fractie die heel veel aan te merken heeft op de landbouw, maar in de tuinbouw zijn
superveel goede dingen aan de hand. Daar wil ik vandaag even op inzoomen.
De tuinbouwbedrijven werken namelijk op een succesvolle manier aan klimaatneutrale
tuinbouw. Het programma Kas als Energiebron is volgens de Wageningen Universiteit
een van de weinige programma's waarbinnen meetbare impact is gerealiseerd en waarbij
de ambities zullen worden gerealiseerd. In de periode tussen 2010 en 2017 is de CO2-emissie van de tuinbouwsector gedaald van 8,1 naar 5,9 megaton. Gezien de grote hoeveelheden
die de sector altijd heeft verbruikt, is dat een bijzondere prestatie. Kan de Minister
reflecteren op wat er van de tuinbouw geleerd kan worden voor andere sectoren in de
landbouw? Je kunt je voorstellen dat een heleboel stallen die nodig zijn voor het
houden van dieren, eenzelfde energiebron kunnen vormen. Waarom liggen nog niet alle
stallen in Nederland vol met zonnepanelen?
Dan geothermie. Geothermie is in opkomst. Dat is een goede ontwikkeling. Alleen al
in 2018 groeide de hoeveelheid gewonnen aardwarmte met 19,5%. In dat jaar werd zo
veel warmte geproduceerd dat er in theorie 82.000 woningen mee zouden kunnen worden
verwarmd. Momenteel wordt het alleen nog maar toegepast in de tuinbouw zelf, waarbinnen
4,5% van de warmte uit geothermie komt. Kan de Minister met ons delen hoe zij de tuinbouw
en de innovaties met geothermie samen met Minister Wiebes gaat ondersteunen om dit
op te schalen naar woningbouw? Want een heleboel van wat nu in de tuinbouw wordt ontdekt,
is natuurlijk van nut voor de gebouwde omgeving.
Dan de bestrijdingsmiddelen. De tuinbouwsector gaat de goede kant op met het terugdringen
van chemische bestrijdingsmiddelen. Er worden steeds meer biologische bestrijdingsmiddelen
gebruikt, maar wat wordt er volgens de Minister precies verstaan onder biologische
middelen? Hoe staat het ten opzichte van de middelen die zijn toegestaan in de biologische
landbouw, zoals bij FiBL en de inputlijsten van de Skal? Welke verbeteringen ziet
de Minister zelf nog op het gebied van het terugdringen van gif? En ook hier weer
de vraag: hoe kan de reguliere landbouw leren van het precieze gebruik van middelen
zoals toegepast in de tuinbouw?
Wij zijn blij met het tuinbouwakkoord. Hiermee wordt gewerkt aan de circulaire tuinbouw
in de praktijk, wat hard nodig is gezien de grote hoeveelheden energie en water die
in de sector worden gebruikt. In de prioriteiten van het tuinbouwakkoord wordt weinig
specifieke aandacht besteed aan het verminderen van bestrijdingsmiddelen. Er wordt
alleen gesproken over de duurzame teelt. Zou het verminderen van chemische bestrijdingsmiddelen
niet ook expliciet onder de prioriteiten moeten vallen?
Tot slot. In de Nationale Tuinbouwagenda 2019–2030 worden goede stappen gezet om de
emissies van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater te verminderen. Er
wordt nog maar weinig gesproken over het daadwerkelijk terugdringen van schadelijke
middelen, alleen over de inzet van gewasbeschermingsmiddelen waarin biologische middelen
maximaal zijn geïntegreerd. Kan dit nog beter?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan is het woord aan de heer Von Martels van de CDA-fractie.
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ook vanuit het CDA lovende woorden over de sector, want de
Nederlandse tuinbouwsector is het toonbeeld van innovatie. Ook is het een belangrijke
economische sector met export naar 150 landen voor meer dan 28 miljard aan toegevoegde
waarde. National Geographic kopte dan ook: Hoe Nederland de wereld voedt. Ik wil daaraan
toevoegen: met prachtige bloemen die de wereld opvrolijken.
Voorzitter. In dit overleg wil ik namens het CDA bij de Minister een aantal knelpunten
aankaarten waarmee de tuinbouwsector worstelt. Al komen we daar morgen verder over
te spreken, ook vandaag moeten we het hebben over gewasbeschermingsmiddelen. Dit is
een groot knelpunt. Met name voor kleine teelten zijn er op dit moment middelen weggevallen
en zijn er geen alternatieven. Welke mogelijkheden ziet de Minister om in de uitvoeringsagenda
voor gewasbeschermingsmiddelen meer te doen voor kleine teelten, omdat producenten
van middelen er gewoon geen brood in zien deze voor kleine teelten aan te vragen?
Is het mogelijk om bij aanvragen ook makkelijke, kleine teelten toe te voegen als
daar geen grote bezwaren tegen zijn? Is het fonds voor kleine teelten toereikend?
Bent u bereid om de lelieteelt te bestempelen als kleine teelt?
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Die had ik al ingezet voordat de laatste zin volgde. Ik vroeg mij namelijk af wat
het CDA onder kleine teelten verstaat.
De heer Von Martels (CDA):
Daar is een omschrijving voor. In Nederland wordt gerekend: 5.000 hectare en minder
hoort bij de kleine teelten. In Europa is echter nog geen sprake van harmonisatie.
In heel veel andere landen vallen alle sierteeltgewassen onder de kleine teelten.
In Nederland valt bijvoorbeeld de lelieteelt niet onder kleine teelten, want het heeft
een areaal van 6.000 hectare. Mijn verzoek is om dat ruimer te zien.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dan heb ik een extra vraag voor het CDA die wat politieker van aard is. Vindt het
CDA dat wij, daar waar de tuinbouw juist zo goed op weg is om gewasbeschermingsmiddelen
of gif terug te dringen, een uitzondering zouden moeten maken voor gewassen die niet
noodzakelijk zijn voor de voedselvoorziening, bijvoorbeeld de lelieteelt; een teelt
waar ontzettend veel gif wordt gebruikt?
De heer Von Martels (CDA):
Bij alle teelten geldt dat we gebruik moeten maken van IPM. Dan heb je toch steeds
nog bepaalde middelen nodig. Het zou makkelijker zijn als bepaalde toepassingen toch
zouden kunnen worden ingezet, omdat dat de mogelijkheden vergroot om gevarieerder
middelen in te zetten. Dat zou alleen maar goed zijn.
De voorzitter:
De heer Von Martels vervolgt zijn betoog.
De heer Von Martels (CDA):
Dan moet ik even kijken waar ik gebleven ben. De lelieteelt heb ik genoemd. Daarnaast
zal ik morgen verder gaan met zaken die duidelijk naar voren kwamen uit de rondetafel
over plantgezondheid die het CDA onlangs samen met D66 organiseerde, zoals maatwerk,
IPM en het eenvoudiger toelaten van laagrisicomiddelen.
Voorzitter. Op de agenda van vandaag staan ook een aantal brieven over energie. Kan
de Minister een update geven van de voortgang van het energieakkoord ten aanzien van
de glastuinbouw? Volgens mij ligt de glastuinbouw goed op stoom. Wel krijg ik een
aantal signalen dat de CO2-voorziening voor glastuinbouwbedrijven nog niet goed geregeld is. Is de Minister
bereid om samen met haar collega van EZK ervoor te zorgen dat het gebruik van CO2 in kassen zo snel mogelijk, en liefst al in 2020, een maatregel wordt in de verbrede
SDE++-regeling? Mijn collega's refereerden er ook al aan. Wat is hiervoor nodig en
wat gaat u daaraan doen?
Voorzitter. Dan nog over een mogelijke regeling voor grote schade bij plantenziekten.
In verband met de uitbraak van Ralstonia heb ik hierover meermaals schriftelijke vragen
gesteld, en nu ook bij de behandeling van de Plantgezondheidswet. In de nota naar
aanleiding van het verslag schrijft de Minister dat zij binnen een maand reactie zou
krijgen van de Europese Commissie. We zijn nu bijna twee maanden verder, dus hoe staat
het ermee? Hoe gaat u hierover verder het gesprek aan met de sector?
Wij vinden het belangrijk dat tuinbouwbedrijven hun best doen om een goede band te
hebben met hun omgeving. Dat zie je heel veel terug. Dat kan onder andere door personeel
uit de omgeving aan te nemen, maar we zien in de tuinbouw ook arbeidsmigranten, met
name laaggeschoold en uit Midden- en Oost-Europa. Zij werken hier of via uitzendbureaus
of als seizoenarbeiders. Hoe kunnen wij uitbuiting van buitenlandse werknemers met
nulurencontracten via uitzendbureaus voorkomen? Dat is toch een onderwerp dat benoemd
moet worden. Heeft de Minister daar zicht op? Ook moeten we ervoor zorgen dat de tijdelijke
huisvesting goed op orde is. Dat straalt ook af op ons land. Kan de Minister inzichtelijk
maken of uit inspecties blijkt dat de tijdelijke huisvesting aan de regels voldoet?
Voorzitter, tot slot. In sommige dorpen liggen er in de dorpskern oude te saneren
kassen. Vanuit LTO Glaskracht loopt er een pilot naar deze sanering, maar eigenlijk
gaat het hier om verbetering van de omgeving én het landschap. Hierbij kan een zetje
van het Rijk veel lostrekken. Welke mogelijkheden ziet de Minister om gebiedsgericht
integraal maatwerk te ondersteunen of los te trekken voor de sanering van oude kassen?
Ik weet niet of ik nog tijd heb, voorzitter. Ik heb nog één onderwerp dat ik zou willen
benoemen.
De voorzitter:
Vijftien seconden.
De heer Von Martels (CDA):
In vijftien seconden kan dat mooi. De Russische boycot brengt nog steeds structureel
schade toe aan de tuinbouw. Wat gebeurt er straks na de brexit? Ziet de Minister mogelijkheden
voor de ontwikkeling en opening van nieuwe markten?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik nu aan de heer Weverling vragen om het voorzitterschap kort
over te nemen, zodat ik mijn bijdrage kan leveren.
Voorzitter: Weverling
De voorzitter:
Dat lijkt mij een heel goed plan. Het woord is aan de heer De Groot namens D66.
De heer De Groot (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik sluit mij aan bij de vele warme woorden die zijn gezegd
over de tuinbouw. De gewasbeschermingsdiscussie wil ik voor morgen bewaren.
Ik heb zelf ook warme gevoelens bij de tuinbouw, want mijn opa was tuinder. Ik herinner
me nog de geur van vochtige aarde, de warmte in de kas en de potplanten in Heerenveen.
Mijn oom nam het over. Hij was geen goede ondernemer. Althans, in die zin: eerst kwam
de eerste oliecrisis en toen de tweede oliecrisis in 1982. Hij was te klein om te
overleven, daar in Heerenveen. Maar die geur blijft je bij.
Bij alle complimenten die zijn gegeven over de glastuinbouw weten we ook dat de glastuinbouw
soms blinde vlekken heeft. Ik wil er één benoemen: de bodem. Dat zal u niet verbazen,
want ook in de kringlooplandbouw gaat het over de vraag hoe je met een gezonde bodem
gezonde en robuuste gewassen krijgt. Twintig jaar geleden hadden we de blinde vlek
van de wasserbombe. Ik heb het idee dat het telen op substraat, wat natuurlijk een
hele veilige, gecontroleerde manier van telen is, niet echt bijdraagt aan gezondheid.
Het is een open vraag. Maar het is ongelooflijk van belang om te beseffen dat het
hier gaat over groente en fruit die een hele grote bijdrage leveren aan onze gezondheid.
Daar is iedereen het over eens, en iedereen is het er ook over eens dat we er te weinig
van eten. Het is zelfs bizar dat we 90 miljard uitgeven aan gezondheidszorg, maar
heel weinig aan preventie en voorlichting over het meer eten van groente en fruit.
Die komen vaak uit kassen of uit de volle grond. Een aantal studies naar de nutriëntendichtheid
in gewassen – dan gaat het om het aantal mineralen en dat soort zaken – laten zien
dat het aantal nutriënten steeds minder wordt. Je hebt het dan soms over 20% of 30%.
Bij vitamines kan het te maken hebben met versheid, maar er zijn ook wel andere thema's.
Wil de Minister daar toch eens over nadenken en daar onderzoek naar laten doen? Is
onze groente nog wel zo gezond als vóór de enorme productiviteitsstijging met kunstmest
en substraten?
De voorzitter:
De voorzitter gaat even interrumperen. Hij is gelijk van zijn à propos. Wat bedoelt
u nu eigenlijk, meneer De Groot? Wat wilt u duidelijk maken? Substraat, waar hoofdzakelijk
op geteeld wordt, is toch een mooi circulair systeem?
De heer De Groot (D66):
Het is misschien niet de meest smakelijke vergelijking, maar ik noem hem toch. De
flora van een gezonde bodem lijkt heel erg op de darmflora van een gezond mens. Dat
is ook niet verwonderlijk, want wij zijn ook onderdeel van die kringloop. Daarom is
die gezondheidskringloop essentieel. En je onderbreekt die kringloop met een relatief
onnatuurlijk materiaal, waarin eigenlijk alleen wat voedingsstoffen zitten met wat
extra toegevoegde mineralen. Dat is iets heel anders dan een bodembiologie die je
gezonde gewassen laat telen die ons gezond houden. USDA heeft bijvoorbeeld verschillende
studies naar nutriëntendichtheid in groenten en fruit gedaan en die laten zien dat
die dichtheid de laatste 50, 60 of 70 jaar naar beneden is gegaan. Daarover maak ik
mij zorgen, want uiteindelijk gaat het om onze gezondheid.
De voorzitter:
Maar heeft u het dan over vollegrondsteelt, of twijfelt u ook aan het systeem van
substraat?
De heer De Groot (D66):
Die studies maken geen onderscheid tussen volle grond en substraat. Het lijkt me wel
de moeite waard om dat nog nader te onderzoeken. We weten echter wel dat we de laatste
50 jaar de bodem in toenemende mate hebben uitgeput. Bij de vollegrondsteelt zou het
daaraan kunnen liggen. Maar doen we nog het goede? Hebben we op het gebied van substraat
geen blinde vlek, vanuit die gezondheidsgedachte? Daar ben ik erg nieuwsgierig naar.
De voorzitter:
Om 13.30 uur start men in de plenaire zaal. Hoelang heeft u nog nodig, meneer De Groot?
De heer De Groot (D66):
Ik heb nog ruim een minuut nodig om mijn bijdrage af te ronden.
De voorzitter:
Gaat u dan door. Daarna kunnen we schorsen en kan de Minister de beantwoording voorbereiden.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter.
Een tweede blinde vlek is smaak. Ik ga weer terug naar de wasserbombe. We hadden twee
soorten tomaten in die tijd: de grote en de kleine tomaat. De Duitsers – Duitsland
is onze belangrijkste markt – vonden die op een gegeven moment niet meer lekker. De
tuinbouw heeft een gigantische prestatie geleverd en inmiddels zijn er 40 soorten
fantastisch uitziende tomaten. We hebben met de vaste Kamercommissie een proeverij
gehad in Duitsland en daaruit bleek dat de Nederlandse tomaat het op smaak nog steeds
niet per se beter deed. Er waren één of twee uitzonderingen; ik zal geen namen noemen.
Uiteindelijk gaat het om de smaak. De Nederlandse tuinders laten ook kleine tomaatjes
heel snel groeien. Dan gaat het toch weer om de kilo's. Dat lijkt me een tweede blinde
vlek. Uiteindelijk is de Duitse markt voor ons heel erg belangrijk, weet ik uit ervaring.
Voorzitter, ik rond af. Circulariteit gaat ook over het gebruik van plastic. Dat zit
om substraat heen. Wat gebeurt daarmee? Kan dat worden hergebruikt?
Tot slot: er zijn een aantal voorbeelden van zonnepanelen die geplaatst zijn op van
die waterbassins bij glastuinbouw, in de Lingewaard bijvoorbeeld. Dat vind ik nou
een mooi voorbeeld van het goed benutten van je ruimte voor energieopwekking. Is de
Minister bereid om te bekijken of zij dat initiatief kan ondersteunen? Kan zij het
uitrollen en aantrekkelijk maken voor andere tuinbouwbedrijven?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Ik neem u graag een keer mee op een smaakexperience,
maar dat doen we wel in onze eigen tijd. Ik geef het woord graag terug aan u.
De heer De Groot (D66):
Dan schors ik...
De voorzitter:
O, er is nog een interruptie van de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Ik dacht: ik laat de heer De Groot even zijn verhaal afronden. Het leek me wel belangrijk
om te horen wat er allemaal naar voren zou komen. De heer De Groot heeft het over
blinde vlekken. Maar heeft de heer De Groot ook oog voor het feit dat ondernemers
nu met een aantal problemen kampen? Heeft de heer De Groot dat op het netvlies? Of
is dat een blinde vlek bij D66 zelf?
De voorzitter:
Het woord is aan de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
U doelt op marktproblemen, neem ik aan.
De heer Von Martels (CDA):
Ik heb bij mijn eigen inbreng een aantal onderwerpen aan de orde gesteld. Ik heb het
gehad over gewasbeschermingsmiddelen bij de kleine teelt en over energieopwekking
en over CO2. Allerlei onderwerpen zijn naar voren gekomen. Daar hoor ik D66 nu niets over zeggen.
Ik hoor D66 alleen over smaak en nutriënten. Hoe denkt D66 over die andere onderwerpen
die al ter sprake zijn gekomen?
De heer De Groot (D66):
Ik probeer in mijn inbreng altijd een aanvullende bijdrage te leveren. Ik denk dat
wij een andere visie op gewasbescherming hebben. Die zal ik morgen naar voren brengen.
Dat is juist de uitdaging, ook voor de glastuinbouw die al vooropliep met biologische
bestrijding, want dat kunstje kunnen onze Duitse buren inmiddels ook. Ik denk dat
op het gebied van gewasbescherming nog wel stappen te zetten zijn om weer de voorsprong
te nemen. In 2005 zei Lidl als eerste dat ze lagere residuen wilden dan wat wettelijk
vereist was. Toen stonden de Nederlandse tuinders vooraan met hun producten, omdat
we een voorsprong hadden. D66 neemt liever een voorsprong dan dat we ervoor zorgen
dat het peloton meekan. Voor de rest hebt u natuurlijk goede dingen gesproken over
de CO2-problemen en de energievoorziening. Die problemen zien wij ook, maar ik zie ze wel
in de positieve context van wat er allemaal gaat gebeuren in het kader van het klimaatakkoord.
De voorzitter:
De heer Von Martels, nog een keer.
De heer Von Martels (CDA):
Ja, in tweede termijn nog even. De heer De Groot brengt het nu naar voren alsof D66
en het CDA zo zouden verschillen en alsof het CDA geen oog heeft voor de koplopers.
Integendeel, zou ik willen zeggen. We hebben zeer veel oog voor de koplopers en we
zijn vóór innovatie. Maar we zijn ook voor IPM. We willen dus altijd dat telers de
mogelijkheid hebben om in te grijpen als dat echt nodig is. Wij streven wat dat betreft
hetzelfde na: wij willen ook naar een nagenoeg emissieloze, residuvrije omgeving.
Alleen, de weg ernaartoe vergt dat de markt zich kan aanpassen, dat er weerbare planten
komen, dat CRISPR-cas gebruikt kan worden en er moeten voldoende middelen beschikbaar
zijn. Daar streven wij óók naar. Ik geloof er niets van dat wij zo veel uit elkaar
zouden zitten. Die veronderstelling klopt niet. Is de heer De Groot dat met mij eens?
De heer De Groot (D66):
Nou, het maakt het debat misschien wat interessanter. D66 ziet IPM als een toverwoord.
Alles kan eronder. Zelfs systemische gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden toegepast
bij IPM. Ik denk dat dat te weinig zeggingskracht heeft. Verder is D66 niet tegen
de beschikbaarheid van een breed palet aan middelen – zo noem ik het maar even – mits
die op een verstandige manier kunnen worden ingezet. Maar wij zijn niet voor systemische
middelen, zoals neonicotinoïden, ook niet in de glastuinbouw.
De heer Von Martels (CDA):
Ik heb nog een derde poging, maar de neonicotinoïden komen morgen aan bod. Ik zal
mijn inhoudelijke bijdrage dus voor dit moment beperken en dit onderwerp morgen aan
bod laten komen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het voorzitterschap weer terug. Of wilt u daar nog op reageren?
Voorzitter: De Groot
De voorzitter:
Nee, ik stel voor dat we de vergadering schorsen tot na de beëdiging. Dat geeft de
Minister de tijd om alle vragen te beantwoorden. Zonder tegenbericht beginnen we weer
om 13.45 uur.
De vergadering wordt van 13.34 uur tot 13.46 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister voor haar eerste termijn.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Toen ik dit debat aan het voorbereiden was, zag ik nog brieven
uit 2014 op de agenda staan. Dat wil niet zeggen dat wij niet vaker over tuinbouwgerelateerde
onderwerpen spreken, maar een algemeen overleg specifiek over de tuinbouw was alweer
even geleden.
Maar het is goed om de tuinbouw te bespreken, al was het maar omdat het een heel indrukwekkende
sector is in Nederland. Dat hebben veel van de leden ook al gememoreerd. Ik ben net
vanochtend bij de GES geweest, de Global Entrepreneurship Summit. Daar is net weer
een contract getekend dat een kassenbouwer aan de slag gaat in Amerika en daar een
groot complex gaat neerzetten. Daarbij werd aangegeven dat specifiek voor Nederland
werd gekozen, omdat Nederland heel veel kennis en kunde op dit gebied heeft. Nederland
heeft ook de hoogwaardigste technologie wat betreft vraagstukken die nu wereldwijd
spelen ten aanzien van klimaat en de productie van voldoende voedsel van hoge kwaliteit.
Die dingen komen eigenlijk allemaal samen in de tuinbouw. En de sector doet dat op
een manier die bijdraagt aan allerlei innovatieve oplossingen, bijvoorbeeld ten aanzien
van het energievraagstuk en van gewasbeschermingsmiddelen. Dat zegt al genoeg over
het belang van de tuinbouwsector voor de voedselvoorziening, voor onze sierteelt en
zeker ook voor onze economische positie. Ik vind het mooi dat dat wereldwijd erkend
wordt. Ik deel dus helemaal het positieve geluid dat in de introducties van de leden
te horen was.
Dat wil niet zeggen dat het altijd allemaal vanzelf gaat. Dat lijkt soms weleens een
beetje zo. Bij de presentatie van het tuinbouwakkoord heb ik gezegd dat ik eigenlijk
nooit zo heel veel heb te stellen met de tuinbouwsector. Dat was als compliment bedoeld.
De sector pakt heel veel dingen zelf op en aan. Maar dat wil niet zeggen dat wij geen
aandacht hoeven te hebben voor de sector, want het gaat niet allemaal vanzelf. Daarom
is het goed dat we nu een aantal onderwerpen behandelen.
Ik ga de onderwerpen per Kamerlid langs. Zo groot is de commissie op dit moment niet,
dus ik kan wat meer aandacht besteden aan de aparte vragen van de verschillende leden.
De heer Weverling geeft het belang van het nationaal tuinbouwakkoord aan. Dat deel
ik met hem. We waren allebei bij de feestelijke formele ondertekening. Hij heeft er
zelf ook hard aan getrokken. Ik weet nog dat hij het onderwerp bij één van de eerste
begrotingsbehandelingen op de kaart zette. Het is mooi dat we dat tot een resultaat
hebben kunnen laten komen.
Hij vraagt zich echter wel meteen af hoe we kunnen voorkomen dat het een papieren
tijger wordt. Hoe zorgen we ervoor dat de mooie woorden die op papier staan tot uitwerking
komen? Ik deel die urgentie met hem. We moeten ervoor zorgen dat de uitwerking nu
ook concreet gaat worden. De heer Weverling stelt dat die uitdaging met name bij de
overheid ligt. Ik neem hem serieus, maar ik denk dat het een opgave is voor alle partijen
die bij het tuinbouwakkoord betrokken zijn. Eén van die partijen is uiteraard het
bedrijfsleven, maar het geldt ook voor de provincies, voor ons ministerie en ook voor
andere ministeries. Op dat laatste kom ik straks nog even terug. We moeten er ook
voor zorgen dat al die partijen goed op elkaar aangehaakt zijn en dat ze goed met
elkaar worden verbonden. Ik denk dat daar nog wel wat winst te boeken valt.
We zijn ten aanzien van de uitwerking van het tuinbouwakkoord ook in gesprek met andere
departementen over de onderwerpen die aan die departementen raken. Als bij de uitwerking
van de Nationale Tuinbouwagenda blijkt dat verdere afstemming met andere departementen
nodig is, of als blijkt dat er specifieke zaken meegenomen moeten worden, dan zijn
wij degenen die dat coördineren en oppakken. Die rol ligt dus nadrukkelijk bij mij.
We hebben nu ook de energie om de punten op te pakken die prioriteit hebben en om
te bekijken waar we een versnelling kunnen aanbrengen binnen de tuinbouwagenda. We
zijn er dus mee aan de slag. Commitment van onze zijde is er zeker.
De heer Weverling vroeg ook hoe we voorkomen dat er versnippering optreedt, omdat
er bij andere partijen onvoldoende urgentie zou zijn. Maar de kracht van het akkoord
is juist dat het niet door één partij is gesloten, maar door meerdere partijen. Daarmee
committeren die partijen zich er allemaal aan en daarmee zijn ze aanspreekbaar op
hun rol in het geheel. Dat is dus juist het voordeel van zo'n akkoord. Morgen is er
weer een Greenboard, waar wijzelf ook in zitten. Daar bespreken we de voortgang van
het tuinbouwakkoord. Daarbij is het zaak dat we concreet gaan worden en dat we de
tuinders meenemen, want uiteindelijk gaat het daar natuurlijk om.
Ik kom bij de CO2-levering in de glastuinbouw en de rol van de SDE+ daarin, of de SDE++ of de SDE.
Iedereen geeft altijd al aan dat het mooie aan de glastuinbouw is dat het een van
de weinige sectoren is die CO2 nodig heeft. Waar de rest te veel CO2 heeft of te veel CO2 uitstoot, is de glastuinbouw de plek waar juist behoefte is aan CO2. Het is zelfs van cruciaal belang dat die CO2 geleverd kan worden om ervoor te zorgen dat de energietransitie in de glastuinbouw
plaats gaat vinden. Er zijn hoge ambities, maar we hebben andere bedrijven nodig om
die te realiseren. Daarom is de techniek opgenomen op de lijst van technieken waarnaar
onderzoek uitgevoerd wordt, om te bekijken of die geschikt is voor de brede SDE+.
Daar wordt dus naar gekeken.
Het afvangen van CO2 en het leveren aan de glastuinbouw valt onder de categorie Carbon Capture and Utilisation,
oftewel CCU. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de interactie met CCUS, dat is
de opslag van CO2 en het verbinden van CO2-afval op één locatie en de koppeling daarvan aan CO2-reductie op een andere locatie. Dat wordt zeker gezien als belangrijk. Er bestaan
voor CCU geen richtsnoeren onder het staatssteunkader. Dat betekent dat subsidie voor
dergelijke opties gemeld moeten worden onder het Europees verdrag. Dat duurt wel even:
we hebben er wel een jaar voor nodig om dat voor elkaar te krijgen. Er was gevraagd
of het haalbaar is om dit voor 2020 open te stellen, maar dat zal dus waarschijnlijk
niet gaan lukken. Maar de openstelling in 2021 is wel echt het doel.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Realiseert de Minister zich dat dan ook de status van afval naar grondstof omgezet
moet worden? Zinspeelt zij daar in dit antwoord al op?
Minister Schouten:
Ik moet eventjes kijken of dat daarvoor nodig is. Ik moet even naar de mensen achter
mij kijken, want die weten dat. Moeten wij die status aanpassen? Heeft u een moment?
Ik moet het nog even bekijken. Ik kom er in de tweede termijn zo meteen op terug.
De heer Weverling (VVD):
Misschien ter verheldering nog deze opmerking. Het gaat dus over het volgende. CO2 wordt gezien als afval, terwijl het voor de tuinbouw een grondstof is. Daar zit een
juridisch verschil. Het moet een andere benaming krijgen en dat moet uitgezocht worden.
Maar er is geen tijd te verliezen. De afval- en de tuinbouwsector zouden dit al in
2020 willen effectueren. Als het 2021 zou worden, kun je denken: ach, het is maar
een jaar. Maar het is uiteindelijk zonde in de hele energietransitie. Dus het gaat
om het omzetten van de definitie van afval naar grondstof. En de termijn daarvoor
is dan z.s.m., eigenlijk 2020. Dat ter verheldering.
De voorzitter:
De Minister komt er in de tweede termijn even op terug.
Minister Schouten:
Ja, ik kom er in de tweede termijn op terug. Het heeft nog wel een implicatie voor
de staatssteunkaders. We moeten er even naar kijken. Ik kom er in de tweede termijn
specifiek op terug.
Ik kom op mijn coördinerende rol ten aanzien van de restwarmte, het verbreden van
de SDE+ en het instrumentarium om dat bij EZK aan te kaarten. Ten aanzien van restwarmte
zijn er nu vier concrete initiatieven voor de levering aan de glastuinbouw in voorbereiding.
Deze initiatieven zijn belangrijk voor de energietransitie van de glastuinbouw. Het
benutten van de industriële restwarmte is één van die nieuwe technieken. Het PBL bereidt
een advies voor de verbrede SDE+ voor. Daarbij is beoogd om de opname in de openstelling
in 2020 plaats te doen vinden. In het najaar van dit jaar gaan we de vormgeving bekendmaken.
Dan komt er meer zicht op. Uiteraard spreek ik daarover met mijn collega van EZK.
Hij ziet het belang ook.
De heer Weverling vroeg ook wie zich verantwoordelijk voelt voor de herstructurering
en de nieuwbouw. Dat is aan alle partijen die bij het akkoord zijn betrokken. Primair
zijn dat de regionale gebiedsvisies vanuit de ondernemers, de greenports, de provincies
en ook het Rijk. Ik heb met BZK al toegezegd om op uitnodiging van Glastuinbouw Nederland
een gebied in te gaan om te bespreken wat nodig is voor de versnelling. Dus daar vindt
ook al actie plaats.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Weverling of het jaarlijkse overleg van de Nationale
Tuinbouwagenda wel voldoende is. De kracht van de agenda is dat hij van onderop is
vormgegeven. Het is niet zo dat wij helemaal hebben zitten bepalen wat er moet gebeuren.
Er is een soort aanbod neergelegd, en soms een vraag richting andere partijen over
wat nodig is om dat aanbod te realiseren. Daarmee pakt de sector zelf de regie om
te bekijken wat er nodig is en hoe in de toekomst het gedeelde eigenaarschap over
die agenda eruitziet.
Wij zijn daar als belangrijke partij uiteraard bij betrokken, met alle andere overheden
overigens. Wij gaan ervoor zorgen dat we die zaken met elkaar kunnen verbinden en
ook met landelijke en maatschappelijke thema's. Wij gaan bekijken waar we een versnelling
kunnen aanbrengen en hoe we dat kunnen faciliteren. Daarbij hebben we op verschillende
niveaus geregeld contact met de sector. Greenport komt een paar keer per jaar bij
elkaar. Daar spreken we elkaar ook aan op het maken van afspraken en hoe daarmee voortgegaan
moet worden. Zelf zal ik ook jaarlijks met de partijen spreken. Maar dat is dus niet
het enige contactmoment. Het past natuurlijk in een groter geheel van heel veel contacten.
Als er echt iets urgents speelt, wachten we uiteraard niet totdat het jaar voorbij
is, maar dan stappen we eerder in om het vlot te trekken.
Gaan we ook helpen om de agenda communicatief uit te dragen? Het is goed dat het tuinbouwakkoord
een gezamenlijk verhaal is. Daar dragen wij graag aan bij. Er ligt een mooie agenda
en die moet je niet laten verstoffen. We moeten uitdragen wat we daarmee aan het doen
zijn. Het is echt een mooi verhaal. Wij helpen daar dus bij. Vanuit onze rol dragen
we het uit waar dat mogelijk is.
Dan kom ik bij de mainportstatus. Zouden wij de greenports ook een mainportstatus
willen geven? De termen greenports en mainports komen uit het MIRT en zijn met de
regio's afgestemd. De bedoeling was juist om de tuinbouwclusters heel herkenbaar te
maken met die term. Mensen moesten denken: we hebben mainports, maar we hebben óók
greenports. Het zou dan heel duidelijk zijn waar het om ging, namelijk om de tuinbouwclusters.
Mainport betekent niet dat daar meer aandacht naar uitgaat of iets dergelijks. Het
is gewoon in het beeld duidelijker wat het belang is. Ik denk dat we dat juist met
de term greenport heel goed uitdragen. De inspanning is er niet minder om. Ik heb
net al aangegeven wat onze rol daarin is, bijvoorbeeld ten aanzien van de agenda die
we aan het uitvoeren zijn.
Tot zover de vragen van de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Hartelijk dank. In dat laatste ga ik voor een groot gedeelte mee. Maar toch vraag
ik me af waarom iedereen in Eindhoven dan zo nodig wilde dat de Brainport Eindhoven
een mainportstatus kreeg. Misschien is het alleen maar een gevoelen. Ik zou misschien
moeten uitzoeken of het meer is dan een gevoelen, want dat denk ik namelijk. Ik denk
dat de mainportstatus in kabinetskringen meer status meegeeft aan de vergadertafels.
Ik probeerde in mijn inbreng de versnippering te schetsen. Het behelst namelijk nogal
veel. Het zijn ruimtelijke, economische clusters. Je kunt ze niet zomaar elders in
het land neerzetten als je dat zou willen. Ze zijn decennia of zelfs eeuwen geleden
ontstaan vanuit Hollands vernuft en ze zijn daar niet voor niks ontstaan. Het zijn
economische clusters van betekenis geworden, met vele aspecten, ruimtelijk en noem
maar op – we hebben ze net de revue laten passeren. Ik waardeer de betrokkenheid vanuit
LNV en ik twijfel ook absoluut niet meer aan de goede intenties vanuit het ministerie
met betrekking tot tuinbouw. Maar uiteindelijk moeten LNV en al die andere partijen,
zoals de provincies en andere partijen binnen het kabinet, die relevantie onder ogen
zien. Dus vandaar die mainportstatus.
Ik had nog een vraag gesteld over geld voor de tuinbouw. Dat kan natuurlijk een gekscherende
vraag zijn, maar er staat weinig geld op de LNV-begroting voor tuinbouw. Ik hoef niet
achter de komma te weten hoeveel het is; dat kan ik ook zelf uitzoeken. Maar met die
vraag wil ik helder maken dat het gek is dat we voor bijna 30 miljard exporteren en
daar als land allerlei vruchten van plukken, maar dat we daar blijkbaar geen geld
voor over hebben. Het is dus meer een reflecterende vraag, in combinatie met die «greenport
meets mainport»-vraag. Ik zet hier even mijn tanden in en ik laat nog niet gelijk
los, mevrouw de Minister.
Minister Schouten:
Laat ik het bij mijzelf houden, maar ik zit in het kabinet en het kabinet spreekt
altijd met één mond: de mainport heeft voor mij geen grotere status dan de greenport.
Dus u heeft nu gelijk het antwoord vanuit het kabinet. En ik denk ook daadwerkelijk
dat we met die term juist aanduiden wat het is en dat het daarom in zichzelf een status
heeft. Waarom Eindhoven graag van brainport naar mainport gaat, laat ik bij Eindhoven.
Dit zijn termen uit het MIRT, zoals ik net al aangaf. Als we van greenport naar mainport
zouden overgaan in de glastuinbouw, denk ik persoonlijk dat het juist verwatert. Dan
is niet meer in één keer duidelijk wat het precies is en dat is juist de kracht van
deze term. Dat geef ik ter overweging mee aan de heer Weverling.
Dan was er nog de vraag over de financiering. Is er voldoende geld op onze begroting
voor de financiering? Er is niet één potje glastuinbouw waarin alles zit. We investeren
natuurlijk wel veel in de topsectoren en dat is terecht. In de energietransitie zijn
ook middelen beschikbaar voor deze sector. In de aparte begrotingsartikelen, bijvoorbeeld
bij subsidies, bij plantaardige productie en bij opdrachten, zit ook overal geld dat
ten goede komt aan de glastuinbouw. Ook in het onderzoeksbudget zit geld. De heer
Weverling vindt misschien niet één begrotingsartikel met daarin precies alle bedragen,
maar als je het allemaal bij elkaar optelt, komt er heel wat geld direct of indirect
bij deze sector terecht.
De voorzitter:
Heel kort graag, meneer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Hartelijk dank voor de beantwoording. Het gaat mij niet om het omlabelen van de term
greenport. Het gaat mij meer om de status op kabinetsniveau, laat ik het zo maar omschrijven.
Ik ben juist blij met Greenports Nederland en heel de structuur die daaronder zit
en ook met de terminologie. Het gaat mij meer om de status, niet zozeer om het omlabelen
van de naam.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Schouten:
Dan kom ik bij de vragen van mevrouw Bromet. Zij stelt een mooie vraag: kan ik eens
reflecteren op wat andere sectoren kunnen leren van de tuinbouw? Zij noemt een paar
concrete voorbeelden, maar ik vind het wel mooi om het wat breder te doen. We vergeten
weleens dat de tuinbouw niet zomaar vanzelf hier is gekomen. Er zijn jaren geweest
waarin het echt behoorlijk zwaar was. Ik zei net dat ik met de tuinbouw meestal niet
zo heel veel te stellen heb, maar er waren jaren waarin dat wel zo is geweest. Het
gaat niet vanzelf. De kracht zit misschien in het feit dat er veel ondernemerschap
en ondernemersgeest te vinden is. Er zit ook lef. Ze durven te kijken naar technieken
die nog in de kinderschoenen staan en ze durven daarin te investeren. Dat geldt ook
als niet altijd zeker is of het helemaal werkt. Ik denk dat de greenports, zoals de
heer Weverling aanhaalde, ook een bijdrage hebben geleverd, met een duidelijke structuur
en een duidelijke clustering. Daarin is de samenwerking goed terug te vinden. De kennisinstituten,
de sector en de overheden die daarbij betrokken zijn, vormen eigenlijk de gouden driehoek
die we in de land- en tuinbouw altijd hebben gehad. In de tuinbouw zie ik de uitwisseling
daartussen nog heel sterk terug. Het World Horti Center is daar een voorbeeld van.
Daar vind je ze letterlijk allemaal onder één dak. Een aantal lessen die we misschien
altijd al wel kenden, is dus heel consequent in deze sectoren doorgevoerd. Ik denk
dat we in de topsector Tuinbouw en uitgangsmaterialen een heel duidelijke plek hebben
waarin we partijen, middelen en onderzoeksinstituten bij elkaar brengen. Op die manier
kunnen we steeds vernieuwend blijven. Ik proef best veel ambitie in de sector. Waar
zit hem dat in? Ik denk dat dat ook een beetje de aard van het beestje is.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
In het landbouwdebat hebben we het vaak over imago. Dan komt ook slachtofferschap
vaak naar voren. Ik geef de Minister er gelijk in dat dat veel minder zo is bij de
tuinbouwsector. Daarover kan met een zekere trots gesproken worden. Dat zie je vandaag
ook wel, doordat partijen van verschillend pluimage allemaal de loftrompet steken.
Is de Minister bereid om dit bij sectoren in de landbouw waarmee het wat minder goed
gaat als voorbeeld te stellen? Ik kan me voorstellen dat het heel prettig is om te
zien dat juist een sector waarmee het in het verleden niet goed ging ten goede is
gekeerd. Dat heeft ook iets te maken met reflectie op het maatschappelijke debat en
de uitdagingen die er sowieso aankomen. Daar kun je je ogen wel voor sluiten, maar
je kunt er beter met open vizier op afgaan.
Minister Schouten:
Ik denk dat elke sector zijn eigen kenmerken heeft. Zoals ik net aangaf, komt de tuinbouw
natuurlijk ergens vandaan. In het verleden was daar ook best wat aan de hand. Ik denk
dat daar nu gezien wordt dat je kwesties vaak voor bent als je vooruitkijkt. Dat is
in ieder geval wat zij nastreven of proberen. Ik moet zeggen dat we logistiek gezien
ook heel voordelig liggen en daar veel voordeel bij hebben, ook in de glastuinbouw.
Aan de andere kant, om nog even een bedreiging te noemen die net ook al werd aangehaald,
kan de brexit potentieel een grote impact hebben op deze sectoren. Dat geldt natuurlijk
voor alle sectoren, maar dit is een exportgeoriënteerde sector. Het is dus niet zo
dat het allemaal vanzelf blijft gaan. We moeten daar alert op zijn. Denken in de mogelijkheden
van de toekomst en vooruitdenken in plaats van achteruitkijken hoe het was, passen
denk ik in het algemeen bij goed ondernemerschap. Dat is iets wat ook voor andere
sectoren geldt.
Om even heel pragmatisch te blijven: ja, ze hebben oog voor maatschappelijke ontwikkelingen.
Soms zien ze ook gewoon kosten op zich afkomen, bijvoorbeeld ten aanzien van energie.
Als je ziet dat de gasprijs nou niet bepaald omlaaggaat, ga je kijken naar andere
technieken. In die zin gaat het ook om goed ondernemerschap. Waar daarbij ervaringen
gedeeld kunnen worden, zal ik dat niet nalaten.
Kunnen de innovaties met geothermie ook toegepast worden in de woningbouw? Eigenlijk
stelde mevrouw Bromet daarbij een soort cross-over voor. De ontwikkeling van geothermie
vindt tot op heden plaats in de glastuinbouw. Ook daarin loopt de sector echt voorop.
De kennis en ervaring die worden opgegaan worden gedeeld via het Platform Geothermie
en de operatorsorganisatie DAGO. Daarnaast wordt kennis ontwikkeld via de gezamenlijke
kennisagenda van LNV en EZK. De resultaten worden gedeeld bij bijeenkomsten en in
rapportages die openbaar worden gemaakt. Er wordt echt gekeken hoe het in de glastuinbouw
gaat en of we dat ook breder kunnen toepassen.
Mevrouw Bromet had het over de gewasbeschermingsmiddelen. Zij vraagt wat wordt verstaan
onder niet-chemische middelen. Niet-chemische middelen zijn bijvoorbeeld mechanische
onkruidbestrijding en inzet van natuurlijke vijanden. Denk bijvoorbeeld aan de roofmijt
of aan de sluipwesp.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet heeft een verduidelijkende opmerking.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb het woord «niet-chemisch» niet in de mond genomen. Ik heb de biologische middelen
genoemd. Ik weet niet wat het verschil is tussen biologische en niet-chemische middelen.
Daar ben ik juist naar op zoek.
Minister Schouten:
Ik probeer dat aan te geven door aan te geven wat niet-chemische middelen zijn. Biologische
middelen zijn middelen die op basis van biologische bestanddelen zijn gemaakt. Zowel
in de reguliere als in de biologische teelt worden niet-chemische middelen gebruikt.
Dat is dus een iets bredere definitie. Ze kunnen in al die sectoren ook weer leren
van elkaar. Dat is nadrukkelijk onderdeel van de visie die we hebben vastgelegd ten
aanzien van gewasbeschermingsmiddelen en waarvoor we nu een uitvoeringsprogramma aan
het opstellen zijn.
Mevrouw Bromet vraagt ook of het verminderen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen
in het tuinbouwakkoord prioriteit moet krijgen. Ik heb net verwezen naar de Toekomstvisie
gewasbescherming, waarin de land- en tuinbouw allebei worden meegenomen, en ook de
veranderingen die daarop gericht zijn. Het uitgangspunt is gebaseerd op de weerbare
plant- en teeltsystemen. In de tuinbouw, en met name in de glastuinbouw, wordt overigens
al veel gewerkt met natuurlijke en biologische bestrijders. Dat is een ontwikkeling
die nog wel verder gebracht zal gaan worden. Je ziet dat daar steeds meer gezocht
wordt naar dat soort middelen.
Kan het terugdringen van emissies naar oppervlaktewater nog beter? Ook hiervoor is
er een pakket aan maatregelen die we gaan bekijken bij de visie op de gewasbeschermingsmiddelen.
Daarmee wil het kabinet ook in de open teelt de emissies terugbrengen. Het terugdringen
van emissies is een belangrijk deel van de basis van de visie die we hebben opgesteld.
Het is dus onderdeel van het uitvoeringsprogramma dat nog naar uw Kamer zal toekomen.
Dat waren de vragen van mevrouw Bromet.
Ik kom dan bij de vragen van het CDA. De eerste vraag was welke mogelijkheden ik zie
voor de toepassing van de kleine teelten. Het is bekend dat de kleine teelten problematischer
zijn ten aanzien van de toelating van middelen. Zoals de heer Von Martels al zei,
staan partijen er niet altijd om te springen om de hele toelatingsprocedure te doorlopen,
omdat de afzet waarschijnlijk niet zo heel erg groot is. Dan wordt gewoon afgewogen
of dat kostenefficiënt is voor degene die de aanvraag doet. Bij de NVWA hebben we
het Loket Kleine Toepassingen. Via het Fonds Kleine Toepassingen en de speciale toelatingsprocedure
voor de toelating van kleine toepassingen proberen we dit juist wel te ondersteunen,
om de mogelijkheden te doen vergroten. Het fonds is naar onze mening toereikend, maar
we gaan het binnenkort wel evalueren. Zo kunnen we kijken wat de ervaringen daarmee
zijn.
Zal ik dit even afmaken, voordat de heer Von Martels een vraag stelt?
De voorzitter:
Ja.
Minister Schouten:
De heer Von Martels vroeg ook nog of de lelieteelt te bestempelen is als een kleine
teelt. De lelieteelt voldoet nu niet aan de grens van 5.000 hectare. Ik heb al gemeld
dat ik in Europees verband nog naar deze criteria ga kijken. Op dit moment ga ik geen
grotere hoeveelheid hectares meenemen in de definitie voor kleine teelt.
De heer Von Martels (CDA):
Ik kan beter meteen inhaken op beide onderwerpen die de Minister naar voren heeft
gebracht. Ik wil eerst inhaken op het Fonds Kleine Toepassingen. Vervolgens zal ik
iets zeggen over de kleine teelten. Voor het Fonds Kleine Toepassingen was € 400.000
beschikbaar. In 2018 is dat bedrag volledig toegekend. De Minister zei: dat lijkt
me toereikend, maar ik ga het nog wel evalueren. Dat lijkt mij niet de juiste volgorde.
Ik denk dat je beter eerst kunt evalueren en dan misschien kunt uitspreken of het
toereikend is geweest. Het lijkt er eigenlijk niet op dat het toereikend is. Vandaar
mijn vraag: wanneer is de evaluatie verricht? Er staat dat de evaluatie medio 2019
zal plaatsvinden. Dan is het nu ongeveer zover, dus ik ben benieuwd wanneer die evaluatie
heeft plaatsgevonden.
De tweede vraag heeft betrekking op de kleine teelten. In dit geval gaat het om de
5.000 of 6.000 hectare voor de lelieteelt. In mijn inbreng heb ik als antwoord op
de vraag van mevrouw Bromet aangegeven dat in Europa op verschillende manieren naar
de kleine teelten wordt gekeken. Als we EU-harmonisatie nastreven, zou ik zeggen:
laten we in Europa allemaal op dezelfde manier naar de kleine teelten kijken en de
sierteelt als een kleine teelt beschouwen. Ik hoop dat de Minister deze suggestie
overneemt.
De voorzitter:
We gaan het zien. Het woord is aan de Minister.
Minister Schouten:
De heer Von Martels doet goed zijn best om mij te verleiden tot dat antwoord. Eerst
het antwoord op zijn eerste vraag: hoe kom ik erbij dat het toereikend is? Het klopt
dat het geld wordt opgemaakt. De wedervraag zou zijn waarom de heer Von Martels zegt
dat het niet toereikend is. Hij zou dan allerlei aanwijzingen moeten hebben dat dat
het geval is. Ik geef aan dat wij die signalen nu niet direct hebben, maar dat ik
kijk wat er mogelijk in de evaluatie verbeterd kan worden. De evaluatie is overigens
breder dan alleen de hoeveelheid geld die daarin zit; die gaat ook over de inhoud,
de criteria en dat soort zaken. Ik bedoelde te zeggen dat ik nu niet direct allerlei
signalen heb dat wat daarin zit volledig ontoereikend is.
De heer Von Martels (CDA):
Mijn belangrijkste vraag blijft overeind. Wanneer is de evaluatie afgerond?
Minister Schouten:
Die start in 2019. Op de vraag of die ook dit jaar wordt afgerond, kom ik in de tweede
termijn terug. De evaluatie start wel dit jaar. Ik zal zo meteen nog nader concretiseren
wanneer deze is afgerond.
Ten aanzien van de kleine teelten: juist om ervoor te zorgen dat we in Europa harmonisatie
hebben, moet dit punt in Europees verband bekeken worden. Ik heb aangegeven dat ik
daartoe bereid ben, maar dat ik nu niet zelf de aantallen hectares voor de definitie
van kleine teelten ga aanpassen.
Ik kom dan bij de vraag over de verbrede SDE++.
De voorzitter:
De heer Von Martels is nog niet helemaal tevreden, of hij heeft een vervolgvraag.
De heer Von Martels (CDA):
Ik wil in ieder geval nog even het volgende bevestigen. Ik heb al eerder gehoord,
ook schriftelijk, dat de Minister bereid is om hiernaar te kijken. Op een gegeven
moment is de verwachting bij ons wel dat er een keer een antwoord komt op de vraag
of harmonisatie in Europa mogelijk gemaakt kan worden.
Minister Schouten:
Daar gaat u een antwoord op krijgen.
Dan de mogelijkheden van de verbrede SDE+, of de SDE++. Wat is er nodig ten aanzien
van warmte? De verbrede SDE+ zal een groot aantal voor de glastuinbouw interessante
technieken gaan stimuleren. Voor warmte worden naast de huidige opties in geothermie
en zon bijvoorbeeld adviezen voorbereid voor de daglichtkas, aquathermie, ondiepe
geothermie, composteringswarmte, warmte-koudeopslag in de glastuinbouw, het benutten
van restwarmte en de warmtepomp. Ik denk dat daarin heel veel zaken zitten die daar
heel interessant voor kunnen zijn.
Dan de Ralstonia, de reactie van de Europese Commissie en hoe verder het gesprek aan
te gaan met de sector. Ik heb helaas nog steeds geen antwoord van de Europese Commissie.
Ik had gehoopt dat ik dat wat sneller zou krijgen, maar dat is helaas niet het geval.
De sector is gevraagd om zelf met een plan voor een plantgezondheidsfonds te komen.
Daarover vindt deze maand een gesprek plaats tussen mijn ministerie en de sector.
Gevraagd is hoe uitbuiting van arbeidsmigranten voorkomen kan worden en of wij daarover
contact hebben met SZW. Het antwoord is ja, wij hebben daarover contact. Daarover
is ook een brief in voorbereiding. Daar wordt op dit moment door de verantwoordelijke
bewindspersonen van SZW, EZK en BZK aan gewerkt. Die brief gaat specifiek over de
misstanden rondom werkomstandigheden en huisvesting van arbeidsmigranten uit de Europese
Unie. De problematiek en het vraagstuk zijn breder. Dit vergt dus inderdaad een kabinetsbrede,
integrale aanpak. Wij worden daarbij betrokken. Dat geldt ook voor deze brief. Ik
heb begrepen dat de inzet is om de brief nog voor de zomer aan de Kamer te zenden.
Zoals gezegd is huisvesting een belangrijk onderdeel van de brief, omdat dat ook als
knelpunt wordt ervaren.
De update over het terugdringen van CO2 gaat ook over de mogelijkheden van de brede SDE+. Excuus, die vraag heb ik al beantwoord.
Welke mogelijkheden zie ik om gebiedsgericht ondersteuning te geven aan de sanering
van de kassen, zo vraagt de heer Von Martels. De sanering van kassen is een regionale
uitdaging. In de regio's zijn dat ruimtelijke-ordeningskwesties en er zijn regionale
subsidies die ze daarvoor kunnen inzetten. In het kader van het tuinbouwakkoord is
modernisering en herstructurering een belangrijk thema. Daarbij zitten we aan tafel
en daar spreken we over mee. Daarop wordt ook ingezet in het kader van een pilot over
gebiedsontwikkeling. Daar vindt dus wel het een en ander aan acties plaats.
Dan de vraag of ik nog mogelijkheden zie voor opening van nieuwe markten. Als ik even
reclame mag maken: deze week zijn onze landbouwraden weer allemaal in Nederland. We
vieren namelijk deze week het 100-jarig bestaan van de landbouwraden. Ik denk dat
zij een niet te onderschatten rol spelen in de toegang tot nieuwe markten. Als ik
zelf in het buitenland ben, hebben we het in de bilaterale gesprekken vaak over het
openen van markten. Op het ministerie hebben we ook een team dat zich steeds bezighoudt
met het behoud van bestaande markten – want dat is natuurlijk het eerste – maar ook
met het openen van nieuwe markten. Bij mijn weten gebeurt dat altijd in goed overleg
met het bedrijfsleven.
Tot slot kom ik bij de vragen van de heer De Groot van D66. Hij vraagt zich af of
onze groenten nog net zo gezond zijn als vóór de stijging van de productie, het kunstmestgebruik
en het gebruik van substraat. In het kader van de topsector Tuinbouw en uitgangsmaterialen
zijn Avans Hogeschool, Groen Agro Control, HAS Hogeschool en Maastricht University
in 2019 een meerjarig publiek-privaat onderzoek gestart. In het project De waarden
van groenten en fruit wordt door ondernemers en kennisinstellingen samengewerkt om
de echte waarden van verschillende groenten en fruitsoorten in kaart te brengen. Er
is op dit moment nog relatief weinig bekend over de relatie tussen specifieke grondstoffen,
de samenstellingen van groenten en fruit en de daarmee samenhangende gezondheidseffecten.
Daarnaar moet echt nog verder onderzoek gedaan worden en daar is dus al een project
over opgestart.
De voorzitter:
Wanneer wordt dat afgerond?
Minister Schouten:
Poeh. Volgens mij is dat een wat groter project. Ik geloof niet dat dat dit jaar zal
zijn. Ik denk dat de kracht juist is dat daarbij heel fundamenteel gekeken wordt hoe
het allemaal zit. Ik heb niet gelijk een bepaald jaartal waarin allerlei dingen worden
opgeleverd, maar er wordt aan gewerkt. Ik wilde u geruststellen.
De voorzitter:
Zeker. Het is heel fijn dat daar op deze manier naar gekeken wordt. Dank u wel.
Minister Schouten:
Dan het gebruik van plastic en de manier waarop we dat kunnen verminderen. Dat is
een vraagstuk waar al veel mee gebeurt en waarover ook al veel wordt nagedacht. Allereerst
gebeurt dat natuurlijk door de koplopers binnen de sector. Verder heeft IenW een programma
over het terugdringen van plastic verpakkingen. Dat is namelijk ook een thema binnen
de circulaire economie. Circulariteit in verpakkingsmateriaal past onder het tuinbouwakkoord
en het missiegedreven topsectorenbeleid. Er zijn verschillende pps'en waar vervanging
van plastic in terugkomt. Ook in de nieuwe call voor pps'en wordt daar specifiek naar
gevraagd. Dat is een thema dat daarin echt meeloopt.
Kan ik de zonnepanelen in de Lingewaard doortrekken naar de hele sector? Dat voorbeeld
past heel mooi onder het thema energie dat in het tuinbouwakkoord is opgenomen. Het
kan door andere greenports worden overgenomen bij de ontwikkeling van gebiedsvisies,
maar bijvoorbeeld ook in de regionale energiestrategieën die op lokaal niveau vastgesteld
moeten worden. Ik denk dat een mooi voorbeeld is dat we kunnen kijken of we de ervaring
die we daar opdoen verder kunnen brengen.
Overigens heb ik net een antwoord gekregen over het programma waarnaar net gevraagd
werd. Op 1 april jongstleden is daar de kick-off van geweest. Het loopt vier jaar.
Er zijn twaalf bedrijven en vier kennisinstellingen bij betrokken. Dan nog even de
tussentijdse evaluatie. De heer Von Martels vroeg wanneer de evaluatie van het Fonds
Kleine Toepassingen gereed is. Die start binnenkort en komt dit jaar waarschijnlijk
niet meer gereed. Het zal volgend jaar worden voor we die helemaal rond hebben. Uiteraard
informeer ik uw Kamer zodra ik de resultaten van de evaluatie heb.
Dan nog de vraag van de heer Weverling. Die hoef ik dan niet meer in de tweede termijn
te doen. De vraag die nog openstond, was of we van afval- naar grondstof moeten, of
dat juridische consequenties heeft en hoe we dat moeten omzetten. De aanvraag van
afvalstof naar grondstof wordt door Rijkswaterstaat getoetst aan voorwaarden die onder
andere voortvloeien uit Europese regelgeving. Het advies van het RIVM gaat over de
check op eventuele ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.
Dat advies wordt binnenkort afgerond. Daarna kan Rijkswaterstaat weer verder met de
beoordeling van de aanvraag. Ik heb begrepen dat dat uiterlijk 2020 moet gaan lukken.
Ik denk dat ik daarmee alle vragen heb beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Daarmee is de Minister gekomen aan het eind van de eerste termijn. Ik kijk even of
er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie dat dat het geval is. Het woord is aan
de heer Weverling van de VVD.
De heer Weverling (VVD):
Niet dat er nog zo heel veel te bespreken is, want ik vind dat er heel veel antwoorden
zijn gegeven. Ik ben oprecht blij dat ik hier zo veel enthousiaste collega's aan tafel
tref. Mijn punt is dat ik vind dat we ervoor moeten waken dat we zo blij zijn dat
het allemaal maar een beetje voortkabbelt. In die zin: wanneer zijn we nou tevreden?
Ik heb al gezegd dat we in 2030 nog steeds wereldleider moeten zijn. Het antwoord
kan dan natuurlijk zijn dat we dat zijn als we het tuinbouwakkoord uitvoeren. Daarmee
is dat een ongoing process. Ik zou daar een reflectie van de Minister op willen. Doen
we de juiste dingen? Rondom andere zaken binnen het landbouwsegment is er namelijk
altijd veel gedoe – laat ik het zo maar even omschrijven – terwijl we hier overgaan
tot de orde van de dag. Iedereen doet zijn werk, in 2030 verdient iedereen nog steeds
geld en zijn we gezond. Op zich is dat mooi.
De Minister haalde net afval- en grondstoffen aan. Dat wordt dus in 2020 afgerond.
Dat klinkt positief. Het RIVM en Rijkswaterstaat zijn betrokken bij de definitie en
het omzetten hiervan. Wil de Minister er bij haar collega van EZK op toezien dat dit
onder de SDE kan gaan vallen, bij voorkeur al vanaf 2020? Dat zou fijn zijn. Dat is
eigenlijk de vraag.
Verder ben ik blij met alle gegeven antwoorden. Ik laat het hierbij.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor haar antwoorden. Ik wil haar nog eens
op het hart drukken dat, als zij in discussies met boeren uit andere sectoren terechtkomt,
zij dit voorbeeld blijft noemen. Ik denk dat dat heel inspirerend kan werken.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dit is een belangrijke sector. Deze sector verdient het dus
dat er wat vaker over wordt gesproken dan iedere vijfenhalf jaar. Het is natuurlijk
ook aan de Kamer zelf om ervoor te zorgen dat het onderwerp weer op de agenda komt.
Hartelijk dank voor de antwoorden van de Minister. Over de evaluatie: het verbaast
met dat die zo lang moet duren. De evaluatie over de kleine fondsen begint nu en is
dan pas volgend jaar beschikbaar. Opvallend dat het zo lang moet en gaat duren.
Over de kleine teelt en met name de lelieteelt heb ik geprobeerd de Minister te verleiden
tot een antwoord. Dat is er vandaag niet gekomen, maar ik hoop dat hier binnenkort
wel een positief antwoord op komt. Dat is heel belangrijk. Het gaat het CDA om het
bieden van handelingsperspectief aan ondernemers. Dat is allesbepalend voor een gezonde
sector en voor een gezonde toekomst.
Dank u wel.
Voorzitter: Weverling
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil ook de Minister danken voor haar antwoorden. Ik ben
heel blij dat dat onderzoek is gestart. Dat is mooi. Dat wist ik niet. Als daar tussendoor
iets over te melden is, hoop ik dat de Minister een tussenbericht aan de Kamer zal
doen toekomen. Ik ben oprecht nieuwsgierig naar de bevindingen.
Ik had twee blinde vlekken gezien. De eerste ging over de micronutriënten in groenten
en fruit. De andere ging over smaak. Daarmee zijn we natuurlijk al eerder behoorlijk
op onze neus gevallen. Ik zie dat dit weer dreigt te gebeuren. Althans, de smaaktesten
die wijzelf als commissie in Duitsland hebben gedaan met tomaten vielen slecht uit
voor de Nederlandse en goed voor de Duitse. Daar moeten we voor oppassen. Ik weet
dat de Minister geen tomaten produceert, maar dit is wel iets om als overheid in de
gaten te houden.
Ik wil de Minister bedanken. Tegen de collega van het CDA zeg ik dat het om een gezonde
sector gaat en om gezonde mensen, maar ook om gezonde mensen die rondom de sierteeltgebieden
wonen. Ik vind het een beetje jammer dat u uitgerekend de lelieteelt als voorbeeld
neemt. Dat is namelijk een teelt die zeer in de belangstelling staat, en niet op een
positieve manier. Bewoners in het gebied bij Westerveld wordt geadviseerd ramen en
deuren te sluiten als de boerentuinders daar met de lelies aan de gang gaan. Dat lijkt
me toch niet geheel de bedoeling. Het RIVM is daar ook kritisch over, in die zin dat
we nog niet eens weten wat de effecten van de cumulatie van al die middelen zijn voor
zeer kleine kinderen. Het is toch niet de bedoeling om je was binnen te moeten hangen
als er gespoten wordt? Ik wil even meegeven dat daarover kritische noten te kraken
zijn.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik krijg de indruk dat de heer Von Martels daar nog een reactie op wil geven.
De heer Von Martels (CDA):
Dit is bijna uitlokking, voorzitter. Ik stel echter voor om daar morgen uitgebreid
over door te praten, tijdens het AO Gewasbeschermingsmiddelen. Hier valt veel over
te zeggen. Ik denk dat dit debat een halfuur langer zou kunnen duren. Als de voorzitter
dat goedvindt, is dat prima, maar het lijkt me beter om er morgen verder over te praten.
Er zijn namelijk genoeg kanttekeningen te plaatsen bij de uitspraken die de heer De
Groot net deed.
De heer De Groot (D66):
Daar neem ik voor nu even kennis van.
Voorzitter: De Groot
De voorzitter:
Er is nog een kort slotwoord van de Minister en dan zijn we erdoorheen.
Minister Schouten:
De heer Weverling komt eigenlijk nog met een soort wake-upcall: ga niet achterover
leunen, blijf ambitieus en zorg dat we koploper blijven, ook in 2030. Ik denk juist
dat Greenports Nederland heel ambitieus is en dat we een ambitieus tuinbouwakkoord
hebben liggen. Het is vooral zaak dat we doen wat daarin allemaal is opgenomen, zoals
de heer Weverling zelf ook stelde. We moeten elkaar bij de les houden. Als we dat
doen, geloof ik dat we bezig zijn om koploper te blijven en om die ambitie te blijven
waarmaken. Daar gaat het uiteindelijk om.
Dan nog de vraag hoe het zit met afvalstof versus grondstof. Die ga ik nog één keer
afpellen. We zijn nu bezig om ervoor te zorgen dat afval ook als grondstof kan worden
gezien. Dat is waarschijnlijk afgerond in 2020 met het RIVM en Rijkswaterstaat. Zoals
ik net al heb aangegeven, moet het dan aangemeld worden onder het Europese verdrag,
want anders krijg je met staatssteunachtige kwesties te maken. Juist dat duurt nog
wel even. Dat ligt niet zozeer aan ons, maar het is gewoon een wat langere procedure.
Het doel daarbij is dat het in de brede SDE+ voor 2021 kan worden meegenomen. Heel
veel sneller kan ik het niet maken, want we moeten de procedures wel doorlopen. Ik
snap het ongeduld van de heer Weverling, maar ik kan geen ijzer met handen breken.
Dat is de route die we moeten lopen en waaraan gewerkt wordt.
De heer Weverling (VVD):
Dank. Ik ga ervan uit dat het juist is wat de Minister zegt. Het moet geen showstopper
worden voor de sector. Maar goed, het lijkt dus 2021 te worden. Ik kan een motie indienen
om het eerder te bereiken, maar dat heeft geen zin. Uw antwoord blijft hetzelfde.
Daar bereiken we dus niks mee. Ik snap ook dat het tot 2021 duurt voordat er helderheid
is. Dan kun je dit niet al in 2020 in een SDE stoppen. Daar zit wel wat teleurstelling
bij, laat ik het zo maar zeggen. Daar kunt uzelf niks aan doen, maar dat deel ik hier
dan maar even.
Minister Schouten:
Laat de winst dan in ieder geval zijn dat er geen verschil van mening tussen ons beiden
is over de noodzaak om dit te gaan regelen.
Dank voor de woorden van mevrouw Bromet. I will spread the word, zeg ik tegen haar.
Ik zeg aan de heer Von Martels toe dat we de evaluatie echt zo snel mogelijk zullen
doen, maar ik wil natuurlijk wel een goede evaluatie. Ik snap ook hier het ongeduld
van de heer Von Martels. Het zal geen dag langer duren dan noodzakelijk is. Dat wil
ik hem hierbij toezeggen.
Tot slot de vraag van de heer De Groot: kunnen we tussentijds bericht krijgen over
het onderzoek? Ik meen dat op de website staat wat het onderzoek inhoudt. Er is een
aparte projectwebsite. Ik kan eventueel de link doorgeven als daar behoefte aan is.
U kunt daar zelf de tussenstand zien en en waarmee ze bezig zijn.
Ik heb altijd geleerd dat over smaak niet te twisten valt, maar dat schijnt toch wel
het geval te zijn. Ik wist niet dat jullie een smaaktest hebben ondergaan in Duitsland.
Smaak is een van de belangrijke thema's die bij de verdeling meegenomen worden. Uiteindelijk
wil de ondernemer natuurlijk dat zijn producten afgenomen worden. De kans daarop is
groter op het moment dat de smaak goed is. Daar zijn veel bedrijven dus mee bezig.
Natuurlijk spelen ook andere zaken mee, bijvoorbeeld de gezondheid. We hadden het
net ook over de hoeveelheid nutriënten. Maar smaak is een aspect dat behoorlijk goed
in het vizier is. Laten we de uitdaging aangaan dat de Nederlanders volgend jaar de
smaaktest gaan winnen. Dat is hierbij misschien een oproep richting de telers. Bij
mijn weten hoeven ze daartoe niet opgeroepen te worden, want dat bewustzijn is er
echt wel.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de Minister. Dan zijn we bijna gekomen aan de afronding van dit algemeen
overleg over tuinbouw. Er zijn twee, of misschien drie toezeggingen te noteren. De
eerste is aan de heer Von Martels.
– Voor de zomer komt er een kabinetsbrede brief over het vóórkomen van uitbuiting van
arbeidsmigranten, waarin zal worden ingegaan op huisvestingsproblematiek.
Minister Schouten:
Die komt niet van mij. Ik denk dat SZW de eerstverantwoordelijke is, met EZK en BZK,
en dat wij mede betrokken zijn bij deze brief. Deze toezegging zou ik dus bij een
andere commissie willen neerleggen.
De voorzitter:
Dat nemen we daarin mee. Dank u wel voor de precisering.
– De evaluatie van het Fonds Kleine Toepassingen start dit jaar. De resultaten hiervan
ontvangt de Kamer in 2020, zo snel als mogelijk is.
– De Minister zal de projectwebsite van het onderzoek naar gezondheid van groenten en
fruit nog aan de Kamer sturen.
Minister Schouten:
Daar ga ik geen aparte brief voor schrijven, maar ik zorg dat die bij u terechtkomt.
De voorzitter:
Ja, heel graag. Ik kijk even rond of er behoefte is aan een VAO. Dat is niet het geval.
Dan dank ik de mensen op de publieke tribune, de luisteraars thuis, de Minister en
haar staf en de collega's.
Sluiting 14.41 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M.E. Haveman-Schüssel, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.