Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 4 april 2019, over de Wereldbank
26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Nr. 225 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
            
Vastgesteld 15 mei 2019
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de
                  vaste commissie voor Financiën hebben op 4 april 2019 overleg gevoerd met mevrouw
                  Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
               
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
                           26 maart 2019 inzake Nederlandse inzet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep
                           van 11 tot en met 13 april 2019 in Washington (Kamerstuk 26 234, nr. 224);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
                           16 november 2018 inzake verslag van de Jaarvergadering van de Wereldbankgroep van
                           11 tot 14 oktober 2018 in Bali, Indonesië (Kamerstuk 26 234, nr. 221).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Anne Mulder
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Alkaya, Bouali, Van Haga, Van den Hul,
                  Kuik en De Roon,
               
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 15.31 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, dames en heren. Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg met de Minister
                     voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik heet haar en haar staf natuurlijk
                     van harte welkom. We gaan praten over het onderwerp de Wereldbank. Er is volgende
                     week een voorjaarsvergadering van de bank. Ik neem aan dat de Minister daarnaartoe
                     gaat, dus we kunnen nog even met haar spreken over haar inzet aldaar. Ook is het verslag
                     van de vorige vergadering, de vergadering van het afgelopen jaar, natuurlijk aan de
                     orde. Er zijn vijf woordvoerders van de kant van de Kamer. We hebben twee uur de tijd
                     voor dit overleg ingeruimd. Ik stel voor om vier minuten spreektijd per fractie te
                     hanteren. Ik zal twee interrupties per fractie in deze ronde toestaan.
                  
Dan geef ik nu eerst het woord aan de heer Van Haga van de VVD.
De heer Van Haga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De VVD-fractie heeft de Nederlandse inzet bij de voorjaarsvergadering
                     van de Wereldbank met belangstelling gelezen. In algemene zin vinden wij de inzet
                     prima. Zo steunt de VVD de inzet van het kabinet om specifieke aandacht te geven aan
                     landen en regio's die te maken hebben met instabiliteit en fragiliteit. Wat ons betreft
                     is dat dan met name in de ring van instabiliteit rond Europa. De VVD maakt zich nog
                     wel zorgen over een ander aspect van de Wereldbank, want terecht stellen Cordaid,
                     Hivos en Open State Foundation dat de Wereldbank op het gebied van transparantie nog
                     een hoop stappen moet zetten. Onderzoek wijst uit dat de Wereldbank veel informatie
                     niet deelt en dat het vaak onmogelijk is om na te gaan waar het geld aan wordt besteed.
                  
Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling samen met collega Van Weerdenburg een motie
                     ingediend die vroeg om meer transparantie bij onze eigen uitgaven op het gebied van
                     ontwikkelingssamenwerking. Bij de Wereldbank gaat het om veel meer geld. Het lijkt
                     mij dan ook niet meer dan normaal dat hier de hoogste graad van transparantie wordt
                     betracht, maar we lezen dat bij geldbedragen voor de Verenigde Staten bij 33% van
                     de transacties het geldbedrag gewoon ontbreekt. Daarnaast hebben transacties van de
                     Wereldbank vaak geen duidelijke omschrijving of opdrachtnemer. Er worden honderden
                     miljoenen euro's overgemaakt aan various organizations in Pakistan en Rusland, met
                     vage omschrijvingen zoals «consultancy», «food» of «food supply». Een Nederlandse
                     ondernemer zou met zo veel slordigheid nooit wegkomen. We zouden van de Wereldbank
                     mogen verwachten dat alles op orde zou zijn en dat die ook voor ons transparant zou
                     zijn. Kan de Minister toezeggen dat ze op de voorjaarsvergadering van de Wereldbank
                     het punt van de gebrekkige transparantie zal opbrengen en dat ze daarover zal rapporteren
                     aan de Kamer?
                  
Daarnaast heeft mijn fractie nog zorgen over het bedrag dat is uitgeleend aan China.
                     De Wereldbank leent namelijk op grote schaal geld aan China. Dat is niet bepaald een
                     land dat leningen nodig heeft. Het gaat om meer dan 7,8 miljard dollar aan committeringen
                     waarmee China – een land dat zelf op grote schaal investeringen doet over de hele
                     wereld – een van de topontvangers is. Persoonlijk denk ik dat we überhaupt geen geld
                     aan China zouden moeten lenen, maar als we al geld zouden willen lenen aan China,
                     dan zou dat ten goede moeten komen aan bijvoorbeeld arme regio's in China. Denk aan
                     westelijk China. Maar een groot deel van de investeringen blijkt volgens onderzoek
                     van het Center for Global Development terecht te komen in regio's die niet aan de
                     standaarden voldoen. Wat vindt de Minister hiervan? Vindt de Minister het goed dat
                     zo'n groot deel naar China gaat, ook gelet op wat wij in de Wereldbank steken? Behoort
                     China nu echt tot de doelgroep? Zo nee, wat is zij dan bereid om te doen om het geld
                     terecht te laten komen waar het wel hoort?
                  
Voorzitter. Nog een laatste vraag over een specifiek land. Kan de Minister aangeven
                     hoeveel geld er per jaar via de Wereldbank naar Mali is gegaan de laatste jaren?
                  
Voorzitter, dat was mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga. Dan gaan we nu luisteren van de inbreng van de heer Bouali
                     van D66.
                  
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Wij als internationale gemeenschap hebben instituties
                     opgebouwd om de internationale samenwerking en de vrede en veiligheid te bevorderen,
                     maar het multilateralisme is de afgelopen jaren steeds meer onder druk komen te staan.
                     De Wereldbank is een van die belangrijke instituties die worden ingezet om ontwikkelingslanden
                     een steuntje in de rug te geven. Juist daarom vindt D66 ook dat Nederland zich sterk
                     moet maken voor de bescherming en bestendiging van dit internationale orgaan. Hoe
                     ziet de Minister de rol van de Wereldbank in deze veranderende wereld?
                  
Ik heb een aantal punten die ik wil bespreken, en ik begin met gender. Terecht zijn
                     meisjes- en vrouwenrechten de rode draad in het ontwikkelingsbeleid van deze Minister.
                     Daarom wil ik het nu graag hebben over vrouwenparticipatie. Ik heb vaker in deze commissie
                     met de Minister gesproken over het belang dat iedereen gelijk mee kan doen, bijvoorbeeld
                     op de arbeidsmarkt. Maar vrouwen worden nog te vaak belemmerd, door de wet nog wel.
                     Een recent rapport van de Wereldbank kijkt naar de juridische hervormingen op het
                     economische domein, om dit tegen te gaan. De Wereldbank heeft een indrukwekkende analyse
                     gemaakt van wetgeving in landen die vrouwen belemmert in hun ontwikkeling. Hoe kan
                     de Minister de Wereldbank steunen in het bevorderen van gelijkheid op het economische
                     domein? Welke financiële, diplomatieke middelen wil zij hiervoor inzetten?
                  
Dan het tweede punt: geld. Er gaat ontzettend veel geld om in en rondom de Wereldbank,
                     en dat is maar moeilijk te volgen vanuit de Tweede Kamer. Kan de Minister meer inzicht
                     geven in de financiële positie van de Wereldbank? Kan zij inzicht geven in de bijdrage
                     van Nederland? Kan zij in haar brief de genoemde kapitaalverhoging nog verder toelichten?
                     We worden door de Minister via Kamerbrieven natuurlijk goed op de hoogte gebracht.
                     Ik zou het daarom fijn vinden als er bij een volgende brief over de Wereldbank een
                     financieel plaatje geschetst wordt, zodat we als Kamerleden ook een duidelijk beeld
                     hebben van de financiële positie.
                  
Mijn punt is ook dat er weinig transparantie door de Wereldbank zelf is rondom al
                     die geldstromen. Mijn collega van de VVD refereerde hier zojuist aan. Ook ngo's hebben
                     hier zorgen over geuit. Is de Minister bereid om tijdens deze Wereldbankvergadering
                     de zorgen van de ngo's over te brengen en te pleiten voor meer transparantie door
                     de Wereldbank zelf?
                  
Voorzitter, tot slot. Tijdens de Wereldbankvergadering zal ook gesproken worden over
                     de verkiezing van de nieuwe president. Traditiegetrouw wordt een nieuwe president
                     gekozen uit een door de Verenigde Staten voorgedragen selectie. Hoewel voormalig president
                     Kim vrij abrupt is opgestapt, om verschillende redenen, weten we ook dat zijn opvattingen
                     over duurzaamheid niet bepaald strookten met de opvattingen van bijvoorbeeld president
                     Trump van de Verenigde Staten. U begrijpt dat ik daar mijn zorgen over heb bij de
                     kandidaten die eventueel door de VS-administratie voorgedragen worden. Wat D66 betreft
                     laten we de Wereldbank niet kapen door de klimaatsceptische politiek van de president
                     van de Verenigde Staten, zeker niet nu de Wereldbank hier in de afgelopen jaren juist
                     een prioriteit van heeft gemaakt. Hoe duidt de Minister dit? Ziet zij mogelijkheden
                     om duurzaamheid als prangende voorwaarde te stellen voor de benoeming van een nieuwe
                     president? Kan zij hier met gelijkgestemde landen optrekken?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bouali. Er is een interruptie voor u van de heer Van Haga en daarna
                     nog van de heer Alkaya. Meneer Van Haga.
                  
De heer Van Haga (VVD):
Dank voor dit mooie betoog, meneer Bouali. U zei terecht iets over transparantie.
                     Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik mis alleen uw reflectie op China. We hebben
                     kunnen lezen dat 7,8 miljard dollar door de Wereldbank aan China wordt geleend. U
                     begon uw betoog met de uitspraak dat de Wereldbank een steuntje in de rug moet zijn
                     voor ontwikkelingslanden. Dat ben ik helemaal met u eens. Bent u het met de VVD eens
                     dat China zich in die zin niet echt kwalificeert als ontwikkelingsland, dat ze het
                     geld niet echt nodig hebben en dat we die 7,8 miljard waarschijnlijk beter aan andere
                     landen kunnen geven?
                  
De heer Bouali (D66):
Zoals u inderdaad al opmaakte uit mijn betoog is die bank echt bedoeld om de minst
                     ontwikkelde landen een handje te helpen. Het zou inderdaad mijn voorkeur zijn om die
                     landen, de least developed countries, ook echt te helpen. Ik moet eerlijk zeggen dat
                     ik de bedragen over China zo een-twee-drie niet beschikbaar heb, maar een van mijn
                     oproepen was ook om dat in ieder geval voor ons als Kamer inzichtelijk te maken, om
                     ons daar een soort overzichtje van toe te sturen, zodat we kunnen zien waar dat geld
                     precies naartoe gaat. Ik hoop dat u dat ook steunt.
                  
De voorzitter:
Dan is er een vraag van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
De heer Bouali gaf aan dat de focus op duurzaamheid een voorwaarde is voor het voorzitterschap
                     of presidentschap van de Wereldbank. Betekent dat ook dat hij het kabinet oproept
                     om eventueel tegen een benoeming te stemmen als dat niet het geval blijkt te zijn?
                     Want dat is wat de heer Bouali impliciet dan ook zegt.
                  
De heer Bouali (D66):
Wat ik aangeef, is dat duurzaamheid zo'n belangrijk onderwerp is dat het kabinet er
                     het liefst met gelijkgestemde landen in ieder geval op moet insisteren, wanneer de
                     Minister in Washington is, dat de persoon die benoemd wordt als president, dit in
                     ieder geval als belangrijk onderdeel heeft van zijn cv. Het hoort overigens ook bij
                     de doelstellingen van de Wereldbank en wij hebben graag een president die de doelstellingen
                     van de eigen instituties naleeft en een warm hart toedraagt.
                  
De heer Alkaya (SP):
Maar er is maar één kandidaat en ik heb mijn twijfels of die kandidaat duurzaamheid
                     en andere zaken een warm hart toedraagt. Daar zal ik straks in mijn inbreng ook op
                     ingaan. Volgens mij is het vervolgens aan de aandeelhouders, in dit geval ook Nederland,
                     en de board om te kijken of de nieuwe kandidaat geschikt is voor de functie. Maar
                     als uit de gesprekken die gevoerd zullen worden, zou blijken dat duurzaamheid en de
                     andere punten die ik straks al benoemde, niet naar voren komen, dan moet toch ook
                     de conclusie van D66 zijn dat Nederland dan eventueel tegen zou moeten stemmen.
                  
De heer Bouali (D66):
Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat we het kabinet deze boodschap meegeven.
                     Duurzaamheid is inderdaad een belangrijk onderwerp. Ik vraag dit ook aan de Minister
                     om van haar te horen hoe zij dat inschat, hoe zij dat beziet en hoe wij met gelijkgezinde
                     landen optrekken. Ik kijk inderdaad heel erg uit naar het antwoord van de Minister,
                     maar als u het wat scherper geformuleerd wilt hebben: wat mij betreft is dit een heel
                     belangrijk onderwerp om een kandidaat op te wegen.
                  
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Kuik van de CDA-fractie.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. In het voorgenomen beleid van de Wereldbank herken ik veel van het
                     beleid dat deze Minister heeft uitgezet. Ik sluit me wel aan bij de vorige twee sprekers,
                     de heren Van Haga en Bouali, op het punt van de inzichtelijkheid. Ik zie bijvoorbeeld
                     wel echt een focus op onderwijs en de aansluiting bij de doelstellingen van het challenge
                     fund. Maar goed, de inzichtelijkheid is voor ons ook wel een punt.
                  
Het agendapunt in de vergadering over disruptieve technologieën. Kan de Minister aangeven
                     welke kansen we ons bedrijfsleven en in Nederland ontwikkelde technologieën kunnen
                     laten pakken op het beleid dat de bank voert? Naast de beleidsmatige aansluiting zou
                     mijn fractie ook graag zien dat we waar mogelijk ook praktisch meedoen aan de uitvoering
                     van het beleid van de bank.
                  
Ik lees in de brief van het kabinet dat het kabinet bezorgd is over de schuldontwikkeling
                     in veel lage-inkomenslanden. Dat is terecht en deze zorgen deel ik. De vorige keer
                     zei ik al dat het leidt tot onstabiele landen en dat het zeer besmettelijk is, gezien
                     de verwevenheid van economieën. De bank en het IMF zouden hier onderzoek naar doen
                     voor analyse en oplossingen. Heeft dat al resultaten opgeleverd?
                  
Ik wil het ook hebben over de rol van China hierin. China treedt vaak op als redder
                     in nood, met het gevolg dat landen economisch afhankelijk worden en op termijn ook
                     politiek beïnvloed kunnen worden door China. Kan onderzocht worden of en hoe China
                     het beleid van de Wereldbank beïnvloedt? En heeft de Wereldbank een strategie op de
                     manier waarop China zich beweegt binnen de beleidsterreinen van de bank? Ik las een
                     artikel waaruit blijkt dat China elk jaar gemiddeld 2 miljard dollar bij de bank leent
                     en op die manier in de top van de grootste ontleners staat, terwijl China zelf de
                     tweede grootste economie ter wereld is. De vraag is dus of ze aan de andere kant het
                     beleid van de Wereldbank juist ondermijnen. Graag een reactie van de Minister.
                  
Ten slotte zou ik de Minister willen vragen of ze kan aangeven hoe de hulp aan Mozambique
                     vanuit de Wereldbank is vormgegeven. Deze ramp daar is, vrees ik, een voorbeeld van
                     het soort rampen dat we in de nabije toekomst steeds vaker gaan meemaken. De omvang
                     van dergelijke natuurrampen wordt steeds groter. Terecht zie ik in de brief – ik begrijp
                     dat dat ook de ambitie is van de Wereldbank – terugkomen dat investeringen, leningen
                     en hulp er ook op gericht moeten zijn om landen weerbaar te maken tegen de gevolgen
                     van klimaatverandering en om rampen te voorkomen. Het zijn vooral de landen in Afrika
                     die daartoe aangezet moeten worden, maar ik stel wel voor dat dit geen absolute voorwaarden
                     kunnen zijn. Het mag niet uitmonden in kiezen tussen schoon drinkwater of groene stroom,
                     want dan zou ik het wel weten. We moeten voorkomen dat we deze kwetsbare landen voor
                     dit soort keuzes zetten. Ik vraag de Minister om deze nuance ook onderdeel te laten
                     zijn van haar inzet bij de bank.
                  
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik nu het woord aan de heer Alkaya van de SP-fractie.
De heer Alkaya (SP):
Dank u wel, voorzitter. Het doel van de Wereldbank is helder en iets waar je moeilijk
                     tegen kunt zijn, namelijk de bestrijding van armoede. Dat Nederland daar jaarlijks
                     honderden miljoenen aan bijdraagt, is dan ook wel goed te praten als het geld nuttig
                     besteed zou worden aan het helpen van mensen die in armoede leven en het verbeteren
                     van hun omstandigheden. Maar het is maar de vraag of dit ook daadwerkelijk het geval
                     is. De zogenaamde structurele aanpassingsprogramma's van de Wereldbank, waarmee zij
                     in de jaren tachtig en negentig ontwikkelingslanden dwong om desastreus neoliberaal
                     beleid uit te voeren in ruil voor hulp, bestaan gelukkig niet meer in die vorm. Maatregelen
                     als het opengooien van je economie voor buitenlandse bedrijven, het privatiseren van
                     staatsbedrijven en zelfs het devalueren van de munteenheid mogen nooit meer een voorwaarde
                     zijn voor ontwikkelingsgeld en ontwikkelingshulp.
                  
Ontwikkelingsgeld is bedoeld om mensen te helpen en niet om over de rug van de allerarmsten
                     ideologische opvattingen over de economie over de wereld te verspreiden. Is de Minister
                     het hiermee eens en kan de Minister dan uitsluiten dat de Wereldbank dergelijk neoliberaal
                     beleid oplegt aan de landen aan wie hij geld uitleent? En hoe kijkt de Minister dan
                     aan tegen een instrument van de Wereldbank als Development Policy Financing, waarbij
                     er alleen leningen aan landen worden verstrekt als zij zogenaamd adequaat macro-economische
                     beleid hanteren, zoals is voorgesteld door de bank zelf, en naar tevredenheid hervormingen
                     doorvoeren? Niemand weet overigens wat de Wereldbank als adequaat ziet, want de onderhandelingen
                     en de contracten zijn ook niet bepaald transparant, iets wat ook de andere partijen
                     aangaven.
                  
Dat breng mij op mijn volgende punt, namelijk of het kabinet bereid is om bij de voorjaarsvergadering
                     het belang van het vergroten van transparantie te benadrukken. Als er 214 miljoen
                     dollar naar onbekende organisaties in Pakistan gaat voor een vaag doel als voedsel
                     en 135 miljoen naar Rusland, zonder dat de maatschappelijke organisaties die dit constateren,
                     kunnen checken waar het geld precies heen gaat en wie precies dat geld ontvangt, is
                     dat natuurlijk zorgelijk. Dat ondergraaft ook het vertrouwen in dit soort organisaties
                     en ook de ontwikkelingssamenwerking in algemene zin. Dat is gewoon niet goed. Ook
                     geeft het kabinet aan bezorgd te zijn over de te hoge schulden in vele lage-inkomenslanden,
                     maar hoe verhoudt zich dit tot het feit dat ook de Wereldbank leningen verstrekt aan
                     diezelfde landen, waardoor zij mogelijk nog dieper in de schulden kunnen komen? Bij
                     de vorige vergadering heeft Nederland benadrukt dat de bank ook in zijn eigen beleid
                     rekening moet houden met de schuldenlast van landen. Gaat het kabinet vragen wat hier
                     sindsdien mee is gebeurd?
                  
Tot slot, voorzitter. De voormalige president Jim Yong Kim is per 1 februari afgetreden
                     en hij maakt zijn termijn, die eigenlijk tot 2022 liep, niet af. Kan de Minister iets
                     zeggen over het plotselinge vertrek van deze voormalige president? Heeft het iets
                     te maken met de politieke situatie in de Verenigde Staten? Er heeft zich maar één
                     kandidaat genomineerd voor de opvolging en dat is wederom een Amerikaan, David Malpass,
                     de onderminister van Financiën in de Verenigde Staten en een vertrouweling van president
                     Trump. Alweer een Amerikaan dus. Wat vindt de Minister ervan dat er sinds de oprichting
                     van de Wereldbank in 1944 alleen maar voorzitters zijn geweest die zijn voorgedragen
                     door de Amerikanen?
                  
Voorzitter. Onder president Reagan werd de Wereldbank dus een organisatie die het
                     neoliberalisme over de wereld wilde verspreiden en deze politieke benoeming belooft
                     niet veel goeds voor de toekomst. Is het kabinet het met de SP eens dat de terugkeer
                     van de Wereldbank naar de jaren tachtig ongewenst zou zijn en overweegt het kabinet
                     om eventueel tegen kandidaat Malpass te stemmen als hij deze zorg niet kan wegnemen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Alkaya. Een vraag van de heer Van Haga en daarna een van de heer
                     Bouali.
                  
De heer Van Haga (VVD):
Meneer Alkaya heeft het erover dat het doel bestrijding van armoede is en dat het
                     geld bedoeld is om mensen te helpen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Dan heeft
                     hij het over desastreus neoliberaal beleid en dan gaan bij mij de wenkbrauwen wel
                     een beetje fronsen, want ik hoor hem bijvoorbeeld niet over China. China staat qua
                     gedachtegoed waarschijnlijk heel erg dicht bij de SP en misschien dat u er daarom
                     niet over begint, maar er is 7,8 miljard dollar door de Wereldbank uitgeleend aan
                     China. Hoe beoordeelt u dan deze lening en vindt u niet, ook binnen uw eigen gedachtegoed,
                     dat dat geld veel beter uitgeleend, besteed had kunnen worden aan landen die dat veel
                     beter kunnen gebruiken?
                  
De heer Alkaya (SP):
Allereerst neem ik er afstand van dat China dicht bij de SP zou staan qua gedachtegoed.
                     Dat is simpelweg niet zo. Ten tweede is het natuurlijk opmerkelijk dat een land als
                     China op het moment dat het economisch groeit, zijn financiële middelen ook aanwendt
                     om zijn geopolitieke invloed te vergroten. Dat wordt gedaan door middel van leningen
                     en dat is natuurlijk niet goed, in die zin dat het een oneigenlijk gebruik van ontwikkelingsgeld
                     zou kunnen betekenen. Hetzelfde zien we bij de Wereldbank. Ik zou de heer Van Haga
                     dan ook de wedervraag willen stellen: als we zo kritisch zijn over China, waarom dan
                     niet over de Wereldbank? De Wereldbank hanteert dezelfde werkwijze en heeft ook heel
                     lang een ideologische opvatting over de wereld proberen te verspreiden door leningen
                     te verstrekken aan landen die die gewoon nodig hadden. Als China dat doet, is dat
                     wel fout, maar als de Wereldbank dat doet, is dat volgens de VVD blijkbaar niet fout.
                     Ik hanteer een consequente lijn: alle landen en alle groepen van landen die dat doen,
                     zijn fout bezig. Ontwikkelingsgeld is bedoeld om de allerarmsten te helpen en niet
                     om ideologische opvattingen te verspreiden en dan maakt het niet uit waar het geld
                     vandaan komt.
                  
De heer Van Haga (VVD):
Gedeeltelijk zijn we het natuurlijk eens. De Wereldbank moet zijn geld besteden aan
                     landen die dat nodig hebben en hij moet dat doen op een fatsoenlijke manier. Als China
                     dat wil doen, moet het dat ook op een fatsoenlijke manier doen. Maar waar ik het over
                     heb, is de 7,8 miljard die door de Wereldbank is uitgeleend aan China. Daar zet de
                     VVD vraagtekens bij, want dat geld had volgens ons beter uitgeleend kunnen worden
                     aan landen die dat inderdaad veel harder nodig hadden. Ik hoop dat u het daarmee eens
                     bent.
                  
De heer Alkaya (SP):
In grote lijnen ben ik het daarmee eens. Ik weet niet precies waar dat geld naartoe
                     is gegaan; dat is ook heel moeilijk te checken. Het is in zo'n debat al helemaal moeilijk
                     te checken, want ik heb die stukken niet van tevoren gekregen van de heer Van Haga.
                     Ik vraag me af of hij weet waar het geld naartoe gaat. Maar in algemene zin kun je
                     inderdaad stellen dat een relatief rijk land als China niet behoort tot de allerarmste
                     ter wereld en eigenlijk dus niet zo veel geld zou moeten krijgen van de Wereldbank.
                     Maar waar het geld precies heen is gegaan en welke projecten de heer Van Haga precies
                     bedoelt, weet ik natuurlijk niet.
                  
De heer Bouali (D66):
Ik wil mijn collega van de SP nog wat bevragen over één van die multilaterale instellingen,
                     de Wereldbank. We hebben wel vaker deze discussie met elkaar gehad als het over de
                     World Trade Organization gaat, waar tot mijn verrassing de SP een pro-Trump-koers
                     voer. In dit specifieke geval wil ik wat meer inzoomen op de internationale samenwerking
                     en de armoedebestrijding. De collega van de SP begon daarover en ik denk dat dat een
                     heel belangrijk doel is van de Wereldbank. Maar vervolgens schiet hij wel heel veel
                     negatieve voorbeelden af op die Wereldbank. Ik begrijp misschien wel deels waarom
                     hij daarover vragen heeft, maar mijn vraag is meer: ziet u ook het belang van de Wereldbank
                     als multilaterale instelling of gaat u hier ook op de WTO-tour en vol op het orgel
                     dat dit soort organisaties toch eigenlijk maar lastig zijn en dat internationale samenwerking
                     toch niet altijd heel prettig is?
                  
De heer Alkaya (SP):
Ook hier weer: ik zou op de pro-Trump-tour gaan. De VVD vindt dat ik pro China ben
                     en D66 pro Trump! Ik vraag me af hoe ik dat beide voor elkaar heb gekregen. Dat is
                     best knap van mijzelf, maar het klopt allebei niet. Ik ben ook niet pro Trump. Ik
                     ben gewoon pro socialisme en ik een onderdeel van de Socialistische Partij. Wij maken
                     onze eigen analyse van de wereld en op onderdelen zou die inderdaad overeen kunnen
                     komen met die van wie dan ook.
                  
Mijn kritiek op de Wereldhandelsorganisatie is inderdaad vrij fundamenteel, maar bij
                     de Wereldbank zit dat toch wel iets genuanceerder in elkaar. Als wij ontwikkelingsgeld
                     aan landen geven en dat geld draagt eraan bij dat zij structureel uit de armoede kunnen
                     komen, bijvoorbeeld doordat zij belastinggeld beter kunnen ophalen of doordat zij
                     kunnen investeren in verbetering van hun infrastructuur, dan ben ik daar hartstikke
                     voor. Maar je kunt natuurlijk als organisatie diezelfde invloed gebruiken om bijvoorbeeld
                     privatiseringen af te dwingen en dat heeft de Wereldbank in de jaren tachtig ook gedaan.
                     Daar ben ik natuurlijk hartstikke tegen, want daar is natuurlijk helemaal niet van
                     te zeggen dat dat onomstreden goed is voor een land en onomstreden goed is voor een
                     economie. Sterker nog, al die privatiseringen zijn zelfs in Nederland heel slecht
                     voor de economie gebleken. Sommige zijn we op dit moment zelfs aan het terugdraaien.
                     Als wij de invloed die de Wereldbank heeft doordat zij leningen verstrekt aan landen
                     die dat nodig hebben, aanwenden om ze aan te zetten tot neoliberaal beleid, dan vind
                     ik dat hartstikke kwalijk. Als we dat geld inzetten voor infrastructurele projecten
                     en dergelijke om landen uit de armoede te verheffen, dan is daar niets mis mee.
                  
De heer Bouali (D66):
Dat is een duidelijk antwoord. Het voorbeeld van Trump hebt u toch echt zelf gegeven
                     in een van de debatten. Maar het is goed om te horen dat u de Wereldbank inderdaad
                     een belangrijke organisatie vindt. In de jaren tachtig is daar beleid geweest waarvan
                     we misschien allebei zeggen dat het niet verstandig was, maar het is in ieder geval
                     goed om te horen dat de SP de institutie Wereldbank in ieder geval een belangrijke
                     rol toedicht en dat de heer Alkaya kritische vragen stelt over een aantal zaken. Maar
                     ik mag daaruit opmaken dat deze institutie, evenals de internationale samenwerking
                     bij de Wereldbank, door de SP een warm hart toegedragen wordt.
                  
De voorzitter:
Tot slot, meneer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Ja, daar zijn we het over eens. Maar ik constateer tegelijkertijd ook dat er een risico
                     is dat met een nieuwe voorzitter die vanwege een bepaalde lijn naar voren wordt geschoven,
                     wat veel weg heeft van een politieke benoeming, de organisatie weer zou kunnen terugkeren
                     naar beleid dat in de jaren tachtig is gevoerd. Daarover heb ik de nodige vragen aan
                     het kabinet gesteld.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan nu nog luisteren naar mevrouw Van den Hul van de Partij van de
                     Arbeid. Gaat uw gang.
                  
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. De Wereldbank is een belangrijke partner bij het realiseren van
                     de duurzameontwikkelingsdoelen, zo merkt ook de Minister terecht op in haar brief.
                     Maar juist over de haalbaarheid van die duurzameontwikkelingsdoelen bestaan groeiende
                     zorgen. We zien dat de wereldwijde ongelijkheid toeneemt. Zo bezitten de 26 rijkste
                     mensen ter wereld evenveel als de armste helft van de bevolking. Hoewel de meerderheid
                     van de landen een dalende ongelijkheid heeft, zijn het vooral de landen met veel inwoners
                     waar we een stijging zien. Zo wonen zeven van de tien mensen wereldwijd nog steeds
                     in een land waar de ongelijkheid groeit. Terwijl de superrijken hun vermogen zagen
                     groeien met 2,5 miljard per dag, ging het vermogen van de armste helft van de wereldbevolking
                     met 11% achteruit. Om het even heel concreet te maken: in Indonesië bezitten de vier
                     rijkste mannen meer dan de armste 100 miljoen mensen. We zien, kortom, de ongelijkheid
                     juist binnen landen toenemen.
                  
En die ongelijkheid ontwikkelt zich niet voor iedereen op dezelfde manier. Bijvoorbeeld
                     vrouwen, migranten, lhbti's, mensen met een beperking en etnische minderheden hebben
                     op veel plaatsen in de wereld te maken met structurele uitsluiting en discriminatie.
                     In die intersectionele context is het werk van de Wereldbank des te belangrijker,
                     bijvoorbeeld de inzet op onderwijs, ontwikkeling en gendergelijkheid. Juist op die
                     driesprong ligt er een grote uitdaging, en ik weet dat die de Minister ook aan het
                     hart gaat, want ook SDG 5 – mannen en vrouwen gelijk – is nog lang niet gerealiseerd.
                     Gezien de conservatieve backlash onlangs nog op de Commission on the Status of Women
                     zal die voorlopig ook niet worden gehaald, als het ligt aan een aantal landen, waaronder
                     Saudi-Arabië maar ook de Verenigde Staten. En dan heb ik het nog niet eens over het
                     Vaticaan.
                  
Ik geef wat cijfers, van diezelfde Wereldbank. Wereldwijd ronden inmiddels negen van
                     de tien meisjes het primaire onderwijs af, maar slechts drie van de vier ronden ook
                     het secundaire onderwijs af. In lage-inkomenslanden is dat aantal nog aanmerkelijk
                     lager: minder dan twee derde van de meisjes rond daar het primaire onderwijs af en
                     slechts één op de drie het secundaire onderwijs. Dat is zonde. Als alle meisjes wereldwijd
                     twaalf jaar goed onderwijs zouden krijgen, dan zouden vrouwen wereldwijd 15 tot 30
                     triljoen dollar meer verdienen. En als alle meisjes wereldwijd naar de middelbare
                     school zouden gaan, dan zouden kindhuwelijken nagenoeg uitgebannen zijn en zou het
                     risico op geweld tegen vrouwen, ondervoeding en kindersterfte aanmerkelijk kleiner
                     worden. Kortom, niet alleen omdat het moet is investeren in gendergelijkheid, onderwijs
                     en ontwikkeling een goed idee, maar ook omdat het werkt. Mijn vraag aan de Minister
                     is: is zij bereid om er bij de Wereldbank op aan te dringen zijn beleidsinzet op deze
                     driesprong te continueren, te intensiveren en vooral te concretiseren? En hoe beoordeelt
                     de Minister de toereikendheid van de hiervoor beschikbare financiële middelen?
                  
Voorzitter. Een ander thema dat in Washington op de agenda staat, zijn de zogenaamde
                     disruptieve technologieën. De PvdA heeft hierbij een aantal punten van zorg. Allereerst
                     is er ongelijke toegang tot die technologieën. Nog steeds is wereldwijd meer dan twee
                     derde van alle laaggeletterden vrouw. En nog steeds hebben veel vrouwen wereldwijd
                     geen toegang tot internet, geen toegang tot een bankrekening of geen toegang tot bijvoorbeeld
                     financiering voor hun start-up, zoals onlangs nog bleek uit onderzoek van de VU. Wij
                     dringen er dan ook bij de Minister op aan om ook op dit punt te pleiten voor het betrekken
                     van een intersectioneel genderperspectief.
                  
Ten tweede: de samenwerking met de private sector. Ook al juichen wij toe dat een
                     toenemend aantal bedrijven zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid proactief oppakt,
                     toch zien wij juist waar het gaat om technologie ook een punt van zorg. Juist de ook
                     in de brief van de Minister aangestipte mogelijke risico's die gepaard gaan met technologische
                     ontwikkeling, zoals misbruik van data, maar ook nepnieuws, politieke beïnvloeding
                     door algoritmes en verspreiding van hate speech, zijn wereldwijd een groot probleem.
                     En dan heb ik het nog niet eens over de grootschalige belastingontwijking, waaraan
                     veel techreuzen zich structureel schuldig maken. Ik vraag de Minister dan ook of zij
                     onze zorgen op dit punt deelt en bereid is deze ook in Washington uit te dragen.
                  
Voorzitter. Dat brengt mij bij mijn laatste punt: de mondiale financieel-economische
                     situatie. We lezen dat er toenemende zorgen zijn of de duurzameontwikkelingsdoelen
                     – of SDG's, zoals wij, «adoptieouders», ze noemen – überhaupt wel gehaald worden.
                     De bank onderscheidt hiervoor verschillende oorzaken, waaronder afgezwakte groei en
                     klimaatverandering. Maar een heel belangrijke oorzaak mist wat ons betreft nog in
                     dat rijtje: de gevolgen van oneerlijke handel, van bedrijven die hun ketenverantwoordelijkheid
                     niet serieus nemen, wat weer leidt tot grootschalige belastingontwijking, het niet
                     naleven van milieunormen, mensenrechten en afspraken over arbeidsvoorwaarden. En dan
                     zwijg ik nog over de krimpende ruimte die we wereldwijd zien voor mensen en organisaties
                     die zich tegen die groeiende ongelijkheid en oneerlijkheid verzetten. Daarom is mijn
                     laatste vraag vandaag aan de Minister: is zij bereid juist ook het belang van deze
                     onmisbare voorwaarden voor het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen te benadrukken?
                     Want alleen als we allemaal onze verantwoordelijkheid nemen én krijgen, kan onze gezamenlijke
                     veranderkracht zijn werk doen.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hul. We gaan nu pauzeren tot 16.10 uur en dan zal de Minister
                     antwoorden.
                  
De vergadering wordt van 16.01 uur tot 16.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, we gaan verder met dit algemeen overleg. Het woord is nu aan de Minister
                     voor de beantwoording.
                  
Minister Kaag:
Dank u wel, meneer de voorzitter. Dank ook aan de leden voor de vragen, suggesties,
                     opmerkingen en natuurlijk voor de mogelijke suggesties ter verbetering van ons beleid.
                  
Ik denk dat het kernpunt van het kabinet blijft dat wij de Wereldbankgroep, de IFC,
                     de IBRD en alle andere pijlers belangrijke partners vinden in het bredere verhaal
                     rondom het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen en de klimaatafspraken. Ze zijn
                     ook een belangrijke partner in de uitvoering van het Nederlandse bilaterale maar complementaire
                     beleid voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking.
                  
Als we terugkijken naar 2018, rekenen we natuurlijk met een kapitaalverhoging van
                     de financiële capaciteit van de bank. Wij hebben die gesteund, ook op basis van beleidsafspraken
                     en onze bevindingen. Wij hebben geconstateerd dat de Wereldbankgroep eigenlijk relevanter
                     was dan ooit. We blijven natuurlijk wel altijd kijken, niet alleen via de MOPAN maar
                     ook via de gebruikelijke monitoringsinstrumenten, naar hoe de bank ermee omgaat. We
                     waarderen bijvoorbeeld de inzet van de bank juist voor zijn activiteiten in fragiele
                     staten, het opschalen van programma's en de delokalisering, om het zo maar te noemen.
                     Dat wil zeggen: minder vanuit Washington en meer in het veld werken. We kijken verder
                     naar de capaciteit en de uitvoering van het genderbeleid, ook binnen de eigen staf,
                     want dat is ook heel belangrijk. Verder is er een hele ambitieuze klimaatfinancieringsdoelstelling.
                     Die is ontzettend belangrijk, want het grotere kapitaal moet in het geval van de ontwikkelingssamenwerkingshoek
                     wel van de Wereldbankgroep af komen. Dat komt niet alleen van de bilaterale donoren.
                  
Zoals ik al meldde, zijn er interne maatregelen getroffen ter verbetering van het
                     managementtoezicht, maar er zijn bijvoorbeeld ook maatregelen op het terrein van SEA,
                     seksuele uitbuiting en machtsmisbruik. De bank heeft goed geantwoord aan de eisen
                     die gesteld zijn door landen als Nederland. De nieuwe agenda die we nu voor ons zien,
                     legt niet alleen een focus op het menselijk kapitaal maar ook op disruptieve technologie.
                     Verder bevat die een vooruitblik op de toekomstige of de aankomende financieel-economische
                     situatie. Die agenda maakt deze vergadering een hele interessante en daardoor een
                     spannende.
                  
Ik wil meteen door naar de eerste vraag van de heer Bouali: hoe zie ik de rol van
                     de Wereldbank in een veranderende wereld? Zoals ik zei, blijft het een belangrijke
                     pijler. Wij denken dat de Wereldbank mee-ontwikkelt en dat ook blijft doen. De bank
                     heeft ook echt de capaciteit en de expertise in huis. Er is dus wat mij betreft ook
                     geen excuus om dat niet te doen. Als één organisatie het kan, dan is het wel de Wereldbank.
                     Hij is fit for purpose en de bank blijft dus de ambities opschroeven. Wij denken ook
                     dat de cascadebenadering, zoals die nu ontwikkeld is door de bank... Dat wil zeggen
                     dat je eerst kijkt of je private gelden kunt inzetten. Als dat niet het geval is,
                     dan de publiek-private mix. Dat is en-en-en en veel meer toegespitst. Het is dus echt
                     maatwerk. Men doet dus private financiering waar dat kan en zet alleen schaarse publieke
                     middelen in waar dat echt niet anders kan. Dat is een hele goede methode om mee te
                     werken. Ik denk dat de Wereldbank dus relevant blijft, ook in een veranderende wereld
                     of juist in een veranderende wereld.
                  
Dan wil ik meteen de andere kant van de spiegel doen. Daarover is een vraag gesteld
                     door de heer Alkaya: is de Wereldbank niet een reflectie van – ik citeer – desastreus
                     neoliberaal beleid? Ik hoop dat ik zijn stelling zo goed samenvat. Ik herken dat beeld
                     niet. Ik herken het nog wel een beetje uit mijn eigen studententijd. Dan kunt u zeggen:
                     nou ja, in de laatste decennia is de situatie alleen maar verslechterd en niet verbeterd.
                     Dat zou natuurlijk een punt kunnen zijn. Ik denk dat de Wereldbank echter veranderd
                     is. We zitten niet meer in een periode waarin we te maken hebben met desastreuze investeringen,
                     waarbij absoluut geen acht wordt geslagen op mens en milieu. De Wereldbank ontleende
                     daaraan inderdaad een aantal decennia geleden notoriteit. De Wereldbank is echt wat
                     dat betreft gemoderniseerd qua kwaliteit in beleid en natuurlijk ook qua kwantiteit.
                     Ik denk ook dat de rol van de toezichthouders en lidstaten en leden als Nederland
                     daaraan heeft bijgedragen.
                  
Gaan er nooit dingen mis? Dat zou niemand ooit willen beweren, maar ik denk dat wij
                     vanuit de leden van de bank en vanuit onze toezichthoudende rol onze stem laten horen
                     en genoeg gelijkgezinden hebben om juist te zeggen: bank, we hebben de SDG's; we hebben
                     eisen voor de mensenrechten; we hebben eisen voor wat betreft gender; we hebben eisen
                     voor wat betreft kwaliteit en dit is het internationale kader en dit is rol die een
                     bank geacht wordt te spelen. Daarom hebben we natuurlijk ook de laatste jaren onder
                     andere meegewerkt aan de ophoging van de IDA en blijven wij natuurlijk in goed gesprek
                     met de bank. Ik denk ook dat de bank de laatste jaren, niet alleen onder Jim Kim maar
                     ook onder Kristalina Georgieva, enorme slagen heeft gemaakt, juist op de belangrijke,
                     gevoelige beleidsterreinen, ook waar het aankomt op een betere koppeling en samenwerking,
                     niet alleen met het VN-systeem maar juist ook met lokale partners en de ngo's. Het
                     bastion bank als onderdeel van een desastreus neoliberaal beleid herken ik dus niet.
                  
Er zijn een aantal vragen gesteld over de mogelijke risico's die gezien worden in
                     het proces en de keuze voor de nieuwe president van de Wereldbank. Ik ben het eens
                     met de heer Alkaya dat het heel jammer is dat president Kim zijn termijn niet heeft
                     afgemaakt. Dat kwam als een verrassing voor ons allen, maar het zij zo. Intussen heeft
                     zich uiteindelijk formeel alleen maar één kandidaat gemeld. Dat is een Amerikaanse
                     heer, de heer Malpass, u welbekend. Hij is de enige kandidaat. Er is ook nog een week
                     sprake geweest van een Libanese kandidaat, maar die heeft zich, ook weer zonder opgaaf
                     van redenen, teruggetrokken. Wij hebben in ieder geval wel informeel gesondeerd bij
                     landen en kandidaten of er sprake zou zijn vanuit verschillende groepen dat er nog
                     andere kandidaten zouden zijn. Zeker alleen al vanuit een genderperspectief zou dit
                     heel welkom zijn geweest. Maar het zou natuurlijk ook vanuit een diversiteitsperspectief
                     welkom zijn geweest. Dit is nog steeds niet zo en u weet: heel veel internationale
                     plaatsingen bij de bank en het IMF worden nog steeds zeer politiek benaderd.
                  
Waar wij als Nederland sowieso een parallel op hebben ingezet, is kwaliteit. Wij hebben
                     veel contacten gezocht en ook gekregen, ook via onze kiesgroep. De directeur-generaal
                     Internationale Samenwerking heeft de heer Malpass al in februari gesproken en marge
                     van de Jordaniëconferentie, georganiseerd door het Verenigd Koninkrijk. Vanuit onze
                     kiesgroep is er actief opgetrokken met de raad van bewindvoerders en de EU-bewindvoerders
                     en ook door Nederland aangestuurd zijn er een aantal bijeenkomsten geweest van kleinere
                     gelijkgezinde landen om juist een aantal boodschappen duidelijk helder te stellen.
                     Dat is ook gedaan in gesprekken met de heer Malpass.
                  
Verwachtingen – eigenlijk zou ik liever «diplomatieke eisen» zeggen – voor klimaat,
                     gender en fragiliteit zijn daarbij besproken, net als de SDG-agenda. We hebben verder
                     aangegeven dat we geen terugval willen zien. Op basis daarvan is er ook helder gesteld
                     dat er een aantal criteria zullen worden opgesteld. Dat is niet gebruikelijk voor
                     de bank, maar ze zullen wel worden gecommuniceerd. Op basis daarvan zullen wij de
                     heer Malpass beoordelen. Dat doen wij dus op de inbreng. Ik ga ervan uit dat hij morgen
                     benoemd wordt, want morgen is de dag, en vanaf dan zal er gekeken worden naar wat
                     er geleverd wordt. Dus er zal uit een herkenning van een aantal zorgen heel scherp
                     mee worden gekeken. Maar we willen dus echt kijken naar een performance review van
                     de nieuwe president – de kandidaat-president! – van de Wereldbank.
                  
De heer Alkaya (SP):
Dit is wel helder. Dank voor de heldere beantwoording. Is er dan een risico op terugval?
                     Er is afgesproken dat er geen terugval mag zijn naar wat ik desastreus neoliberaal
                     beleid zou noemen. Dat is beleid waar in ieder geval niet veel draagvlak meer voor
                     was bij een aantal leden, waaronder gelukkig ook Nederland. Is dat ook echt formeel
                     vastgesteld? Is dat een onderdeel van de arbeidsvoorwaarden, om het zo maar te zeggen,
                     of van de opdracht van de nieuwe president, die blijkbaar morgen al benoemd zal worden?
                     Dan is de vervolgvraag: wordt daar niet eerst over gestemd?
                  
Minister Kaag:
Er is een stemming door de bewindvoerders, maar dit zijn, denk ik, ten dele ook nieuwe
                     praktijken na wat in het verleden natuurlijk de facto politieke benoemingen waren.
                     Ik denk dat we daar helder over moeten zijn. Er is niet een soort formeel rekruteringsproces
                     geweest. Er is niet een soort headhunter geweest. Dit is toch nog steeds een intergouvernementeel
                     proces. Maar de Wereldbank en de president van de Wereldbank in het bijzonder kunnen
                     niets doen als bijvoorbeeld de ontwikkelingslanden er niet om vragen. Vanuit de kiesgroepen
                     kunnen wij niet alleen blijven opletten, want wij kunnen ook mobiliseren, sonderen
                     en blijven aanvragen. Ik denk dus niet dat we kunnen zeggen: dit is het contract.
                     Maar op een gegeven moment kun je in het ergste scenario dusdanige politieke druk
                     organiseren, mocht dat nodig zijn, dat de situatie zich voordoet dat een bewindspersoon
                     bij een instelling conclusies trekt. Maar dat is natuurlijk het ergste scenario.
                  
Wij hechten aan een functionerende bank die ambitieus inzet op de doelstellingen die
                     gezet zijn en die zorgvuldig omgaat met onder andere belastinggelden en geld dat uiteindelijk
                     in vertrouwen wordt gegeven om hele moeilijke doelstellingen te behalen in een veranderende
                     wereld. Wij hechten dus niet aan een destabilisering van de bank. We willen het leiderschap
                     ondersteunen, maar met hele duidelijke verwachtingen. Ik denk dat dat een positieve,
                     constructief-kritische opstelling is. En daar moeten wij natuurlijk zelf ook onze
                     eigen verantwoordelijk in nemen als bewindspersoon en als Nederlandse bewindvoerder
                     van een kiesgroep. We hebben dus een rol en een kans om dat serieus aan te tonen.
                     Daar is een gesprek en een actieve rol mogelijk. We hebben ook een hele goede bewindsvoerder
                     en dan is dat heel gepast. Ik heb er dus het volste vertrouwen in.
                  
De heer Bouali (D66):
Ook dank voor de inderdaad heldere beantwoording van de Minister. U stelde, Minister,
                     dat de criteria gecommuniceerd zijn. Wij vertegenwoordigen een kiesgroep van een aantal
                     landen. Ik kan me voorstellen dat dat ook weleens ingewikkeld is. Zijn we daar dan
                     ook gezamenlijk opgetrokken in EU-verband qua messaging? Hoe is dat gegaan?
                  
Minister Kaag:
Zoals ik al eerder meldde, hebben de EU-bewindvoerders ook gezamenlijke gesprekken
                     met de heer Malpass. We vertegenwoordigen een kiesgroep, maar tegelijkertijd zit Nederland
                     ook in de EU en dat is natuurlijk ook waar soms de grotere gelijkgezindheid nog leeft.
                     Wat natuurlijk ook belangrijk is, is dat een aantal andere landen, nog voordat de
                     kandidaatstelling formeel formeel was, gezegd heeft dat ze de heer Malpass steunen.
                     Dat is het mooie aan internationaal werken en denken. Het kan vriezen en het kan dooien.
                  
Meneer de voorzitter. Ik ga graag door met het thema «transparantie». Daarover is
                     een aantal vragen gesteld, zowel door de heer Alkaya als door mevrouw Kuik. Ik geloof
                     dat de heer Bouali en de heer Van Haga er ook vragen over hebben gesteld. Het komt
                     dus uit verschillende hoeken.
                  
Ik vind dat er nogal stellig wordt gesteld dat de Wereldbank onderhavig zou zijn aan
                     gebrekkige transparantie. Ik herken het beeld, dat generiek wordt gesteld, niet, want
                     als je kijkt naar hoe de Nederlandse overheid meet en vergelijkt, dan scoort de bank
                     als een van de beste volgens de EATA en de Aids Transparancy Index. Daar streven wij
                     zelf ook naar en dat ondersteunen we ook. De Wereldbank was nummer zes van de 45 onderzochte
                     ontwikkelingsorganisaties. Dat wil niet zeggen dat we er helemaal zijn. Ik denk dat
                     een aantal organisaties, ook uit het maatschappelijk middenveld, die dit beeld wel
                     schetsen, zich misschien zorgen maken dat op landenniveau door externe partijen niet
                     goed genoeg kan worden gezien waar dat geld in Pakistan of land x precies naartoe
                     gaat. De heer Alkaya en misschien mevrouw Van den Hul benoemden dat. Ik kan een toezegging
                     doen, maar dan wel met de opmerking dat de Wereldbank internationaal onafhankelijk
                     wordt gezien als een van de beste op het gebied van transparantie. Die toezegging
                     is dat ik bij de Wereldbank kan nagaan hoe aan derde partijen nog meer details beschikbaar
                     kunnen worden gesteld op een manier die ook past bij een bank. Dat is, denk ik, eerlijk
                     gezegd de vraag die nu voorligt.
                  
De heer Van Haga (VVD):
Ik begrijp dat de vergelijking met andere ontwikkelingsorganisaties goed uitpakt,
                     maar dan hoeft het natuurlijk nog niet heel erg goed te zijn. Misschien zijn al die
                     ontwikkelingsorganisaties wel niet zo transparant. De brief die Cordaid, Hivos en
                     Open State hebben geschreven, liegt er niet om. Dus ik waardeer de toezegging. Ik
                     hoop dat er wat kan veranderen, maar mijn vraag is dan toch: hoe moet ik deze brief
                     dan lezen? Die organisaties maken toch echt gehakt van de Wereldbank.
                  
Minister Kaag:
Ik hoor u graag voortaan altijd citeren uit brieven van Cordaid, Hivos en Novib. Ik
                     vind dat een hele interessante stelling. Dat is de basis voor alle feiten. Ik hecht
                     zeer aan de geloofwaardigheid van deze organisaties, maar ik hecht ook aan de internationale
                     financiële transparantie van de Wereldbank, want het is een bank. Die bank gaat om
                     met geld in een hele moeilijke wereld en op een grootschalig niveau in alle wereldsituaties.
                     We hebben corporate scorecards en die worden door ons onafhankelijk vergeleken met
                     andere gelijkgezinde donoren als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en alle andere.
                     Ik denk, eerlijk gezegd, dat we een hele serieuze exercitie doen, vooral met de Britse
                     Treasury, die er niet om liegt. DiFfit scoort net als Nederland nogal goed als het
                     gaat om toegang tot informatie en ook als het gaat om toegang tot informatie als organisaties
                     die willen, want dan kan die verkregen worden.
                  
Ik denk dat we het beleid van transparantie moeten ontkoppelen van een mening, die
                     organisaties misschien ook hebben over de bank in den brede. Ik denk eerlijk gezegd
                     dat door deze Kamer over IATI altijd wordt gesteld dat het een belangrijke bron van
                     geloofwaardigheid is. Daarom zei ik ook: het wordt door IATI gekenmerkt. En die andere
                     organisaties doen het ook relatief goed of heel goed. Wat ik toezeg is: mocht blijken
                     – we hebben die brief niet gehad – dat de organisaties met voorbeelden kunnen komen,
                     waardoor ik kan stellen dat het goed is dat wij tegen de bank zeggen «het maatschappelijke
                     middenveld bijvoorbeeld in Nederland, maar misschien ook binnen Europa, wil nog meer
                     informatie» en dat ze nog niet genoeg informatie krijgen, dan zal ik me er altijd
                     voor inzetten dat dat meer kan in het kader van een soort controle, de stem van het
                     maatschappelijk middenveld et cetera. Maar het beeld dat de bank gebrekkige transparantie
                     zou hebben, zou eigenlijk moeten betekenen dat wij geen geld via de bank moeten geven.
                  
De voorzitter:
Ik denk dat de Minister voort kan met haar betoog.
Minister Kaag:
Dan zijn er een aantal vragen gesteld over de genoemde kapitaalverhoging. Dat zijn
                     vragen van de heer Bouali. In verschillende brieven is er uitgebreid geïnformeerd,
                     ook in detail, over de hoogte en de stromen van de kapitaalverhoging. Vorig jaar heeft
                     u daar ook politieke goedkeuring aan gegeven. Ik zal de brieven nog wel een keertje
                     opzoeken. Maar als het erom gaat nog meer te weten binnen de reguliere gang van zaken,
                     dan kan ik wel toezeggen dat ik in de bijlage bij de inzetbrief voor de jaarvergadering
                     door de ambtenaren nog een uitgebreider beeld zal laten schetsen van de financiële
                     aspecten rondom de Wereldbank, zoals financiering en de Nederlandse bijdrage aan de
                     verschillende onderdelen.
                  
De heer Bouali (D66):
Dank daarvoor. Ik heb al die brieven inderdaad ook weer opgesnord. Dat betekent dat
                     je dus weer moet gaan zoeken en dingen moet doen. Als het in een bijlage bij de inzet
                     meegenomen kan worden, dan zou dat gewoon heel fijn zijn, want dan heb je in een oogopslag
                     een overzichtje erbij. Maar uiteraard alleen als dat niet te veel werk is voor het
                     departement.
                  
Minister Kaag:
Veel dank inderdaad. Ik waardeer de appreciatie van de beperkte tijd die ambtenaren
                     hebben om deze commissie en mijzelf op alle fronten adequaat te voorzien. Maar de
                     inzet is inderdaad om te proberen dat wel te doen.
                  
Dan ga ik, voorzitter, graag door naar het kopje «China». Het is inderdaad een hele
                     interessante vraag of we het goedvinden dat een deel van het geld van de Wereldbank
                     naar China gaat en of China nog wel echt tot de doelgroep moet behoren. Even ter referentie,
                     de IBRD is natuurlijk het loket van de Wereldbank voor de middeninkomenslanden inclusief
                     hoge-middeninkomenslanden als China. Wij blijven er voorstander van dat de IBRD in
                     alle soorten middeninkomenslanden investeert, maar we steunen ook het feit dat er
                     nu hardere criteria worden gesteld. Die worden opgehoogd en zullen nog selectiever
                     worden voor de hoge-inkomstenlanden.
                  
We denken wel dat veel van de hoge-middeninkomenslanden nog steeds ontwikkelingsuitdagingen
                     hebben of duurzame-ontwikkelingsuitdagingen hebben waar de expertise van de groep
                     meerwaarde kan bieden. Als je kijkt naar globale doelen als duurzaamheid, klimaatverandering,
                     sociale en milieustandaarden, risicomanagement, kan iedereen daar uiteindelijk baat
                     bij hebben. Lenen aan deze landen is ook belangrijk voor de risicospreiding van de
                     bank zelf, want de bank blijft een bank. Dat is altijd het vooropgezette. Dat is het
                     grote verschil, natuurlijk ook in opereren. Maar het is ook belangrijk om te onderkennen
                     dat leningen aan de hoge-middeninkomenslanden niet ten koste gaan van leningen aan
                     armere landen. Dat is natuurlijk een belangrijk verschil. Maar we willen een nog selectievere
                     focus van de wereldbankleningen naarmate landen rijker worden en ik denk dat dat eigenlijk
                     de insteek is van de heer Van Haga. Het is dus een continue evolutie en een herevaluatie.
                     De Wereldbankgroep komt met een nieuwe landenstrategie voor China en we denken dat
                     er een geleidelijke graduatie van China wordt ingesteld, ook in het kader van het
                     internationale publieke belang. Maar er komt dus niet een onmiddellijke stop.
                  
De heer Van Haga (VVD):
Dank voor het antwoord. Dat is op zich heel hoopgevend en geruststellend. Er komt
                     dus een nieuwe landenstrategie. Ik weet nog niet helemaal wanneer dat dan zal zijn
                     en hoe dat er dan gaat uitzien. Betekent dat dat de leningen aan China langzaam worden
                     afgebouwd of dat China geen nieuwe leningen meer krijgt? Of komt er een soort framework
                     waarbij middeninkomenslanden minder kunnen lenen en, zo ja, wanneer gaat dat dan gebeuren?
                  
Minister Kaag:
De graduatiecriteria tellen voor de Wereldbankgroep net zoals ze tellen voor de VN-organisaties,
                     maar ze worden op verschillende manieren toegepast. Voor China is er een scherpere
                     en dat betekent dus een geleidelijke afbouw. Wij hebben de strategie nog niet gezien,
                     want die komt rond de zomer. Die strategie zal ook publiek gemaakt worden op de website
                     van de Wereldbank. Meestal is het zo bij graduatie dat je een eindpunt hebt en dat
                     er een geleidelijke afbouw is. Er kan ook een selectieve afbouw zijn. Dat is nog een
                     weging, maar dat wordt ook altijd besproken met de kiesgroepen. Op dit moment hebben
                     wij geen verdere details, maar wij steunen de algemene lijn die hier wordt gekozen.
                  
Dan een vervolgvraag van mevrouw Kuik over Chinese investeringen in Afrika. Wat is
                     de invloed en hoe moeten wij hiermee omgaan? Misschien is dit ook wel een vraag van
                     de heer Van Haga. Hoe kijken we hiernaar vanuit onze inzet via de Wereldbank en hoe
                     kijken we naar het grote verhaal van China in Afrika? Ik denk dat ik nog een terugkoppeling
                     wil maken naar de aankomende Nederland/China-strategie. Ik wil niet suggereren dat
                     daarin ook onze inzet via de Wereldbank wordt beschreven. Daarin vindt u een groter
                     kader waarin onze algehele benadering wordt beschreven. Het goede aan een rol van
                     de Wereldbank is natuurlijk dat de Wereldbank hoge projectstandaarden hanteert, ook
                     op het gebied van milieu en sociale aspecten. Chinese investeringen dwarsbomen deze
                     standaarden niet, mits de Wereldbank erbij betrokken is. Als het gebeurt zonder de
                     Wereldbank, dan is het natuurlijk een bilaterale investering zoals we die nu zien
                     en die wordt aangevraagd door veel Afrikaanse landen. Daar hebben wij op dit moment
                     weinig of geen invloed op. Sterker nog, we verliezen mogelijkheden en invloed, omdat
                     het geld heel makkelijk vloeit, met de prijskaart achteraf voor het land en de bevolking.
                  
Wij vinden het wel belangrijk dat de Wereldbank juist de beleidsdialoog met de overheden,
                     inclusief China, kan gebruiken. Het is interessant om te weten dat er onder president
                     Kim heel veel dialoog plaatsvond met China. Ik weet niet of daar al duidelijk de vruchten
                     van worden geplukt, maar het is belangrijk voor hoe we kunnen kijken naar beïnvloeding
                     en samenwerking. We weten vanuit ons perspectief en ook vanuit dat van de Wereldbank
                     dat China in de breedte internationale standaarden accepteert, ook als het gaat om
                     kredietverlening. Dat dragen we uit in allerlei verbanden, bijvoorbeeld de G20, wanneer
                     we daar aanzitten in de juiste commissies, en dat is een continu proces. Ik kan daar
                     geen eenduidig ja of nee op zeggen, zoals u zult begrijpen.
                  
Dat heeft ook te maken met de volgende vraag, namelijk wat we via de Wereldbankgroep
                     kunnen doen tegen de groeiende invloed van niet-traditionele crediteuren zoals China.
                     Misschien moeten we ze niet langer «niet-traditionele crediteuren» noemen, als je
                     puur kijkt naar de omvang – en dat speelt al een aantal jaren – maar «China en private
                     en commerciële partijen in klantlanden». De schuld aan die traditionele crediteuren
                     in sommige klantlanden is snel toegenomen. Ik denk dat we allemaal kunnen onderkennen
                     dat dat problematisch is of kan zijn. Er gelden niet-zachte voorwaarden; er wordt
                     gebruikgemaakt van niet-traditionele constructies – onderpanden, olieleveranties,
                     eigendom van productiefactoren – en de richtlijnen voor duurzaam lenen worden, zoals
                     we net ook al beschreven, vaak ook niet onderschreven. Het is eerlijk gezegd een beetje
                     een lang lijstje. Wij zetten ons in om dat tegen te gaan, maar juist middels samenwerking,
                     zoals ik net beschreef, in G20-verband, in dialoog, met principes voor duurzaam lenen
                     en ook door te kijken hoe we de Club van Parijs beter kunnen inzetten in de herstructurering
                     van schulden. Dat doen we natuurlijk altijd multilateraal.
                  
Dan de belangrijke kwestie van gender, SDG 5. Mevrouw Van den Hul vroeg daarnaar.
                     Wij zijn nauw betrokken geweest bij de gender mainstreaming strategy van de Wereldbank.
                     Wij steunen die mondeling, schriftelijk, financieel, op alle momenten. Wij dragen
                     ook bij aan de umbrella facility for gender equality van de groep. Die steun is bescheiden,
                     7,5 miljoen euro, maar wel belangrijk voor de periode 2015 tot 2022. Verder is het
                     zo dat alles wat wij vragen van de bank, altijd die gender marker moet passeren. Maar
                     bij goede mainstreaming van SDG 5 binnen de bank, op alle terreinen, moet dat een
                     soort sine qua non worden en wij zullen daar heel scherp naar kijken. Maar wij kijken
                     natuurlijk ook, zoals ik al zei, via het onderwijs. Hopelijk wordt de innovatieve
                     faciliteit voor onderwijs in lage- en middeninkomstenlanden binnenkort formeel gelanceerd:
                     en, en, en.
                  
De heer Bouali (D66):
Dank aan de Minister voor de beantwoording. Het was mij niet helemaal duidelijk: die
                     7,5 miljoen, zijn dat projecten van de Wereldbank? U noemde het, maar ik verstond
                     het woord voor «umbrella» niet goed.
                  
Minister Kaag:
Het is een paraplufaciliteit om gendergelijkheid te bevorderen die wordt gerund door
                     de Wereldbank. Dat moeten we veelal als katalytisch zien.
                  
Dan de vraag van mevrouw Kuik waar de kansen liggen voor Nederlandse bedrijven en
                     hoe bedrijven ook kunnen profiteren en aansluiten bij de uitvoering van programma's
                     door de Wereldbank. Wij denken eerlijk gezegd dat de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven
                     op kwalitatieve basis steeds groter zijn geworden, omdat de Wereldbank nu ook veel
                     meer keuzes maakt in de uitvoering van programma's, projecten of het design, als het
                     gaat om consultants, naast de kwalitatieve elementen. Daar hebben we als Nederland
                     ook op aangedrongen. Niet om dan per se te zeggen: dan komt u automatisch uit bij
                     een Nederlands bedrijf. Maar we kunnen heel effectief concurreren, omdat we natuurlijk
                     ook juist op het vlak van de SDG's en de technologie en onze kennisinstellingen heel
                     goed voorgesorteerd zijn, ook als het gaat om een goede aanpak van complexe projecten.
                  
Wat we daar nog meer aan doen als overheid, is gevraagd. Zoals u weet, is de conceptgebonden
                     hulp al jarenlang uitgefaseerd. Wij sturen wel via de ambassades de Wereldbankgroep
                     in Washington aan en brengen daar onder de aandacht dat er een aantal Nederlandse
                     bedrijven zijn. Die bedrijven zelf moeten zich natuurlijk ook melden.
                  
Dan is er nog een vraag van de heer Van Haga, mijn een-na-laatste. Of ik kan aangeven
                     hoeveel geld er de laatste jaren via de Wereldbank naar Mali is gegaan. Ik kan niet
                     nagaan wat de eventuele bijdrage van Nederlandse gelden zou zijn geweest, maar wij
                     weten dat tussen 2015 en 2019 gemiddeld per jaar ongeveer 150 miljoen gecommitteerd
                     is via de Wereldbank.
                  
Dan nog een laatste vraag van mevrouw Kuik over Mozambique. O ja, op de disruptive
                     technologies kom ik ook nog terug, dus dit is mijn een-na-laatste vraag, excuus. Mozambique,
                     de balans hulp-handel. Wat is mijn visie? Ik vrees dat Mozambique in de toekomst inderdaad
                     een klassiek voorbeeld zal zijn van een land dat op weg was en vervolgens een hele
                     terugval meemaakte door natuurrampen, eventueel veroorzaakt door klimaatverandering.
                     Wij zetten natuurlijk nu in op humanitaire hulp en eerste wederopbouw. Ook uit lopende
                     programma's is voor Mozambique zo'n 115 miljoen dollar gemobiliseerd, om weer te kunnen
                     voorzien in eerste levensbehoeftes en in werk-voor-cashprogramma's voor de getroffen
                     bevolking.
                  
Verder is het natuurlijk zaak dat er weer een missie komt vanuit de Wereldbank en
                     ook vanuit de VN, zoals dat gebruikelijk is, om te kijken hoe de wederopbouw op wat
                     langere termijn plaats kan vinden. Er is ook geld gefinancierd vanuit het crisisloket
                     van IDA. De Wereldbank werkt verder samen met de overheden en andere partners aan
                     een donorconferentie die mogelijk in mei wordt gehouden.
                  
Dan een laatste vraag van mevrouw Van den Hul over disruptieve technologie. Hoe kunnen
                     we digitale uitsluiting voorkomen? Ik vind dat een hele belangrijke vraag, want dat
                     is natuurlijk een groot punt van zorg. In de OESO-landen, inclusief Nederland, speelt
                     al de grote vraag hoe we meegaan met de digitalisering. We hebben een nationaal beleid.
                     Hoe kun je ervoor zorgen dat er binnen het onderwijs aanpassingen komen? Hoe zorg
                     je dat mensen die nu hun baan dreigen te verliezen, mee kunnen komen en aanspraak
                     kunnen maken op de nieuwe banen die gecreëerd zullen worden? Dat is ook mijn grote
                     zorg.
                  
Wij zijn binnen het ministerie een digitaliseringsstrategie aan het uitwerken, juist
                     voor de ontwikkelingslanden, omdat het een prominent agendapunt is. Ik wil eerlijk
                     gezegd mijn totale antwoord graag parkeren totdat die strategie klaar is. Ik ben van
                     plan deze met de Kamer te delen en dan hoop ik daarna in gesprek met u te kunnen treden.
                     Ondertussen zijn wij wel heel geïnteresseerd in wat de Wereldbank te bieden heeft
                     op het gebied van aanbod, kennis, kunde, verandering van onderwijs, nieuwe banen die
                     gecreëerd zullen worden door disruptieve technologies. Maar er moeten ook nog heel
                     veel mensen aan de slag in de traditionele sectoren. We kunnen niet onze hele hoop
                     op de toekomst leggen, terwijl er demografisch en economisch gezien veel mensen zonder
                     kans zijn op de arbeidsmarkt van dit moment, en in de toekomst nog minder kans zullen
                     maken. Dat is mijn grote punt van zorg. Dat is ook een stabiliteits- en veiligheidskwestie.
                  
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik dank de Minister voor haar vooruitblik op een nog komende digitale strategie. We
                     kijken met grote belangstelling uit naar die strategie. Ik zou toch op het punt van
                     die disruptieve technologieën nog één punt willen aanstippen dat ik ook in mijn inbreng
                     naar voren bracht. Daar wil ik de Minister toch nog specifiek op bevragen, want ik
                     lees in de geannoteerde agenda dat er ook gesproken zal worden over samenwerking met
                     de private sector op dit punt. Dat is natuurlijk belangrijk. We zien dat er ook een
                     boel hoopvolle initiatieven genomen worden, maar tegelijkertijd – ik benadrukte het
                     ook in mijn inbreng – komt een deel van de problemen voort uit diezelfde private sector
                     en zien we dat die grote techbedrijven niet altijd in staat zijn om die problemen
                     te bestrijden. Ik noem algoritmes waarvan we de negatieve effecten hebben mogen ervaren
                     in politieke beïnvloeding. We zien dat hate speech zich wereldwijd uitbreidt en dan
                     is er nog het probleem van de belastingontwijking. Dus ik wil de Minister toch vragen
                     of zij in die gesprekken die plaats zullen vinden met die private partijen, toch zeker
                     ook die kritische bril wil opzetten, af en toe, indien nodig.
                  
Minister Kaag:
Dat kan ik toezeggen. Dat heb ik ook vorig jaar gedaan toen ik een spreker was op
                     Blockchain. Het gaat mij ook om het waardensysteem, om de bescherming daarvan. Het
                     risico van misbruik is er evengoed als de kans om iets goeds te doen met technologie.
                     Ik meen dat wij ons daar allemaal terdege van bewust zijn, maar dat heeft een aantal
                     lagen en daar moet ook goed bestuur en een soort governance overheen. Ethiek, bestuur,
                     de rechtsgang en bescherming, dataprotectie: en, en, en. Het is nog best wel een terrein
                     en ik vrees dat we als overheid zelf ook nog niet helemaal capabel zijn om daar helemaal
                     goed op te zitten.
                  
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Heel kort, afrondend. Ik ben blij om te horen dat ook de Minister deze zorg deelt.
                     Ik ben ook actief als mediawoordvoerder. Ik heb in die commissie eerder ook weleens
                     benadrukt dat het juist bij dit dossier zo belangrijk is om het ook interdisciplinair
                     te bespreken. Dat geldt ook voor veel andere dossiers, zoals gender en zo'n beetje
                     de hele SDG-agenda. Ik hoop dus dat dit ook een onderwerp is dat kabinetsbreed op
                     de agenda staat.
                  
De voorzitter:
Oké. Ik kijk naar de leden. Bestaat er behoefte aan een tweede termijn? Dat lijkt
                     niet het geval te zijn. Toch zijn er nog wat vragen. Kunnen we het doen in de vorm
                     van een extra vragenrondje? Ja. Het woord is aan mevrouw Kuik.
                  
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor de beantwoording. Er staat nog één vraag
                     van mij open. De bank en het IMF zouden onderzoek doen naar analyses en oplossingen
                     voor de schuldenproblematiek, ik meen ook in relatie tot China. Dat hebben we de vorige
                     keer besproken. Ik ben benieuwd of er al iets van een resultaat is van dat onderzoek.
                  
Minister Kaag:
Het staat op de agenda.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Voorzitter. Van mij staat ook nog een vraag open. Maar misschien heb ik het antwoord
                     net even gemist, want het was een dag met heel veel debatten, dus ik ben misschien
                     niet meer als het mes vanochtend in de la was. Ik heb gevraagd naar de voorwaarden
                     voor het behalen van de doelen voor duurzame ontwikkeling. Ik noemde bijvoorbeeld
                     bedrijven die hun ketenverantwoordelijkheid niet nemen, maar ook de krimpende ruimte
                     voor het maatschappelijk middenveld. Zijn die voorwaarden ook onderdeel van de gesprekken
                     die de Minister zal voeren?
                  
Minister Kaag:
Ik weet niet helemaal of ik de vraag goed begrijp. Wij praten altijd over dit soort
                     verwachtingen. Vaak zijn het voorwaarden. Maar in welke gesprekken? We hebben het
                     Development Committee. Daarin houdt elke gouverneur een kort verhaaltje. Daarbij nemen
                     we altijd dit soort bespreekpunten mee. Maar «voorwaarde» betekent natuurlijk ook
                     dat het een conditionaliteit is. Dat is zo. Maar dit zijn natuurlijk al intrinsieke
                     afspraken die we maken met de bank.
                  
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik noemde dit punt met name onder het hoofdstuk over de mondiale financieel-economische
                     situatie, wat ook een van de agendapunten is. We zien natuurlijk dat een deel van
                     de landen die aan tafel zitten bij deze sessies, zelf debet zijn aan bijvoorbeeld
                     die krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Uit mijn tijd bij de VN
                     weet ik dat dat die gesprekken altijd zeer «interessant» maakt; laten we dat woord
                     maar gebruiken. Maar ik hoop dat de Minister haar ruimte ook zal gebruiken om juist
                     ook deze punten van zorg te delen met de andere aanwezigen.
                  
Minister Kaag:
Wij doen dat natuurlijk niet alleen bij de Wereldbank, maar goed, over die bank hebben
                     we het nu. Het is zeker een inzetverplichting. Een resultaatverplichting kan ik helaas
                     niet beloven, want het resultaat ligt in andere landen. We doen dit natuurlijk op
                     veel terreinen. Ik werd net herinnerd aan de Access to Justice Conference, die we
                     hebben georganiseerd over SDG 16. Er zijn ook heel veel aparte SDG's waarbij Nederland
                     weer een voortrekkersrol vervult om andere landen juist te stimuleren, maar ook om
                     ze ter verantwoording te roepen. We hebben dan soms middelen, maar we doen het ook
                     via politieke gesprekken, dialogen, bilateraal, maar juist ook bijvoorbeeld binnen
                     de Wereldbank. We bevinden ons dan natuurlijk vaak in een groep van gelijkgezinde
                     landen. Maar het idee is dat we allemaal op eenzelfde plateau komen.
                  
De voorzitter:
Als er verder geen vragen zijn, dan meen ik te mogen concluderen dat de commissie
                     afziet van een tweede termijn. Ik zie dat niemand bezwaar maakt.
                  
Er is één toezegging gedaan.
– De Minister heeft toegezegd dat ze in een bijlage bij haar inzet voor de jaarvergadering
                           dit najaar, een financieel overzicht zal verstrekken van de bank en de Nederlandse
                           bijdrage.
                        
Ik zie dat er geen bezwaren zijn, dus dan gaan we het op deze manier in de lijst van
                     toezeggingen opnemen.
                  
Er is toch nog een vraag van de heer Van Haga. Nou, vooruit.
De heer Van Haga (VVD):
Ik heb begrepen dat het punt van de transparantie in ieder geval opgebracht zou worden
                     tijdens de jaarvergadering.
                  
De voorzitter:
Ja, maar ik moet nog even duidelijk maken dat we alleen maar toezeggingen opnemen
                     die de Minister aan de Kamer doet. Een toezegging betekent dus dat de Minister naar
                     de Kamer toe nog een actie zal ondernemen. Maar uiteraard komt in de verslaglegging
                     van dit debat dat punt van de transparantie ook op papier te staan.
                  
Dan zijn we nu toch echt aan het einde van dit algemeen overleg gekomen. Ik dank de
                     leden voor hun inbreng. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen en
                     alle overige aanwezigen voor de getoonde belangstelling.
                  
Sluiting 16.45 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking - 
              
                  Mede ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën - 
              
                  Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.