Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 26 november 2018, over Water
35 000 J Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2019
Nr. 28 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 12 december 2018
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 26 november 2018 overleg
gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
over:
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat (XII) voor het jaar 2019 (Kamerstuk 35 000 XII);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 september 2018 inzake
MIRT Overzicht 2019 (Kamerstuk 35 000 A, nr. 4);
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar
2019 (Kamerstuk
35 000 J);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 november 2018 inzake
verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (Kamerstuk 35 000 J, nr. 5);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 september 2018 inzake
Deltaprogramma 2019 (Kamerstuk 35 000 J, nr. 4);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 november 2018 inzake
beantwoording vragen commissie over het Deltaprogramma 2019 (Kamerstuk 35 000 J, nr. 6);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 juli 2018 inzake
advies van Bureau ICT-toetsing (BIT) over het programma Landelijk Meetnet Water 2
(LMW2) (Kamerstuk 27 625, nr. 447);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 juli 2018 inzake
afschrift brief Eerste Kamer over kosten drinkwatervoorziening en riolering Caribisch
Nederland;
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 juli 2018 inzake
reactie op het verzoek van het lid Van Raan, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden
van 14 juni 2018, over het bericht dat de zeespiegel sneller stijgt dan gedacht (Kamerstuk
34 775 J, nr. 19);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 10 september 2018 inzake
internationale klimaatcommissie Global Commission on Adaptation (Kamerstuk 32 813, nr. 196);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 oktober 2018 inzake
Global Commission on Adaptation (Kamerstuk 32 813, nr. 225);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 oktober 2018 inzake
verspreiding van legionellabacterie door afvalwaterzuiveringen (Kamerstuk 26 442, nr. 59);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 september 2018 inzake
voldoen van een toezegging, gedaan tijdens het algemeen overleg Water van 28 juni
2018, over metingen PFOA door Zuid-Holland (Kamerstuk 28 089, nr. 92);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 13 september 2018 inzake
aanvullende maatregel tegen verzilting drinkwaterinname bij Andijk (Kamerstuk 27 625, nr. 452);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 september 2018 inzake
update droogteperiode (Kamerstuk 27 625, nr. 451);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 november 2018 inzake
invulling van een aantal moties en toezeggingen en de actuele stand van zaken ten
aanzien van enkele andere waterdossiers (Kamerstuk 35 000 J, nr. 7);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 november 2018 inzake
gezamenlijke aanpak plastic zwerfafval (Kamerstuk 30 872, nr. 222);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 november 2018 inzake
ondertekening Bestuursakkoord Klimaatadaptatie (Kamerstuk 31 710, nr. 70).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Israel
Voorzitter: Remco Dijkstra
Griffier: Schuurkamp
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Van Brenk, Remco Dijkstra,
Dik-Faber, Geurts, De Groot, Kröger, Laçin, Stoffer en Teunissen,
en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 11.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Wij zijn hier bijeen voor het wetgevingsoverleg over water.
Dat is een onderdeel van de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Ik heet van harte welkom de Minister, mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, en de collega-Kamerleden,
van wie er velen present zijn. Er zijn nog twee Kamerleden onderweg, van de ChristenUnie
en de SGP. Zij zijn gestrand in de trein. Ik heet de aanwezigen in de zaal van harte
welkom en de mensen die meekijken via de camera's.
Er staat een eindtijd van halfzeven voor dit overleg, maar als we het sneller kunnen
doen, zullen we dat zeker niet nalaten. Er zijn spreektijden afgekondigd voor de eerste
en tweede termijn. De leden hebben daar allemaal kennis van genomen. Het gaat om de
totaaltijd, dus als u in de eerste termijn iets uitloopt, gaat dat ten koste van uw
tijd in de tweede termijn, of andersom, als u moties wilt indienen. We spreken vier
interrupties af in eerste termijn.
Ik ben zelf voorzitter en ook woordvoerder voor de VVD. Daarom vraag ik de heer Geurts
om mij als voorzitter te helpen, zodat ik als woordvoerder het woord kan gaan voeren.
Voorzitter: Geurts
De voorzitter:
Als het maar niet van de wal in de sloot is. Maar ik heb nu het voorzitterschap en
geef het woord aan de heer Dijkstra. Hij spreekt namens de VVD-fractie.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Als inwoner van Rivierenland heb ik heel veel met water. Ik
woon precies tussen de Rijn en de Waal en ik kan de effecten van het water zien, maar
ook van de droogte, zoals wij afgelopen zomer heel goed hebben kunnen ervaren. Als
het om water gaat, ervaren heel weinig mensen in Nederland een probleem, gewoon omdat
we dat goed geregeld hebben met elkaar, ondanks dat twee derde van ons land onder
de zeespiegel ligt. Ons land zou regelmatig overstromen als we dat niet zo goed voor
elkaar zouden hebben. Er is echter geen reden om achterover te leunen, want de zeespiegel
stijgt en we hebben te maken met hevige regenbuien en hagelbuien. Ook de stand van
de rivieren wisselt sterk, zoals we gezien hebben. Onze boeren, die hier dagelijks
mee te maken hebben, hebben last van verzilting van de bodem, van droogte en soms
van ondergelopen akkers of hagelbuien. Dat heeft stevige gevolgen, die hen direct
raken in de bedrijfsvoering.
In Nederland willen wel natuurlijk allemaal droge voeten houden en schoon drinkwater
uit de kraag hebben. Aan de ene kant zijn er mensen die zeggen: we doen niet genoeg
en we moeten meer doen. Aan de andere kant heb je mensen die geconfronteerd worden
met inspanningen van de overheid om de veiligheid te waarborgen, maar die zeggen:
ik wil niet zo'n grote dijk voor mijn neus. Die ontneemt me dat uitzicht; is dat nu
echt nodig?
Ik heb een aantal punten die ik wil aanstippen en een aantal losse vragen. Allereerst
het onderwerp klimaatadaptatie. Daar ben ik erg positief over. We zien dat de urgentie
op dat punt toeneemt. Wat ik zelf wel jammer vind is dat wij er in het regeerakkoord
onvoldoende middelen voor hebben vrijgemaakt. Het is heel raar dat wij 4 miljard hebben
vrijgemaakt voor mitigatie, het voorkomen van de toename broeikasgassen, maar niet
direct voor adaptatie. Wij zien in de klimaatenvelop wel wat stappen daarin. De Minister
heeft ook gezegd dat zij de Deltawet wil gaan wijzigen.
De VVD is erg verheugd over de Global Commission on Adaptation en het programma dat
we gaan krijgen. Er zijn inmiddels 28 ambassadeur uit 18 landen, uit Azië, Zuid-Amerika,
Afrika en Noord-Amerika, die allemaal gaan meedoen als die grote klimaatadaptatietop
in 2020 komt. Achttien landen is mooi, maar er zijn bijna 200 landen in de wereld.
Bij het klimaatakkoord van Parijs in 2015 hebben we gezien dat er 190 landen hebben
deelgenomen. Ik zou dat ook hier graag zien. Is die mogelijkheid er om dit breder
te trekken? Juist omdat in het klimaatakkoord van Parijs is gezegd: oké, we moeten
de uitstoot van broeikasgassen verminderen, maar adaptatie verdient gewoon net zo
veel aandacht. Daar moeten we met elkaar aan werken.
Dan kom ik op mijn tweede punt: de veiligheid bij de Markermeerdijken. De dijken daar
worden opgehoogd. Het waterschap wil dat, de provincie Noord-Holland wil dat en het
Rijk wil het ook. Maar er is kritiek van de omwonenden. Sommige bewoners zeggen dat
de dijken zijn overgedimensioneerd. Ik ben woordvoerder sinds een jaar, maar ik heb
wel gezien dat er in het verleden al heel veel over is gesproken. Dit stukje dijk
is misschien het best onderzochte stukje van heel Nederland. Ze hebben wat vragen
over het proces en over de burgerparticipatie daarin. Is dit niet te groot? Voldoen
die modellen nog wel? Een aantal zeggen dat je zelfs geld kunt besparen. Ik heb daar
ook een aantal vragen over. Kunnen we hierop bijvoorbeeld de lessen van toepassing
laten zijn die we hebben geleerd bij het grote dijktraject Varik-Heesselt? Daar hebben
we uiteindelijk het besluit genomen om de dijk te verhogen, waarbij we 170 miljoen
hebben bespaard. Kunnen we die lessen hier aanwenden door participatie een grotere
rol te geven?
Een technische vraag is hoe het nou eigenlijk zit met de stand van het Markermeer
zo meteen. Is dat wel voldoende duidelijk, ook na 2050? Wat is er dan met het IJsselmeerpeil
aan de hand? Hoe gaat het trouwens met de stijging van de zeespiegel in relatie tot
het Markermeer? We hebben in het verleden de motie op stuk nr. 395 gehad van de VVD,
maar ingediend door de heer Geurts, mede namens D66 en de ChristenUnie over de Houtribsluis
en de Houtribdijk. De motie vroeg om deskundigen te betrekken bij die dijkversterking
en de waterstanden. Hoe ga je om met dat gemaal? Heeft dat in de toekomst nog wel
zin? Ik vraag daar graag een reactie op. Het kan natuurlijk ook zijn dat de zeespiegel
verder stijgt en daarmee ook die in het Markermeer. Wat betekent dat dan voor dit
project?
Dan zegt een aantal mensen uit de regio, waaronder ook lokale partijgenoten van mijzelf:
dat projectplan van de provincie is prachtig, maar het geeft geen exacte omvang aan
van wat nou de kosten zijn van het traject. Aangezien wij een groot deel daaraan bijdragen,
vraag ik mij af of wij daar zicht op hebben. Is dat zo? Welk risico lopen we? Als
je kijkt naar de markt voor de partijen die het moeten gaan uitvoeren, zie je dat
de bouwers het nu heel erg druk hebben. Kunnen we dit wel binnen het budget gaan doen?
Als ik kijk naar de totale kosten en de totale opgave voor Nederland: is er nog een
second opinion mogelijk of niet? Aan de andere kant komt er wel een second opinion,
want bij Uitdam en Durgerdam zijn de mensen daarin meegenomen en hebben er aanpassingen
plaatsgevonden. Is dat hier ook mogelijk? We kunnen dat besluit hier wel nemen vandaag,
maar zou het zo erg zijn om daar nog even een halfjaartje mee te wachten en te kijken
naar optimalisaties hierin?
Dan sla ik even wat dingen uit mijn spreektekst over.
Ik heb nog wat kleine dingetjes.
De voorzitter:
Ik heb een interruptie voor u van de heer De Groot en hij spreekt namens de D66-fractie.
De heer De Groot (D66):
U vraagt aan de Minister of zij ook de lessen uit Varik-Heesselt wil betrekken bij
dit dossier. Er ligt een mooie evaluatie van Ruimte voor de Rivier en uit die evaluatie
blijkt dat je veel meer draagvlak krijgt, waardoor je ook binnen de kosten en binnen
de tijd blijft, als je de ruimtelijke kwaliteit meeneemt. Bijvoorbeeld de rivier bij
Lent is hartstikke mooi geworden voor de bewoners. Lijkt het u niet ook verstandig
om die lessen te betrekken bij de discussie over de Markermeerdijken? Dat project
lijkt vooral ten koste van de bewoners te gaan.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het simpele antwoord is ja, maar het gaat wel om belastinggeld. Dat moet primair gericht
zijn op waterveiligheid. Dat is echt het hoofddoel. Ik zie ook bij dit project een
meekoppelkans, zoals we dat noemen. Bij Lent hebben we een mooi voorbeeld gezien:
het ging primair om de waterveiligheid, maar er kwam ook een recreatiestrand. Hier
wordt bij Hoorn een strand aangelegd. Er wordt een fietspad verlegd. Hartstikke leuk
voor de mensen en dat kan echt meerwaarde bieden, maar we moeten onze euro wel met
name besteden aan die waterveiligheid. Wat heeft zo'n strand dan voor toegevoegde
waarde, vraag ik ook aan de Minister, voor die veiligheid? Of is het eigenlijk alleen
maar leuk en verhoogt het het draagvlak, maar natuurlijk ook de kosten?
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer De Groot (D66):
Het leuke van die evaluatie van Ruimte voor de Rivier was dat er helemaal geen tegenstelling
bleek te zijn tussen veiligheid en ruimtelijke inpassing. Sterker nog, daardoor bleef
je binnen de kosten en dat is toch ook iets wat we hiervan kunnen leren. Als er draagvlak
is voor een beslissing, al is het maar een strand, dan heb je minder vertraging en
dus minder kostenoverschrijdingen. Dat was het mooie bij Ruimte voor de Rivier: er
was expertise over beschikbaar en in de tweede plaats bleven we gewoon binnen de kosten
door dat draagvlak. Dus u schetst eigenlijk een tegenstelling die er, in ieder geval
volgens die evaluatie, niet was.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Waterveiligheid is wat ons betreft altijd leidend voor het budget. Op het moment dat
je draagvlak gaat verwerven door bijvoorbeeld heel veel natuurcompensatie te gaan
doen, zijn we volgens mij verkeerd bezig. Maar het is niet zo zwart-wit als u zegt.
Soms zijn ook binnen het budget zaken heel goed denkbaar die leiden tot meer acceptatie
en meer draagvlak zonder dat we de kosten enorm laten oplopen. Ik wil benadrukken
dat waterveiligheid altijd ons uitgangspunt moet zijn. Anders gaan we heel zwart-wit
gezegd misschien te veel naar hobby's toe, zoals de voorgestelde jachthaven bij Varik-Heesselt.
Heeft u weleens met een zeilboot op de Waal gevaren? Dan ben je niet goed bezig, denk
ik, want dat kan niet.
De voorzitter:
Ik heb een interruptie van de heer Van Aalst van de PVV-fractie voor u.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik wil even terugkomen op het verhaal van de Markermeerdijken. Ik ben eigenlijk een
beetje in de war waar de VVD nu naartoe wil. U gaf al aan dat er een motie is aangenomen
die weer meer onderzoek vroeg. U geeft nu aan dat u nog steeds vragen heeft of het
toch niet anders moet. Het was wel bijzonder dat de motie werd ontraden door de Minister,
maar ondanks dat toch werd aangenomen. Aan de ene kant betekent extra onderzoek weer
extra kosten, maar aan de andere kant hoor ik mijn collega Dijkstra van de VVD ook
roepen: goh, we willen zo veel mogelijk geld naar waterveiligheid en zo veel mogelijk
voorkomen dat er geld wegvloeit, om in de termen van het water te blijven. Waar staat
de VVD nu precies voor de Markermeerdijken?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De motie-Geurts c.s. waar u aan refereert had echt te maken met het gemaal in de Houtribdijk.
Dat heeft echt te maken met veiligheid. Wat uw andere vraag betreft: ik wil dat we
goed op de centjes letten. Als draagvlak belangrijk is en als sommige mensen... Het
zijn niet de minsten. Het zijn ingenieurs van naam en faam, die kennis en ervaring
hebben en die mensen bijstaan die zich zorgen maken. Is het bij zo'n groot project
dan te veel gevraagd een aantal mensen daar nog drie of zes maanden naar te laten
kijken en een second opinion te geven of kostenbesparing mogelijk is en of het wel
verstandig is om 2100 als uitgangspunt te nemen in plaats van 2050 met de mogelijkheid
om later aanpassingen te doen, juist omdat er zo veel onduidelijkheden zijn, juist
omdat er onduidelijkheden zijn over de ondergrond en over de modellen die we hanteren?
Die modellen zijn erg streng en betekenen ook allerlei zaken qua kosten. Ik vraag
de Minister over het meest onderzochte stukje dijk van Nederland of we met een second
opinion meer tot elkaar kunnen komen. Als we daar drie maanden voor moeten nemen,
dan lijkt me dat een serieuze vraag. We praten hier over een traject van 2050 tot
2100. Dan kan de vraag over drie maanden misschien met ja of nee worden beantwoord.
De voorzitter:
De heer Van Aalst, een vervolgvraag.
De heer Van Aalst (PVV):
De VVD vindt de PVV zeker aan haar zijde als ze zegt dat je het geld op de juiste
manier moet uitgeven. Het verbaast mij dan wel weer dat we de afgelopen jaren heel
veel projecten in Ruimte voor de Rivier hebben gedaan die drie keer zo duur waren
als alleen het verhogen van de dijk. Volgens mij staan een aantal dingen dan wel haaks
op elkaar. Ik hoor mijn collega van de VVD al zeggen dat hij op wil passen dat er
geen geld naar natuurhobby's gaat. Dat ben ik helemaal met hem eens. Dus ja, het is
belangrijk dat we ons geld zorgvuldig en op de juiste manier uitgeven, vooral aan
de dijkversterking. Dat ben ik met de VVD eens. Alleen is de Minister volgens mij
heel helder en duidelijk geweest dat we nu knopen door moeten hakken en niet opnieuw
onderzoeken moeten gaan doen, omdat die al gedaan zijn. Is mijn collega van de VVD
het met mij eens dat dit eigenlijk volledig haaks op elkaar staat?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Nee, ik vraag ook niet om allerlei nieuwe onderzoeken. Ik vraag om participatie een
goede plek te geven in dit proces. Dat kan op de lange termijn meer opleveren. Misschien
levert het een besparing op, maar ik ben het met u eens dat het primair moet gaan
om waterveiligheid. Ik zit hier niet om de boel te vertragen. Ik zit hier om participatie
een goede plek te geven en daar heb ik vragen over. Als het kan, is dat mooi. Als
het niet kan, dan is het ook helder. Dan heb ik nog wel wat vragen over de centjes,
want ik wil niet dat wij extreme risico's lopen.
Voorzitter. Ik ga door met mijn betoog. Als het gaat over geld, dan zie ik wel dat
er ruim 1 miljard in het Deltafonds zit. Maar je ziet dat de economie nu aantrekt.
Is dit voldoende? We hebben amper middelen voor adaptatie. We zien zo meteen dat collega's
beginnen over bodemdaling. Er komen behoorlijk wat uitdagingen op ons af. Primair
moet waterveiligheid natuurlijk de essentie zijn. Ik wil niet dat we het Deltafonds
leegroven voor allerlei andere dingen. Hoe gaan we daar op de lange termijn mee om?
Dan wat losse vragen. Drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland...
De voorzitter:
Ik heb nog een interruptie van de heer Van Aalst voor u.
De heer Van Aalst (PVV):
Toch nog een keer richting de VVD over het goed besteden van gelden. Volgens mij zijn
we het met elkaar eens dat we die goed moeten besteden. Betekent dit dat het aflopende
Ruimte voor de Rivier voor de VVD ook een no-go is wat de toekomst betreft? Kunnen
we ervan uitgaan dat we daar niet weer extra budgetten voor vrij gaan maken? We kunnen
ons geld namelijk maar één keer inzetten en dat moeten we op de juiste manier doen.
Juist die dijkversterking et cetera en alles wat op ons afkomt, is belangrijker dan
die natuurhobby, zoals mijn collega het noemde.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Vaak kan dat samen. Ruimte voor de Rivier is volgens mij een project dat we bijna
hebben afgerond; dan kijk ik even naar de Minister. Volgens mij hebben we dat bijna
klaar. We zitten aan nieuwe programma's voor de rivier, integraal riviermanagement.
Dat is superinteressant vanwege de binnenvaart. Hoe kunnen we die toch voldoende plek
geven? Over het algemeen zijn wij echt voor waterveiligheid. Dingen eraan koppelen
kan, als het niet te veel extra kost, maar niet allerlei natuurzaken als primair uitgangspunt
nemen. Het gaat wel om droge voeten en goede dijken.
De heer Van Aalst (PVV):
Oké, dus als we nu kijken naar de projecten waarvan we gezien hebben dat alleen het
versterken of verhogen van de dijken een derde had gekost van wat nu bijvoorbeeld
projecten als Ruimte voor de Rivier kosten, dan is voor de toekomst in ieder geval
gewaarborgd dat wij de VVD aan onze zijde vinden, om dat in ieder geval niet meer
te doen?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het is niet zo zwart-wit. Ik kijk altijd waar de euro het meeste rendeert. Dat is
mijn opgave. Ik betaal zelf ook belasting, u ook en alle mensen hier die meekijken
ook. Die willen gewoon dat die euro's goed besteed worden. Daar gaat het volgens mij
om.
Dan de vraag over de riolering op Bonaire en in het Caribisch gebied, op de eilanden,
ook op Sint-Eustatius. Je ziet dat de kosten daar om goed en zuiver drinkwater te
hebben, enorm zijn. Maar je ziet ook dat de afvalwaterheffingen daar toenemen. Kunnen
we daarin iets betekenen als Tweede Kamer of is dit gewoon een feit? Want iedereen
heeft natuurlijk recht op betaalbaar en schoon water. Ik begrijp hoe ingewikkeld dat
ook is.
Dan kom ik op...
De voorzitter:
De heer Van Aalst is zijn interrupties op u aan het leegschieten. Dat mag. De heer
Van Aalst.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Altijd leuk!
De heer Van Aalst (PVV):
Sorry, voorzitter, het is niet anders! Ik hoor het verhaal over drinkwater voorbijkomen.
Dat vind ik toch wel een bijzondere move. Ik heb inderdaad ook gelezen over die hoge
heffingen in het Caribisch gebied. Het verbaast me dan wel dat de VVD hier inbrengt
om er wat aan te doen en vervolgens zelf de btw op drinkwater in Nederland verhoogt.
Vindt u dat niet heel vreemd?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Als de mensen in het Caribisch gebied dezelfde prijs voor hun drinkwater zouden hebben
als in Nederland, dan zou het echt superefficiënt zijn. Dat is natuurlijk niet het
geval. Ik heb zelf een jaar stage mogen lopen op Curaçao. De waterprijs is daar echt
fors hoger, terwijl het natuurlijk een primaire levensbehoefte is. Dat komt gewoon
omdat je zo'n fabriek met ontzilting moet neerzetten. De kosten zijn hoog. Maar ik
vind ook dat je moet zorgen dat er voor de mensen daar gewoon voldoende water beschikbaar
is, zeker omdat ze ook lagere inkomens hebben. Dat is van vitaal belang. Het moet
ook betaalbaar zijn. Als we dan hier gaan praten over een paar procentjes op ons drinkwater
terwijl we ongeveer het beste en meest betaalbare water van de wereld hebben, dan
vind ik de vergelijking met de mensen daar een beetje mank gaan.
De voorzitter:
De heer Van Aalst, uw zesde vraag.
De heer Van Aalst (PVV):
Het gaat zeker niet mank. Ik constateer alleen dat de VVD blijkbaar wel geld wil vrijmaken
om het Caribisch gebied te helpen omdat het daar zo duur wordt en onze eigen mensen
hier in Nederland in de kou laat staan en daar gewoon de btw op het drinkwatertarief
voor verhoogt. Dan denk ik: jongens, doe nou niet zo hypocriet. Zorg dat je hier gewoon
die btw-verhoging ongedaan maakt en dan kunnen we verder praten.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ook de mensen die in de Nederlandse gebiedsdelen of landen wonen – Bonaire, Curaçao,
Aruba, Sint-Eustatius, Sint-Maarten, Saba – zijn vaak Nederlanders. We willen gewoon
dat dat goed geregeld is.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dan kom ik op het punt dat mevrouw Van Brenk van 50PLUS aanbracht in haar vraag over
de legionella bij de biologische waterzuiveringsinstallaties in Brabant. Goed dat
mevrouw Van Brenk dat punt aanbrengt. Ik schrok er nogal van toen ik in het Brabants
Dagblad las dat mensen eventueel ziek kunnen worden van zo'n biologische waterzuivering.
Is dat het geval? Wat voor soort risico's lopen we daar? Moeten we daar voorzorgsmaatregelen
nemen? Worden die genomen? Wie heeft welke rol daarin? Volgens mij is dat het waterschap
zelf, maar wat is onze rol als Rijk dan?
Dan kom ik op mijn meest concrete punt, even voortbordurend op de klimaatadaptatie.
Ik was in Zuid-Limburg, in Meerssen en in het prachtig gelegen dorpje Ulestraten.
De Minister is daar ook geweest. Ik heb ook gesproken met de bestuurders en met ondernemers
daar. Als het hevig regent en zo'n regenbui blijft hangen – vroeger was dat één keer
in de vijftien jaar en tegenwoordig is het om het jaar – dan loopt eigenlijk het hele
dorp vol met water. Op de kruispunten komt het tot een meter hoog. Van achter de huizen
komt het via de tuinen binnen en loopt het er via de voordeur met een modderstroom
doorheen. Daar zie je bij uitstek dat probleem van adaptatie. Als je de beelden ook
ziet, dat de auto's gewoon wegdrijven en dat kliko's wegdrijven over het water, dan
denk je: dat verwacht je niet in Nederland. Maar het gebeurt dus wel, en het gebeurt
nu om het jaar. Het gemeentebestuur van Meerssen trekt zelf 9 miljoen euro uit voor
verbetering van onder andere de riolering. Ik vind dat fors, op een gemeente van 20.000
mensen. Wat kunnen wij daaraan bijdragen? Kunnen we daar pilots starten om te zorgen
dat de mensen die daar in dat dorp wonen, verschoond blijven van dit soort schade?
Of kunnen we in ieder geval een manier vinden om die schade zo veel te beperken? Dat
gebeurt ook. Het waterschap in Limburg is daar druk mee. Compliment daarvoor. We kunnen
natuurlijk niet alle projecten die ze hebben, honoreren, maar ik hoop dat een substantieel
deel van de eerste twee keer 10 miljoen richting Limburg kan gaan. Waarbij afkoppelen
natuurlijk een zaak is, de stenen uit de tuin halen daar, maar ook de berging naar
wat hoger gelegen gebieden. Daar zijn ze actief mee aan de slag. Ik vraag de Minister
of ze zich daar ook voor wil inzetten.
Nog even over het geld. We hadden het net in een interruptie erover. Het Deltafonds
is dus die 1.043 miljoen, één komma zoveel miljard. Ook als we gaan naar die twee
keer 10 miljoen en zo meteen de wijziging van de Waterwet, moet wel veiligheid het
primaire punt blijven. Als we inderdaad heel veel geld nodig hebben voor adaptatie
– dat kan – dan moeten we misschien bepaalde middelen omkatten, maar we moeten ook
kijken naar andere ministeries en andere verantwoordelijkheden. Want we willen wel
met elkaar, naast dat we de zeewering goed op orde hebben en de dijken, ook voor adaptatie
voldoende middelen beschikbaar hebben.
Dat is het.
De voorzitter:
Dank. Ik heb een interruptie van de 50PLUS-fractie.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik had een vraag over de centen en de zorgen over de veiligheid. Ik denk dat de VVD
een terecht punt heeft. Volgens 50PLUS moet veiligheid het allerbelangrijkste zijn.
Wij hebben ook vragen gesteld bij de begrotingsbehandeling. We zullen dat zo meteen
weer doen, omdat wij ons zorgen maken over het achterstallig onderhoud en het geld
dat steeds maar verder doorschuift; 744 miljoen, dat is toch best veel. Hoe ziet de
VVD dit? Maakt die zich geen zorgen over dat achterblijvende onderhoud?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Als je plannen hebt, moeten ze goed onderbouwd zijn. Dat kost ook tijd. Dat is met
alle infraprojecten. Draagvlak moet verworven worden; je moet wel door kunnen gaan.
Je hebt te maken met vergunningen. Dus het kan weleens gebeuren dat je geld beschikbaar
hebt of stelt, maar dat het langer duurt dan je gepland had. Dat is nu eenmaal zo.
Waar mijn zorg met name zit, is of we voldoende middelen in de toekomst hebben om
ons primaire doel, namelijk waterveiligheid, te garanderen. En dan zie ik dat er allerlei
hele mooie ontwikkelingen zijn, met het Bestuursakkoord Water, met het bestuursakkoord
over klimaat, over ruimtelijke adaptatie. We moeten aan de ene kant de kosten beheersbaar
houden en aan de andere kant goede plannen hebben en voldoende geld op de plank om
ze uit voeren. We moeten ook het succes van samenwerking daarin vieren. Ik heb er
wel wat zorgen over. Waar staan we bijvoorbeeld over tien jaar als het gaat om het
Deltafonds? Hoe hebben we dat dan verdeeld? Dat is een vraag die ik heb. Misschien
heeft u die ook. Ik ben benieuwd wat de Minister daar ook van vindt.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik geloof ook dat er heel hard gewerkt wordt. Ik zie al die akkoorden. Ik zie dat
er heel veel partijen bij aanwezig zijn. Maar ik begrijp niet dat de VVD niet schrikt
van het rapport van de Algemene Rekenkamer, waarin toch echt de zorg uitgesproken
wordt of we wel de juiste keuze maken en of het wel voldoende veilig is. We praten
niet over klein bier, als je ziet hoeveel geld er steeds maar doorgeschoven wordt.
Heeft de VVD daar geen enkele zorgen over?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb net wat zorgen geuit, maar ook geprobeerd te verklaren hoe het soms kan komen
dat je dingen doorschuift: vanwege tijd, vanwege vergunningen, vanwege draagvlak,
maar ook door normering. De nieuwe normeringen die wij met elkaar onszelf opleggen,
betekenen ook lastenstijgingen. Dus die zorgen heb ik zeker. Misschien is het goed
als de Minister reageert op de punten van de Rekenkamer.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het voorzitterschap terug aan de heer Dijkstra.
Voorzitter: Remco Dijkstra
De voorzitter:
Dank u wel, voorzitter, en dat ben ik nu zelf dan weer. Dan geef ik het woord aan
de heer Van Aalst van de PVV. U heeft in eerste termijn tien minuten indicatief.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Je zou denken dat we in Nederland altijd genoeg water hebben.
We wonen immers in de zogeheten Rijn-Maas-Scheldedelta. Het water stroom in grote
hoeveelheden ons land binnen, dag in, dag uit, het hele jaar door. Daarom is het verbazingwekkend
om te zien dat de droogte van dit jaar voor grote problemen op onze vaarwegen heeft
gezorgd. Het waterpeil is in veel rivieren gezakt tot een gevaarlijk laag punt. Binnenschippers
op de Waal en de Rijn nemen steeds minder lading mee om wat hoger op het water te
liggen. Sommige schippers zijn overgestapt op een kleiner schip. Het resultaat in
beide gevallen is: minder vracht aan boord en dus meer vrachtwagens op de weg. Ook
op de IJssel zien we veel problemen. Veerponten dreigen overal vast te lopen omdat
de veerstoepen droog komen te liggen. Zware voertuigen van loonwerkers moeten al maanden
omrijden omdat de veerdiensten het niet meer aandurven om ze te vervoeren.
Voorzitter. Eind dit jaar loopt het programma Ruimte voor de Rivier af. De extreem
lage waterstanden in onze vaargeulen zijn ook daarvan de erfenis. Het is bizar dat
we in Nederland onze zomerdijken hebben afgebroken om de uiterwaarden om te dopen
tot moerassen. Het water dat ons land binnenstroomt vloeit weg. Er blijft af en toe
zelfs te weinig stroming en diepte over om verantwoord te kunnen varen. Veendijken
in Friesland lopen groot risico om door te breken vanwege uitdroging. U hoort het
al: er is economische schade alom. Is de Minister trots op dit resultaat en, zo nee,
steunt zij de oproep van de PVV om voor eens en altijd te stoppen met die natuurprojectjes
onder de noemer van de rivierverbreding? In Nederland hebben wij onze vaarwegen keihard
nodig.
Voorzitter. Laat de rivier niet onnodig zakken, maar zorg dat je ertegen gewapend
bent. De Deltawerken zijn op precies hetzelfde principe gebouwd. Ga de strijd aan
met water en geef je niet zomaar gewonnen. Kies ervoor om onze dijken te verhogen
en waar nodig te verbreden. Die oplossing heeft zich de afgelopen eeuwen bewezen.
Veiligheid boven alles. Waar mensen aan de dijk wonen, kun je volstaan met een stevige
damwand, zodat dijkverbreding niet leidt tot gedwongen verhuizingen. Wat dat betreft
is er tegenwoordig veel mogelijk om de omwonenden te ontzien. Is de Minister bereid
om zich toe te leggen op het verbeteren van onze dijkinfrastructuur en om een verantwoord
vaarpeil als vriend en niet als vijand te zien?
Voorzitter. De drinkwatervoorziening in Nederland heeft de droogte goed doorstaan.
In tegenstelling tot bij Ruimte voor de Rivier zijn de reserves daar niet afgebouwd.
Op een droge dag maken wij daar dankbaar gebruik van. Wat gaat de Minister eraan doen
om onze drinkwatervoorziening ook voor de toekomst veilig te stellen? De PVV is blij
dat er actie wordt ondernomen om de legionellabesmetting voor omwonenden van waterzuiveringsinstallaties
in het vervolg uit te sluiten. Dat kwam net al even voorbij. Als uit onderzoek blijkt
dat de biologische waterzuivering ongewenste risico's met zich meebrengt, dan moet
de Minister harde eisen durven stellen, ook als die grote aanpassingen vragen. Is
zij daartoe bereid?
Als we het toch hebben over de drinkwaterkwaliteit en de veiligheid: de PVV is verder
benieuwd hoe Nederland zich zal blijven wapenen tegen gevaarlijke stoffen in ons drinkwater.
Ik zie allemaal mensen verbaasd kijken. Ik kan Chemours noemen; dat ga ik niet direct
doen. Dat kan komen door onbewuste lozingen maar ook door bewuste chemische aanvallen
op onze drinkwatervoorziening. Kan de Minister ons garanderen dat zulke aanvallen
niets op zullen leveren en dat we beschermd zijn tegen opzettelijke besmetting en
vergiftging via drinkwater? Welke maatregelen zijn hiertegen genomen en, vooral, hoe
ziet de handhaving eruit? De afgelopen periode hebben we gezien dat de handhaving
door de overheid met regelmaat te wensen overlaat. Dingen alsmaar afschuiven van de
een naar de ander leidt niet tot vertrouwen in de totale overheid als het gaat om
onze waterveiligheid. Hoe gaat de Minister het vertrouwen herstellen in de verschillende
overheden na al die missers en de onzorgvuldige handhaving?
Voorzitter. We zien verschillende initiatieven voorbijkomen die reizigers aanmoedigen
om hun eigen drinkfles en drinkwater mee te nemen voor onderweg. Zo geeft de NS korting
bij stationswinkels en moeten er volgend jaar 200 gratis tappunten komen op de stations.
Hoewel de Staatssecretaris over de spoorportefeuille gaat, is dit ook een kwestie
van drinkwaterveiligheid. Het idee klinkt heel sympathiek, maar kan de Minister aangeven
in hoeverre het wenselijk is dat eigen drinkflessen telkens opnieuw worden gevuld,
gelet op de berichten dat dit bacteriëngroei stimuleert? Sterker nog, het constant
navullen van je flesje schijnt viezer te zijn likken aan een wc-bril. Is het daarnaast
mogelijk dat stoffen uit het plastic beginnen los te laten bij veelvuldig gebruik?
Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat we onbedoeld gezondheidsrisico's in
de hand werken, hoe sympathiek het idee ook is.
Samenvattend, het is een oud grapje dat je socialisten niet het beheer over de Sahara
moet geven omdat binnen de kortste keren het zand dan op zal zijn. Geef dit linkse
kabinet het beheer over onze rivieren en binnen de kortste keren is het water op!
Dit kan zo niet langer. Daarom zegt de PVV: bouw net als bij de drinkwatervoorziening
een marge in zodat we in de droge jaren voldoende vaarpeil overhouden. Stop met die
rivierverbreding en kies voor dijkverbetering. Zorg dat het onderhoud van onze dijken
niet verder verslechtert en onze waterveiligheid gegarandeerd blijft.
Voorzitter. Ik sluit af met een citaat dat we weleens eerder ingebracht hebben: «Een
goede dijk in de polder maakt de klimaatpaniek tot kolder.»
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Geurts. Hij spreekt namens het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Water betekent leven. Water is nog steeds van levensbelang. In gebieden
waar conflicten zijn, droogte overheerst of sprake is van grote armoede is schoon
drinkwater echter vaak niet beschikbaar. In Nederland hebben we gelukkig waterschappen.
Waterschappen zijn een soort verzekeringsstelsel. Ik maak vandaag dan ook van de gelegenheid
gebruik om uit te spreken hoe trots ik ben op al die mensen die daar werkzaam zijn.
Nederland is goed in waterbeheer, maar ik constateer dat de extremen groter worden.
De noodzaak om hiervan te leren wordt ook groter.
In juli heb ik met diverse andere partijen een motie mogen indienen die de regering
vroeg de Waterwet zo aan te passen dat het mogelijk wordt om vanuit het Deltafonds
maatregelen en voorzieningen ter bestrijding van wateroverlast te treffen. Het is
niet onbelangrijk om op te merken dat dit niet ten koste van de noodzakelijke investeringen
in de waterveiligheid mag gaan. De uitvoering van deze motie maakt ook het klimaatbeleid
een wettelijke taak van de waterschappen. Welke stappen heeft de Minister met betrekking
tot de wijziging van de Waterwet gezet?
Ik kom bij waterveiligheid. Ik sprak er net ook al over.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Ik hoor een lofzang op de waterschappen, maar ik moet daar toch een vraag bij stellen.
In veenweidegebieden is de grondwaterstand jarenlang te laag geweest, waardoor het
veen zo langzamerhand verdampt en steden als Gouda en Boskoop nog sterker dalen. Er
is een enorme schade te verwachten, voor zover die er nog niet is. Blijft u bij uw
lofzang op de waterschappen, of kunt u die enigszins nuanceren?
De heer Geurts (CDA):
Nee, ik blijf zeker bij mijn lofzang op de waterschappen. Ik denk dat zij er alle
recht toe hebben dat wij daar als Kamer en als samenleving trots op zijn. De heer
De Groot haalt de problematiek van de veenweidegebieden aan. Die is iets complexer
dan de heer De Groot die nu voorstelt. Er spelen meerdere zaken. Daar kan de heer
De Groot de waterschappen niet allemaal de schuld van geven.
De heer De Groot (D66):
Behalve dan van dat grondwaterpeil, want daar gaan zij over en dat is nou juist structureel
te laag als gevolg van de beslissing die de waterschappen hebben genomen.
De heer Geurts (CDA):
Ik denk dat de heer De Groot ook gewoon negeert wat er in ons klimaat gebeurt. Het
lijkt me niet de bedoeling om vandaag alle schuld op de waterschappen te schuiven.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Geurts (CDA):
Ik was bij waterveiligheid. In Italië zijn recent huizen in zeer korte tijd onder
water gelopen. Ik denk dat we niet moeten denken dat het in Nederland allemaal niet
zo'n vaart loopt. We moeten met elkaar vaststellen dat wat in Nederland is gebouwd
ook niet is afgestemd op klimaatgevolgen. Het komt al regelmatig voor dat er 70 mm
regenwater in een uur valt. Stel dat bij zo'n bui een ziekenhuis onderloopt, dan kan
er niet meer ontruimd worden. We zagen in de stad Münster in Duitsland 300 mm regenwater
in een etmaal naar beneden komen. De complete stad was ontwricht en de hulpdiensten
konden hun werk niet meer doen. We zitten nu in een fase van dit soort inzichten.
Ik vraag me af of Nederland alles wel goed in beeld heeft. Kan de Minister daar eens
op reflecteren?
Ik kom bij de Markermeerdijken. Dat punt is daarstraks ook al in de bijdrage van de
VVD voorbijgekomen.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De heer Geurts vraagt of we wel genoeg voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering.
We zien die gewoon al hier en nu. Ik deel die zorgen van mijn CDA-collega. Mijn vraag
is eigenlijk welke conclusies hij daaraan verbindt als het gaat om de vraag of je
op dit moment wel of niet moet bouwen in kwetsbare gebieden, zoals in uiterwaarden.
De heer Geurts (CDA):
Je moet altijd voorzichtig zijn als je op heel specifieke vragen zoals waar je wel
of niet moet bouwen, antwoord gaat geven. Ik kan me voorstellen dat je als je de goede
maatregelen neemt, echt wel op dit soort specifieke punten zou kunnen bouwen, maar
volgens mij hebben we in Nederland de afspraak – ik kijk ook even de Minister aan –
dat we in de uiterwaarden niet meer bouwen. Of het moet op terpen zijn; dat kan dan.
Voor de rest zijn er volgens mij hele strenge eisen om eventueel op zulke plekken
nog te kunnen bouwen. Ik zie de collega van de SGP-fractie hard knikken en hij heeft
er nog iets meer verstand van dan wij allemaal samen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik zie ook uit zijn inbreng op dit punt. Maar er zijn natuurlijk wel specifieke locaties
waarvoor er op dit moment bouwplannen liggen waarover toch heel veel zorgen zijn,
zoals in Arnhem. Mijn vraag aan het CDA is dus eigenlijk: zouden we, voordat we de
gigantische bouwopgave die nu voor ons ligt ten uitvoer brengen, niet veel duidelijker
moeten hebben waar het echt kwetsbaar is om nog te bouwen, met het oog op het veranderende
klimaat? Dan kan het gaan om veen of om uiterwaarden, maar er zullen plekken in Nederland
zijn die uitermate kwetsbaar zijn.
De heer Geurts (CDA):
Misschien moet ik dan even het volgende vertellen. Ik dacht dat het een anekdote was,
maar het was serieus. Een poosje geleden kwam een Amerikaans gezelschap Nederland
binnen bij Schiphol. Ze gingen naar Noord-Holland en spraken daar met mensen over
investeringen, totdat ze hoorden dat Nederland zo'n beetje onder het zeeniveau ligt.
De captain van die Amerikanen zei: we gaan naar huis. Ze zijn later wel teruggekomen,
omdat de Nederlanders uitgelegd hebben wat wij allemaal doen in Nederland om te zorgen
dat je hier kunt wonen, werken en leven. Maar het is misschien wel een indicatie dat
wij goed moeten blijven nadenken – die inzichten krijg je steeds meer – waar we wel
of niet gaan bouwen, maar dat het ook relatief is. Want als je iemand uit Amerika
hier invliegt, dan zou die helemaal nergens willen wonen.
De voorzitter:
Gaat u door. U begon aan de Markermeerdijk.
De heer Geurts (CDA):
Dank dat u me daarbij helpt. De situatie rond de Markermeerdijk houdt mij al een poosje
bezig in deze Kamer, en ook daarbuiten. Na een wat moeizame start is de inspraak volop
op gang gekomen. In dat proces komen interessante vragen naar boven. Uitgaande van
een zeespiegelstijging zullen bijvoorbeeld alleen pompen nog water uit het IJsselmeer
kunnen halen. De pompcapaciteit in de Afsluitdijk na 2050 is dus bepalend voor de
noodzakelijke hoogte van de dijk tussen Amsterdam en Hoorn. Maar we weten niet wat
die pompcapaciteit is. Moeten we niet eerlijk tegen elkaar zeggen dat de versterking
voor de periode 2040–2050 zou moeten plaatsvinden met een stapsgewijs ontwerp dat
zeer flexibel en aanpasbaar is? Die vraag zou ik graag aan de Minister willen voorleggen.
Wat vindt de Minister hiervan? En welke rol ziet de Minister nog voor haarzelf in
deze specifieke casus?
Voorzitter. Er wordt gewerkt aan dijkversterkingen. Ik hoor uit het veld dat er sprake
is van zeer forse kostenverhogingen om te voldoen aan de nieuwe normen. Ik noem maar
eens een voorbeeld: het dijkvak Gorinchem-Waardenburg. Mij is verteld dat de begrote
kosten in 2017 108 miljoen euro waren. In 2018 was dat in een keer 238 miljoen. Dat
is een kostenstijging van 130 miljoen euro. Als ik dat hoor, dan vraag ik me af: moeten
we niet eens kijken naar de financiële getallen van al die trajecten die zijn opgenomen
in het projectenboek 2019 van het Hoogwaterbeschermingsprogramma, een onderdeel van
het Deltaplan? Kloppen die nog wel? Mijn concrete vraag is: heeft de Minister hiernaar
gekeken, en wat betekent dit voor het Rijk en de waterschappen? En een vervolgvraag
daarop is: mag ik hier ook uit concluderen dat de nieuwe normeringen de dijken duurder
maken? Moeten we daar dan niet de conclusie uit trekken dat we een discussie moeten
voeren over de vraag of de normering aangepast moet worden of dat er op termijn meer
geld bij moet komen?
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer De Groot. Daarna heb ik zelf ook nog een vraag.
De heer De Groot (D66):
Als het gaat om dijkverzwaring hoor ik steeds dat er sprake is van budgetoverschrijdingen.
Nogmaals, betonnen dijken, of de dijken zoals ze worden aangelegd, zijn op deze wijze
ook heel erg duur. Ik noem nogmaals Ruimte voor de Rivier. Dat bleef allemaal binnen
het budget, in tegenstelling tot wat andere partijen hier suggereren. Zou het nou
niet verstandig zijn, vraag ik via de voorzitter aan de heer Geurts, dat we toch eens
kijken hoe die ruimtelijke inpassing en de expertise die daar centraal beschikbaar
was eraan hebben bijgedragen dat die projecten gewoon binnen de tijd klaar waren,
met draagvlak en binnen het budget?
De heer Geurts (CDA):
Dit is een bijzonder onderwerp. Ik woon in Gelderland. Ik weet ook welke gevolgen
de rivierverruiming bij Wapenveld gehad heeft voor de mensen die daar woonden. We
moeten dus niet te simpel denken over rivierverruiming. We moeten niet denken dat
dat allemaal de oplossing is, want we gaan mensen in een bepaald gebied daar ongelofelijk
mee treffen. Dat is één. Twee: ik zie nog wel wat projecten lopen, bijvoorbeeld in
Limburg, waar het in afstemming met de omgeving gaat, maar waar bijvoorbeeld ook weer
grindwinning terugkomt. Er zijn dus meerdere mogelijkheden bij zo'n verruiming. Ik
denk dat wij casus voor casus heel serieus moeten kijken wat wel en niet kan. Maar
ik vind het ongelofelijk belangrijk om in ogenschouw te nemen, zeker ook als Kamer,
welke grote gevolgen dit heeft voor de inwoners van zo'n gebied.
De heer De Groot (D66):
Dat was nou juist het aardige van Ruimte voor de Rivier: dat het zo snel en zo goed
ging omdat er veel draagvlak was. Wat dat betreft zitten we dus op één lijn. En hoe
minder je natuurlijk met grond sleept, hoe beter. We hebben tegenwoordig toch grote
doelstellingen op het gebied van klimaat en dat wordt eigenlijk nauwelijks betrokken
bij de dijkverzwaringen. Hoe meer je grond uit de omgeving haalt, hoe meer je de natuur
voor je laat werken en hoe beter het is in het kader van het klimaat.
De heer Geurts (CDA):
Ik hoorde geen vraag meer, maar ik wil toch even reageren. Snel, goed en draagvlak,
zei de heer De Groot. Ik vind draagvlak heel belangrijk, maar ik ken wel een paar
projecten die niet snel gingen, die achteraf beter hadden gekund en die op weinig
draagvlak konden rekenen.
De voorzitter:
Dan heb ik zelf nog een vraag voor u, namens de VVD-fractie. Het CDA noemde terecht
geld en het programmaboek, waarin in het verleden projecten zijn ingerekend en ingebracht.
U stelt de vraag of we het budget leidend moeten laten zijn of de normering, maar
wat wil het CDA zelf? We zijn met elkaar akkoord gegaan met de nieuwe normering. Wat
betekent dat dan? Of moeten we het budget leidend laten zijn?
De heer Geurts (CDA):
Ik denk dat het verstandig is om te constateren dat het CDA de normering leidend vindt,
want die hebben we met z'n allen vastgesteld met de inzichten die we toen hadden.
Overigens is dat op 1 januari 2017 ingegaan, zeg ik uit mijn hoofd, dus dat is redelijk
recent. Maar als Kamerlid en als fractie vind ik ook dat we, ook nu het beter gaat
met de economie, iedereen er wel op mogen wijzen dat we er nog lang niet zijn. Er
werd zonet ook over het onderhoud van onze waterwerken gesproken. Nou, ik weet nog
wel iets in Zeeland waarbij we wat discussie gehad hebben over onderhoud. Dat is ongelofelijk
belangrijk voor onze waterveiligheid. Ik denk dus dat waterveiligheid op één, twee
en drie hoort te staan. Onderhoud hoort daar ook bij en dan komen we toe aan volgende
projecten, mogelijk. Ik schat ook in dat daar best wel geld voor beschikbaar is, maar
laten we heel goed kijken wat we wel en wat we niet gaan doen. De normering is dus
leidend.
De voorzitter:
Ik heb nog een vervolgvraag namens de VVD-fractie. Waterschappen benaderen mij ook.
Ze zeggen: we hebben heel veel projecten op stapel staan en we hebben een enorme ambitie
en grote plannen, maar we zien ook dat het lastig is om in deze tijd, waarin de economie
best wel bloeit, voldoende partijen te vinden die dat voor ons willen uitvoeren, en
als ze het willen uitvoeren wordt het allemaal een stuk duurder. Vindt u dan ook dat
de waterschappen daarvoor zelf meer geld zouden moeten kunnen ophalen? Of liever niet,
omdat we ook goed moeten kijken naar de kosten voor de burgers en de bedrijven? Hoe
zit het CDA daarin?
De heer Geurts (CDA):
Zeker dat laatste: goed kijken naar de kosten voor burgers en bedrijven. Ik maak me
met de VVD-fractie zorgen. Mij bereiken ook geluiden dat aannemers gewoon niet meer
mee willen doen in construct and build, omdat het risico voor hen te groot is. We
hebben daar ook recent wat voorbeelden van gezien in Nederland. Het vraagt nogal wat
bezinning, ook van het kabinet, met de Minister voorop, op dit soort vraagstukken.
We mogen absoluut niet lui achterover gaan leunen alsof het allemaal wel voor elkaar
is in Nederland. Er liggen nog een paar hele grote uitdagingen. Zeker als het zo meteen
economisch wat minder zou kunnen gaan, hebben we echt een hele grote uitdaging met
z'n allen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ik kom bij de droogte. We draaien de kraan open en er komt schoon
zoet water uit. We beseffen de waarde van het water pas als de bron is opgedroogd.
Zover is het gelukkig dit jaar nog niet gekomen, maar de droogteperiode is nog steeds
gaande. Na een droge zomer en een droge winter hebben we in Nederland een heel groot
probleem. Zijn we voldoende in staat om deze problemen het hoofd te bieden? Kan de
Minister aangeven hoe het staat met de stresstesten die de gemeentes moeten uitvoeren?
Kan de Minister ook eens schetsen hoe de verantwoordelijkheidsverdeling in Nederland
nu precies is? Want bij droogte zijn de waterschappen toch aan zet en bij opschaling
de veiligheidsregio's? In de droogtecrisis is het mij namelijk opgevallen dat de provincie
de crisisleiding nam, maar ook dat diverse provincies wat moeite hadden om hun rollen
te scheiden; die van toezichthouder maar ook die van natuureigenaar. Heeft de veiligheidsregio
zijn rol wel kunnen vervullen? Heeft de Minister inzicht in wanneer de waterschappen
hun evaluaties hebben afgerond?
En hoe kijkt de Minister met de kennis van nu naar de verdringingsreeks? Mij is opgevallen
dat op veel plekken het besproeien van voedsel dat boeren verbouwen verboden was,
en veel water naar de natuur werd gestuurd en particulieren gewoon hun tuin mochten
blijven besproeien. De oproep van de waterleidingbedrijven heeft geen effect gehad
in mijn ogen. Ik denk dat ik zo'n beetje de enige was die zijn auto niet meer waste.
Dat gaf nog discussie in huize Geurts. Mij is ook ter ore gekomen dat er meer water
door waterleidingbedrijven is gewonnen dan vergund. Hoe gaat de Minister daarmee om?
Welke visie heeft de Minister op waterberging?
Voorzitter, dan kom ik bij de veenbodemdaling. Heel Holland zakt! In grote delen van
ons land is er sprake van bodemdaling. Aan de andere kant moeten we rekening houden
met een zeespiegelstijging. Feit is dat de bodemdaling tot ernstige schade leidt aan
infrastructuur, gebouwen, rijksmonumenten en landbouw. Dat gaat veel geld kosten.
Ik heb onderzoeken gezien waarin dat opliep tot 22 miljard in 2050. En dat is nog
niet het enige probleem. Door veenoxidatie komt er ook CO2 vrij en dat willen we eigenlijk ook niet. Nu moet ik eerlijk zeggen dat er langzaamaan
wat meer aandacht komt voor deze problematiek. Maar er zijn nog vier problemen, hoofdzaken.
Het thema is op rijksniveau erg versnipperd en verspreid over meerdere departementen.
Het tweede punt: een goede inbedding in een informatie- en onderzoeksprogramma met
middelen, ook structureel, is nog niet geregeld. Het derde punt: een visie op ruimtelijke
ontwikkeling met een keuze voor de langere termijn is er nog niet. Wellicht gaan we
dat lezen in de NOVI. Het vierde punt: er is wel aandacht voor veenweiden vanwege
CO2, maar dit keer zeg ik dat we de stad niet moeten vergeten. Het CDA vindt het noodzakelijk
dat de Minister vervolgonderzoek doet naar de ecologische, sociale en economische
gevolgen van de veenbodemdaling en daarbij gemeenten, waterschappen en provincies
gaat betrekken. Ook vragen we om in kaart te brengen welke maatregelen een positief
effect hebben op het terugdringen van veenbodemdaling en mogelijk ook op CO2-reductie. Daarvoor is in onze ogen één coördinerende Minister nodig die de veenbodemdalingproblematiek
in zijn of haar portefeuille krijgt. Ten slotte vindt het CDA dat de tegengegaan van
veenbodemdaling verder onderzocht moet worden door middel van pilots die via een investeringsfonds
gefinancierd zouden kunnen worden. Graag een reactie van de Minister hierop.
Ik kom bij de waterkwaliteit. De waterkwaliteit van de Nederlandse wateren wordt steeds
beter. Op dit moment wordt hard gewerkt aan de onderbouwing van de doelen en normen
voor waterkwaliteit. Daarbij wil ik de waterschappen en onderzoekers wel oproepen
om zorgvuldig te zijn. Vervolgens is het belangrijk dat er in samenwerking wordt gekeken
welke bronnen er zijn en hoe we daarvoor maatregelen kunnen nemen. Dat doen we nu
ook al met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Ik vraag de Minister wanneer en of
dat programma wordt voortgezet.
Rioolwater zuiveren is kostbaar. In gesprekken met het veld is mij gevraagd om te
pleiten voor kennisuitwisseling en samenwerking door verschillende waterzuiveringen.
Mogelijk liggen hier kansen, want er wordt nu vaak dubbel gezuiverd: eerst door de
waterschappen en later door waterleidingbedrijven. Dat zou toch efficiënter moeten
kunnen, zo vroeg ik me af. Daarnaast constateer ik dat er nog veel werk gedaan moet
worden om alle riooloverstorten klimaatbestendig te maken. Het kan toch niet zo zijn
dat we boeren en tuinders blijven beschuldigen van oppervlaktewaterverontreiniging,
terwijl riooloverstorten de veroorzaker zijn? Graag een reactie van de Minister.
Dan de rioolproblematiek in Caribisch Nederland. De VVD-fractie heeft daar ook aandacht
voor gevraagd. Ik sluit me daarbij aan met nog een opmerking erbij. De Minister schreef
dat de vervuiling op Bonaire sterk is afgenomen als gevolg van de rioolwaterzuivering.
Ik vroeg me af hoe de Minister tot deze conclusie is gekomen.
Dan kom ik bij het waterschap als energiebedrijf. Waterschappen kunnen een grote bijdrage
leveren aan de energietransitie. Ik zeg «kunnen», want dat mag volgens ons niet van
de wet. Al de hele tijd leeft de vraag of de waterschappen bevoegd zijn om meer energie
op te wekken dan zij voor hun bedrijfsvoering nodig hebben. Met name bij de innovatieve
toepassing van duurzame energiebronnen, zoals biogas op de rioolwaterzuivering of
aquathermie, is dat van groot belang. In de aanloop naar het klimaatakkoord is afgesproken
dat hiervoor een wetswijziging moet worden voorbereid, maar de tijd begint te dringen.
Wil de Minister snel met een wetswijziging komen, zo vroeg ik me af. Die vraag stel
ik ook aan de Minister.
Dan kom ik op het punt van drugsafval. Drugsafval in de natuur is een groot probleem.
We begrijpen dat er onder leiding van het IPO een voorstel zou komen om de kosten
van het opruimen te regelen. Dat is prima, maar dat is wel het paard achter de wagen.
De drugscriminaliteit verdient, wat het CDA betreft, vanwege vele redenen een stevige
aanpak. De schade aan natuur en water is daar één van. Wordt die schade altijd verhaald?
Ik zie in waterzuiveringen ook dingen voorbijkomen, waarvan ik denk: hoe gaan we daarmee
om? De andere vraag, maar die is volgens mij niet voor deze Minister, is of er voldoende
opsporingscapaciteit is om deze dumpingen tegen te gaan. Gaat de Minister zich daar
hard voor maken in het kabinet?
Mijn laatste punt, voorzitter, gaat over grondwater. Veel mensen in Nederland hebben
water onder vloer en daardoor last van optrekkend vocht, schimmel, paalrot en extra
stookkosten vanwege de kou. Zo haal je nooit een goed energielabel voor je huis! Gemeenten
hebben op grond van de Waterwet, om precies te zijn volgens artikel 3.6, een grondwaterzorgplicht.
Gemeenten zijn er dus voor verantwoordelijk om nadelige grondwaterstandgevolgen te
voorkomen. Ik vroeg me af of er weleens een evaluatie naar die zorgplicht is gedaan.
Doen die gemeenten het goed? Is de belangenafweging juist? En hebben de waterschappen
hier geen enkele rol in, zo vroeg ik me af. Deze vragen worden steeds belangrijker
als we ons realiseren dat we door de verandering van het klimaat steeds vaker periodes
van droogte of juist van hoosbuien krijgen.
En ik heb nog een vraag aan de Minister: wie is er verantwoordelijk voor het dieper
gelegen grondwater? Ook die vraag wordt steeds relevanter, nu we steeds meer de loop
van het diepe grondwater beïnvloeden, bijvoorbeeld door bouwactiviteiten, bodemenergiesystemen,
het storten van verontreinigde bagger, oude zandwinputten en bronbemaling. Misschien
dat de Minister daar ook eens op kan reflecteren.
Tot zover de eerste termijn van mijn fractie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer De Groot. Hij spreekt namens D66.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Begin juli vroeg mijn voorganger, Matthijs Sienot, een debat
aan over de droogte, onder het mom: «Voedsel verdort, de schepen lopen vast en de
natuur staat in brand.» En hoewel velen vonden dat hij overdreef, was zijn uitspraak
helaas toch dicht bij de waarheid: het viel niet mee. Extreem weer is het nieuwe normaal
geworden. Laat me dan ook beginnen met een compliment voor deze Minister voor het
bestuursakkoord over klimaatadaptatie. En de Minister doet ook goed werk met haar
Global Commission on Adaptation.
Maar internationale initiatieven en bestuursakkoorden houden geen water vast, in tegenstelling
tot groen-blauwe daken. D66 wil een aantal concrete, effectieve maatregelen uitrollen
over de platte daken van Nederland. Een groen-blauw dak houdt water vast, isoleert
en draagt bij aan schone lucht. Is dit voor de Minister een optie om mee te nemen
in de verdere besprekingen, ook gezien het enthousiasme van de Deltacommissaris hierover?
De gemeenten voeren nu stresstesten uit, maar als je bankstel door de kamer drijft,
heb je ook behoorlijk wat stress. Bestuursakkoorden zijn goed, maar D66 wil concrete
actie, ook als het gaat om kwetsbare apparatuur in kelders van ziekenhuizen bijvoorbeeld.
Wat gaat de Minister ondernemen om kwetsbare infrastructuur klimaatproof te maken?
Als het regent in Diemen, moeten niet de treinen in Utrecht uitvallen, zoals onlangs
gebeurde. Dan hebben ze nog een extra reden, naast de blaadjes.
Dan de droogte, voorzitter. Van wie is het grondwater? De collega van het CDA, Geurts,
vroeg er al naar. Deze zomer pompten waterbedrijven soms wel tot 40% meer water op
dan normaal. Bij het oppervlaktewater is er een duidelijke volgorde waarvoor je het
water mag gebruiken, en waarvoor niet. Daarbij wordt de natuur tot het laatst gespaard.
Bij het diepe grondwater is dit niet geregeld, waardoor mensen hun tuin kunnen blijven
sproeien, terwijl de natuur verdort. Gaat de Minister verdringingsregels opstellen,
analoog aan die voor oppervlaktewater?
Hetzelfde geldt voor de internationale afstemming. België spaart de scheepvaart tot
het laatst, waardoor er in Nederland drinkwaterprobleem ontstaan. Hoe gaat de Minister
het droogtebeleid internationaal afstemmen?
Dan de waterveiligheid. 30 jaar geleden liep ik stage bij het Centrum voor Milieukunde
in Leiden. We hielden ons bezig met het Plan Ooievaar. Dat leidde later tot Ruimte
voor de Rivier. We gingen het water bergen mét de natuur in plaats van ertegenin.
En het Hoogwaterbeschermingsprogramma kent slechts één doelstelling: waterveiligheid.
D66 is van mening dat daarnaast ook ruimtelijke kwaliteit als doelstelling dient te
worden opgenomen, net als bij Ruimte voor de Rivier.
Ik ben in de evaluatie van Ruimte voor de Rivier gedoken, op zoek naar de succesformule.
Wat was het geheim? Waarom bleven alle projecten binnen de tijd en binnen het budget?
Antwoord één is expertise. Er was een sterke, onafhankelijke programmadirectie met
specifieke kennis over bouwen met natuur. Antwoord twee is juist die dubbele doelstelling:
naast veiligheid ook ruimtelijke kwaliteit. Onlangs kregen de makers van Ruimte voor
de Rivier de befaamde Maaskantprijs. Terecht staat Nederland hiermee internationaal
op de kaart. Toch zou het vreemd zijn als we internationaal worden geprezen voor een
praktijk die we zelf niet meer toepassen. Daarom pleit D66 ervoor om, naast veiligheid,
bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma ook ruimtelijke kwaliteit op te nemen, en expertise
hiervoor te organiseren.
Dan waterkwaliteit. Deze zomer werd de zwemmer Maarten van der Weijden ziek tijdens
het zwemmen van de Elfstedentocht. Experts wijten dit aan poep en urine in het water.
Elk jaar krijgen tienduizenden zwemmers darmproblemen van het zwemmen. D66 wil zwemmers
beter beschermen tegen poepende pleziervaarders. In Nederland is het verboden om toiletten
te lozen op het oppervlaktewater. Inmiddels zijn er meer dan 300 uitpompstations,
waar pleziervaarders hun vuilwatertank kunnen legen. Toch gebeurt dit maar mondjesmaat,
al is dat misschien niet de goede uitdrukking in dit verband. Met de warmere zomers
neemt de overlast door blauwalg toe, wat ten koste van recreatieondernemers gaat.
Bovendien wil je je kinderen toch gewoon kunnen laten zwemmen? Daarom pleit D66 ervoor
dat schepen met een vuilwatertank deze simpelweg verzegelen. Makkelijk te doen, makkelijk
te controleren en schoner zwemwater.
Voorzitter. Per dag gooien mensen ruim 400 kilo aan medicijnen weg of spoelen deze
door het riool. Dat is slecht voor het onderwaterleven en de vissen en dat is vooral
kostbaar. We gaan nu, met hulp van deze Minister, miljoenen uitgeven om medicijnresten
uit het rioolwater te zuiveren, maar dat is toch, met alle respect, een beetje water
naar de zee dragen? Tijdens een vorig waterdebat concludeerde de heer Dijkstra van
de VVD dat het gewoon een kwestie van voorlichting is en hij heeft gelijk. Daarom
stelt D66 een breng-mij-terugsticker op medicijnverpakkingen voor, zodat mensen echt
kunnen weten waar ze met hun restanten heen kunnen.
Voorzitter. Fosfaat is een eindige grondstof en is essentieel voor onze voedselvoorziening.
Waterschappen kunnen technisch gezien fosfaat terugwinnen, maar de regels verhinderen
dat. Ook voor het gebruik van zuiveringsslib en energieopwekking zitten afval- en
belastingwetgeving in de weg. Het kan allemaal al en het speelde zeven jaar geleden
al. Weer een nieuwe praatclub? D66 zegt: Minister, regel het gewoon, want het fosfaat
raakt op, ook voor onze voedselproductie. Graag een reactie op dit punt.
Dan de Kaderrichtlijn Water. We gaan die doelstellingen niet halen. Het PBL liet in
de recente Balans van de Leefomgeving zien dat met de huidige opzet in 2027 naar verwachting
slechts 15% van de regionale wateren in Nederland een goede biologische kwaliteit
zal hebben en dat dit voor de rijkswateren 55% zal zijn. Welke extra stappen gaat
de Minister zetten om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te realiseren? Wat is
de inzet van de Minister bij de fitness check?
Plastic. De VVD verrast vriend en vijand met haar proefballonnen. Als de ideeën niet
in strijd waren met de Grondwet, waren ze wel onhaalbaar of een verspilling van belastinggeld,
maar goed. Problematisch wordt het als plastic proefballonnen het land en het water
vervuilen. Boeren slaan alarm omdat ze steeds meer plastic in hun grond aantreffen.
Plastic ballonnen staan in de top vijf van plastic afval dat op de stranden wordt
gevonden. D66 gunt kinderen hun ballon, maar zoals Dijkhoff het zo mooi zegt: je ruimt
je eigen rotzooi op. Het massaal buiten oplaten van ballonnen is niet meer van deze
tijd. Ik hoor graag van de Minister dat zij het hiermee eens is. Dat zou in ieder
geval wel in lijn zijn met de brief die zij samen met de Staatssecretaris schreef
over de aanpak van zwerfafval. Een derde van het plastic afval op onze stranden en
dus ook in zee is visserijpluis, van netten. Wat gaat de Minister hieraan doen?
Voorzitter. De Minister werkt aan haar visie op de Noordzee. Daarbij gaat zij in op
de balans tussen windenergie, visserij, natuur en voedselproductie. D66 is van mening
dat deze visie zo snel mogelijk het licht moet zien, zodat de balans in de praktijk
kan worden gebracht. Nu lees ik dat de Minister het juist gaat uitstellen met het
oog op de initiatieven voor klimaat en de NOVI die vanuit de vakdepartementen komen.
Niet wachten op deeltrajecten, maar doorpakken, Minister; juist als u uw coördinerende
ambitie wilt waarmaken, gaat uw visie voor die van de vakdepartementen.
Over uitstel en vertraging gesproken, voorzitter: de Waddenzee. Voor het AO Waddenzee
schreef de Minister nog dat de onafhankelijke verkenning van de ene beheerautoriteit
ertoe moest leiden dat deze begin 2019 – ik herhaal: begin 2019 – van start zou gaan.
Dat is over twee maanden. Tijdens het AO Waddenzee legde de Kamer er de nadruk op
dat er een goede scheiding tussen beleid en uitvoering moest komen. Nu voert de Minister
juist dit argument aan als reden dat de verkenning langer duurt. Dat is onbestaanbaar.
Graag een reactie.
In 1987 besloot VVD-Minister Kroes dat de Haringvlietsluizen op een kier zouden gaan.
Onlangs was het zover, een feestelijk moment. Alles is opgelost, behalve dat er nog
lekker doorgevist mag worden rond de kier. Alle betrokkenen, ngo's, vissers en de
Ministers van LNV en IenW, zo zeg ik er uitdrukkelijk bij, waren het erover eens dat
het stilleggen van de visserij rond de kier de meest voor de hand liggende en verstandige
maatregel was. De kosten, 1,5 miljoen, zijn te overzien in relatie tot de 700 miljoen
die Nederland en de buurlanden hebben uitgegeven aan het mogelijk maken van vismigratie.
De Minister weigert samen met haar collega van LNV om een visserijvrije zone in te
stellen rondom de kier. Zoals gezegd, een belediging voor elke trekvis en een bizarre
besteding van belastinggeld. Is de Minister bereid om met haar collega van LNV in
gesprek te gaan om toch die verstandige maatregel waartoe zij zelf al van mening was,
namelijk een visserijvrije zone, zeker tijdelijk, in te stellen?
Voorzitter, tot slot bodemdaling. Er is al veel over gezegd. D66 houdt de waterschappen
verantwoordelijk voor de veenbodemdaling. Het moet ook eens gezegd worden dat jarenlang
onverantwoordelijk beleid zijn tol heeft geëist. Wat was hier aan de hand? Steden
als Boskoop en Gouda zakken weg in het moeras en de waterschappen pompen vrolijk door.
Er dreigt 20 miljard schade, als het niet veel meer is, als de Minister dit niet gaat
oplossen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Brenk, die spreekt namens 50PLUS.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, ik ben wat verrast omdat ik dacht dat u de grootte van de fracties zou
aanhouden. Maar hartelijk dank.
De voorzitter:
Dat mag ook, als u dat liever is.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Nee, ik.... Nou, eigenlijk wel.
De voorzitter:
Dan bent u zo aan de beurt. Dan geef ik eerst het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En mevrouw Kröger van GroenLinks is er helemaal klaar voor. Feest!
De voorzitter:
Dan hanteren we de volgorde van de fracties.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Oké, bij dezen.
Voorzitter, ruig weer, te nat, te droog, te veel of te weinig water. Dat is klimaatverandering
en dat is niet ver weg maar dat is hier en nu, en de grote vraag is of we er klaar
voor zijn. Nederland daalt steeds harder door inklinkende bodem, gasboringen, veenoxidatie
en andere redenen. En tegelijk stijgt de zeespiegel en hebben we met steeds onvoorspelbaardere
regen te maken. Dan is het wat mij betreft zorgelijk dat onderhoud van het hoofdwatersysteem
is uitgesteld en dat de Europese Rekenkamer hier ook over waarschuwt. Hoe gaan we
die tekorten inlopen en wanneer is al dat achterstallig onderhoud op orde, vraag ik
de Minister.
We moeten slimmer omgaan met de grilligheid van het water, water bergen als we te
veel hebben en vasthouden voor tijden dat het droog wordt. Daarom zijn we blij dat
er een Bestuursakkoord Klimaatadaptatie ligt. We zouden graag in de verdere uitwerking
veel aandacht zien voor klimaatadaptief bouwen. Wat zijn de concrete plannen om te
zorgen dat alle nieuwe wijken klimaatadaptief worden gebouwd? Wij hebben blauw-groene
wijken nodig met veel ruimte voor de natuur om water op te vangen. Eerder vroeg ik
vorig jaar een vorige bewindspersoon aandacht voor groene daken, zowel voor verkoeling
in de stad als voor waterberging. Kan de Minister vandaag toezeggen dat groene daken
meegenomen wordt in de klimaatadaptieve bouwplannen?
Worden potentiële bouwlocaties voldoende meegenomen in de klimaatstresstesten die
nu plaatsvinden? Als we nu al weten dat we voor grote uitdagingen komen te staan met
onze rivieren, moeten we toch geen woonwijken meer aanleggen in bijvoorbeeld de uiterwaarden,
zoals nu het plan is in Arnhem. Dat is echt onbegrijpelijk. Zou het niet op zijn minst
verstandig zijn dat dit besluit wordt uitgesteld totdat de plannen voor dijkversterkingen
en de MIRT-verkenningen geheel zijn afgerond? Graag hoor ik van de Minister of zij
bereid is om met de gemeenten en de provincie het gesprek hierover aan te gaan. Welke
concrete stappen gaat de Minister zetten om dit soort gevallen, zoals nu specifiek
in Arnhem speelt, in de toekomst te voorkomen? Wil zij samen met de VNG, provincies
en haar collega van Binnenlandse Zaken hier concrete afspraken over maken? Wat doen
we als het misgaat, want het gaat nu al vaak mis? Hoe zijn mensen dan verzekerd? We
lijken nu een gat te hebben tussen een echte ramp met groot water, bijvoorbeeld wanneer
een dijk doorbreekt, en de opstalverzekering die je hebt voor bijvoorbeeld het lekken
van je dak na flinke hoosbuien. Er is veel grijs gebied, kleinere waterwegen die overstromen,
verzakkingen door droogte, toenemende kans op storm en hagel en veel mensen weten
ten eerste eigenlijk helemaal niet dat ze een risico lopen op de locatie waar ze wonen
en ten tweede of ze wel of niet gedekt zijn, en hoe dan precies. Klopt het dat de
Wet tegemoetkoming schade bij rampen maar de helft van de schade dekt en eigenlijk
niet de schade door bedrijfsuitval en dat het soms tien jaar duurt voordat er iets
wordt uitgekeerd?
Wat GroenLinks betreft moet het voor iedereen veel duidelijker zijn wat het risico
op schade is bij extreem weer en welke zekerheid daartegenover staat. Wanneer geldt
de WTS en wanneer geldt de normale opstalverzekering? Wat en waar zijn de risico's
die de komende jaren steeds vaker zullen voorkomen en welke mogelijkheden zijn er
om je daartegen te verzekeren? Het laatste Deltaprogramma zou het restrisico tussen
de WTS en de verzekeraars onderzoeken. Is dat ook gebeurd? Kan de Minister ons vertellen
hoe het hiermee verdergaat? Ik wil graag een plan van de Minister en een grondig onderzoek,
bijvoorbeeld door de WRR, naar de verzekerbaarheid van klimaatschade in de toekomst.
Is de Minister bereid om dit toe te zeggen?
Slimmere waterveiligheid moet ook in samenspraak met mensen en met behoud van landschap,
natuur en cultuur. De zorgen die eerder zijn aangeduid door mijn collega van de VVD,
tevens onze voorzitter, rond de Markermeerdijk zijn daar een duidelijk voorbeeld van.
Er zijn twijfels of deze ingreep wel kosteneffectief is. De Minister schrijft ons
dat alles goed is onderzocht en dat ze door wil. Ik wil de Minister toch echt met
klem vragen of zij bereid is tot een second opinion, waarbij de alternatieven die
door de bewoners zijn gepresenteerd ook serieus worden meegewogen.
Dan een ander punt van zorg over water en natuur: de geplande zandafgraving in het
IJsselmeer. Daar is veel onrust over in Friesland, waar in een belangrijk natuurgebied
op grote schaal zand gewonnen gaat worden. Kan de Minister hierover in gesprek met
de betrokken gemeenten en de provincie? Kan zij toezeggen dat er geen stappen gezet
worden totdat de alternatieven verkend zijn en het gesprek hierover is aangegaan,
waarbij minder schade en risico voor de natuur centraal staat?
Dan drinkwater. Ik wil me vandaag graag richten op één bedrijf dat toch wel symbool
is komen te staan voor de zorgen en problemen rond chemische stoffen en het drinkwater.
Het zal niemand verbazen dat dat Chemours is. In de zomermaanden was er landelijk
veel onrust over het feit dat er nog steeds PFOA in het afvalwater van Chemours zat,
ondanks dat dit bedrijf al jaren geleden deze mogelijk kankerverwekkende stof had
vervangen door GenX en PFOA dus niet vergund was. Mijn vraag aan de Minister: was
het op het ministerie bekend dat PFOA als bijproduct van GenX kan ontstaan in het
productieproces? Met andere woorden, als je als bevoegd gezag GenX vergunt, krijg
je PFOA gewoon op de koop toe. Hoe kan dit? Was het ministerie hiervan op de hoogte?
Zo ja, waarom is de Kamer er dan niet over geïnformeerd? Zo nee, wat gaat hier dan
mis? Waarom is de transparantie over alle potentiële ZZS die vrijkomen in het productieproces
niet onderdeel van de vergunning? Kunnen we zorgen dat bedrijven naast de vergunning
moeten rapporteren over wat ze daadwerkelijk lozen en wat daarbij vrijkomt?
Dan over PFOA en de brede productgroep PFAS in de bodem. Op dit moment is er geen
landelijke norm voor en kan met PFAS vervuilde grond dus ook worden ingezet voor het
ontdiepen van plassen, het ophogen van dijken, bouwgrond et cetera. Dit is een risico
voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. Heeft de Minister in beeld hoeveel
locaties er landelijk met PFAS-stoffen vervuild zijn? Uit onderzoek van het Expertisecentrum
PFAS blijkt dat in 86% van de monsters, genomen op 29 risicolocaties, PFOA is aangetroffen
in het water. Dat is zeer zorgelijk. Wanneer worden die normen gesteld? Wordt PFAS-vervuiling
meegenomen in de analyses die worden gedaan voordat bodem en bagger weer ingezet kunnen
worden?
Dan ten slotte heel kort over plastics in het water. Er is steeds meer bekend over
hoever microplastics al zijn doorgedrongen in ons leefmilieu en water. Komt er een
norm binnen de Kaderrichtlijn Water over microplastics in de natuur?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de Socialistische Partij, aan de heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Ik wil het vandaag hebben over twee belangrijke thema's. Een daarvan
is waterveiligheid: hoe veilig zitten we achter de dijken als het klimaat de komende
decennia echt gaat veranderen? Het andere is waterkwaliteit. Hoe zorgen we ervoor
dat de lozing van allerlei stoffen wordt tegengegaan?
Voorzitter. De zeespiegel stijgt sneller dan we dachten. Nu hebben we het in Nederland
goed geregeld. Al generatie na generatie wonen we veilig achter de dijken, meters
onder de zeespiegel en achter de rivieren. Maar wonen we nog net zo veilig als het
water drie meter hoger komt te staan en we met een veel grotere toevoer van de rivieren
vanuit het achterland te maken hebben? Dat gaat niet de komende decennia al gebeuren,
maar wanneer is het moment om te beginnen met de benodigde maatregelen? Als het water
in 2100 meters hoog staat en blijft stijgen, kan er niet pas in 2090 begonnen worden.
2100, 2090: het klinkt allemaal heel ver weg, maar het zal gaan om ingrijpende, tijdrovende
en zeer kostbare maatregelen.
Het is goed dat het KNMI nu al aan scenario's werkt en dat deze meegenomen gaan worden
in de komende actualisering van programma's. Maar wordt er ook een scenario ontwikkeld
waarin we klimaatafspraken niet gaan halen? Het gaat dan niet om de vraag of we in
Nederland wel of niet aan de gestelde doelen zullen voldoen, maar echt wereldwijd.
De naleving en uitvoering van het klimaatakkoord van Parijs is helaas geen gegeven.
Wat andere landen, zoals de VS, China en Brazilië, gaan doen hebben wij niet in de
hand, maar het heeft op lange termijn wel effect op onze veiligheid. In hoeverre wordt
op deze mogelijkheid geanticipeerd? Hoe gaan er op tijd voldoende middelen zijn als
we echt van het ergste moeten uitgaan?
Ik wil op dit punt ook de Markermeerdijk even aanstippen. Er zijn door de VVD, GroenLinks
en andere partijen dingen over gezegd. Wij zijn met de commissie naar Varik-Heesselt
geweest. Ik ben daar ook alleen naartoe geweest en de Minister is er volgens mij ook
is geweest. Gelet op het traject daar vind ik het vooral belangrijk dat wij de burgerparticipatie,
de inspraak en ook de ideeën die vanuit de bewoners komen serieus nemen en een plek
geven, zodat we kunnen voorkomen dat, net als in Varik-Heesselt, actiegroepen jarenlang
moeten strijden om toch hun ideeën aan de man te krijgen. Dat is daar goed gelukt,
dus laten we vooral daarvan leren en het hier beter inrichten.
Voorzitter. Ook ik ga het over één specifiek bedrijf hebben. Dat zal niemand aan deze
tafel verbazen. Het gaat om het hier en nu en de kwaliteit van ons drinkwater. Die
staat onder druk door een veelvoud aan redenen. Ik noem dumping van drugsafval en
medicijnresten en natuurlijk lozingen van allerlei giftige stoffen door de chemische
industrie in het water en in de lucht. Recent zijn op een aantal plekken, waaronder
Helmond en de Alblasserwaard, hoge concentraties PFOA aangetroffen. PFOA, dat al vijf
jaar niet gebruikt zou zijn door Chemours in Dordrecht. De provincie Zuid-Holland
heeft een dwangsom opgelegd van 1 miljoen euro, omdat Chemours volgens metingen is
blijven lozen in de zomer van dit jaar, 2018. Wij hebben het hier dus over PFOA, een
kankerverwekkende stof. Ik vind het echt ongekend dat dit gewoon gebeurt en er niet
of nauwelijks wordt opgetreden. De provincie doet alles wat in haar macht ligt, maar
dat is blijkbaar ontoereikend. Ik wil van de Minister horen of de aanwezigheid van
PFOA in onze wateren een bedreiging vormt voor ons drinkwater. Zit het er wellicht
al in? Wordt PFOA ook structureel gezuiverd uit het oppervlaktewater en wordt het
ook gemonitord? Zo niet, wat gaat de Minister doen om dit inzichtelijk te maken?
De voorzitter:
De heer Van Aalst heeft daar een vraag over.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik probeer toch even van mijn collega van de SP wat helderheid te krijgen. Er ligt
een vergunning van Chemours waarin heel duidelijk staat er inderdaad PFOA vrijkomt
bij de verwerking. Daar is ook vergunning voor verleend. Het gekke is nu eigenlijk
het volgende. In de vorige periode zat er een SP-gedeputeerde die de vergunning heeft
afgegeven. We hebben nu een nieuwe periode en nu is het een SP-gedeputeerde die handhaaft
en hier moeite mee heeft. Vindt u dat ook een vreemde situatie?
De heer Laçin (SP):
Nee, ik vind dat geen vreemde situatie. De afspraak was dat Chemours PFOA sinds 2013
niet meer zou gebruiken en dat dit niet meer zou vrijkomen. Dat is wat er staat, ook
in de afspraken met Chemours. Ik weet dat de heer Van Aalst daar anders over denkt
en dat ook blijft volhouden, maar dat is wel de afspraak die is gemaakt. Op basis
daarvan heeft onze gedeputeerde, die dus inmiddels een andere portefeuille heeft en
nu op handhaving zit, alles uit de kast getrokken om Chemours bij de les te houden.
Ik noem dwangsommen. Inmiddels is de vergunning voor GenX enorm verlaagd in de periode
dat de SP daar bestuurt. Dat doen ze met dwangsommen, maar dat neemt niet weg dat
Chemours door blijft gaan. Daarom vraag ik net zoals de PVV aan deze Minister wat
wij hier vandaan kunnen gaan doen om dit te stoppen.
De heer Van Aalst (PVV):
We zijn het inderdaad eens dat we meer duidelijkheid moeten krijgen over de handhaving,
maar iets anders is wel pertinent onjuist. In de vergunning staat heel duidelijk dat
PFOA vergund wordt als bijproduct dat vrijkomt in het proces bij Chemours. Dat staat
er gewoon klip-en-klaar in. Geen discussie. Dat heeft de SP-gedeputeerde op dat moment
vergund. Dus ik vind het heel merkwaardig dat-ie dan nu ineens moeilijk gaat doen
in de handhaving, los van of je het er wel of niet in wilt hebben. Op dit moment constateer
ik gewoon dat er een vergunning ligt en dat de SP-gedeputeerde die die afgegeven heeft,
nu ineens wil gaan handhaven. Hij heeft er zelf een potje van gemaakt. Dat is inderdaad
het punt dat wij aangaven, van: goh, Minister zorg er nu eens voor dat die handhaving
op orde komt. Ik vind het in dit geval toch een beetje hypocriet en ik zou uw collega
van de SP daar echt op aan willen spreken dat hij dit vergund heeft toen hij dat mocht
doen, en nu ineens hoog van de daken schreeuwt dat het eruit moet. Dan had-ie toen
even wakker moeten blijven.
De heer Laçin (SP):
Het antwoord blijft eigenlijk hetzelfde. PFOA zou niet gebruikt mogen worden, zou
niet vrijkomen. Dat is de afspraak met betrekking tot de invoering van GenX: PFOA
zou gestopt worden. Deze discussie heb ik vaker gehad met de heer Van Aalst. We kunnen
haar hier over gaan doen. Maar de SP probeert er zowel provinciaal als landelijk alles
aan te doen dat die rotzooi niet in ons milieu terechtkomt, want daar hoort dit gewoon
niet.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik deel de analyse van de heer Laçin dat het Rijk nu toch ook aan zet is om iets te
doen aan het feit dat er nog steeds PFOA in Nederland gevonden wordt. Ik heb een vraag
over het feit dat PFOA eigenlijk ontstaat in het productieproces van GenX, een feit
dat volgens mij niet als zodanig gemeld is aan ons hier in de Kamer. Terwijl het wel
te vinden is in de vergunningverlening uit 2013 en in de verslagen van de bezwaarschriften
die net publiek zijn gemaakt. Hoe kijkt de heer Laçin daar nu naar? Had er niet al
veel eerder, ook vanuit de provincie, naar het Rijk gecommuniceerd moeten worden:
PFOA blijft vrijkomen, dus dit blijft een probleem?
De heer Laçin (SP):
Eens. Ik denk dat we wat dat betreft ook naar onszelf moeten kijken, als Kamer. Wat
mij betreft is afgesproken dat PFOA niet meer gebruikt wordt in het productieproces,
dat het niet meer vrij zou moeten komen. Het staat wellicht anders in de vergunning,
maar GenX is bedoeld als opvolger van PFOA. Als in dat productieproces nog steeds
PFOA vrijkomt, wat nu eigenlijk blijkt uit metingen van afgelopen zomer, dan moet
de Minister heel snel stappen gaan nemen, want dat is volgens mij niet de bedoeling.
We weten dat dit zou moeten stoppen omdat het kankerverwekkend is. GenX zou een kleine
verbetering moeten zijn, maar toch blijft het komen. Ik vind dat gewoon niet kunnen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij blijkt het niet zozeer uit de metingen van afgelopen zomer. Uit de metingen
blijkt inderdaad dat PFOA nog steeds in het afvalwater zit. Over de oorzaak daarvan
zijn wij als Kamer niet geïnformeerd. De oorzaak is dat het gewoon een bijproduct
is van het GenX-productieproces. Dat is informatie die volgens mij bij de provincie
wel bekend was. Dan is mijn vraag toch aan mijn collega: wat gaat hier nou mis dat
dit op provinciaal niveau bekend is en wat zouden we daaraan kunnen doen?
De heer Laçin (SP):
Ik denk dat het dan goed is om ook richting de provincie te communiceren hoe dit niet
bij ons terecht is gekomen, waarom wij daar nu, vijf jaar later, pas een discussie
over hebben. We hebben die discussie natuurlijk wel vaker, maar nu op dit specifieke
punt. Want de afspraak is wat mij betreft dat we PFOA zouden moeten uitsluiten. Als
het in het productieproces nog steeds vrijkomt en in ons milieu en ons water komt,
waar het vervolgens een dreiging is voor ons milieu en wellicht onze gezondheid, dan
gaat er iets mis en moeten we daar, denk ik, heel snel stappen op gaan nemen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Laçin (SP):
Ja. Dan maak ik de koppeling naar REACH. Ik weet dat dit voornamelijk hoort bij het
dossier van de Staatssecretaris, maar het heeft uiteindelijk wel effect op ons drinkwater,
op ons milieu, dus wil ik er toch een aantal dingen over zeggen. We hebben het continu
over één stof, dan is het PFOA, dan is het GenX, en dat komt doordat, op het moment
dat de ene stof verboden is, de andere stof alweer klaarstaat om geïntroduceerd te
worden. REACH zou ons daarvoor moeten beschermen. In totaal zijn 21.000 stoffen geregistreerd
in REACH. Ongeveer twee weken geleden konden we lezen dat uit onderzoek is gebleken
dat in 70% van de dossiers aangeleverd door bedrijven die met chemische stoffen werken
cruciale informatie ontbreekt. Informatie bijvoorbeeld over hoe kankerverwekkend een
stof kan zijn, toch niet het minst onbelangrijke zou ik zeggen.
Om kosten te vermijden breken fabrikanten de wet. Dat is de conclusie. Geld boven
mens en milieu is ook hier weer onze conclusie. Dit kan ook grote gevolgen hebben
voor ons drinkwater en voor onze gezondheid. Wat gaat de Minister samen met de Staatssecretaris
doen om in Europees verband snel tot maatregelen te komen? Wat gaat zij doen om ervoor
te zorgen dat stoffen die in Nederland op de markt komen wel goed gecheckt en gecontroleerd
worden? De ILT doet nu pas onderzoek als het Europese agentschap een seintje geeft.
Ze hebben de afgelopen jaren maar 7% van alle dossiers kunnen onderzoeken. Bedrijven
overtreden Europese en Nederlandse wetten en niemand die ze aanpakt. De Minister is
het toch met mij eens dat dit systeem zo niet werkt en dat we aanvullend op REACH
zelf veel meer moeten doen aan controles en handhaving hier? Is de ILT voldoende uitgerust
om deze dossiers veel vaker te controleren? Is er ook voldoende kennis aanwezig om
dit uit te voeren?
Dan kom ik bij het punt dat ik al vaker heb aangedragen, ook samen met 50PLUS. Is
de Minister, ook met deze nieuwe informatie in de hand, het niet met ons eens dat
er een drinkwatercriterium in REACH opgenomen moet worden? Wij hebben hier een technische
briefing over REACH, de Kaderrichtlijn Water en de Drinkwaterrichtlijn gehad. Daar
werden we wel iets wijzer van, maar het riep ook ontzettend veel vragen op. We zullen
daarover doorpraten, maar wat vindt de Minister daar nu van?
Voorzitter. We hebben de afgelopen periode lange periodes van droogte gekend met lagere
waterstanden tot gevolg. De lozingen van chemische stoffen gaan dan wel gewoon door,
waardoor er in die periode verhoudingsgewijs een groter percentage chemische stoffen
in het water zit. Nu de verwachting is dat langere periodes van droogte vaker zullen
voorkomen, is het belangrijk dat we hiermee aan de slag gaan. Is de Minister bereid
te onderzoeken of er in periodes van droogte ook minder geloosd kan worden door de
industrie? Ik overweeg een motie op dit punt, want ik maak me daar grote zorgen over.
Nog een groot zorgpunt op dit punt is de Omgevingswet. Het uitgangspunt voor lozingen
verandert in de Omgevingswet van «nee, tenzij» naar «ja, mits». Dit betekent dat elke
lozing mag, tenzij anders wordt besloten. Wat ons betreft is dat echt de omgekeerde
wereld. We hebben het nu niet op orde, maar in plaats van de teugels aan te trekken
gaan we ze verder loslaten. Ik hoor graag van de Minister of zij bereid is om op dit
punt in actie te komen.
Dan kort nog een paar andere punten. Het varend ontgassen gebeurt op grote schaal
en in het hele land en een landelijk verbod komt op z'n vroegst in 2020. De Minister
heeft vorige week tijdens het debat over de Transportraad aangegeven dat ze op dit
punt nog met een brief komt voor het algemeen overleg Maritiem op 6 december. Ik wil
er nu toch aandacht aan geven, omdat we blootgesteld worden aan kankerverwekkende
stoffen. Dat moet stoppen, het liefst vandaag. In Duitsland, zei de Minister vorige
week al, geldt een landelijk verbod op een aantal stoffen. Welke zijn dit en kunnen
we dat ook meteen hier in Nederland regelen? Hoeveel ontgassingsinstallaties hebben
we in Nederland staan en hoeveel hebben we er straks nodig?
Voorzitter, ik wil even vragen hoever ik ben met mijn spreektijd.
De voorzitter:
U bent er overheen, maar u heeft een totaaltijd van elf minuten en u zit nu op zeven
en een half.
De heer Laçin (SP):
Dan nog twee hele korte punten, ten eerste legionella. In 2012 vielen er zestien doden
en in 2017 inmiddels 31 met een recordaantal meldingen. Dit probleem wordt alsmaar
groter. Het is goed dat in kaart wordt gebracht hoe eisen ten aanzien van afvalwaterzuivering
legionellaverspreiding kunnen tegengaan. Wanneer kan de Kamer dit verwachten en welke
stappen gaat de Minister zetten om hier beter op in te spelen, zodat we het tij kunnen
keren?
Voor bodemdaling is al veel aandacht gevraagd. Ik sluit mij daarbij aan. Er zijn grote
problemen; Gouda en Boskoop zijn al genoemd. Wat gaan we doen om het tij te keren?
Welke stappen kunnen wij op korte termijn van deze Minister verwachten.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Ik dacht een moment dat ik in een AO Leefomgeving zat, maar laten we even teruggaan
naar het WGO Water. Ik heb in mijn bijdrage aangegeven dat de kosten van dijkvakken
fors omhooggaan door normeringen die we Kamerbreed hebben afgesproken. Heeft de SP-fractie
er een visie op hoe we met die kosten om moeten gaan?
De heer Laçin (SP):
Ja, zeker. De kosten zijn voor ons belangrijk, maar waterveiligheid ook. De normeringen
die wij met elkaar hebben afgesproken, zijn wat ons betreft leidend. Mevrouw Van Brenk
heeft er in haar interruptie ook al aandacht voor gevraagd. We houden veel geld over
door onderbesteding en overprogrammering. Wat ons betreft moeten we naar het hier
en nu kijken. Dit vraagt ook om een langetermijnvisie. We moeten kijken waar we het
geld dat we overhouden ook kunnen inzetten op het gebied van waterveiligheid. Als
dat voor deze commissie een prioriteit is, dan moeten we daar ook middelen voor beschikbaar
maken en moeten we samen vaststellen waar die middelen vandaan komen. De SP houdt
niet per se vast, op andere vlakken ook niet, aan: dit is bestemd, dit is geoormerkt
en dus moeten we daaraan vasthouden. Als we wat overhebben, moeten we samen met deze
commissie kijken waar we het goed kunnen inzetten. Als dat waterveiligheid is, moeten
we dat vooral doen.
De heer Geurts (CDA):
Mag ik hieruit concluderen dat de SP vindt dat, als er onderuitputting van bepaalde
geldmiddelen die voor onderhoud beschikbaar zijn en daar ook heel hard voor nodig
zijn maar even niet in de tijd weggezet kunnen worden, die middelen dan overgezet
kunnen worden naar andere potten, bijvoorbeeld om leuke dingen van te doen in een
jachthaven?
De heer Laçin (SP):
Nee, zeker niet om «leuke dingen» van te doen. Volgens mij is de aandacht die wij
hebben voor waterveiligheid niet per se leuk. Het is noodzakelijk. We doen het goed.
Maar als daar aanvullende middelen voor nodig zijn en we onderuitputting hebben, dan
moeten we als commissie besluiten of we dat wel of niet doen. Daarover hebben we heel
veel debatten. Ik heb in de begrotingsdebatten ook aangegeven dat we met de onderuitputting
van ons Infrastructuurfonds op kortere termijn ook andere dingen kunnen doen. We blijven
uitstellen, we blijven het geld naar voren schuiven. Natuurlijk zijn die gelden ook
geoormerkt, maar als we structureel een onderuitputting blijven hebben, kunnen we
ook kijken hoe we dat nu kunnen oplossen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de volgende spreker. Dat is de ChristenUnie,
waarvoor mevrouw Dik-Faber haar bijdrage levert. Gaat uw gang.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Nederland moet zich aanpassen aan klimaatverandering. Vorige
week is het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie getekend; een mooi moment. Tot 2022 is
er extra geld beschikbaar. Kan dit geld op tijd worden ingezet voor onder meer de
stresstesten? En komen zo veel mogelijk maatregelen die uit de stresstesten volgen,
ook in aanmerking voor cofinanciering? De ChristenUnie vindt het belangrijk dat de
landbouw betrokken is bij deze stresstesten en eventuele maatregelen. De landbouw
heeft immers veel baat bij snelle afvoer van water en waterberging in tijden van droogte.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat de Waterwet zo snel mogelijk wordt aangepast zodat regionale
maatregelen om wateroverlast tegen te gaan uit het Deltafonds gesubsidieerd kunnen
worden? Ik verwijs ook naar de vragen van het CDA.
Voorzitter. Vorige week werd ook bekend dat door de droogte huizen en gebouwen verzakken
en dat er scheuren in de muren staan, vooral in het westen van Nederland. Veenbodems
in onder meer het groene hart drogen extra uit en zorgen voor ondiepe bodemdaling.
Het veen oxideert, waardoor ook nog meer CO2 vrijkomt. Is het probleem van het verzakken van woningen onderdeel van het bestuursakkoord,
vraag ik de Minister. Niet alleen op veen maar ook in het rivierengebied zien we problemen
door de lage grondwaterstand. Het gaat zowel om paalrot als om huizen die zonder heipalen
zijn gebouwd. Wordt er onderzoek gedaan naar oorzaken en oplossingen?
De voorzitter:
Ik zie een vraag. De heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
De ChristenUnie beschrijft de problemen. Hoe ziet zij de rol van de waterschappen
in de hele ontwatering?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De heer De Groot helpt mij aan extra spreektijd; dat vind ik heel fijn, en het is
een goede vraag. Ik weet dat de fractie van D66 niet zo'n fan is van de waterschappen.
De fractie van D66 wilde heel graag dat de waterschappen zouden worden opgeheven en
bij het provinciebestuur zouden worden ondergebracht. De ChristenUnie is daar geen
voorstander van. De ChristenUnie vindt de waterschappen als oudste democratische orgaan
in Nederland bijzonder waardevol. Ik denk dat we samen met de waterschappen en met
andere partijen – denk aan de boeren en de gemeenten – in het veenweidegebied moeten
kijken naar oplossingen om te voorkomen dat de bodemdaling verder gaat en het veen
oxideert. De waterschappen zijn daar nadrukkelijk ook een partij bij, naast alle anderen.
De heer De Groot (D66):
De waterschappen veroorzaken die veenoxidatie natuurlijk ook, doordat ze structureel
te laag pompen. D66 is niet voor niets kritisch op de waterschappen. Dat heeft eerder
te maken met het beleid dat ze voeren, dat namelijk stelselmatig ten koste gaat van
de natuur, en nu ook van het klimaat en de bewoners van de steden. Dus ik ben toch
wel benieuwd naar de visie van de ChristenUnie. Los van wat we van waterschappen vinden,
zijn wij kritischer op wat zij doen, vooral op het te diep bemalen van het veenweidegebied,
met alle gevolgen voor de bewoners van dien.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Iedereen die het niet eens is met het beleid van de waterschappen, kan volgend jaar
naar de stembus. Dan zijn er waterschapsverkiezingen en dan kunnen we allemaal onze
stem uitbrengen op partijen die voor ogen hebben wat wij belangrijk vinden. Voor de
ChristenUnie is belangrijk dat we een halt toeroepen aan de bodemdaling en dat we
zorgen dat het veen niet oxideert. Dat betekent dat we tot een plan moeten komen voor
de toekomst, een plan waardoor we niet aan die lage grondwaterstanden vasthouden,
want dat is niet houdbaar. Dus als meneer De Groot die uitspraak van de ChristenUnie
wil horen, dan bij dezen. Alleen dat plan kan niet alleen door de waterschappen worden
vastgesteld. Bij dat plan zullen alle andere gebruikers betrokken moeten zijn, zoals
de gemeenten, en de boeren, voor wie dit ook heel belangrijk is. Ik zeg daar ook gelijk
maar even bij – dat heb ik vorige jaren ook gedaan bij het WGO Water – dat ik dit
probleem eigenlijk te groot vind voor de regio, voor de lokale overheid. Hier moet
de rijksoverheid echt de regie pakken en partijen met elkaar om de tafel brengen,
zodat er echt een oplossing wordt gezocht voor de toekomst, die ook uitvoerbaar is.
Dit probleem is echt te groot om over te laten aan decentrale overheden, aan de waterschappen
en aan alle andere partijen die ik genoemd heb.
De voorzitter:
U vervolgt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat zal ik doen, voorzitter.
De droogte en de lage waterstanden kunnen ervoor zorgen dat de normen voor bijvoorbeeld
toxische stoffen uit de industrie, overschreden worden. Hoe gaat de Minister daarmee
om?
Verder nog een vraag over REACH en de stoffen die zijn aangemeld. We hebben vorige
week het nieuws gezien. Van de 21.000 meest gebruikte chemische stoffen is onbekend
of ze een gevaar zijn voor de volksgezondheid. Het RIVM heeft het over een verontrustende
situatie. Ik hoorde de SP er heel veel vragen over stellen. Ik kan daar eigenlijk
wel bij aansluiten.
Dan is er een green deal voor de zorg, met daarin ook aandacht voor medicijnresten
uit water. Gaat de Minister samen met VWS goed monitoren en concrete uitvoering geven
aan de green deal? Wat wordt gedaan aan het direct verminderen van emissies van ziekenhuizen?
Hoe wordt het geld uit het regeerakkoord precies ingezet voor de community of practice
rond rioolwaterzuiveringsinstallaties en de besluitvorming bij waterschappen?
Voorzitter. Op 1 november 2017 zijn gewasbeschermingsmiddelen ook op onverharde terreinen
verboden. Bepaalde terreinen zijn echter nog steeds uitgezonderd, zoals sportvelden
en recreatieterreinen. Ook voor particulieren is er geen verbod. Er zijn green deals
gesloten, maar wat zijn de resultaten? Wordt het geen tijd om het verbod verder uit
te breiden? Nieuwe, meer milieuvriendelijke gewasbeschermingsmiddelen voor de landbouw
in grondwaterbeschermingsgebieden worden onvoldoende door de markt opgepakt, omdat
er meerkosten aan verbonden zijn en het ook maar een beperkt gebied betreft. Daardoor
zijn boeren in grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen op verouderde middelen. Wat
kan de Minister hierin betekenen?
Dan het IJsselmeer. Daar zijn vergaande plannen voor zandwinning. Er liggen talloze
rapporten aan ten grondslag. Als je die allemaal leest, is het een wonder dat de provincie
een verklaring van geen beperkingen heeft afgegeven. Wat vindt de Minister hiervan?
Is ze bereid tot een pas op de plaats en tot overleg met de regio om te kijken of
er alternatieven zijn?
Voorzitter. Waterschappen hebben veel mogelijkheden om bij te dragen aan de energietransitie,
bijvoorbeeld door wind- en zonne-energie op hun terreinen en door aquathermie uit
afval- en oppervlaktewater. Ze lopen echter aan tegen onduidelijkheid over de vraag
of ze meer mogen opwekken dan ze voor hun eigen bedrijfsvoering nodig hebben. Dit
remt de ontwikkeling van schone energie onnodig. Is de Minister bereid om de Waterwet
hiervoor aan te passen?
Mijn laatste punt. Ik denk dat een kleine maar eenvoudige oplossing voor het probleem
dat we vandaag bespreken – klimaat, klimaatverandering, koele steden et cetera – is
om over te stappen op groende daken, groene gevels, groene tuinen en groene schoolpleinen.
Eigenlijk zou hier toch een totaalaanpak voor moeten komen. Vindt de Minister dat
ook een goed idee?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb zelf namens de VVD-fractie een vraag over dat laatste: groene daken.
Ik hoorde het net ook al. Wat is de rol van de overheid daarin en in hoeverre moet
je dat verplichten, vraag ik aan de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik weet niet in hoeverre je nu direct al met wetgeving moet lopen wapperen. Tegelijkertijd
zie ik dat we heel veel kansen laten liggen. We hebben een Bouwbesluit dat achterloopt
op projecten die in de praktijk al gerealiseerd worden. Als er dan toch in de praktijk
al meer mogelijk is dan we nu in ons Bouwbesluit hebben opgenomen, dan ben ik wel
bereid om te kijken of we hier of daar nog een stap kunnen zetten, omdat we gewoon
echt kansen laten liggen.
De voorzitter:
Oké, dus kansen benutten maar geen dwang. Mag ik het zo samenvatten?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik weet niet of de VVD-fractie bouwbesluiten dwang noemt. Dat zou vanuit het perspectief
van de VVD zomaar zo kunnen zijn, maar ik vind dat hier heel veel kansen liggen die
we nu niet benutten. Ik noemde even het voorbeeld van de tuinen. Dat is best ingewikkeld,
want dat is gewoon particulier eigendom. Je gaat mensen niet verplichten: u moet zoveel
procent gras en groen in de tuin hebben. Tegelijkertijd droomt iedereen van een huis
met een eigen tuintje en wat doen mensen dan? Ze gaan het helemaal betegelen en leggen
er kunstgras in. Dan denk ik: dat is toch ook niet helemaal de bedoeling; is het dan
niet beter dat je in een appartement gaat wonen? Ergens wringt het. Laten we dan in
ieder geval kijken wat we in het bouwbesluit kunnen doen, bijvoorbeeld voor bedrijventerreinen.
Misschien moeten we kijken wat we voor particulieren kunnen doen in de voorlichtende
en stimulerende sfeer. Het gaat om maatwerkoplossingen. Het moet echt beter dan waar
we tot nu met elkaar toe in staat zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Teunissen. Zij spreekt namens de Partij
voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. In alle gewesten wordt de stem van het water met zijn eeuwige
rampen gevreesd en gehoord. Zo besluit het gedicht van Hendrik Marsman uit 1936 over
de strijd van Nederland tegen het water. Tot nu toe zijn we meestal in staat geweest
ons land te beschermen tegen die eeuwige rampen, maar door klimaatverandering met
zeespiegelstijging, extreme droogte en extreme wateroverlast tot gevolg, heeft die
strijd een nieuwe wending genomen. Er zijn ongekende maatregelen nodig om het water
te beheersen en klimaatverandering op tijd tegen te gaan. Met de huidige maatregelen
stevent de aarde af op 3°C opwarming, waardoor de klimaatverandering onbeheersbaar
wordt. We moeten naar een scenario van 1,5°C, maar het kabinet schuift cruciale maatregelen
daartoe voor zich uit. «Regeren is vooruitschuiven. Na ons de zondvloed.» Letterlijk.
De Minister trekt nu 600 miljoen uit om de extreme droogte en wateroverlast te lijf
te gaan. Tegelijkertijd blijft zij de groei van de luchtvaart en daarmee verdere opwarming
van de aarde faciliteren. Als dat geen dweilen met de kraan open is.
Ook op andere dossiers knelt het. Het grondwaterpeil moet worden verhoogd om verdere
bodemdaling te voorkomen en om droogte en verzilting tegen te gaan. Hiervoor zal de
Minister de strijd aan moeten met de Minister van LNV en de lobby van de vleesindustrie.
Als zij groen in de stad wil om wateroverlast en hittestress tegen te gaan, dan zal
het kabinet de plannen om groen vol te bouwen moeten stoppen. Met andere woorden,
600 miljoen is mooi, maar hoe voorkomt de Minister dat tegenwerkende maatregelen die
600 miljoen tenietdoen?
Voorzitter. Waterberging is een van de aspecten van klimaatadaptatie. In steden is
soms wel tot 70% van het oppervlak bebouwd en bestraat. Dit kan in de binnenstad en
op bedrijventerreinen oplopen tot wel 90%. Door alle verharding krijgt het water nauwelijks
meer de kans om de bodem in te zakken. De Nationale Klimaatadaptatiestrategie van
2016 vermeldt al dat de vergroening in de stad belemmerd wordt door andere doelen,
zoals woningbouw en de aanleg van wegen. Ook de aanleg van groene daken laat al heel
lang op zich wachten. Groen komt altijd op de laatste plaats, terwijl vergroening
naast klimaatadaptatie nog veel voordelen heeft, zoals het verbeteren van de luchtkwaliteit,
de gezondheid en de sociale cohesie. Is de Minister bereid om vergroening mee te nemen
in de criteria voor adaptatiemaatregelen die steun gaan ontvangen, om te voorkomen
dat vergroening het onderspit delft? Kan de Minister dit toezeggen?
Voorzitter. Ik ga over naar de Noordzee. Nog steeds lozen chemietankers uit de Rotterdamse
haven ongestoord restanten van hun schadelijke ladingen pal voor de kust. Daarbij
komen stoffen in het zeewater die schadelijk zijn voor het zeeleven en voor mensen.
Eerder zei de Minister dat het iets is wat we met z'n allen niet willen, en toch komt
ze niet met een verbod op het zeezwaaien. De regels van de International Maritime
Organization en het recht op vrije doorvaart zouden dat verhinderen. Kan de Minister
aangeven hoe Duitsland dit, als lidstaat van de IMO, wel geregeld heeft en waarom
Nederland dit voorbeeld niet kan volgen? Waarom zou een verbod bijten met het recht
op vrije doorvaart? Het niet mogen spoelen van de tanks heeft toch geen effect op
die doorvaart? Graag een reactie.
Voorzitter. Een enorme vervuilingsbron van de zeeën zijn microplastics. De Staatssecretaris
gaat nu een monitoringssysteem binnenwater optakelen. Dat is een goed begin. Tegelijkertijd
schiet het kabinet ernstig tekort in de bronaanpak van microplastics, zelfs in het
laaghangend fruit. Denk bijvoorbeeld aan de proefballonnetjes van de fractievoorzitter
van de VVD: even 500 ballonnen oplaten; even plastic in de lucht gooien. Ook al is
dat plastic van natuurlijke oorsprong, wat wordt beweerd, het breekt nooit snel genoeg
af om te voorkomen dat dieren ervan eten en er daardoor schade in hun maag- en darmsysteem
ontstaat. Proefballonnen dragen bij aan de plasticsoep. Onze aangenomen motie om het
oplaten van ballonnen te ontmoedigen wordt kennelijk nog onvoldoende uitgevoerd. Of
de VVD is gewoon hardleers, dat kan ook. Ik hoor graag van de Minister met welke concrete
maatregelen zij het oplaten van ballonnen meer gaat aanmoedigen.
De voorzitter:
Ontmoedigen. Ik denk dat u «ontmoedigen» bedoelt. U zei «aanmoedigen», maar gaat u
door.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Excuus, voorzitter. Natuurlijk bedoelde ik «ontmoedigen». Dank u wel voor de correctie.
De voorzitter:
Ik zei het maar voor het geval dat. Want anders hebben we nieuws. Gaat u door. U bent
door uw tijd heen. Het gaat nu ten koste van uw tweede termijn, maar gaat u door.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Er is meer laaghangend fruit om plasticsoep tegen te gaan. Denk aan het
verbieden van rubberkorrels voor kunstgrasmatten. Waarom stelt het kabinet deze maatregel
uit, terwijl het terugdringen van microplastics bij de bron moet plaatsvinden? Ik
overweeg een motie op dit punt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Ik was even nieuwsgierig hoe de Partij voor de Dieren aankijkt tegen de situatie rondom
de Markermeerdijken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Misschien kan de heer Geurts daar iets specifieker in zijn. Ik kan daar heel veel
over vertellen, maar misschien kan hij een concrete vraag stellen?
De heer Geurts (CDA):
Dit is een hele concrete vraag en ook een hele open vraag. Ik dacht: laat ik hem niet
gesloten maken, want dan koerst die ergens naartoe. Ik heb het er in mijn bijdrage
al over gehad dat er heel veel discussie over de dijk tussen Amsterdam en Hoorn is.
Wij als CDA vinden dat er stapsgewijs een ontwerp moet komen dat flexibel en aanpasbaar
is et cetera. Er is veel inspraak. Er spelen veel zaken. Ik ben gewoon even nieuwsgierig
hoe de Partij voor de Dieren daartegen aankijkt.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb verder niet zo veel toe te voegen aan het verhaal van de heer Geurts. Dat leek
me gewoon helder.
De voorzitter:
Nou, oké. Dan zijn jullie het eens, denk ik. Dan komen we bij mevrouw Van Brenk van
50PLUS, maar er is eerst nog een vraag van de heer De Groot. O nee, meneer De Groot,
u bent al door uw vragen heen. Ja, ik ben streng vandaag. Ik ruik de lunch al. Maar
ik geef nu eerst het woord aan mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Ik kan in ieder geval zeggen dat ik mij wat betreft REACH aansluit bij
de SP. Dat scheelt weer. Als eerste wil ik graag de afzwaaiend Deltacommissaris, de
heer Wim Kuijken, bedanken. Hij heeft waterveiligheid en watermanagement hoog op de
agenda gezet de afgelopen jaren. Natuurlijk wenst 50PLUS de nieuwe Deltacommissaris,
de heer Glas, veel succes.
Voorzitter. Op het Deltacongres, waarbij ook de Minister aanwezig was, realiseerde
ik me weer eens te meer hoe hoog de urgentie eigenlijk is. We kunnen niet wegkijken.
De waterveiligheid van ons land moet hoge prioriteit krijgen en houden. Al tijdens
de begrotingsbehandeling stelde ik de vraag aan de orde hoe de Minister die veiligheid
ziet in relatie tot het feit dat er voor 744 miljoen aan uitgesteld onderhoud ligt.
De Algemene Rekenkamer heeft ook al zijn zorgen over dit punt uitgesproken. 50PLUS
is niet gerustgesteld door het antwoord van de Minister. Het verschil tussen «uitgesteld»
en «achterstallig» snap ik, maar er komt een punt waarop het een in het ander overloopt.
Dat punt moeten we ruim, heel ruim voorblijven. Onderhoud op de lange termijn wordt
immers niet voor niets gepland. Waarom is het dan toch weer uitgesteld? Geen enkel
risico is wat ons betreft toegestaan. Wie bepaalt wat het moment is om dat onderhoud
wel uit te gaan voeren? Ik krijg daar graag een gedegen toelichting op.
50PLUS hoort ook graag van de Minister hoe het de Taskforce Herijking Afvalstoffen
vergaat. Is het rapport van Berenschot waarin in opdracht van de Unie van Waterschappen
de knelpunten voor de waterschappen in kaart worden gebracht, als uitgangspunt genomen?
In de aanvullende afspraken op het Bestuursakkoord Water worden de belemmeringen wel
aangestipt, maar heel summier. 50PLUS heeft dit rapport al meerdere malen onder de
aandacht gebracht, maar er is nog niets mee gebeurd, terwijl dat toch prioriteit zou
moeten hebben. Als het te lang duurt, overwegen wij dit zelf ter hand te nemen.
In de schriftelijke vragenronde hebben wij enkele vragen gesteld over innovaties bij
acute wateroverlast. De antwoorden vond ik niet allemaal even duidelijk. Zo is 50PLUS
benieuwd welke innovaties gebruikt zijn bij hoogwateroefeningen. Ziet de Minister
de voordelen van innovaties ten opzichte van de huidige methode, de zandzakken, wat
betreft arbeidsintensiviteit? Graag een reactie, ook op mijn amendement. Wij denken
dat dit voor Meerssen echt op korte termijn een oplossing kan bieden. Het onderzoek
van Deltares naar mogelijk snellere zeespiegelstijging in de toekomst geeft stof tot
nadenken. Dit kan consequenties hebben voor de zoetwatervoorziening, de waterveiligheid
en het kustfundament, en is belangrijk genoeg om nu al over na te denken. Dat bevelen
zij ook aan. Zou de Minister willen reflecteren op het rapport en de aanbevelingen?
Wij maken ons zorgen over het onderhoud, het watermanagement en het beheer en onderhoud
van het systeem, want vanaf 2022 wordt er jaarlijks een tekort van 20 miljoen verwacht.
Hoe gaat de Minister dit oplossen?
Daarnaast leven bij ons nog een aantal losse vragen. Hoe staat het met de Blue Deal?
Die start volgend jaar officieel. Wat gaan wij daarvan merken? En ligt alles op schema?
We hebben kennisgenomen van aanvullende afspraken over het Bestuursakkoord Water.
Die nieuwe ambitie is mooi, maar mijn overgenomen motie van februari van dit jaar
vroeg om concrete afspraken, en niet alles is even concreet. Denk bijvoorbeeld aan
de paragraaf over knelpunten bij afvalwaterzuivering, die ik al noemde. Wat is de
visie van de Minister? Gaan we deze ambitie nu wel realiseren? En wat is de investering?
De collega's hebben gelukkig al heel veel gezegd, ook over de bedrijfsafvalwaterzuiveringsinstallatie.
Ik heb nog twee punten. Waar blijft het afwegingskader voor de Lange Termijn Ambitie
Rivieren? Wat betekent dit voor alle huidige verkenningen? En wat vindt de Minister
van het voorstel van Vewin om lozingsvergunningen debietafhankelijk te laten zijn,
om hiermee de waterkwaliteitsproblemen bij winningen voor waterproductie in een periode
van droogte en lage rivierafvoeren te voorkomen?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik ten slotte het woord aan de heer Stoffer. Hij spreekt namens
de Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Stoffer (SGP):
Dat klinkt als een hele mondvol, voorzitter. Dank. Mocht u denken «hij gaat over zijn
tijd in eerste termijn heen»: ik gebruik al mijn tijd voor de eerste en de tweede
termijn gewoon in één keer. Dan bent u wat dat betreft wellicht gerustgesteld.
Voorzitter. 100 jaar geleden werd niet alleen de SGP opgericht, maar werd ook de Zuiderzeewet
vastgesteld. Ik weet niet of er een verband is, maar in ieder geval zijn waterveiligheid
en zoetwatervoorziening voor de SGP belangrijke thema's. De afgelopen jaren heb ik
onze dochters ook tot vervelens toe meegenomen naar museum Nieuw Land. Wat dat betreft
is ook de hele familie dus doordrongen van het gedachtegoed van de Zuiderzeewet.
Voorzitter. Ik begin met twee complimenten. Het eerste is voor het Nationaal Kennisprogramma
Bodemdaling, waarin Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten met elkaar werken
aan dit belangrijke vraagstuk. Het tweede compliment, dat ook al is gemaakt door D66,
is voor een stevig Bestuursakkoord Klimaatadaptatie. Het is heel mooi dat de Minister
ook bereid blijkt om hier extra geld voor uit te trekken. Maar aan dit compliment
zit ook wel een vraag vast. Die luidt als volgt. Wat betekent de Deltafondsbijdrage
voor de programmering op het gebied van de waterveiligheid, en is hierbij ook gekeken
naar de benutting van de regiomiddelen?
Voorzitter. De Deltafondsbegroting laat zien dat er sprake is van een oplopend tekort
voor watermanagement en het beheer en onderhoud van het watersysteem. Op dit moment
is dat tekort al 200 miljoen, en vanaf 2022 komt daar ieder jaar nog 20 miljoen bij.
De Minister geeft uiteraard aan dat ze kijkt naar bezuinigingen op de investeringsruimte
en een stukje versobering, maar onze vraag is wel: is dat realistisch en is dat ook
naar de toekomst toe houdbaar? Want we zien dat het volume uitgesteld en achterstallig
onderhoud is toegenomen. Dat is natuurlijk niet echt onderdeel van dit WGO, maar ik
zou toch wel graag zien hoe de Minister daartegen aankijkt. Blijven we dat voor ons
uit schuiven, of komt er wat dat betreft ook een oplossing ergens vandaan?
Voorzitter. Dan de droogte. Die is al geregeld genoemd. Voor veel mensen in Nederland
is de droogte iets geweest van afgelopen zomer, maar in werkelijkheid is het nog steeds
droog. Denk bijvoorbeeld aan de lage rivierstanden. Dat is echt een waarschuwing voor
de toekomst. Wat dat betreft zijn we heel blij dat de Minister een Beleidstafel Droogte
heeft ingesteld. Onze vraag is dan ook: kijkt die in overleg met betrokken sectoren
als de landbouw ook naar de wijze waarop de verdringingsreeks nu functioneert, zoals
ook het CDA daarstraks al aangaf? En kijken we daarbij ook naar problemen als gevolg
van het feit dat industriële lozingsvergunningen niet afgestemd zijn op die lage rivierafvoeren?
Voorzitter. De extreme droogte bracht ingecalculeerde maar ook onverwachte effecten
met zich mee, zoals verzilting van het IJsselmeer en daling van de grondwaterstanden.
We moeten wat dat betreft dus heel voorzichtig zijn. Komt er dan ook een heroverweging
van bestaande verziltingsplannen, bijvoorbeeld voor het Volkerak-Zoommeer?
Dan de KRW. Wanneer gaat het «one out, all out»-principe van de KRW op de schop? Nederland
toetst op veel meer parameters dan andere lidstaten en gaat wat dat betreft dus ook
veel eerder nat. Onze vraag is wat de stand van zaken daarin is. Bij het onderzoek
naar de implementatie van de KRW in andere lidstaten is alleen gekeken naar de wijze
waarop de nutriëntenproblematiek aangepakt wordt. Het is een gemiste kans dat niet
is gekeken naar de wijze waarop doelstellingen vastgesteld en getoetst worden. Onze
vraag is of de Minister dat alsnog wil oppakken.
Voor een effectieve aanpak van de waterkwaliteit moet het mestbeleid een omslag maken
van generiek beleid naar een gebiedsgerichte aanpak. De lokale en regionale variatie
is groot en er zijn ook andere nutriëntenbronnen. Het is cruciaal om te weten waar
de echte knelpunten zitten en waar de nutriënten vandaan komen. Daarover heb ik twee
vragen. Zijn alle waterbeheerders klaar met hun regionale analyses van de herkomst
van nutriënten? En gaat de Minister er samen met haar collega van LNV voor zorgen
dat een gebiedsgericht mestbeleid op basis van metingen mogelijk gaat worden?
Dan de waterschappen. Zowel het CDA als de ChristenUnie hebben die nadrukkelijk benoemd.
Er is discussie bij de waterschappen over de mogelijkheid om meer energie op te wekken
dan ze voor hun eigen bedrijfsvoering nodig hebben. Ook wij zouden graag zien dat
juridische onduidelijkheden uit de weg geruimd worden.
Dan nog de internationale waterambitie. We hebben veel werk aan onze nationale waterproblematiek.
Gelukkig hebben we de boel hier behoorlijk op orde, mede dankzij de inzet van de waterschappen.
Maar in het buitenland gaat het nog vaak mis, zeker in ontwikkelingslanden. Ik vraag
daarom graag aandacht voor de internationale waterambitie. Wordt op dit punt ook vaart
gemaakt? Ik heb de indruk dat het accent ligt op de korte termijn, met schoon drinkwater
en bescherming tegen overstromingen. Zorgt de Minister ervoor dat ook de langetermijnaanpak,
onder de noemer integrated water resources management, wordt meegenomen, niet alleen
op papier maar ook in de praktijk?
Tot slot, voorzitter. Mijn geregistreerd partner op het gebied van water heeft de
nieuwe Deltacommissaris al genoemd. Ook wij willen nadrukkelijk een compliment maken
voor de inzet van de huidige Deltacommissaris, de heer Kuijken, maar we wensen uiteraard
ook de nieuwe Deltacommissaris, net als de Minister zelf, veel wijsheid en zegen toe
bij het besturen van dit prachtige waterland.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Als partner wil ik de heer Stoffer natuurlijk heel graag een vraag stellen. In tegenstelling
tot D66 zijn wij wel enthousiast over de waterschappen. Het zou ook goed zijn als
we ook dat verschijnsel zouden exporteren naar het buitenland, namelijk dat er veel
partijen aan tafel zitten en dat er een goede democratie is, ook internationaal. Hoe
kijkt de SGP daartegen aan?
De heer Stoffer (SGP):
Zoals u wellicht weet, zijn wij trots op onze waterschappen en op alles wat er de
afgelopen jaren bereikt is. Ik kan uit ervaring zeggen dat er in het buitenland vaak
met een bepaalde jaloersheid gekeken wordt naar hoe wij ons hele bestuur op het gebied
van water hebben ingericht. Het ene land heeft er natuurlijk meer behoefte aan dan
het andere land, maar ik zou het heel goed vinden om dit als exportartikel naar het
buitenland te brengen. Ik heb de afgelopen jaren bijvoorbeeld gezien dat Groot-Brittannië,
waar heel veel sprake was van wateroverlast, echt met jaloersheid naar ons keek: hadden
wij de afgelopen honderden jaren maar op dezelfde manier ingestoken als in Nederland.
En natuurlijk kun je vragen stellen bij hoe je dat precies inricht; dat is iets anders.
Het exacte model mag iedereen zelf kiezen, maar de manier waarop wij onze kennis en
ons geld hebben ingezet om ons land veiliger te maken en minder wateroverlast te hebben,
is een geweldig exportartikel. We doen dat gelukkig ook al volop, maar wat mij betreft
mag daar best een tandje bij, mits we daar ook een stukje verdienmodel bij zetten.
We moeten niet alleen maar dingen gratis overbrengen en aanbieden. Ik zie wel graag
onze ingenieursbureaus en onze aannemersbedrijven daarachteraan gaan, zodat Nederland
ook geld kan verdienen op dat gebied. Dus om op uw vraag terug te komen: ik zie het
graag als exportartikel, maar dan wel in de breedte die ik zojuist schetste.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik stel dat zeer op prijs. Ik denk dat we allebei hetzelfde voor ogen hebben, dus
misschien is het goed als we kijken of de Minister dat exportartikel mee wil nemen.
De voorzitter:
Ik zie de heer Stoffer knikken na zijn uitvoerige antwoord van net.
De heer Stoffer (SGP):
Ja, over water word ik altijd enthousiast, voorzitter. Ik schat in dat de Minister
dat al volop doet, maar als ze nog kansen ziet, heeft ze ons aan haar kant.
De voorzitter:
Mooi. Dan komen hiermee tot een eind van de eerste termijn. Ik stel voor dat we lekker
gaan lunchen en dat we om 14.00 uur weer hier in de zaal zijn en een paar minuten
daarna starten.
De vergadering wordt van 12.51 uur tot 14.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Welkom! Iedereen is weer terug. Ik hoop dat u er weer klaar
voor bent. We gaan verder met de eerste termijn en wel met de beantwoording van de
Minister. Zij zal in een aantal blokken antwoorden. Zij zal zo zelf toelichten welke
dat zijn. Ik stel in eerste instantie drie interrupties voor. Ik zie u al kijken.
Ik wil korte interrupties en dan kunnen we meer doen. Het is dus aan uzelf. De spreektijden
in tweede termijn zal ik voorlezen op het moment dat we beginnen aan die tweede termijn.
Ik denk dat ik nu het woord aan de Minister geef.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen wil ik dank zeggen aan onze scheidend Deltacommissaris
Wim Kuijken. Een aantal van u hebben dat ook al gememoreerd. Ook wens ik nog keer
– ik heb dit al in levenden lijve tegen hen gezegd – de straks startende nieuwe Deltacommissaris
Peter Glas heel veel succes. Ik denk dat er nog een heleboel goed werk te doen is.
Ik wilde hier graag mee beginnen.
Mijn eerste jaar als Minister op het gebied van water heeft eigenlijk alle extremen
al voorbij laten komen. Dat is toch best wel bijzonder. In het begin, in januari,
hebben we al te maken gehad met hoogwater. Daarbij hebben we inderdaad de mooie projecten
van Ruimte voor de Rivier kunnen zien bij Nijmegen, bij Lent. We hebben gezien hoe
goed en mooi dat functioneerde. We hebben dit jaar ook voor het eerst meegemaakt dat
alle grote keringen tegelijk dicht waren. Dat was ook een unieke gebeurtenis. We hebben
natuurlijk heftige stormen en ook enorme, extreme hoosbuien gehad. Die waren eigenlijk
voor 2050 voorspeld, maar we hebben er nu gewoon al een aantal gehad. Verschillende
Kamerleden hebben bijvoorbeeld gememoreerd aan Meerssen, waar de mensen in één week
twee keer de modder door de woonkamer hadden. We hebben dus extreme buien gehad.
Toen was het nog niet klaar, want in de zomer begon ook nog de extreme droogte en
hitte. Laten we de hittestress niet vergeten die daarmee gepaard ging, want op 38°C
zijn we in Nederland toch niet ingesteld, zullen we maar zeggen. Ik ben het vooral
helemaal eens met wat velen van u over de droogte gezegd hebben. Het is niet bij de
zomer gebleven, want we zitten nu bijna in december en we zijn nog steeds met grote
droogteproblemen aan het worstelen. Dat uit zich niet in de laatste plaats op onze
rivieren. De lage waterstanden daar stellen de binnenvaart voor hele grote uitdagingen
en dat heeft weer consequenties voor een heleboel zaken in ons land. We komen iets
verder in de tijd, in december, bij het AO Maritiem nog met elkaar te spreken over
een aantal onderwerpen en zeker over de binnenvaart. Dan zal dit punt ook weer bekeken
worden vanuit dat perspectief. Het brengt nog iets met zich mee. Voor het andere deel
van mijn portefeuille, de modal shift die we zo graag willen, zijn die bevaarbare
rivieren ook nodig. Want als wij meer transport van de weg naar het water willen hebben,
en natuurlijk ook naar het spoor, dan moet dat wel kúnnen.
Dat sluit ook mooi aan bij het nieuwe Programma Integraal Rivier Management, waarbij
we, naast alle andere partijen die al aan tafel zaten bij al die rivierprojecten,
nu ook degenen aan tafel hebben die hun boterham verdienen met het bevaren van die
rivieren. Dus er zijn daar nog allerlei problemen die we goed met elkaar moeten bespreken,
bijvoorbeeld bodemerosie enzovoort.
Ik zeg er dan maar meteen bij dat het niet alleen geldt in Nederland, maar dat het
een grensoverschrijdend probleem is. Onlangs hebben we nog een top gehad met Noordrijn-Westfalen.
Nou, dan zit je in een kantoor dat op de Rijn uitkijkt. Daar heb ik het dus ook met
de collega over gehad: om het eigenlijk in het hele stroomgebied aan te gaan pakken.
Dus een aantal van u heeft gevraagd om verder te kijken dan de eigen landsgrenzen,
en dat wil ik graag oppakken.
Want het betreft niet alleen de binnenvaart zelf: kijk ook maar naar de grote bouwopgave.
Daar heeft een aantal van u ook de verbinding mee gelegd. 80% van de bulk, bijvoorbeeld
zand en grind, vervoeren wij over water. En als dat niet meer goed kan vanwege droogte,
dan hebben we daar dus weer een ontzettend groot probleem te pakken, want je moet
er niet aan denken dat al die bulk weer over de weg getransporteerd zou moeten worden.
Dus er zitten aan alle kanten goeie motivaties achter om ervoor te zorgen dat we ook
hier klimaatadaptief gaan werken. Nogmaals, dat zand is weer keihard nodig voor de
bouw. Maar het geldt bijvoorbeeld ook voor veevoer dat aangevoerd moet worden. En
de Duitse collega wist al even op te merken dat het voor de tankstations in Duitsland
ook een groot probleem is als dat allemaal over de weg zou moeten worden aangevoerd.
Dus ik denk dat we allemaal voldoende helder in beeld hebben dat de bevaarbaarheid
van de rivieren voor ons allen een heel belangrijke factor is.
Voorzitter. Dat was een beetje vooraf in vogelvlucht wat je zo in één jaar als Minister
op het beleidsterrein water voorbij ziet komen. Maar dan ben ik nog niet volledig
geweest, want we hebben natuurlijk ook nog de waterkwaliteitsaspecten: te veel of
te weinig water, maar ook te smerig water. Daar lopen we tegenaan. In het afgelopen
jaar hebben we daar natuurlijk al de nodige debatten over gevoerd, zoals rondom GenX
en medicijnresten. Dat heeft de actualiteit ook wel laten zien.
Kortom, we bespreken vandaag heel belangrijke onderwerpen. Ik zal ze een beetje per
onderwerp behandelen. Ik wil eerst wat verder ingaan op waterveiligheid. Vervolgens
behandel ik een aantal vragen die te maken hebben met de droogte. Dan kom ik op klimaatadaptatie.
Dan de grote wateren, waar we dan de Noordzee als extreem groot water ook maar bij
nemen, en de Wadden. Dan ga ik in op de waterkwaliteit. En daarna behandel ik nog
een aantal dingen die heel specifiek zijn, in het onderwerp overig. Daarbij komen
er nog wat losse onderwerpen voorbij.
Dan wil ik graag beginnen met waterveiligheid, voorzitter.
De voorzitter:
Ja. Ik stel voor dat we de blokken zo veel mogelijk proberen af te ronden. Als u als
leden vragen heeft, kunt u die dan daarna stellen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ga m'n best doen om de vragen zo veel mogelijk te beantwoorden, voorzitter.
Heel veel Kamerleden hebben het al gezegd: de veiligheid staat voorop. Daarvoor zijn
eigenlijk het Deltaprogramma en de Deltawerken ingesteld. Daar gaat dus de allereerste
aandacht naar uit. Dat moet geborgd zijn. En het is een thema met een lange traditie,
en ook met groot draagvlak vanuit de Kamer.
Er zijn de afgelopen jaren ook grote stappen gezet. We hebben meer dan 30 projecten
in het kader van Ruimte voor de Rivier opgeleverd. Velen van u hebben daar ook heel
positief over gesproken. Daarvan kan ik ook zeggen dat het internationaal zeer tot
de verbeelding spreekt, want bij verschillende projecten komen er bussen vol met buitenlanders
op af om daar kennis van te nemen en om daarvan te kunnen leren.
Dan de zeespiegelstijging. We blijven alle internationale rapporten nauwgezet volgen,
bijvoorbeeld als het IPCC weer met nieuwe rapporten komt. Niemand weet natuurlijk
nog hoeveel de zeespiegel zal stijgen, maar we weten in ieder geval wel zeker dát
die stijging doorgaat, dus we moeten daarbij voortdurend met de allernieuwste inzichten
rekening houden. We kijken ook niet alleen naar de mitigatie vanuit het Parijse, want
ook als we alle doelen van Parijs halen, stijgt de zeespiegel nog steeds. Daar moeten
we dus wel rekening mee houden. We hebben in Nederland – een aantal van u heeft daar
al opmerkingen over gemaakt – alle keringen langs een meetlat gelegd, rekening houdend
met de nieuwe normeringen. Daaruit volgt de volgorde, op basis van prioriteit, waarin
de aanpak in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma zal plaatsvinden.
Over integraal riviermanagement heb ik al wat gezegd. Daarin gaan we waterveiligheid,
scheepvaart, waterkwaliteit, beschikbaarheid van zoet water en de droogte in samenhang
aanpakken. Dat doen we natuurlijk niet alleen; dat doen we samen met de waterschappen,
de provincies, de gemeenten en – dat is nieuw – de binnenvaartsector. Ik zeg maar
vast in de richting van de heer De Groot dat we de ervaringen met Ruimte voor de Rivier
zeker meenemen in het vervolgtraject. We zijn bezig om een nieuw afwegingskader daarvoor
te formuleren. Daarover wil ik de komende tijd graag met de betrokken partners afspraken
maken, die ik dan wil vastleggen. Vervolgens kan ik er met uw Kamer over spreken.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer De Groot wil interrumperen, maar het heeft mijn voorkeur om dat
aan het eind van het blokje te doen. Kunt u zich daarin vinden? Ik zie dat dat het
geval is. We doen het per blok. De Minister maakt gewoon het blok waterveiligheid
af en daarna inventariseren we alle vragen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, dat is misschien handiger, want ik ga hier nog op door.
In 2019 wil ik dus met overheden en andere betrokken partijen het beeld van de opgave
en de ambities maken. Dat wil ik vastleggen in een structuurvisie 2020–2021. De huidige
verkenningen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma lopen door. Waar er samenhang
is met integraal riviermanagement, dus waar specifiek scheepvaartbelangen aan de orde
zijn, zullen we proberen om die op voorhand zo veel mogelijk mee te nemen, maar zolang
er nog geen uitgekristalliseerd afwegingskader is voor integraal riviermanagement
willen we voorkomen dat de lopende projecten daardoor vertraging oplopen. We gaan
dus eigenlijk op dezelfde voet voort en proberen zo snel als mogelijk de scheepvaartbelangen
– nogmaals, die zijn niet bij ieder project relevant – mee te nemen.
De heer Van Aalst vraagt of ik trots ben op Ruimte voor de Rivier. Daar spreekt uit
– u kijkt er ook wel heel boos bij – dat u daar niet trots op bent. Ik ben er inderdaad
wel trots op, want er was een grote hoogteopgave voor de dijken, die door de mogelijkheid
om ruimte aan water te geven is beheerst. Daardoor hebben we uiteindelijk hele goede
plannen kunnen maken, hebben we werk met werk kunnen maken en hebben we ook andere
doelen ten aanzien van de natuur enzovoort kunnen meenemen.
De heer De Groot vraagt specifiek naar het toevoegen van de doelstelling van ruimtelijke
kwaliteit aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma. De wettelijk verplichte ruimtelijke
inpassing – die is wettelijk verplicht – wordt bekostigd uit het budget voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma.
U weet dat het voor 50% wordt betaald door de waterschappen en voor 50% door het Rijk.
Ruimte voor de Rivier werd helemaal betaald door het Rijk. Al die hoogwaterbeschermingsprojecten
staan open voor het meekoppelen van de ruimtelijke doelstellingen. Die extra ruimtelijke
doelstellingen zijn sinds de decentralisatie van de ruimtelijke ordening een verantwoordelijkheid
van de decentrale overheden, maar die zitten ook aan tafel, dus ik denk dat we de
lessen van Ruimte voor de Rivier hier heel goed bij kunnen betrekken.
De heer Dijkstra heeft gevraagd of er voor de lange termijn voldoende geld is binnen
het Deltafonds voor waterveiligheid. Anderen hebben daar ook vragen over gesteld.
Wij gaan niet voor niets de Waterwet aanpassen voor klimaatadaptie. Dus hoe gaan wij
dat oplossen? De jaarlijkse middelen in het Deltafonds zijn op dit moment voor de
lange termijn voldoende voor waterveiligheid, zoetwatervoorziening en kwaliteit. Er
is nog investeringsruimte beschikbaar in de periode tot en met 2032. Na 2032 wordt
het jaarlijks verlengd, waardoor er ieder jaar weer nieuwe middelen beschikbaar komen
die ingezet kunnen worden. De verdeling van die gelden is binnen de scope van het
Deltafonds een kwestie van waar wij met elkaar prioriteit aan geven. Ook hierbij is
het weer belangrijk dat de Deltacommissaris die elke keer het voorwerk doet voor het
Deltaprogramma, goed met alle betrokken partijen tot een afweging komt. Vanuit die
koker is ook het verzoek gekomen om ook met ruimtelijke adaptatie rekening te houden.
Al voordat dit kabinet aantrad, is daartoe een verzoek gedaan. Dit kabinet heeft dat
overgenomen in het interbestuurlijk programma. Ik ben er nu gelukkig in geslaagd om
daarover een akkoord af te sluiten met de partners. Maar u hebt gelijk, er is niet
opeens meer geld. Het zal dus des te meer aankomen op een goede prioritering.
De heer Geurts heeft ook nog gesproken over een enorme kostenstijging. Wat betekent
die kostenstijging voor de programmering en wat wordt veroorzaakt door de nieuwe normen?
Alle primaire keringen in Nederland worden beoordeeld tussen 2017, toen we ermee zijn
gestart, en 2023. In 2024 ontvangt de Kamer het landelijke beeld van de normering,
zoals in de Waterwet is afgesproken. Dus dan weten we pas wat het totaalplaatje precies
gaat kosten en hebben we dus ook het goede beeld van de waterveiligheidsopgave. Dat
wordt dan ook bekeken in het kader van de evaluatie van de Waterwet.
In het Hoogwaterbeschermingsprogramma worden de keringen aangepakt en natuurlijk prioriteren
we dat op urgentie. De waterschappen hebben zelf natuurlijk wel een beeld waar die
het hoogst is. Die keringen zijn natuurlijk ook de eersten die ze zijn gaan toetsen
of ze aan de normering voldoen. Dus de projecten die het verst afstaan van de norm,
daar begin je het eerst mee. Dat zijn daarom ook vaak de duurste projecten. Omdat
je met de ingewikkeldste en meest ingrijpende projecten begint waar de urgentie het
hoogst is, zou het kunnen zijn – maar wij hebben daar natuurlijk ook geen garantie
op – dat projecten die later komen en waar het niet zo ingrijpend is, niet zo duur
meer zijn. De eerste ramingen waren gebaseerd op algemene kengetallen, nu wordt er
echt gerekend. Samen met de waterschappen gaan we dat natuurlijk heel goed volgen.
De heer Geurts heeft wel een punt dat als er schaarste is en aannemers kunnen kiezen
uit allerlei projecten die ze willen aanpakken, de periode van aanbestedingsvoordelen
wel achter ons ligt. Dat is een realiteit waar we helaas mee te maken hebben. Dat
zorgt ervoor dat we misschien nog scherper erop zullen moeten letten of dingen ook
soberder kunnen.
Dan in financiële zin. Verschillende Kamerleden hebben gevraagd naar de zorg van de
Algemene Rekenkamer over die 744 miljoen aan uitgesteld onderhoud. Ik wil het nog
een keer onderstrepen: geen achterstallig maar uitgesteld. Mevrouw Van Brenk gaf het
ook aan, u beseft dat allemaal ook wel. Uitgesteld is nou eenmaal ook een onderdeel
van de werkwijze. Op het moment dat iets te combineren is met andere werkzaamheden,
is het vaak gunstiger om het dan te doen. Als iets op papier aan vervanging toe is
maar in de praktijk nog steeds helemaal goed is, is het ook onzin om het dan te doen
en kun je het uitstellen. Maar uitgangspunt is en blijft dat de infrastructuur blijft
voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en prestatieafspraken. Daarvoor hebben we
tot 2021 voldoende budget beschikbaar. Voor de periode erna heb ik inderdaad een spanning
gesignaleerd. We hebben daar al een risicoreservering van 50% voor gedaan, omdat de
omvang onzeker is en er wellicht in de toekomst mogelijkheden zijn voor verdere versoberingen
en efficiency. Als dat nodig is, zullen we uiteraard tijdig extra middelen reserveren.
Dan misschien toch nog even over de 744 miljoen. Dat klinkt als een onheilspellend
getal, maar ik wil nog even memoreren dat dat getal slaat op de drie netwerken samen:
het hoofdwegennet, het hoofdvaarwegennet en het hoofdwatersysteem. Vandaag hebben
we het over het hoofdwatersysteem. Dan hebben we het over 80 miljoen aan uitgesteld
onderhoud, waarvan 6,8 miljoen achterstallig onderhoud bleek te zijn. Daar zijn inmiddels
ook maatregelen op genomen zodat dat zo snel mogelijk wordt uitgevoerd.
Mevrouw Van Brenk heeft gevraagd of de versobering wel realistisch is. Wij denken
dus dat we met de 50% risicoreservering nog voldoende ruimte hebben. Tot 2021 kunnen
we het allemaal prima bijhouden. De komende jaren zal er meer duidelijkheid over moeten
komen.
Er is gevraagd welke innovaties zijn gebruikt bij hoogwateroefeningen. Er zijn verschillende
innovaties beschikbaar die hiervoor geschikt zijn. Dat gebeurt bijvoorbeeld via de
Stuurgroep Management Overstromingen, die kijkt waar welke noodmiddelen beschikbaar
zijn. Er wordt ook gekeken naar verschillende aanbieders van innovaties, naar allerlei
voor- en nadelen van methodes, naar aanschafkosten en naar opslag en vervoer. Van
alles wordt daarbij bekeken. Rijkswaterstaat beheert met name de grote dammen en de
stormvloedkeringen. Voor deze categorie waterkeringen ligt de inzet van de BoxBarriers
waarover u het had, niet direct voor de hand, maar voor de waterschappen kan dit natuurlijk
wel heel erg interessant zijn.
Daarmee denk ik ook een reactie te geven op het ingediende amendement. Het amendement
stelt voor om extra uitgaven van 2,6 miljoen te financieren uit onderuitputting, maar
die onderuitputting is door het kabinet al structureel afgeroomd als bijdrage aan
de rijksbrede opgave om het gasdossier, de brexit en de hervorming van LNV te dekken.
Daarmee kan ik niet instemmen met de dekking van dit amendement en wil ik het derhalve
ontraden.
Dit hoort allemaal nog bij het onderwerp waterveiligheid, voorzitter. Soms is het
niet helemaal met een schaartje te knippen.
Wat de zeespiegelstijging betreft vroeg de heer Laçin of we ons ook voorbereiden op
het ergste. Ik heb u net al aangegeven dat we op basis van de onderzoeken van IPPC
steeds bijhouden welke stijging er verwacht wordt. Eind 2019 krijgen we de volgende
ronde. Het KNMI gaat de gegevens dan weer duiden. Ik heb toegezegd om de Kamer dan
te informeren. In de verkenning van Deltares is ook een extreme projectie gebruikt
om te verkennen wat het zou kunnen gaan betekenen voor Nederland. In het voorziene
onderzoeksprogramma wordt ook een verdieping van de verkenning van Deltares voorgesteld.
Daar blijven we dus voortdurend samen optrekken met het KNMI, met Deltares en alle
onderzoeksinstanties.
Er is gevraagd naar een reflectie op het rapport. Als ik beter dan al die instanties
zou weten hoe het precies met de zeespiegelstijging gaat, zou ik dat uiteraard met
uw Kamer delen, maar ik weet dat niet beter. Ik ben toch ook afhankelijk van wat alle
deskundigen ons daarover rapporteren. Zij geven dat ook met een behoorlijke bandbreedte
aan, omdat zij het ook niet precies weten. Wij gaan er nu van uit dat tot 2050 het
Deltaprogramma voldoende is om onze delta leefbaar en bewoonbaar te houden. Wij hebben
dus gelukkig nog wel tijd om het een en ander uit te zoeken. Ik intensiveer ook het
onderzoek naar de zeespiegelstijging. Wij doen dat onder andere met een kennisprogramma
water en klimaat. Komend voorjaar wil ik de Kamer graag weer een keer informeren over
de voortgang van dat kennisprogramma. Dan kunnen we weer een verdiepingsslag leveren.
Door de heer Laçin is ook gezegd dat wij geen invloed hebben op wat ze in de rest
van de wereld doen. Op lange termijn kan dat wel effect hebben op Nederland. Hoe zijn
we hierop toegerust? Los van dat wij ons in Nederland natuurlijk inspannen voor CO2-reductie, zijn wij ook Europees en wereldwijd daarover in gesprek. In de Global Commission
on Adaptation spreek ik met mensen uit allerlei delen van de wereld om het ook daar
indringend voor het voetlicht brengen. Als ik een gesprek heb met de politieke leiding
van de Marshall Islands, dan zie ik dat daar de zorgen natuurlijk enorm groot zijn.
Dat kunt u zich voorstellen. Zij zijn heel erg bang dat er met de zeespiegelstijging
helemaal geen Marshall Islands meer overblijven. Het is dus niet zo dat alleen bij
een klein groepje landen de noodzaak in beeld is. Gelukkig zie je dat wel over de
hele wereld gebeuren. Vandaar dat wij vol blijven inzetten op ons Deltaprogramma en
op adaptatie, waar nodig.
Dan heb ik nog het blokje Markermeerdijken, dat ook nog onder waterveiligheid valt.
Dat is het laatste onderwerp op dat punt. HHNK, het hoogheemraadschap, is natuurlijk
verantwoordelijk voor de uitvoering. Er is al heel veel onderzoek uitgevoerd. Verschillende
leden hebben al gemeld dat het misschien wel het meest onderzochte stuk dijk is. Daarbij
zijn vele gerenommeerde deskundigen uit binnen- en buitenland betrokken geweest. Er
is al een aantal keren extra tijd genomen. Er is inmiddels besluitvorming geweest
door het waterschap en de provincie. Dat gaf mij eigenlijk geen aanleiding tot ingrijpen.
Het gaat niet alleen om de veiligheid van bewoners direct aan de dijk. Wij moeten
niet vergeten dat het ook gaat 1 miljoen inwoners van Noord-Holland. Nog even in het
kader van de onderzoeken: er is van 2011 tot 2014 onderzoek gedaan naar dijken op
veen. Er is het bekende Pompe-onderzoek naar de Houtribdijk uit 2015; dat is ook net
gememoreerd. Verder noem ik het onderzoek naar de bewezen sterkte uit 2016 tot 2018.
Dus er is al heel veel extra uitstel geweest. Tijdens het hele traject is er veel
ruimte geweest voor participatie. Bijna iedereen heeft de kans gehad om ideeën in
te brengen en mee te praten. In een aantal gevallen heeft dat ook geleid tot aanpassing
van de plannen. U hebt zelf Uitdam en Durgerdam als voorbeelden genoemd. Het heeft
geen zin om alle details van de participatietrajecten te vermelden, maar er zijn ontzettend
veel gesprekken gevoerd met heel veel mensen.
Het waterschap stelt een plan van aanpak participatie op, ook voor de uitwerking van
het ontwerp Markermeerdijken in het vervolgtraject. Dat gebeurt naar aanleiding van
een motie die is aangenomen door provinciale staten van Noord-Holland. U kunt er dus
gerust op zijn dat bewoners ook daarbij betrokken zullen worden. Dan gaat het natuurlijk
over details als de soort dijkbekleding, steigers en alles wat er nog aan de orde
kan zijn.
Er is ook gevraagd of het niet goedkoper kan, net als bij Varik-Heesselt. Die twee
projecten zijn eigenlijk niet vergelijkbaar, want Varik-Heesselt zat nog in de verkenningsfase
en Markermeerdijken heeft inmiddels een afgeronde besluitvorming. De hoge kosten van
de Markermeerdijken komen ook door de complexiteit van het project. Dat heeft bijvoorbeeld
te maken met bouwen op een slappe ondergrond, maar ook juist met de extra onderzoeken
en de vertraging. Rijkswaterstaat heeft het projectplan als «sober, robuust en doelmatig»
beoordeeld. Dat zijn de criteria waar het aan moet voldoen. Daarmee zijn ook de kosten
van dit project gerechtvaardigd.
Dan heeft de heer Geurts ook nog gevraagd wat er met een adaptieve aanpak kan. Kan
daarmee de optie van het gemaal in de Houtribdijk worden meegenomen? Die dijk voldoet
nu niet. Een adaptieve versterking voorkomt niet dat de dijk ook nu al aan de normen
moet voldoen. Dijkversterking heeft naast de waterhoogte natuurlijk ook te maken met
stabiliteit, en de opgave wordt maar voor een deel bepaald door de hoogte van het
waterpeil in het Markermeer. De mogelijkheid om een gemaal te bouwen in de Houtribdijk
is uitgebreid onderzocht, maar de conclusie was dat dit niet leidt tot vermindering
van de opgave voor de dijkversterking.
Welke rol ziet de Minister voor zichzelf in de casus over de pompcapaciteit? De conclusie
van het onderzoek in 2015 was dat pompen nu voor de versterking van de Markermeerdijken
niet effectief zijn, en na 2015 en later kunnen pompen op de Houtribdijk een optie
zijn bij een stijging van de zeespiegel. Ik ben ook bereid om onderzoek uit te voeren
naar die pompen, gericht op waterveiligheid, in de toekomst, maar daar hebben we voor
nu niets aan. Ik wil daar dan ook graag het hele watersysteem IJsselmeer-Markermeer
bij betrekken.
Wordt de dijkversterking Markermeerdijken duurder dan aanvankelijk verwacht? De kosten
vallen inderdaad hoger uit dan eerder was ingeschat, maar voldoen nog steeds aan de
criteria «sober, robuust en doelmatig». De meerkosten zijn veroorzaakt door tegenvallers
tijdens de planuitwerking, zoals tegenvallende resultaten van de dijken op veen, stagnatiekosten
rondom de besluitvorming Uitdam en Durgerdam, hogere bouwkosten voor de variant bij
Uitdam en overige extrakosten samenhangend met nieuwe normering, actualisatie van
de bouwkosten en hogere risicoreservering. Binnen het budget is een risicoreservering
opgenomen en we doen er alles aan om ook dit project binnen het budget uit te voeren.
Rijkswaterstaat heeft nauwkeurig zicht op de kosten gehad tijdens het proces en het
hoogheemraadschap zal er ook alles aan doen om dit binnen budget uit te voeren.
Dan nog de vraag van de heer Dijkstra wat een strand in Hoorn voor toegevoegde waarde
heeft bij een dijk. Het stadsstrand Hoorn is gezien als een meekoppelkans en de kosten
worden betaald door de gemeente Hoorn. Dat leidt dus niet tot een opdrijving van de
kosten en er gaat ook geen waterveiligheidsgeld naar dat stadsstrand.
Voorzitter. Dat waren de vragen over waterveiligheid.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zag als eerste mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik had twee puntjes. Als er een andere dekking zou zijn voor ons amendement, voor
die eenmalige 2,6 miljoen, zou de Minister dan anders oordelen? En misschien heb ik
het onvoldoende begrepen, maar vanaf 2022 komen we jaarlijks 20 miljoen tekort voor
het onderhoud van het watersysteem. Geeft de Minister nu aan dat er daarvoor al een
risicoreservering van 50% is?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Om met het laatste te beginnen: dat klopt. Als u het amendement van een andere dekking
zou willen voorzien, dan zou ik dat amendement nog steeds onnodig vinden, omdat we
al volop mogelijkheden zien voor innovatie en daar ook in aanbestedingen enzovoort
rekening mee houden. Ik denk dat deze efficiënte innovaties zoals de BoxBarrier toch
wel kansen kunnen krijgen. Ook binnen de topsector water zien we mogelijkheden om
innovatieve projecten te ondersteunen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Brenk, is dat afdoende beantwoord? Ja? Dan de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
De Minister is trots op Ruimte voor de Rivier en zegt terecht dat het internationaal
tot de verbeelding spreekt. Vervolgens maakt ze een vertaling naar het integraal riviermanagement.
Er komt een afwegingskader. Het lijkt mij heel goed om daar de lessen van Ruimte voor
de Rivier bij te betrekken. Dank daarvoor.
Ik hoor de Minister in dat verband wel heel vaak «scheepvaart» zeggen. Natuurlijk
is D66 ook voor scheepvaart, want daarmee kun je veel vrachtauto's van de weg halen.
Maar integraal is wel integraal. Zorg dat de natuur daar ook een rol in speelt.
Over het Hoogwaterbeschermingsprogramma is de Minister minder uitgesproken. Er zijn
meer lessen uit Ruimte voor de Rivier. De eerste is: zorg dat de expertise echt ter
beschikking komt van dit soort projecten. Neem Varik-Heesselt. Er wordt een beetje
gedaan alsof dat bij Ruimte voor de Rivier hoort, maar ik zeg tegen de VVD en de PVV
dat dat uitdrukkelijk niet het geval was. Er wordt naar mijn idee ook een beetje te
simpel over gedaan...
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer De Groot (D66):
Ik zou graag van de Minister willen horen dat zij die twee lessen uit Ruimte voor
de Rivier die ik noemde expliciet wil meenemen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma.
Eigenlijk kan dit met ja of nee worden beantwoord.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja. Ik begrijp heel goed wat u zegt. Het onderscheid dat ik heb willen aanbrengen,
is dat wij bij Ruimte voor de Rivier 100% financier zijn. Dan bepaal je dat helemaal
alleen. Bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt 50% betaald door de waterschappen.
Dat neemt niet weg dat, ook al is de ruimtelijkeordeningscomponent gedecentraliseerd,
we de lessen daarvan wel degelijk heel graag zullen bespreken. Het feit dat we nu
voor de helft betalen wil niet zeggen dat we het niet meer meenemen.
Over het integraal riviermanagement. Waarom noem ik de scheepvaart uitdrukkelijk?
Dat is een beetje omdat ze het op dit moment nog heel erg zwaar hebben. Het zit dus
voor in je gedachten. Het heeft er ook vooral mee te maken dat dat het nieuwe element
is. Dat wil niet zeggen dat we alle andere belangen die we afwegen minder belangrijk
gaan vinden, maar dat was eigenlijk de enige partij die niet echt goed aan tafel zat.
Dat is het nieuwe element in het integraal riviermanagement, maar dat neemt niet weg
dat we belangen van de natuur, de agrarische sector en de recreatiesector naast de
waterveiligheid en -kwaliteit ook zullen blijven meenemen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat lijkt me een mooi antwoord. Ik kijk even naar de heer De Groot, maar
die vindt dat ook. Dan de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
In de vorige periode heb ik met de voorgangster van deze Minister een discussie gehad
over de sluizen in de Nieuwe Waterweg. Toen werd geconcludeerd: laat het maar even
op de plank liggen, want we hebben het voorlopig nog niet nodig. Ik denk dat de praktijk
wel uitwijst dat we het sneller nodig zullen hebben dan toen is gezegd. Dat merk ik
ook bij de Markermeerdijken. Het is mogelijk dat we er in de toekomst wel naar gaan
kijken, als ik de woorden van de Minister vrij vertaal, maar op dit moment even niet.
De besluitvorming is goed verlopen en de Minister zag geen aanleiding om in te grijpen.
Ik heb gevraagd om bij het stapsgewijze ontwerp flexibel en aanpasbaar te blijven
handelen. Is de Minister bereid om niet te terughoudend te zijn om dit project flexibel
en aanpasbaar uit te voeren?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Voor zover dat kan binnen de huidige wet- en regelgeving en de afspraken zoals ze
er nu liggen, zullen we dat uiteraard proberen, al was het alleen maar omdat je het
participatieproces met bewoners dat is aangekondigd voor de uitvoering ook serieus
wilt nemen.
De voorzitter:
Oké. Dan de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Volgens mij zijn we het daar vandaag over eens: waterveiligheid op één. Dat hoor ik
de Minister ook zeggen. Wat mij dan verbaast, is dat we de hoogwaterproblematiek niet
bij de dijken aan gaan pakken, wat tenslotte goedkoper is dan dat we een heel project
van Ruimte voor de Rivier draaien. Ik hoor de Minister zeggen: de prioritering is
heel belangrijk want de middelen zijn ook hier beperkt. Waarom kiest de Minister er
dan toch voor om recreatieparken aan te leggen voor natuurclubjes in plaats van gewoon
onze dijken te versterken en te verhogen? Want dat zorgt tenslotte gewoon primair
voor een verbetering van de waterveiligheid.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik herken dit niet, want ik heb nergens recreatieparken voor natuurclubs aangelegd.
De heer Van Aalst (PVV):
Er zijn meerdere voorbeelden waar we gewoon hele... Heeft u het woord, meneer De Groot?
De voorzitter:
Meneer Van Aalst, u gaat gewoon verder met uw vraag. Als de heer De Groot iets wil
vragen, dan komt hij via mij.
De heer Van Aalst (PVV):
Dan doet hij dat vast zo meteen. Wij hebben met elkaar al meerdere malen geconstateerd:
dijken aanpakken is veel voordeliger dan hele plannen met Ruimte voor de Rivier aanleggen.
Dus als we constateren dat we te weinig budget hebben, we met hetzelfde geld meer
kunnen doen door op die manier te werk te gaan en dat een positieve impact op de waterveiligheid
heeft, dan zou de Minister daar toch ook prioriteit aan moeten geven? U geeft zelf
aan dat de middelen beperkt zijn. Dan moeten we toch met hetzelfde geld meer willen
doen als dat de waterveiligheid verbetert? Ik begrijp echt niet dat de Minister daar
anders in staat.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ben het zeer eens met de heer Van Aalst dat je met hetzelfde geld meer moet willen
doen. Dat is nou net precies wat we ook gedaan hebben: als je daar toch aan de gang
moet, kun je met datzelfde geld ook een waterstandsdaling bereiken met bijvoorbeeld
een nevengeul. Dat heeft als mooi effect dat het voor de natuur ook nog wat oplevert.
Die dijk alleen ophogen had dat niet opgeleverd. Bovendien is het ook niet in alle
gevallen duurder geweest. Dan kom ik ook nog bij een ander punt. Het draagvlak is
niet altijd even makkelijk overal te realiseren. Maar kijk naar het project bij Lent,
waar aanvankelijk ook wel wat scepsis was maar waar mensen uiteindelijk toch heel
erg tevreden zijn met hoe het is afgelopen.
De heer Van Aalst (PVV):
Toch nog een keer. De Minister schetst nu dat het wat meer oplevert voor de natuur.
Dat zal allemaal wel, maar het gaat mij om de waterveiligheid. Waterveiligheid hebben
we met elkaar op één staan en ik constateer dat we dus dingen weggeven aan de natuur
ten koste van de waterveiligheid omdat het dan meer oplevert. Nee, ik denk dat we
met hetzelfde geld meer dijken hadden kunnen versterken in plaats van op deze manier
te werk te gaan met Ruimte voor de Rivier. Vindt de Minister het niet gewoon prioriteit
nummer één dat die dijken versterkt worden? We hebben gewoon achterstallig onderhoud.
We moeten nog kilometers lang vernieuwen, verbeteren, beter onderhouden. Dan gaan
we toch niet kiezen voor dit soort rare projecten? Dan kiezen we toch gewoon voor
de waterveiligheid op nummer één? Ik begrijp het niet. Het enige wat we gedaan hebben,
is onze oude uiterwaarden onder water zetten, moerassen creëren met nieuwe dieren
maar vervolgens helpen we de andere natuur om zeep. Ik begrijp er helemaal niks van.
De voorzitter:
Dat is de vraag?
De heer Van Aalst (PVV):
De waterveiligheid zou op één moeten staan. Ik begrijp het niet: met hetzelfde geld
hadden we gewoon veel meer dijken kunnen aanpakken.
De voorzitter:
De heer Van Aalst begrijpt u niet.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik begrijp de heer Van Aalst niet, dus dan kunnen we elkaar de hand schudden. Nee,
we hebben geen rare, nieuwe dingen gecreëerd. Ik heb er eigenlijk weinig aan toe te
voegen, behalve dan dat u zei «kilometers achterstallig onderhoud». Daar wil ik toch
nog weer even het onderscheid aangeven: het betreft uitgesteld onderhoud. We hebben
slechts voor 6,8 miljoen, die inmiddels is aangepakt, achterstallig onderhoud gesignaleerd.
Ik denk dat dat toch echt wel een heel wezenlijk onderscheid is.
De voorzitter:
Ik kijk even rond. Ik had de heer Stoffer nog gezien.
De heer Stoffer (SGP):
Ik twijfel een beetje. Ik hoorde de Minister net zeggen dat we het hier over het hoogwatersysteem
hebben, maar ik hoor af en toe scheepvaart en sluizen langskomen. Is het hoofdvaarwegennet
hier nu ook onderdeel van of niet? Nee? Dan komt mijn vraag later.
De voorzitter:
Prima. Ik kijk nog even verder rond. We hebben het over veiligheid gehad en voor een
deel over de financiën. We gaan zo naar droogte. We hebben nog: adaptatie, grote wateren,
kwaliteit en overig. Ik zie de heer Van Aalst. Over de zeespiegelstijging? Hij heeft
een vraag over in ieder geval het blokje veiligheid.
De heer Van Aalst (PVV):
Ja, voorzitter. De Minister heeft wat gezegd over de spiegelstijging. Zij weet het
eigenlijk ook niet exact, maar laat zich leiden door de voorspellingen. Alleen de
voorspellingen variëren van tientallen centimeters tot 200 centimeter. Hoe gaan we
in godsnaam beleid maken als we het verschil tussen die twee voorspellingen niet in
beeld hebben?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar laten we ons dus over adviseren door de deskundigen. Dat moet je voortdurend
blijven volgen. Gelukkig staat de wetenschap ook niet stil. Ik probeer dat steeds
beter inzichtelijk te krijgen. Daar hebben we met elkaar in de Kamer de systematiek
voor afgesproken dat het iedere zes jaar wordt herijkt. Dus dan kijk je waar je op
dat moment staat en dan probeer je daar weer je normering aan aan te passen.
De heer Van Aalst (PVV):
Het mooiste voorbeeld, dat aansluit bij het volgende blokje, is de droogte. Het KNMI
doet allerlei voorspellingen, maar de droogte van de afgelopen zomer had het KNMI
totaal niet voorspeld. Daarvan zeggen ze: dit past eigenlijk niet in onze voorspellingen.
Wat moeten we moeten we nou met de voorspellingen van tientallen centimeters tot 200
centimeter? Hoe betrouwbaar zijn die dan nog? Hoe kunnen we daar in hemelsnaam beleid
op maken?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het is een beetje flauw om te zeggen dat het KNMI de voorspellingen niet goed heeft.
Laten we zeggen dat je wel ziet dat ze het door de jaren heen steeds nauwkeuriger
worden. Daar hou ik me ook aan vast. Een feit is dat we zien dat de zeespiegel wel
stijgt. Dus je moet hoe dan ook maatregelen nemen. Dan moet je toch met een bepaalde
bandbreedte kijken wat er noodzakelijk is voor Nederland. Voorspellingen worden serieuzer.
De nieuwe cijfers zien er niet fraai uit. Het zou best kunnen dat dat voor ons ook
nog consequenties kan hebben op de lange termijn. Maar we hebben in Nederland een
hele stevige veiligheidsmarge. Met ons huidige Hoogwaterbeschermingsprogramma kunnen
wij de komende decennia vooruit en wij houden goed in de gaten of dat toch aanscherping
behoeft.
De voorzitter:
Dank u wel. Iemand anders nog? Oké, nou prima, dan gaan we door naar het blok over
droogte.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Ondanks het feit dat velen van u hebben gesignaleerd dat de
droogte bepaald nog niet voorbij is, zijn we toch wel begonnen met te kijken welke
lessen we hieruit kunnen leren. De eerste is natuurlijk: hoe heeft de crisisaanpak
van de afgelopen zomer gewerkt en hoe vertalen we dat in het beleid? Een aantal van
u heeft ook al gezegd dat ik daarvoor de Beleidstafel Droogte heb ingesteld. Ik wil
op beide sporen, zowel ten aanzien van het functioneren van de crisisaanpak als hoe
we die droogtecrisis vertalen naar beleid, met aanbevelingen komen voor de meest urgente
issues, en u daarover in het voorjaar van 2019 al over informeren. Ik wil er alles
aan doen om voorbereid te zijn op het komend voorjaar, waarin het zomaar weer zo zou
kunnen zijn dat er nieuw droog seizoen aankomt. We moeten daarop voorbereid zijn met
alle lessons learned.
Een aantal opgaven die we daarin moeten bespreken, zijn door u ook al genoemd. De
onttrekkingen van het grondwater is er daar één van. Hoe zijn die verantwoordelijkheden
nu precies verdeeld? Wat zijn de effecten? Wat kan er wel? Wat kan er niet? We hebben
te maken gehad met de verzilting van het IJsselmeer. Ik had me eerlijk gezegd bij
ons vorige overleg over water niet kunnen voorstellen dat ik deze zomer tankschepen
achter de hand moest houden om drinkwater voor Noord-Holland te zekeren. Ik denk velen
van u ook niet. En toch zijn we wel in die situatie terechtgekomen. Ik had me ook
niet kunnen voorstellen dat we rond het Kierbesluit dat we onlangs hebben mogen nemen,
dat feestelijke moment niet door zouden kunnen laten gaan. Toch hebben we in september,
waarin het aanvankelijk gepland stond, gezegd: we zitten nog volop in de droogte-
en de verziltingsproblematiek; laten we het nu niet doen. Toen stelden we de opening
uit tot november, omdat niemand zich toen kon voorstellen dat het in november nog
steeds niet zou kunnen. We zitten helaas nog steeds in die situatie. Dus ik denk dat
het heel dringend is om door te pakken en te kijken welke lessen we hieruit kunnen
leren. De scheepvaart heeft eronder te lijden, landbouw, natuur. Er zijn problemen
met drinkwater en voor de industrie.
Een aantal van u vroeg ook hoe het nu zit met de industriële lozingen. We hebben natuurlijk
nog niet zo lang geleden dioxaan gehad vanuit Duitsland. Dat leek in de richting te
gaan van een norm niet halen. Gelukkig is dat allemaal nog net goed gegaan, maar het
zegt wel dat we in het hele stroomgebied van rivieren daarover met elkaar zullen moeten
gaan spreken. Hoe is nou precies de verantwoordelijkheidsverdeling? Die is vastgelegd
in het Landelijk draaiboek waterverdeling en droogte van de stuurgroep van de Stuurgroep
Management Watercrises en Overstromingen. Daar is ook de rol van de veiligheidsregio's
in beschreven. Daar vroeg de heer Geurts met name naar. Bij watertekorten en droogte
is de rol van de veiligheidsregio's beperkt. De regierol van de provincie op regionaal
niveau is een logisch voortvloeisel uit de Waterwet en het Waterbesluit, waarin de
verantwoordelijkheid voor de regionale uitwerking van de verdringingsreeks is belegd
bij de provincies. Daar komt dat vandaan.
De evaluatie van de droogte, van de crisisaanpak, zullen we uitvoeren langs twee sporen.
Bij de Beleidstafel Droogte gaan we een en ander vertalen naar concrete lessen. Aan
die tafel komt ook het volgende aan de orde: het functioneren van de verdringingsreeks
zoals we die nu kennen – heeft die gewerkt? – de drinkwaterbehoefte, het gebruik van
grondwater tijdens de droogte, de problematiek van de scheepvaart en de waterkwaliteit
bij lage afvoeren. Dus het geheel komt daar aan bod met alle deskundigen. Een echte
evaluatie kan nog niet, want dan moet het eerst voorbij zijn, maar over de eerste
resultaten en de vraag wat wij nu al aan lessen kunnen trekken en kunnen meenemen
voor het nieuwe seizoen, wil ik uw Kamer in het voorjaar van 2019 graag informeren.
Hoe kijkt de Minister met de kennis van nu naar die verdringingsreeks? Dat wil ik
nu ook even graag door de experts aan die Beleidstafel Droogte laten bestuderen. Daar
wil ik in het voorjaar bij u op terugkomen.
Gaat de Minister plannen die meer verzilting veroorzaken heroverwegen? De heer Stoffer
heeft gevraagd naar het Volkerak-Zoommeer. Daarover heb ik onlangs met collega Schouten
een brief over gestuurd, waarin we zeggen dat het plan niet van de baan is, maar dat
we ook realistisch moeten zijn. Aangezien de provincie bij mij aan de bel trok en
zei «wij hebben er zoveel geld voor gereserveerd op onze begroting, maar het Rijk
komt maar niet over de brug», vonden collega Schouten en ik het niet meer dan fair
om te zeggen dat wij er voorlopig ook geen geld voor hebben. Wij hebben hiervoor weliswaar
een groot bedrag in het regeerakkoord staan, maar u weet ook dat er hele grote opgaven
in de Grevelingen en Eems-Dollard liggen. Als je kijkt wat er voor de jaren erna op
de prioriteitenlijst komt, dan komen we eerder bij het Markermeer en het IJsselmeer
terecht. Het Volkerak-Zoommeer komt niet hoog op de prioriteitenlijst. Dat wil niet
zeggen dat we de beleidsvoornemens niet meer hebben, alleen moeten we realistisch
zijn: daar hebben we voorlopig gewoon niet het geld voor.
De heer Van Aalst vroeg: is de Minister trots op de opgelopen schade? Nee, natuurlijk
niet. Ik had liever gehad dat er nergens schade was veroorzaakt. Dat is een van de
redenen waarom ik hier prioriteit aan geef. Ik wil hier zo veel mogelijk lessen uit
kunnen trekken. Nogmaals, niemand had dit zo voorzien. Het zijn unieke situaties geweest.
We zullen ook nog moeten afwachten wat de schade voor de natuur gaat zijn. Ik zie
dat alle rododendrons bij mij in mijn tuintje zo ongeveer dood zijn, maar dat is natuurlijk
maar een zeer beperkt beeld, want ik heb mij door experts laten vertellen dat het
bij bomen soms ook nog na twee jaar tot sterfte kan leiden. Dus we zullen echt moeten
zien wat het doet. Daarom vind ik het ook heel belangrijk dat we zo snel mogelijk
van de experts horen wat we anders of beter kunnen gaan doen in de toekomst.
Naar de lozingsvergunningen is door de heer Laçin, mevrouw Dik-Faber en de heer Stoffer
gevraagd. Op dit moment wordt in de beoordeling van een aanvraag al getoetst aan maatgevend
laagwater. Er wordt ook getoetst op de maximale vracht die geloosd mag worden, dus
er vindt een worstcasebeoordeling plaats. Debietsafhankelijke lozing is nu dus niet
nodig omdat de veiligheid van ecologie en drinkwater al vooropstaan. Maar dat neemt
natuurlijk niet weg dat we volop waakzaam blijven – ik noemde u het voorbeeld van
dioxaan vanuit Duitsland – en goed in de gaten houden of dat in de toekomst misschien
anders zou kunnen worden. We zien bijvoorbeeld dat de Rijn steeds meer een regenrivier
wordt en het water niet meer van de gletsjer aangevoerd krijgt.
Dan de toenemende drinkwatervraag tijdens de droogte. De heer Geurts heeft zijn auto
niet meer gewassen. Heel goed. Ik zal voor het thuisfront van de heer Geurts nog eens
zeggen dat het heel goed was dat hij dat niet heeft gedaan, want we moesten ook echt
zuinig zijn met water. In het begin zag je dat Nederland er even rekening mee hield
en wat minder water verbruikte. Naarmate het langer duurde, dreigden we toch wat te
verslappen. Je zag eerlijk gezegd ook wel een verschil tussen het westen en het oosten.
Hoe verder je naar het oosten ging, hoe meer de verdorring alom zichtbaar was. In
het westen, waar er meer sprake was van verziltingsproblematiek, merkte je dat het
gevoel van urgentie dan ook iets minder was dan daar waar je bijvoorbeeld zag dat
de slotgracht om een kasteeltje helemaal zonder water stond. Dat zijn dingen die veel
meer indruk maken. Maar ik denk dat we met z'n allen ook nog wel wat kunnen doen om
die verziltingsproblematiek wat meer duidelijk te maken. Ik heb het voortdurend ondersteund
en ook gezegd: was niet alleen je auto, maar ook de ramen van je huis even wat minder,
en sta iets korter onder de douche; wees gewoon zuinig met water. Ik denk dat we daar
vol op moeten blijven inzetten.
In de internationale Rijn- en Maascommissies zijn we ook in gesprek over de droogte.
Op ons initiatief zijn in beide riviercommissies ook werkgroepen over de droogte gestart.
Want vergis je niet: u kunt allemaal in filmpjes op internet zien dat je in Duitsland
de rivier gewoon te voet kunt oversteken. Dat zijn ongekende beelden.
Specifiek op het grondwater ga ik iets meer in detail in. De regie over het grondwaterbeheer
ligt bij provincies. De taken en bevoegdheden zijn op zich duidelijk, maar wel verdeeld
over de verschillende overheden. Perceeleigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor
hun eigendommen en hebben daarin zorgplicht. Gemeenten hebben een zorgplicht om schade
zo veel mogelijk te voorkomen met grondwaterbeheer, maar ze zijn niet aansprakelijk
voor die schade. Gemeenten kunnen met een gericht grondwaterpeilbeheer natuurlijk
wel een ondersteunende rol spelen. Ik ben daarover in gesprek met gemeenten en waterschappen.
Ik faciliteer ook onderzoek naar de mogelijkheden voor stedelijk grondwaterpeilbeheer,
onder andere in Rotterdam en Capelle aan de IJssel. Ook dit zal onderwerp van bespreking
zijn aan de Beleidstafel Droogte.
De heer Geurts heeft nog gevraagd naar een reflectie op het diepe grondwater, dat
wordt beïnvloed door zaken als bouwactiviteiten, energiesystemen, bronbemaling en
zandwinputten. U hebt gelijk dat er in toenemende mate een beroep wordt gedaan op
het gebruik van grondwater, voor bier, fris en zuivel, maar ook voor allerlei andere
activiteiten. Met omgevingsvisies geven provincies en gemeenten aan hoe ze met dat
grondwater willen omgaan. Bij het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond wordt daarover
met decentrale overheden en bedrijfsleven overleg gevoerd. We werken ook samen aan
kennisontwikkeling hierover. Ik denk dat dit onderwerp zomaar interessant kan zijn
om op de kaart te hebben, niet alleen bij de verkiezingen voor de waterschappen, maar
ook voor de komende Statenverkiezingen.
U heeft ook specifiek aandacht gevraagd voor de verdringingsreeks bij grondwater.
Dat wil ik ook heel graag bij die Beleidstafel Droogte adresseren.
Mevrouw Dik-Faber vroeg of het voorkomen van schade aan woningen door grondwater onderdeel
is van het Bestuursakkoord Ruimtelijke Adaptatie en of daar onderzoek naar gedaan
wordt. Er is afgesproken om stresstesten uit te voeren en vervolgens risicodialogen
te gaan voeren. Daarbij zullen ook zeker aan de orde komen de schade aan woningen
door wegzakkend grondwater en bodemdaling en natuurlijk vooral de mogelijkheden om
dat te voorkomen. Bij problemen met funderingen, zoals paalrot, kan het kenniscentrum
voor funderingsschade huiseigenaren op weg helpen. Het Rijk, in dit geval het Ministerie
van Binnenlandse Zaken, heeft een financieringsfonds ingesteld waarbij huiseigenaren
goedkoop geld kunnen lenen voor funderingsherstel, maar huiseigenaren blijven wel
zelf aan de lat staan voor de kosten. In het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke
Adaptatie is door datzelfde kenniscentrum een Handleiding funderingsproblematiek voor
gemeenten opgesteld. Grondwaterpeilbeheer is natuurlijk een belangrijk instrument
voor gemeenten. Ik ondersteun dit ook met onderzoek. Zoals ik eerder heb aangegeven
wil ik uw Kamer graag komend voorjaar nader informeren over de kennisbasis die we
daarvoor gezamenlijk ontwikkelen. In die brief zal dan ook het bodem- en grondwater
aan de orde komen.
De voorzitter:
Ik kijk even rond.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb nog meer in het kader hiervan.
De voorzitter:
Oké.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, want we gaan nu naar de bodemdaling. Die heb ik toch maar geschaard onder het
blok droogte, want de problematiek rond bodemdaling speelt natuurlijk al langer, maar
ik denk dat u die vandaag vooral bij mij hebt aangekaart vanwege de verergering van
de bodemdaling door de droogteproblematiek. Op zich is de bodem natuurlijk geen onderwerp
voor dit overleg. U hebt vooral gedoeld op de veenweidegebieden, waar bij droogte
bodemdaling ontstaat door oxidatie. Dit onderwerp raakt een groot aantal dossiers
van maar liefst vijf departementen, namelijk EZK, LNV, BZK, OCW en ons als IenW natuurlijk.
Het heeft namelijk betrekking op woningbouw, landbouw en de aanleg van infrastructuur.
Ook raakt het natuurlijk provincies, waterschappen, gemeenten en private partijen.
Het is belangrijk om te vermelden dat bodemdaling door slappe bodems ook wordt verankerd
in de NOVI, de Nationale Omgevingsvisie, die collega Ollongren aan het opstellen is.
Ik heb zonet al het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling gememoreerd, waar wij ook
aan meewerken. Ook heb ik het al over de brief gehad.
Volgens mij heb ik de rest van de beantwoording eigenlijk al en marge van andere stukken
gedaan.
De voorzitter:
We gaan het even bekijken. De heer De Groot zag ik als eerste.
De heer De Groot (D66):
Dank aan de Minister. Ik kijk eventjes naar het grondwater. De gemeenten zijn verplicht
om goed te zorgen voor het grondwater, maar ze zijn niet aansprakelijk. Nou vroeg
ik mij af of de waterschappen, die gaan over het grondwater in het landelijk gebied,
daar eigenlijk wel aansprakelijk zijn voor de gevolgschade bijvoorbeeld aan huizen,
funderingen of wegen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, dat zijn ze niet, net zomin als gemeenten.
De heer De Groot (D66):
Dus die bestuurslaag is daar niet aansprakelijk? Dat is wel heel bijzonder, want ze
veroorzaken wel schade.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik denk dat hierop dezelfde situatie van toepassing is als bij gemeenten, namelijk
dat particulieren uiteindelijk zelf de schade moeten dragen maar gemeenten wel de
dure plicht hebben om schade zo veel mogelijk te voorkomen. Dat is bij de waterschappen
hetzelfde.
De heer De Groot (D66):
Ja. Ik kan me bijna niet voorstellen dat dat zo is. Misschien kan de Minister daar
in tweede termijn nog een keer op ingaan, want ik kan me niet voorstellen dat als
een bestuurslaag om hem moverende redenen te hard pompt aan het grondwater waardoor
het veen verdampt, de huizen verzakken en de fundering verrot, de rekening daarvan
bij burgers wordt neergelegd. Ik kan me niet goed voorstellen dat de waterschappen
daarvoor niet aansprakelijk zijn. Als u daar in tweede termijn op in zou willen gaan;
heel graag!
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik wil daar best in tweede termijn nog wat meer gedetailleerd op ingaan, maar de hoofdboodschap
van het antwoord zal niet veranderen.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb één vraag nog niet beantwoord gekregen. Ik had gevraagd wat de Minister vond
van het voorstel van Vewin om lozingsvergunningen debietsafhankelijk te laten zijn
om hiermee de waterkwaliteitsproblemen bij winningen in perioden van droogte te voorkomen.
Ik had nog een aanvullende vraag omdat de Minister inderdaad aangeeft met de buurlanden
in gesprek te zijn. Want als het hier droog is, is het daar ook droog. Hoe gaat dat
nou in prioriteit? Als het erg droog is, nemen Duitsland en België ook maatregelen.
Wij zitten toch echt stroomafwaarts. In hoeverre heeft u dan contact, Minister, zodat
zij niet allerlei maatregelen nemen waar wij nóg meer last van krijgen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Tot nog toe hebben we gewoon een goede samenwerking. U hebt natuurlijk gelijk. In
het verleden hebben we gezien dat het water door bodemverharding in Duitsland juist
alleen maar sneller bij ons aankwam. Het kan twee kanten op werken. Wij zitten inderdaad
als sluitstuk, als laatste, en hebben daar niet zo veel invloed meer op, maar we hebben
goede contacten. Zowel bij de Duitse als bij de Belgische collega's heb ik de behoefte
gevoeld om wat meer met elkaar om tafel te zitten in het kader van een heel stroomgebied,
omdat iedereen met problemen worstelt. Ik noemde aan het begin het voorbeeld van Duitsland,
namelijk de bevoorrading van tankstations. Zij worstelen met dezelfde uitdagingen
en staan er ook zeer voor open om gezamenlijk te kijken wat we daar het beste aan
kunnen doen.
Dan kom ik op uw eerste vraag over Vewin en het debietsafhankelijk vergunnen van lozingen.
Ik heb aangegeven dat daar nu volop aandacht voor is, maar dat we aan de beleidstafel
droogte bijvoorbeeld ook kijken naar dioxaan vanuit Duitsland. Dat heb ik als voorbeeld
genoemd. Als daar een nieuwe situatie ontstaat en dat mogelijk aanpassing zou behoeven,
zullen we dat niet uit de weg gaan. Want je wilt uiteindelijk niet in de situatie
terechtkomen dat er door laag water een te hoge concentratie van welke nare stof dan
ook zou kunnen ontstaan.
De voorzitter:
Dan heeft de heer Laçin nog een vraag.
De heer Laçin (SP):
Ik wil daar toch even op doorgaan. Op dit moment wordt in de vergunningverlening rekening
gehouden met een vrij lage rivierafvoer om toch een beetje veilig te zitten. We zien
nu, vooral dit jaar met een heel lange periode van droogte, dat er problemen kunnen
ontstaan op het moment dat de rivierafvoer nog lager ligt dan waar gemiddeld rekening
mee is gehouden in de vergunning. We hebben volgens mij samen geconstateerd dat lange
periodes van droogte in de toekomst niet per se een uitzondering zullen zijn, maar
misschien eerder de regel. Daarom vraag ik de Minister toch om daar nu al naar te
kijken, toekomstgericht, zodat we straks, over een of twee jaar, niet achter de feiten
aan gaan lopen als er al situaties zijn ontstaan. Hoe kijkt de Minister daartegen
aan?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar kijkt de Minister hetzelfde tegenaan als de heer Laçin, namelijk dat we dat moeten
proberen te voorkomen. Ik vind dat een onderwerp voor de beleidstafel droogte. Er
wordt nu rekening gehouden met een worstcasescenario. U schetst eigenlijk dat het
worstcasescenario altijd nog meer worse kan, zeg maar. Daar moeten we op voorbereid
zijn. U zegt: als we nu nog lagere rivierstanden krijgen of als dit vaker gaat voorkomen
dan waar we nu in onze worstcasescenario's rekening mee hebben gehouden, zullen we
die worstcasescenario's moeten aanpassen. Ik wil dit graag aan de experts overlaten.
Zien zij daar aanleiding voor of niet?
De heer Laçin (SP):
Ik vraag me dus af of we nu rekening houden met het worstcasescenario, omdat de praktijk
van nu ons leert dat dat altijd kan veranderen. We hebben dit jaar te maken met historisch
lage waterstanden op heel veel plekken. Daar is volgens mij geen rekening mee gehouden
in de vergunningen die een paar jaar terug zijn verleend. Ik hoor: Beleidstafel Droogte.
Dat vind ik goed. Ik hoop geïnformeerd te worden over wat we daarin zouden kunnen
veranderen en hoe we daar beter op kunnen inspringen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, ik zal dit aspect graag meenemen in de brief die ik in het voorjaar zal sturen
om de eerste tussenstand te geven van de beleidstafel droogte. Ik begrijp namelijk
uw zorg: als het alsmaar erger wordt, moeten onze worstcasescenario's misschien worden
aangescherpt. Dus ik zal er dan graag op terugkomen.
De voorzitter:
Ik kijk nog even rond of er nog vragen zijn. Volgens mij hebben we het onderwerp droogte
afgerond.
Dan gaan we naar adaptatie: we gaan ons aanpassen!
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, we gaan ons aanpassen, maar de droogte is nog niet afgerond. Wel hier als bespreekpunt,
maar verder nog niet.
Dank voor de complimenten die zijn uitgesproken voor het ondertekenen van het Bestuursakkoord
Klimaatadaptatie. Ik vond het eerlijk gezegd zelf ook wel een uitdaging: als je wel
een opdracht krijgt in het regeerakkoord, maar nul euro daarbij, dan is het toch lastig.
Ik ben heel blij dat we toch gezamenlijk de schouders eronder zetten met de Unie van
Waterschappen, de provincies, de gemeenten en eigenlijk alle partners. En van onze
kant loopt het op tot 300 miljoen, mits er goeie plannen worden aangeleverd, zeg ik
daar uitdrukkelijk bij. En vanuit de andere partners komt hetzelfde bedrag. Daarmee
kunnen we toch echt belangrijke projecten gaan uitvoeren. Ik vind het ook echt een
belangrijke stap. De heer Geurts kwam al even terug op zijn eigen motie, die ervoor
nodig is geweest om de wetswijziging in het kader van de Waterwet in gang te zetten.
Ik kom zo nog terug op het tijdpad.
Een goede voorbereiding op die stijgende zeespiegel en op extreme regenval is lang
niet overal vanzelfsprekend. Soms zijn effecten bij ons heel groot, maar elders op
de wereld is dat ook het geval. Ik zeg alvast even in de richting van de heer Stoffer:
Nederland heeft heel veel kennis te bieden, ook op dit vlak. Ik ben er ook trots op,
en ik denk u allemaal, dat we het Global Centre of Excellence on Climat Adaptation
in Rotterdam en Groningen hebben. Dat is echt global, dus we betrekken hier kennis
en kunde vanuit de hele wereld bij. Maar als je het in je eigen achtertuin hebt, dan
heb je natuurlijk bij uitstek een mooie gelegenheid om als land zelf te laten zien
wat je te bieden hebt. Dat zal heel veel experts vanuit de hele wereld naar Nederland
toe trekken. Dus ik denk dat we dat echt moeten omarmen, en daarmee ons voordeel moeten
doen.
Dan vroeg de heer Geurts: hoe staat het nou met die wetswijziging? Nou, we zijn gestart
met een internetconsultatie van vier weken en met een interbestuurlijke consultatie
van twee maanden. Daar moet dan de u bekende HUF-uitvoeringstoets op worden toegepast.
En als iedereen hetzelfde gevoel van urgentie uitstraalt als uw Kamer heeft gedaan,
dan zou ik het in april 2019 bij de ministerraad kunnen hebben liggen. Dan moeten
we het advies van de Raad van State krijgen. Dan kom ik ergens in de zomer uit. Dus
ik hoop het, helemaal alles doorlopend, in oktober bij de Tweede Kamer te kunnen hebben
liggen. Ik zie al aan uw lichaamstaal dat u dat best ambitieus vindt. Nou, dat vind
ik ook, maar ik heb goede hoop dat iedereen hetzelfde gevoel van urgentie heeft als
wij hier met elkaar. Dan kunnen we dit dus snel met elkaar regelen en dan zouden we
inderdaad op tijd klaar zijn voor de begroting van 2021. Dan moeten we ook de opgave
in beeld hebben.
U weet namelijk allemaal dat de gemeenten de stresstesten in 2019 af moeten hebben.
Ik kwam ook mensen tegen – ik zal geen namen noemen, want ik vind het geen goed voorbeeld –
die zeiden: maar die stresstest is toch niet verplicht? Nee, die is niet verplicht.
Maar ik zou wel tegen iedere gemeente willen zeggen: als je geen goed onderbouwd verhaal
hebt en je hebt geen stresstest gedaan, dan krijg je ook geen financiële middelen
van onze kant. Dus wat dat betreft denk ik toch echt dat je van iedere zichzelf respecterende
gemeente mag vragen dat ze gewoon in 2019 fatsoenlijk in beeld hebben gebracht waar
precies de knelpunten zitten. Dan hebben we begin 2020, als alle gemeenten het toch
af moeten hebben, dat landelijk dekkende beeld van wat er overal nodig is.
Er is nog gevraagd naar de relatie met de regiodeals en de klimaatenvelop. De klimaatenvelop
is vooral gericht op CO2-reductie, maar ik heb zelf de veenweidegebieden erbij genoemd – dat heb ik erg uitgedragen –
omdat het mes daar aan twee kanten snijdt: de kant van de waterstandsproblematiek
en de kant van de CO2-reductie, dus zowel adaptatie als mitigatie. Mevrouw Van Brenk sprak over innovatieve
projecten. De onderwaterdrainage en andere technieken die daar kunnen worden toegepast,
zijn ook wel de moeite waard, vind ik, om serieus werk van te maken. Dan zou je de
landbouw enerzijds en adaptatie en mitigatie anderzijds mooi bij elkaar kunnen brengen.
Kan de 20 miljoen op tijd worden ingezet? Dat vraagt mevrouw Dik-Faber. Ja. Ons is
er alles aan gelegen om gemeenten te helpen. Voor kleinere gemeenten is het misschien
niet altijd even makkelijk om zo'n stresstest goed te doen. Vandaar dat we daarbij
hulp hebben toegezegd. Het tweede dat ik echt graag al in 2019 en 2020 zou willen
doen, is het starten van een aantal aansprekende projecten, want los van het voorbeeld
dat ik u net gaf, waarbij misschien geen sprake is van heel veel enthousiasme, zijn
er ook gemeenten en waterschappen die al ontzettend voorlopen, die echt hun nek hebben
uitgestoken en die al kant-en-klare projecten hebben. Daar zou ik er graag een paar
van willen honoreren, zodat we daadwerkelijk kunnen laten zien wat je kunt doen en
zodat we andere gemeenten en waterschappen kunnen stimuleren. Over het wetsvoorstel
heb ik al gesproken. Er zijn nu dus al koplopers aan de slag. We hebben goede berichten
dat zo'n 75% van de gemeenten er echt goed mee aan de slag is. Komt u er ergens nog
een tegen waar dat niet zo is, stimuleert u die dan om het ook te gaan doen.
Er wordt inderdaad ook goed bekeken waar dat samengaat met de bouwopgaven. Verschillende
Kamerleden hebben daarover gesproken. We komen later deze week, bij het notaoverleg
MIRT, nog te spreken over de combinatie van bereikbaarheid en wonen. In al die overleggen
met de regionale bestuurders heb ik steeds het onderwerp klimaatadaptatie aangekaart,
want als we het hebben over een integraal Mobiliteitsfonds, moeten we natuurlijk niet
gaan bouwen op plekken die onder water lopen. Dat geldt voor zowel woningbouw als
infrastructuur. We moeten geen tunnels aanleggen op plekken die onder water lopen,
om maar even iets heel simpels te noemen. Ik vind het dus uitdrukkelijk van belang
dat er voor iedere bouwlocatie goed wordt nagedacht, niet alleen over het belang van
de woningbouw, maar ook over dat van de bereikbaarheid. We willen geen oude Vinex-wijken
meer waarvan men achteraf constateert: hé, jammer, hier is geen ov en de ontsluiting
via de weg is ook niet optimaal. Het derde punt waarover voor iedere bouwlocatie goed
nagedacht moet worden, is de waterhuishouding: we moeten zorgen dat we daar niet meteen
problemen mee krijgen.
Dan neem ik meteen ook maar het pleidooi voor meer groen mee, dat meerderen van u
hebben gehouden. Een verdichtings- of verstedelijkingsopgave hoeft niet per definitie
zo ingevuld te worden, dat het leidt tot meer problemen met hittestress en waterafvoer.
Het kan ook heel goed met meer groen in de woonomgeving. Ik heb het bij de ondertekening
van het akkoord voor klimaatadaptatie ook vermeld: we hebben in Nederland nog 345 miljoen
m2 plat dak. Dat zijn toch serieuze aantallen, waar je verschillende invullingen aan
kunt geven, bijvoorbeeld voor blauwe of groene energie. Afhankelijk van de omgeving
waarin je zit, kies je in het ene gebied misschien eerder voor zonnepanelen en in
het andere gebied misschien juist voor groene daken; allebei kan ook nog. Maar het
is een beetje gebiedsafhankelijk. Dat vind ik ook belangrijk bij die stresstesten,
maar ik vind ook zeker dat dit goed moet worden meegenomen bij al die woningbouwplannen.
Ik zou ook graag willen dat u het erover hebt met uw collega's die over de woningbouw
gaan, zodat wij ervoor zorgen dat het in een keer goed ingevuld wordt. Ik ga niet
over aanpassing van bouwregelgeving en bouwbesluiten, dan moet u bij een collega zijn.
Maar ik ondersteun van harte dat wij natuurlijk moeten zorgen dat wij geen nieuwe
problemen creëren als het niet nodig is en de kansen pakken die er zijn.
Over groene daken heb ik voldoende gezegd: lokaal, maatwerk. Maar ik zal ze zeker
altijd aanraden om te kijken of er voldoende gebruik van wordt gemaakt. Hetzelfde
geldt voor het anders inrichten van straten, pleinen, parken, enzovoorts.
Met decentrale overheden spreken we over criteria voor de regeling. De gemeentelijke
rioleringsplannen zijn daarbij natuurlijk ook een belangrijk aandachtspunt. U kent
allemaal wel: de gescheiden systemen voor hemelwater en rioolwater, de regenton in
de tuin, alles wat er aan opties is. Dat moeten wij voortdurend met elkaar uitdragen.
Dan ligt er een heel specifieke vraag van mevrouw Kröger over woningen in Arnhem in
de uiterwaarden. De plannen voor de uiterwaarden moeten voldoen aan de Beleidsregels
grote rivieren. Bij niet-riviergebonden functies, zoals woonwijken, moet er zelfs
meer ruimte aan de rivier worden teruggegeven. Dat geldt ook voor dit plan bij Arnhem.
Daar zal dit plan ook echt aan moeten voldoen, anders zal er door Rijkswaterstaat
geen vergunning voor kunnen worden afgegeven. De Beleidsregels grote rivieren zijn
net geëvalueerd. Ook IPO, VNG en de Unie van Waterschappen zijn van mening dat waterveiligheid
vooropstaat. Ze zullen dus aan die regels moeten voldoen, anders krijgen zij er geen
vergunning voor.
Mevrouw Kröger vroeg ook hoe de bouwsector betrokken wordt bij stresstesten. In onze
gesprekken met de bouwsector, voor zover die voorkomen, zal ik dit zeker ook aan de
orde stellen, maar dit ligt vooral op het terrein van de collega van BZK. In onze
eigen opgave daarbij voor de infrastructuur, bij zowel Rijkswaterwater als ProRail,
zitten de Staatssecretaris en ik daar bovenop. Wij voeren ook onze eigen stresstesten
uit en wij kijken ook nu al in projecten waar wij extra maatregelen kunnen invoeren.
Ook in omgevingsvisies worden afwegingen gemaakt.
In de richting van de heer Geurts zeg ik nog dat er intensief overleg plaatsvindt,
ook met collega Schouten, waar het gaat over de landbouw en agrarisch water.
Dan ligt er nog een specifieke vraag over de verzekerbaarheid van klimaatschade. Het
is belangrijk om onderscheid te maken tussen het verzekeren van wateroverlast door
extreme neerslag en overstromingen van het primaire systeem. Het Verbond van Verzekeraars
adviseert zijn leden om de dekking van wateroverlast uit te breiden met alle schade
door neerslag en water dat van buiten het gebouw binnenstroomt. Dat biedt meer duidelijkheid
voor verzekerden. Ik vind dat positief. Ik hoop dat de leden van het verbond dat ook
gaan doen.
Voor de landbouw is er de brede weersverzekering. Het kabinet, collega Schouten, is
aan het uitzoeken hoe het zit met de vrijstelling van assurantiebelasting daarvoor.
En ik hoor dat het al geregeld is. Het gaat snel. Bij overstromingen door de primaire
keringen ligt de nadruk op preventie door dijken. De Wet tegemoetkoming schade kan
bij overstromingen van toepassing worden verklaard. Als mensen zich daarnaast nog
vrijwillig willen verzekeren tegen overstromingen, is dat ook mogelijk. Dat zou eigenlijk
niet verplicht moeten zijn, want we hebben een heel goed preventief waterveiligheidssysteem.
Nader onderzoek daarnaar is dan ook niet nodig.
De heer Dijkstra sprak over de Global Commission en zei dat het mooi was dat daar
18 landen bij betrokken zijn, maar dat dat er bij Parijs 190 waren. Zijn vraag was
hoe we dat kunnen verbreden. Daar zijn we heel hard mee aan het werk, zowel vanuit
als Nederland als vanuit de Commissie. Ik kan u melden dat ik bij de volgende conferentie
in Katowice in Polen iedereen weer ga aansporen. Ik zou bijna zeggen dat ik daar al
ronselend door de zalen zal gaan om nog meer commitment van andere landen te krijgen.
We hebben al afgesproken dat we tijdens de klimaattop van september 2019 in New York
een flagship report gaan aanbieden aan de secretaris-generaal van de VN, Guterres.
Ik wil natuurlijk wel dat wij met een heel goed verhaal voor de dag komen in 2020
als we een action summit gaan houden.
Voorzitter. Daarmee ben ik door het onderwerp klimaatadaptatie heen.
De voorzitter:
Dan kijk ik even rond. Ik had mevrouw Kröger als eerste gezien.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Met betrekking tot de schade gaat het volgens mij om twee dingen. Een. Hebben mensen
in Nederland door welk risico op klimaatschade ze lopen? Het gaat dan zowel om overstromingen
als om droogte en de gevolgen daarvan, zoals het verzakken van je huis en allerlei
problemen met overstromingen. Twee. Kan je je verzekeren? Wanneer wordt het gedekt
door de WTS? Wanneer kan je je privaat bijverzekeren? In dat hele verhaal zit gewoon
veel onduidelijkheid en er zitten ook veel zorgen. Het Verbond van Verzekeraars is
hiermee aan de gang. Moeten we niet breder kijken hoe we voor de komende decennia
toegerust zijn op de confrontatie met klimaatverandering en klimaatschade en hoe we
zorgen dat mensen weten waar ze aan toe zijn?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik weet dat het Verbond van Verzekeraars er zelf dus ook mee bezig is. Misschien kan
ik u het beste toezeggen dat ik nog een keer specifiek met hen in gesprek ga hierover
en aan hen vraag hoe zij dit voor zich zien, ook in het kader van voorlichting aan
het publiek. Ik denk dat ik dat het beste kan doen: eerst even een keer met hen om
de tafel en u daar dan over informeren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vind het heel fijn dat de Minister in gesprek gaat. Dat lijkt me een belangrijke
eerste stap. De opvolging is ook van belang. Er worden nu klimaatstresstesten gedaan.
Hoe worden die gekoppeld aan dat mensen weten welke risico's ze lopen? Ik denk dat
bewustwording ongelofelijk belangrijk is. Het tweede punt betreft het bouwen op kwetsbare
plekken, want dat heeft er natuurlijk mee te maken. Als wij nu nog toestaan dat er
wordt gebouwd in uiterwaarden of op plekken waarvan je eigenlijk al kan voorspellen
dat het ongelofelijk kwetsbaar gaat worden, dan kopen mensen eigenlijk gewoon een
onverzekerbaar huis. Ik stel dan toch een vraag over de situatie in Arnhem. De Minister
geeft aan dat Rijkswaterstaat daar nog een vergunning voor moet geven en dat dat niet
zou gebeuren als dit een kwetsbare plek is. Kan de Minister hierover in gesprek gaan
met de provincie en de gemeente, zodat gewoon helder wordt dat hier een plan voorligt
voor een heel kwetsbare plek?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nou, ik weet niet of ik daar zelf over in gesprek moet. Ik wil graag met mensen in
gesprek, maar of ik dat nou ook in dit verband moet doen? Volgens onze informatie
moet Rijkswaterstaat inderdaad nog een vergunning afgeven daarvoor. Er zal dus aan
alle wet- en regelgeving moeten worden voldaan. Maar ik wil u nog wel een keer schriftelijk
informeren over hoe het precies in elkaar zit in Arnhem. Ik ga ervan uit dat dat dan
voldoende zou moeten zijn. U zegt in het eerste deel van uw vraag dat het voor de
verzekerbaarheid voor mensen wel heel erg belangrijk is om te weten hoe het er in
hun gemeente qua stresstest voor staat. Ik denk dat daarom primair de verantwoordelijkheid
bij de gemeenten ligt om die stresstest heel goed uit te voeren. Dan weten mensen
pas of zij op een kwetsbaar stuk zitten en, zo ja, wat er dan in hun geval het beste
aan gedaan kan worden. Dus dat is een reden temeer voor gemeenten om de stresstest
heel voortvarend op te pakken, want dan kunnen zij hun eigen inwoners het beste adviseren,
in samenspraak met de waterschappen. Dan krijgen wij het totaalbeeld van heel Nederland
en kunnen wij daarop ons beleid aanpassen.
De voorzitter:
Gaat u nog maar even door, mevrouw Kröger, ik noteer het gewoon. Een korte vraag,
alstublieft.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wil toch nog even doorgaan op die situatie in Arnhem. Ik ben blij dat er een brief
is toegezegd, maar ik hoor de Minister zeggen dat Rijkswaterstaat nog met een vergunning
moet komen. Maar dan wordt er getoetst op de huidige wet- en regelgeving, terwijl
de vraag natuurlijk is: als we weten welke klimaatverandering op ons afkomt en als
we op allerlei manieren met klimaatadaptatie bezig zijn, is het dan het zinvol om
te bouwen op een plek die zo kwetsbaar is? Hoe bedenken we dat? Wordt het genoeg geborgd
op het moment dat er smal wordt getoetst, alleen op de huidige wet- en regelgeving?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar kan ik alleen maar op zeggen: zo smal is die huidige wet- en regelgeving ook
weer niet. Er wordt natuurlijk al rekening gehouden met overstromingsrisico enzovoort.
Dat is niet helemaal nieuw. Maar laten we de casus Arnhem nog even precies voor u
op een rijtje zetten.
De heer De Groot (D66):
Misschien heb ik het net gemist, maar ik had een vraag over het klimaatproof maken
van de kwetsbare infrastructuur. De Minister hield een warm pleidooi over de groen-blauwe
daken. Het is zo'n no-brainer. Ook de Deltacommissaris was er positief over. Kunt
u toch meer doen dan het inbrengen in de gesprekken over de stresstesten? Het is echt
een quick win. Als u in 2020 resultaten wilt kunnen laten zien, is het goed om daar
alvast mee te beginnen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Bij no-brainers denk ik dan altijd maar dat iedereen dat ook wel zal zien. Ik kan
alleen maar herhalen dat het in de stresstesten natuurlijk vooral gaat om de huidige
situatie, maar ook om plannen voor nieuwe woningbouw. Er is een geweldige, gigantsche
woningbouwopgave. Ik kan niet genoeg onderstrepen dat we daar met z'n allen heel goed
naar moeten kijken. De groene en de blauwe daken zouden daarin natuurlijk gewoon een
afweging moeten zijn. Wat mij betreft kan ik dat overal onderstrepen, maar ik ben
geen projectontwikkelaar, gelukkig, dus ik maak niet die plannen. Het is goed dat
iedereen, burgers en gemeenten, zich daarvan bewust is.
De voorzitter:
Meneer de Groot, dit wordt dan wel uw laatste vraag.
De heer De Groot (D66):
Dan wacht ik.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een halve interruptie voor zo meteen.
Ik had zelf nog een vraag, over die achttien landen. U gaat straks in Polen leuren
en sleuren om die mensen allemaal naar Nederland te halen, want klimaat en adaptatie
is een verdienmodel. Kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten en over de stappen
die we zelf eventueel nog kunnen zetten om dat te ondersteunen? U bent natuurlijk
zelf onze waterambassadeur, maar zo zijn er misschien meer. Wilt u dat doen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik zal de Kamer graag informeren als er relevante ontwikkelingen zijn. Dat lijkt me
heel prima.
De voorzitter:
Mooi. Ik zou dat graag in een brief zien als dat kan.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil graag nog even terugkomen op de groene daken, pleinen en gevels, ook in relatie
tot de stresstesten die gemeenten nu moeten gaan uitvoeren. Heeft de Minister er vertrouwen
in dat die stresstesten worden uitgevoerd en dat er nog eens goed wordt gekeken naar
het potentieel dat er is in de gebouwde omgeving als het gaat om groene en blauwe
daken en energiedaken? Ik heb dat vertrouwen eerlijk gezegd niet. De Minister zei
net zelf dat het dak, als het gaat om nieuwbouw, daar ook onderdeel van zou moeten
zijn. Er zou ook moeten worden gekeken naar het dak, ongeveer die woorden gebruikte
de Minister. Eigenlijk weten we allemaal dat het in de praktijk best moeizaam is,
dat het niet vanzelfsprekend wordt meegenomen bij het bekijken van de bestaande gebouwde
omgeving en ook niet van de nieuwe gebouwde omgeving.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik denk dat mevrouw Dik-Faber er gelijk in heeft dat het niet een vanzelfsprekendheid
is, maar doordat de gemeenten min of meer gedwongen worden om die stresstest, al dan
niet met veel enthousiasme, te doen, komen wel de kwetsbaarheden op tafel. Daarmee
rijst ook de vraag wat we daaraan kunnen doen. Ik pak de woorden van de heer De Groot
er maar bij: als je dan een no-brainer binnen handbereik hebt, zou het ook wel weer
heel gek zijn om daar geen gebruik van te maken. Ook binnen het bestaande gebouwde
gebied... Ik gaf u aan dat wij 345 miljoen m2 plat dak hebben. Dat is nogal wat. Dat zal niet allemaal direct een sluitende businesscase
opleveren, maar in heel veel gevallen waarschijnlijk ook wel.
Ik denk dat we gewoon met elkaar een verantwoordelijkheid hebben om dat goed uit te
dragen, en dat geldt niet alleen voor de daken, maar ook voor wat één boom al niet
kan bereiken in een stad. Als we dat met zijn allen bijna eensgezind uitdragen, dan
denk ik dat dat toch ook wel het verschil kan gaan maken. Nogmaals, het zal ook elders
in de Kamer spelen, ook bij degenen die vooral aan het trekken zijn aan die woningbouwopgave.
Het mag niet zo gaan dat er in Nederland alleen woningen gebouwd worden op de plek
waar grondexploitatie voor de gemeente het meest handig is. Ik denk dat we echt met
elkaar hebben afgesproken: het moet integraal worden afgewogen. Bereikbaarheid is
natuurlijk heel belangrijk, maar klimaatadaptatie is ook een factor die echt meegewogen
moet worden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De Minister zegt: we staan met elkaar aan de lat als het gaat om het vraagstuk van
de klimaatadaptatie. Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid en iedereen moet
ook meedoen. Ik ben eerlijk gezegd net iets minder optimistisch over de rol van de
gemeenten. Dat komt niet doordat gemeenten in het algemeen niet willen, maar omdat
er gewoon een heel groot takenpakket op hun bordje ligt, ook op andere beleidsterreinen.
Ik weet gewoon niet of dit vanzelf goed gaat en of gemeenten inderdaad kijken naar
de groene en blauwe opgave in hun stad en daarbij ook het dakpotentieel meenemen.
Is de Minister bereid om bijvoorbeeld in overleg te gaan met de VNG over de kansen
die er nog zijn, dat de gemeenten net even een duwtje in de goede richting krijgen
om hierover na te denken en hiermee aan de slag te gaan? Natuurlijk zal ik dit als
woordvoerder wonen ook aan de orde stellen bij de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, maar deze Minister is verantwoordelijk voor klimaatadaptatie.
Ik vind het heel belangrijk dat vanuit deze Minister, vanuit dit ministerie gemeenten
in beweging worden gebracht of nog verder in beweging worden gebracht als ze al in
beweging zijn. Dank u wel.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Volgens mij trekken we hier echt aan dezelfde kant van het touw. De collega die over
woningbouw gaat, collega Ollongren van BZK, zat ook bij alle bestuurlijke overleggen
MIRT en elke keer dat ik klimaatadaptatie aan de orde heb gesteld, was zij het daarmee
eens. Dus ik denk dat dat wel goed is. U moet ook niet vergeten dat het klimaatakkoord
niet alleen ons verhaal is; ook de VNG en IPO en niet in de laatste plaats de Unie
van Waterschappen hebben daar hun handtekening onder gezet. Dus ook zij zijn op het
niveau van de koepels echt wel de verantwoordelijkheid aangegaan om hier serieus werk
van te maken.
Degenen die het moeilijk hebben, willen we helpen. We willen ze helpen met het invullen
van de stresstest en ook met het nadenken over mogelijke oplossingen. Ik wil ook bijdragen
aan het verspreiden van de goede voorbeelden. Daarom heb ik u ook gezegd dat ik graag
in 2019 en 2020 de koplopers wil belonen, zodat zij goede projecten kunnen gaan uitvoeren.
Dan kunnen we laten zien wat er allemaal kan en wat er allemaal werkt. Misschien ben
ik een iets optimistischer mens, maar ik heb echt het gevoel, ook door wat we allemaal
hebben meegemaakt – de droogte van deze zomer die nu nog voortduurt – dat het gevoel
van urgentie in gemeenten is toegenomen. Misschien nog een voorbeeld. Vorige keer
dat we het hierover hadden, heb ik u nog herinnerd aan het congres over hittestress
in de Brabanthallen in Den Bosch. Het was afgeladen vol, terwijl er een paar jaar
geleden, toen we van start gingen, maar een zeer gering aantal belangstellenden was.
Dat thema begint ook steeds meer te leven.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga het rijtje af. Ik had mevrouw Van Brenk staan, maar die slaat even
over. Dan mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De Minister heeft al een aantal keer genoemd dat er ook in de aanloop naar 2021 verschillende
projecten worden gestart. Als ik haar goed heb begrepen, komt daar ook een mate van
cofinanciering bij voor lokale koplopers, lokale projecten. Mijn eerste vraag is:
klopt dat? Als dat zo is, worden dan ook bepaalde aanbevelingen of criteria meegewogen
bij die cofinanciering? We hadden het net over groene daken. Ik kan mij voorstellen
dat we zo'n no-regretmaatregel stimuleren door te zeggen dat bijvoorbeeld vergroening
een van de criteria is die we meenemen in de cofinanciering. Doen we dat inderdaad?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
We zijn nu bezig. We hebben net het akkoord getekend en we zijn nu met alle partners
aan de slag om gezamenlijk criteria daarvoor op te stellen. Daar gaan we mee aan de
slag. Maar het kan niet anders dan dat dit ook een belangrijk criterium zal zijn,
want het gaat tenslotte om de klimaatadaptatie.
De voorzitter:
Nog iemand anders? Niet? Nou, wat zijn jullie allemaal braaf.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is uitlokking.
De voorzitter:
Maar ja, ik wil wel passie en vuur.
We gaan het hebben over grote wateren, onder andere de Noordzee en andere dingen.
De Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Ik had net niet de Noordzee bovenop liggen, maar de Waddenzee
als u het goedvindt. De heer De Groot heeft gevraagd naar meer coördinatie en regie
in het Waddengebied. In het regeerakkoord is heel duidelijk een opdracht geformuleerd.
Wij moeten ons als kabinet inspannen voor herstel en behoud van de natuur, bijvoorbeeld
met de oprichting van één beheerautoriteit voor de Waddenzee. U weet dat ik met de
Minister van LNV een verkenning heb laten uitvoeren door een onafhankelijk bureau
om te komen tot één beheerautoriteit voor de Waddenzee. Die verkenning bestaat uit
een probleemanalyse en de uitwerking van een aantal varianten van de beheerautoriteit.
Vertrekpunt daarbij zijn de bestaande wettelijke kaders en bevoegdheden.
De probleemanalyse is inmiddels afgerond. Dat was fase één. Nu wordt op basis daarvan
door het bureau een aantal varianten voor een beheerautoriteit ontwikkeld. De gecompliceerdheid
van het vraagstuk en de vereiste zorgvuldigheid van het proces hebben ertoe geleid
dat er iets meer tijd voor nodig is dan was voorzien. Ik streef ernaar, samen met
de Minister van LNV, om u begin 2019 te kunnen informeren en ook de contouren van
een beheerautoriteit Waddenzee te kunnen schetsen. Waarom duurt het dan zolang? De
voorlopige uitkomsten van die probleemanalyse vormen aanleiding om niet alleen de
opdrachtnemerskant, het beheer, maar ook de opdrachtgeverskant van het beheer in ogenschouw
te nemen. Dat vraagt iets meer tijd. De scheiding tussen beleid en beheer – daar hebt
u het ook al over – blijft overigens uitgangspunt van de invulling van die beheerautoriteit.
Door de heer De Groot is ook gevraagd of de Minister bereid is om de visvrije zone
in te stellen bij de kier bij het Haringvliet. Uit onderzoek is gebleken dat de huidige
visserij geen grote impact heeft op de trekvissoorten. Op dit moment loopt er een
groot herhalingsonderzoek naar de effecten van de visserij op de migrerende vissoorten
in de kustzone. Ik ben daarover in contact met mijn collega van LNV. We houden dat
zorgvuldig in de gaten, want u kunt ervan overtuigd zijn dat wij geen van tweeën zouden
willen dat, als die kier hopelijk binnenkort echt open kan, iedere vis die daar doorheen
migreert, meteen erachter in een netje zwemt. Dat is echt niet de bedoeling, maar
we hebben er nu dus ook geen aanleiding voor om dat te veronderstellen.
Over het zandwineiland Smals heeft mevrouw Kröger vragen gesteld. Is de Minister bereid
om met gemeente en provincie in overleg te gaan en wil ze toezeggen geen stappen te
zetten totdat alternatieven zijn verkend? Het bedrijf heeft aan ons ministerie al
voor 2012 gevraagd om in het Barro, u bekend, het Besluit algemene regels ruimtelijke
ordening, een uitzondering te maken op het verbod om buitendijks te mogen bouwen,
in dit geval om een werkeiland ten behoeve van de zandwinning aan te mogen leggen.
Daar is aan meegewerkt met het oog op het rijksbelang van zandwinning en omdat het
Rijk eerder had aangegeven dat de markt zandwinopties moest onderzoeken in rijkswateren;
dit vooral ook omdat zandputten op land op verzet stuitte. Een eerder onderzochte
locatie, dichter bij de Noordoostpolder, bleek minder gunstig vanuit oogpunt van zandwinning
en vanuit oogpunt van mogelijke verstoring. Voor de nu voorgestelde locatie geldt
dat in het kader van de Natura 2000-toetsing is gebleken dat er geen significante
negatieve effecten te verwachten zijn op de natuurwaarden van het gebied. Het wel
of niet doorgaan van dit initiatief hangt af van het verkrijgen van de vereiste vergunningen
van Rijkswaterstaat, provincie en/of gemeente. Alle partijen zijn zorgvuldig en transparant
omgegaan met de procedures, dus ik zie op dit moment geen reden om een nieuw onderzoek
te starten, omdat ik er ook van uit kan gaan dat provincie en gemeente zich netjes
aan wet- en regelgeving zullen houden. Indien de gemeente Fryske Marren geen toestemming
geeft, is het ook niet automatisch zo dat er een aanwijzing zou moeten komen.
Wat vindt de Minister van de verklaring van geen bedenkingen door de provincie? Daar
is ook door mevrouw Dik-Faber naar gevraagd. Zandwinning behoort tot grootschalige
industriële activiteit met ruime gebiedsimpact en heeft daarom altijd effecten op
het milieu. Omdat op voorhand significante effecten niet uit te sluiten zijn, is conform
de Wet natuurbescherming, onderdeel gebiedsbescherming een zogenaamde passende beoordeling
– dat is een formeel begrip – uitgevoerd. Uit die passende beoordeling is gebleken
dat het geen significante effecten heeft. Om de impact zo beperkt mogelijk te houden,
is een zorgvuldige locatiekeuze uitgevoerd en wordt er ook een groot aantal beperkende
maatregelen in het voornemen geïntegreerd. Er wordt aan het werkeiland al bij de aanleg
ruimte toegevoegd voor landschappelijke inpassing. Andere opties zijn afgevallen.
Er is hier een zorgvuldig proces gevoerd.
Over het Volkerak-Zoommeer heb ik het eigenlijk net al gehad.
Dan kom ik bij de Strategische Agenda Noordzee 2030. Deze agenda formuleert de ambities
en richtinggevende uitspraken voor een duurzame ontwikkeling van de Noordzee voor
de periode 2030 tot 2050. Daar is specifieke aandacht voor besluitvorming over het
ruimtebeslag voor windenergie op zee. Dat moet in balans met natuur, visserij, voedsel
en andere belangen, zoals natuurlijk ook de kustveiligheid, zandwinning, ook daar,
en scheepvaart. Het zal dus ook een ingewikkelde puzzel zijn om al die belangen zorgvuldig
af te wegen. Ten aanzien van de aanleg van kunstmatige eilanden in zee vind ik het
ook belangrijk dat het Rijk de regie houdt. Er komt alleen een kunstmatig eiland indien
dit van nationaal belang is.
Misschien nog even tussendoor: ik heb onlangs een brief ontvangen van de zuiderburen.
Er zijn plannen om voor de kust van Knokke een heel eiland aan te leggen. Daarvan
heb ik gezegd dat ik daar zeer nauwkeurig over wil worden geïnformeerd, want als dat
plan uitgevoerd zou worden, dan heeft dat ook grote consequenties voor stromingen
en wat dies meer zij aan de Nederlandse kust.
Door de sterke samenhang tussen de Strategische Agenda Noordzee 2030 met het klimaatakkoord
en de NOVI zal de Strategische Agenda Noordzee gelijktijdig of kort na de NOVI aan
uw Kamer worden toegestuurd, want ze moeten uiteindelijk wel met elkaar stroken. Verder
heb ik de heer Jacques Wallage van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving – dat kent
u waarschijnlijk nog als het OIM, het Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu; dat
hebben we herdoopt naar het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving – gevraagd om te adviseren
over een duurzame samenwerking tussen het Rijk en de stakeholders. De heer Wallage
zal naar verwachting komend voorjaar advies uitbrengen. Dit maakt ook onderdeel uit
van de invulling van uw eigen motie over de versterking van de rijksregie. Als eerste
stap heb ik daartoe ook een dg-overleg Noordzee ingesteld. Daar zitten dus de betrokken
directeuren-generaal in van de Ministeries van IenW, van LNV, van BZK, van EZK en
van Defensie. De volgende stap wil ik dan zetten op basis van dat advies van de heer
Wallage.
NOVI is een integraal beleidsplan dat land en zee verbindt. Belangrijk is ook weer
de relatie met de windenergieopgave op de Noordzee, waarover ook afspraken worden
gemaakt in het klimaatakkoord. Dus die moeten met elkaar stroken. Het helpt niet als
ik nu nog een derde document apart uitbreng. Dat werkt waarschijnlijk juist verwarrend.
Dus ik zet er vooral op in dat onze mensen vanuit IenW zowel aan de NOVI-tafel als
bij het klimaatakkoord in de context dat integrale Noordzeebeleid meenemen. In de
Strategische Agenda werk ik dat verder uit.
Voorzitter, dan ben ik door de grote wateren heen.
De voorzitter:
De grote wateren waren de Waddenzee en de Noordzee. De heer De Groot heeft geen interrupties
meer. O, hij heeft er nog één! Bij dezen.
De heer De Groot (D66):
De vorige interruptie was meer een opmerking omdat ik een antwoord had gemist, dus
die telt misschien niet. Heel kort: de Noordzee. Ik wil echt namens D66 de Minister
oproepen om eerst met haar visie te komen. Het gaat juist erom dat de governance voor
de Noordzee verbetert en niet wordt bepaald door de belangen van ofwel windenergie
apart, of natuur apart, of visserij of noem maar wat apart. Dat leidt tot vertraging
en conflicten. Dus echt de oproep aan de Minister: schuif niet achteraan aan, maar
loop voorop, als het gaat om de regie op de Noordzee.
Over de Waddenzee had ik toch graag van de Minister gehoord wat dan wel de planning
is. Zij had eerder gezegd dat begin 2019 die ene beheersautoriteit er zou staan en
nu hebben we dan een eerste schets van de contouren. Ik vind dat toch echt zeer onbevredigend,
temeer daar we in het AO al hebben gezegd: niet alleen de beheerskant, maar ook de
beleidskant. Dus dat zat er in het begin bij.
Tot slot de Haringvliet. Wat is dat dan voor onderzoek dat u daar grootschalig verricht,
Minister? Uw ministerie had in het overleg met de ngo's en de vissers al gezegd dat
het beste nu is een visvrije zone voor een periode, want dan kun je pas echt onderzoek
doen. Er zwemmen namelijk nog helemaal geen vissen door die kier. Dus ja, dat is een
beetje een rare manier van onderzoeken, naar mijn mening.
De voorzitter:
Verschillende punten in één vraag.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik zal proberen het ook een beetje compact te beantwoorden. Dat specifieke onderzoek
vanuit LNV, vanuit de visserij; ik denk dat het goed is als we daar nog een keer wat
nadere informatie over geven als ik toch nog een keer schriftelijk bij u terugkom.
Ja, dit... Hier heb ik ook niets aan. Hier staan alleen welke bedragen het onderzoek
kost. Ik denk niet dat u daar vooral in geïnteresseerd bent. Het gaat u, denk ik,
om de inhoud van het onderzoek. Laat ik daar dan nog even naderhand bij u op terugkomen.
Even kijken, de Wadden. U zegt: ik vind het teleurstellend; we hadden het eigenlijk
al helemaal in kannen en kruiken willen hebben in het voorjaar. Collega Schouten en
ik hebben toch gekozen voor zorgvuldigheid. De eerste stap van de probleemanalyse
hebben we gehad. Nu gaan we met alle betrokkenen doorwerken. Ik kan het niet sneller
doen dan is gebeurd, dus we gaan daar toch graag in het voorjaar met u over in gesprek.
Ik denk dat het uiteindelijk wel goed komt, maar u moet net iets meer geduld hebben.
We gaan gewoon leveren wat we in het regeerakkoord hebben afgesproken.
Ten aanzien van de Noordzee zegt u: u moet niet achteraan lopen, u moet juist voorop
lopen. Ik kies de gulden middenweg, want ik kies voor het parallelle proces. Er is
nou eenmaal een klimaattafel. Daar worden nou eenmaal keuzes gemaakt, ook over windenergie.
Daar heb ik gewoon rekening mee te houden. Ik kan wel doen alsof ik helemaal vanaf
scratch, op nul, begin en bij wijze van spreken mijn eigen ideale Noordzee kan inrichten,
maar als het vervolgens helemaal niet strookt met wat anderen in de NOVI hebben opgeschreven
of wat er in het klimaatakkoord staat, dan helpt dat niet erg. Bij beide processen
zijn we goed aangehaakt, zodat we, als de NOVI er ligt, weten wat daarin is gebeurd.
Dan weten we ook wat er in het klimaatakkoord zit. We proberen dat tegelijkertijd
te laten samensmelten, zodat die drie dingen in één overkoepelende visie met elkaar
samen kunnen gaan.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik had nog vragen gesteld over waterkwaliteit op de Noordzee, het zeezwaaien en de
microplastics. Ik weet niet of de Minister daar later nog op terugkomt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Er komt nog een hoofdstukje waterkwaliteit.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb nog een vraag over de zandwinning in het IJsselmeer. Ik begrijp heel goed dat
hier ook een rijksbelang aan de orde is. Tegelijkertijd vind ik het heel belangrijk
dat we hier zorgvuldig naar kijken. Over het IJsselmeer wordt ook door de commissie
LNV veel gediscussieerd. Het gaat dan over de waterkwaliteit en de visstand. We nemen
zware maatregelen, ook richting economische activiteiten en visserij, maar we gaan
nu mogelijkerwijs wel een grote zandwinning toestaan. Ik vind het, gezien de context,
belangrijk om hier goed naar te kijken. De Minister zegt: we hebben hier goed naar
gekeken; het proces is zorgvuldig doorlopen. Deze week moet de gemeenteraad hier een
besluit over nemen. Ik heb begrepen dat de Commissie voor de m.e.r. zich nog niet
heeft kunnen uitspreken over de laatste gewijzigde milieueffectrapportage, die is
voorgelegd. Is het dan niet toch verstandig om even een pas op de plaats te doen en
de Commissie voor de m.e.r. de gelegenheid te geven daarover te adviseren? Want we
vragen nu van de gemeenteraad om daarover te besluiten. Daar zit natuurlijk heel veel
kennis en knowhow, maar we hebben die Commissie voor de m.e.r. daarvoor. Geef die
commissie dus even de tijd om daar goed naar te kijken, zodat we alle argumenten op
tafel hebben. Daar wil ik graag een reactie op.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Mevrouw Dik-Faber zegt terecht dat de gemeenteraad daar een beslissing over moet nemen.
Het is dus aan die gemeenteraad om dat te willen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Zeker, maar dan ben ik wel heel benieuwd wat de Minister bedoelde met het woordje
«aanwijzing». Daarna bleef het even stil bij de Minister. Ze zei dat een aanwijzing
niet direct aan de orde is, maar wat is dan de rol van het Rijk precies? We hebben
het hier over een Natura 2000-gebied. Mogen we daar ineens niks meer van vinden? De
Minister geeft aan dat er alternatieven zijn onderzocht bij Noordoostpolder, maar
zijn er nog andere alternatieven? Twee locaties zijn kennelijk onderzocht. Ik ben
heel benieuwd of er nog andere locaties in de race waren en wat de kansen daarvan
waren.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb aangegeven dat er getoetst is op die Natura 2000-gegevens. Er heeft ook een
passende beoordeling plaatsgevonden. Die procedures zijn zorgvuldig doorlopen. We
hebben ook afspraken gemaakt met alle partijen die rondom het IJsselmeer actief zijn.
Het is dus getoetst aan het rijksbeleid, en nu is wat dit betreft de gemeente aan
zet.
U vroeg nog naar de aanwijzing. In theorie kan er altijd een aanwijzing plaatsvinden.
Als procedures met voeten zijn getreden of als dingen niet volgens de regels zijn
gegaan, dan heb je die mogelijkheid. Maar we hebben geen aanleiding om dat te veronderstellen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vind dit toch een lastig antwoord, vooral gezien de natuurwaarde van het IJsselmeer
en het feit dat we al het mogelijke doen om het IJsselmeer te proberen te beschermen.
Als de Commissie voor de m.e.r. in dezen dan nog niet om advies is gevraagd door de
gemeente, maar het nu vervolgens wel voorligt om een besluit te nemen, zou ik toch
aan de Minister willen vragen of zij in gesprek wil gaan over de vraag hoe die procedures
gevolgd worden en of de Commissie voor de m.e.r. niet eerst om advies gevraagd kan
worden over het laatste rapport voordat hierover een besluit genomen wordt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
U zegt dat u het antwoord onbevredigend vindt. Het enige wat ik hierop kan toezeggen,
is dat ik nog een keer schriftelijk inzichtelijk kan maken dat het proces naar onze
mening zorgvuldig is doorlopen. Dan kunt u daar alle stappen nog eens in nalezen.
Ik denk dat dat het beste is wat ik dan nog kan doen.
De voorzitter:
U mag nog, hoor, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik probeer een interruptie te bewaren voor het hoofdstukje waterkwaliteit en PFOA.
De voorzitter:
Oké. Ik dacht: anders bent u er lekker doorheen; dan kunnen we door.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Precies. Ik ken de voorzitter langer dan vandaag.
De voorzitter:
Ja, precies. Ik kijk nog even of een van de leden nog iets wil zeggen. Anders gaan
we naar waterkwaliteit. Daarbij komt u zeker terug, denk ik.
We gaan naar waterkwaliteit. Het woord is aan de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, ik ga naar waterkwaliteit, want naast de invloeden van het klimaat hebben we inderdaad
ook nog andere uitdagingen op het gebied van waterkwaliteit. We hebben versnellingstafels
ingesteld om juist bij de Delta-aanpak Waterkwaliteit wat meer vaart te maken met
de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Velen van u hebben ze genoemd. Die zijn nog
niet bepaald binnen handbereik, dus we moeten op dat punt echt een tandje erbij zetten.
We werken er hard aan om het water en drinkwater veilig te houden. Ik kan ook zeggen
dat de Nederlandse wateren in decennia niet zo schoon geweest zijn als nu. Aan de
andere kant zijn de dreigingen ook groter. Mest en gewasbeschermingsmiddelen, medicijnresten,
nieuwe chemische stoffen: ze zijn net allemaal al voorbij gekomen. U heeft onlangs
ook het Uitvoeringsprogramma opkomende stoffen met concrete acties ontvangen. Over
Chemours zal ik zo nog wel wat meer zeggen. In ieder geval zijn de drinkwaterrichtwaarde
en de waterkwaliteitsrichtwaarde vastgesteld. Chemours heeft aangekondigd dat zij
begin 2019 met 90% zullen teruggaan en eind 2020 met 99%.
Dan heb ik de gezamenlijke aanpak legionella, de samenwerkingsovereenkomst waterschappen
over de pilots medicijnresten, het nieuwe peilbesluit IJsselmeer en het startschot
van de Grevelingen nog niet genoemd. Ik denk dat we toch een heleboel mooie zaken
in gang hebben gezet.
Allereerst maar even de doelen uit de Kaderrichtlijn Water. Ik zeg er maar bij dat
het nog steeds onze ambitie is om in 2027 alle benodigde maatregelen te hebben uitgevoerd.
Die zullen in 2027 nog niet overal het volledige resultaat hebben behaald. Soms duurt
het ook gewoon langer voordat een maatregel effect heeft, bijvoorbeeld bij uitspoeling
naar oppervlakte- of grondwater. In de Delta-aanpak Waterkwaliteit inventariseren
we met alle betrokken partijen wat de overgebleven knelpunten zijn. Op basis daarvan
wordt bezien welke aanvullende maatregelen nodig zijn.
Wat is de Nederlandse inzet voor de fitness check? We gaan van de stresstest naar
de fitness check. Onze inzet is dat de Kaderrichtlijn Water een ambitieus waterbeheersinstrument
moet blijven in Nederland en in de andere EU-lidstaten. De voortgang daarvan moet
duidelijk en goed vergelijkbaar zijn, dus: halen we met de huidige inzet en maatregelen
de doelen? Het huidige «one out, all out»-systeem is daarvoor niet geschikt, want
als je daarin op één parameter niet voldoet, sta je op rood. Het geeft niet aan waarop
je wél verbeteringen hebt bereikt. De Europese Commissie erkent dat ook en zoekt met
lidstaten naar een betere en meer stimulerende voortgangsmeetlat. Want wij zijn heel
ambitieus geweest en hebben juist de moeilijkste zaken als eerste aangepakt, maar
er zijn ook voorbeelden van lidstaten die eerst zijn gegaan voor het laaghangend fruit.
Die hebben dan al eerder ergens een groen vinkje staan dan wij. Het geeft dus een
beetje een vertekend beeld. De Europese Commissie moet ook actiever acteren en sneller
komen met een Europese aanpak ter bestrijding van de waterverontreiniging met nieuwe,
opkomende stoffen zoals medicijnresten en microplastics. Dat is nodig als aanvulling
op de nationale praktijken.
De heer Stoffer vroeg ook wanneer het «one out, all out»-systeem op de schop gaat.
We hebben dit onderwerp tijdens het Nederlandse voorzitterschap op de Europese agenda
gezet. De Europese Commissie heeft toegezegd om dit mee te wegen bij de evaluatie
van de Kaderrichtlijn Water, die volgend jaar gaat starten. Bij het onderzoek naar
de implementatie van de Kaderrichtlijn Water is alleen gekeken naar de wijze waarop
de nutriëntenproblematiek aangepakt wordt. Er is een Europese werkgroep die deze problematiek
in beeld brengt. Er zijn inderdaad nogal wat verschillen tussen de lidstaten. We willen
dus toe naar een nieuwe systematiek die een betere vergelijkbaarheid oplevert.
Zijn alle waterbeheerders klaar met hun regionale analyses van de herkomst van de
nutriënten? Daar wordt hard aan gewerkt. Er wordt ook nauwkeurig gekeken naar de herkomst
van de nutriënten. Begin volgend jaar verwacht ik de resultaten. Die zullen ook inbreng
zijn in de nationale analyse waterkwaliteit.
Gaat de Minister met de waterpet er met haar collega van Landbouw voor zorgen dat
er een gebiedsgericht mestbeleid komt op basis van metingen? Bij de aanbieding van
het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn in december vorig jaar heeft de Minister
van LNV mede namens mij en de Staatssecretaris een herbezinning van het mestbeleid
aangekondigd. In die herbezinning wordt ook een gebiedsgerichte aanpak op basis van
metingen overwogen. Daar wordt dus aan gewerkt.
Kan de Minister bevestigen dat de inzet voor het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer wordt
voortgezet? Dat vroeg de heer Geurts. Er zijn nu 350 initiatieven en het aantal neemt
nog steeds toe. De inzet is tot en met 2019 geregeld. Het streven is om dit in het
kader van de delta-aanpak ook na 2019 te continueren. Gesprekken daarover zijn al
gestart.
Mevrouw Van Brenk heeft nog een vraag gesteld over knelpunten in de wet- en regelgeving
in de afvalwaterketen. In het addendum van het Bestuursakkoord Water is afgesproken
dat alle partijen zich inspannen om bestaande en nieuwe knelpunten weg te werken in
de samenwerking in de waterketen. Voor sommige knelpunten op het gebied van fiscale
wet- en regelgeving, die u ook noemde, geldt ook dat Europese regels belemmeringen
opwerpen. Niettemin zal ik dit blijven agenderen in relevante gremia. Voor het eerstvolgende
algemeen overleg Water wil ik de Kamer daarover graag informeren.
Onder de Omgevingswet verandert de systematiek voor lozingen van «nee, tenzij» naar
«ja, mits», zegt de heer Laçin. Ik onderschrijf de uitgangspunten van de Omgevingswet.
Via het «ja, mits»-principe wordt een gelijkwaardige bescherming geboden. Lozing is
alleen onder voorwaarden toegestaan. Grote bedrijven – dat zijn de bekende Brzo-bedrijven –
blijven gewoon vergunningsplichtig.
De heer Van Aalst vroeg: wat gaat de Minister doen om onze drinkwatervoorziening ook
in de toekomst te garanderen? In de Beleidsnota Drinkwater geef ik aan hoe ik dat
zal veiligstellen. De effecten van klimaatverandering en waterbeschikbaarheid worden
daarin meegenomen. Eventuele aanvullende maatregelen zullen worden opgenomen in de
nieuwe Beleidsnota Drinkwater in 2020.
Kan de Minister garanderen dat chemische aanslagen op drinkwatervoorzieningen niet
plaatsvinden? Wat doen we hieraan? Ook dat waren vragen van de heer Van Aalst. Ik
werk nauw samen met het Ministerie van JenV om de weerbaarheid te vergroten. Drinkwaterbedrijven
stellen zelf ook plannen op om de risico's daarop zo klein mogelijk te houden. Recent
heb ik in het addendum bij het Bestuursakkoord Water afspraken gemaakt om samenwerking
over cybersecurity te bevorderen. Ik heb uitdrukkelijk aan de waterschappen gevraagd
om daar meer prioriteit aan te geven. Een cyberaanval is natuurlijk nooit helemaal
te voorkomen, maar de drinkwatervoorziening is daar wel op voorbereid. Ten slotte
is er ook nog de Wet Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen. Die is van kracht
sinds 9 november van dit jaar.
Dan heeft de heer Van Aalst het nog over het risico van gratis drinkwater op stations,
over de bacteriegroei die er in die flesjes zou ontstaan. Daar had u een uitdrukking
bij die redelijk smerig was. Ik ben blij met de stimulering van het gebruiken van
drinkwater uit de kraan, want we hebben drinkwater van een fantastische kwaliteit.
Dus het hervullen van waterflesjes is, denk ik, een goede zaak, maar als je voortdurend
alleen maar hetzelfde flesje gebruikt en dat nooit schoonmaakt, is het misschien een
minder verstandig idee. Daar hebt u gelijk in. Dus als de flesjes goed schoongemaakt
worden, is er niet echt een risico. Als u dat goed doet, is het niet anders dan de
drinkbeker die een kind mee naar school neemt; tenminste, ik gaf die altijd mee. Die
moet je gewoon even afwassen na afloop. Ik denk dat mensen dat zelf wel kunnen bedenken.
De heer Van Aalst vroeg ook nog: hoe herstelt de Minister het vertrouwen in de handhaving
van verschillende overheden? Er zijn strenge eisen op het gebied van drinkwater. De
drinkwaterbedrijven nemen echt hun verantwoordelijkheid hiervoor. Onze drinkwaterkwaliteit
is wereldtop. De ILT houdt daar ook nog toezicht op. Ik heb alle vertrouwen in de
drinkwaterbedrijven en zie dus geen aanleiding om dat nog verder aan te scherpen.
Dan kom ik bij de medicijnresten. De heer De Groot hield een pleidooi voor een «breng
mij terug»-sticker. Ik vind dat op zich een sympathiek idee. Communicatie is belangrijk
bij de inzameling van oude medicijnen. Maar of het nu een sticker is of dat het gaat
om banners bij apotheken, het doel staat voorop: de consumenten moeten gewoon weten
waar ze medicijnen terug kunnen brengen. Daar kan nu al meer voorlichting over worden
gegeven bij de apotheken en ook bij de ziekenhuizen, bijvoorbeeld. Ik denk dat daar
al een slag gemaakt is, maar u hebt gelijk: het kan altijd nog beter. Het is inderdaad
onderdeel van de green deal zorg. Medicijnen zijn daar een apart spoor in. Daar komt
snel een uitvoeringsprogramma voor. Ik hecht veel belang aan die green deal, dus ik
zal mijn collega van VWS graag meegeven om in het uitvoeringsprogramma van de green
deal extra aandacht te besteden aan communicatie, inclusief uw idee over het terugbrengen
van medicijnen.
Hoe wordt het geld uit het regeerakkoord ingezet bij de Community of Practice? Daarbinnen
is geld beschikbaar om meer ervaring op te doen met de pilots waterzuivering van de
rwzi's. We hebben in het regeerakkoord 60 miljoen beschikbaar voor de aanpak van de
medicijnresten en plusminus 10 miljoen voor de aanpak van microplastics. Gaat de Minister
die green deal duurzame zorg monitoren en stimuleren? Medicijnresten uit het water
halen is een van de vier thema's. Ik ben er ontzettend blij mee dat ook de zorgsector
hiermee de doelen heeft omarmd uit de ketenaanpak medicijnresten uit water. En onderdeel
van de uitwerking van die green deal is ook de monitoring. Ik zal uiteraard graag
de vinger aan de pols houden om te kijken of dat op een goeie manier wordt vormgegeven.
Dan drugsafval. Dat is ook wel een hele bijzondere. Dat is niet alleen in de zin van
dat het ergens in de natuur of waar dan ook gedumpt wordt, waardoor je te maken krijgt
met uitspoeling, maar we lopen er ook gewoon tegenaan dat als er ergens een heftig
festival is geweest, het dan in de rioleringen te merken is dat er concentraties van
bepaalde stoffen zijn. Ik kan me van de vorige keer herinneren dat de heer Geurts
mij vroeg of ik wel wist hoe het zat met coke in de paling. Nou, het is niet alleen
de paling: de waterschappen en de rioolwaterzuiveringen kunnen het zien als er ergens
een heftige party is geweest. Dat is heel kwalijk. Dus ook daar zouden we echt iets
aan moeten willen doen.
Kan schade aan natuur, water of waterzuivering verhaald worden? Het verhalen van die
kosten op criminelen is ontzettend ingewikkeld. Er zijn natuurlijk heel veel gemeenten
die er ontzettend van balen als er weer ergens iets op hun grondgebied is gestort,
want zij zijn dan verantwoordelijk voor de afvoer, met alle kosten van dien. De beste
manier om de schade te beperken is handhaving en toezicht. En nogmaals, het zou nog
beter zijn als het helemaal niet wordt veroorzaakt. Daar zijn vooral de collega's
van JenV heel erg hard mee bezig.
Dan kom ik bij legionella. Het is al langer bekend dat mensen ziek kunnen worden van
de legionellabacterie. Daar zijn natuurlijk in het verleden ook al heel veel debatten
over geweest. Maar pas sinds kort is het bekend dat mensen legionellose kunnen oplopen
door afvalwaterzuiveringsinstallaties van bedrijven met een biologische zuivering.
De betreffende bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen,
en gemeenten en provincies zijn toezichthouder. Die kunnen dat dan weer uitbesteden,
en in een aantal gevallen doen ze dat ook, aan omgevingsdiensten. Die moeten dan dat
toezicht houden. Dus waar nodig kunnen gemeenten, provincies en omgevingsdiensten
op grond van de Wet milieubeheer maatwerkvoorschriften opleggen. IenW is ook graag
bereid om omgevingsdiensten te ondersteunen. En het RIVM is natuurlijk als eerste
aan zet om die risico's in kaart te brengen.
De heer Laçin heeft nog gevraagd hoe het staat met de uitvoering van de acties die
ik heb aangekondigd, en wanneer krijgt de Kamer wat meer informatie? Nou, gezien de
recente gevallen bij zowel de bedrijfsafvalwaterzuiveringen als de rwzi's – zoals
we onlangs bij De Dommel in Tilburg hebben gezien – zullen de acties op beide soorten
installaties gericht zijn, dus op de afvalwaterzuiveringsinstallaties van bedrijven,
maar ook op de rioolwaterzuiveringsinstallaties van waterschappen. Bij de recente
incidenten, afgelopen zomer, bij Boxtel konden legionellosegevallen gekoppeld worden
aan besmetting via de lucht bij afvalwaterzuiveringsinstallaties van bedrijven. Dat
is door de GGD geconstateerd. Tot dusver zijn er geen legionellosegevallen gekoppeld
aan de rioolwaterzuiveringsinstallaties, maar het nog uit te voeren RIVM-onderzoek
zal ook in algemene zin kijken of rwzi's ook een risico op legionellose opleveren.
Het RIVM gaat samen met de omgevingsdiensten bepalen welke installaties een mogelijk
risico opleveren. Aan de hand daarvan kunnen dan aanbevelingen worden gedaan om die
risico's te voorkomen. Op basis van dat onderzoek zullen het RIVM en de omgevingsdiensten
bepalen welke maatregelen het beste werken. Die kunnen dus ook vertaald worden in
maatwerkvoorschriften voor de bedrijven. Binnen het ministerie zal ik onderzoeken
of er op termijn preventieve voorschriften in regelgeving kunnen worden opgenomen
en zo ja, welke. Ik heb het plan u daar uiterlijk medio 2019 over te informeren. Het
RIVM en de GGD's zijn voortdurend alert op mogelijke nieuwe bronnen en voeren in die
periode ook hun onderzoek uit.
Dan gewasbeschermingsmiddelen. Wat zijn de resultaten van de green deals voor sport-
en recreatieterreinen, siertuinen en particulier gebruik? Wanneer is voor deze sectoren
een verbod op gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aan de orde? Op 23 juli van dit
jaar heeft de Staatssecretaris u geïnformeerd over de green deals voor sportterreinen
en recreatieterreinen. De constatering is dat veel beheerders al een omslag hebben
gemaakt. De afspraak is dat in 2020 alleen nog gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt
als alternatieven tekortschieten. U wordt nog dit jaar geïnformeerd over de green
deal voor particulier gebruik. Maar dat is eigenlijk de portefeuille van de Staatssecretaris,
dus ik denk dat u meer info van haar daarover kunt krijgen. Er komt ook nog een algemeen
overleg Leefomgeving, dacht ik, waar veel van deze onderwerpen misschien ook nog aan
de orde kunnen komen.
Het onderwerp gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw valt als eerste onder de verantwoordelijkheid
van de Minister van LNV. Zij heeft uw Kamer daarover geïnformeerd in een brief van
20 juni jongstleden. Het krijgt ook aandacht in de visie gewasbeschermingsmiddelen,
die momenteel door LNV en ons ministerie in afstemming met belanghebbenden wordt opgesteld.
Dan kom ik bij de zorgwekkende stoffen. Daarover heb ik ook verschillende vragen van
verschillende Kamerleden gekregen. Is de aanwezigheid van PFOA bedreigend voor het
drinkwater? Zit het er al in? Wordt het structureel gezuiverd? Er is geen risico voor
het drinkwater. Er vindt intensieve monitoring plaats. Richting mevrouw Kröger zeg
ik dat de provincie Zuid-Holland heeft geconstateerd dat zeer lage concentraties PFOA
in de grondstof GenX zitten. Direct na deze constatering heeft de provincie Zuid-Holland
een last onder dwangsom opgelegd. Ik heb u daarover geïnformeerd. De provincie Zuid-Holland
is het bevoegd gezag en communiceert waar nodig. Wij worden door de provincie Zuid-Holland
goed op de hoogte gehouden. Als er nieuwe feiten of ontwikkelingen zijn, zal ik uw
Kamer daar uiteraard van op de hoogte stellen.
Mevrouw Kröger vraagt ook of er inzicht is in de locaties met PFAS in de bodem. Wanneer
is daar een norm voor? PFAS in de bodem vallen ook onder verantwoordelijkheid van
de Staatssecretaris. Ik begrijp dat dat voor u ook af en toe verwarrend is. In juli
2018 is een deelrapport verschenen, waarin op hoofdlijnen is aangegeven waar dergelijke
stoffen zouden kunnen worden aangetroffen. Door nader onderzoek moet duidelijk worden
of dat zo is. Er is opdracht gegeven aan het RIVM voor het vaststellen van een risicogrenswaarde.
Vervolgens wordt er met decentrale overheden bekeken hoe het dan verder moet. Er wordt
ook gewerkt aan een handelingsperspectief voor opkomende stoffen in brede zin.
Wat gaat de Minister samen met de Staatssecretaris doen om de gebreken in REACH-dossiers
aan te pakken? Daar hebt u vorige week een uitgebreide brief over gekregen van de
Staatssecretaris. Zij gaat het binnenkort ook in de Milieuraad bespreken. Verder zou
ik u toch willen verzoeken om dit met de Staatssecretaris te bespreken.
Vindt de Minister dat er een drinkwatercriterium moet worden opgenomen in REACH? Het
antwoord daarop is nee. REACH is niet bedoeld voor het beoordelen van specifieke,
lokale emissies. Dit gebeurt nationaal en lokaal bij de vergunningverlening.
Waarom is transparantie over potentieel zeer zorgwekkende stoffen geen onderdeel van
de vergunning? Dat vraagt mevrouw Kröger. Dat is wel een onderdeel van de vergunning,
want bij de vergunningaanvraag moeten alle stoffen gemeld worden, dus ook de potentieel
zeer zorgwekkende stoffen. Bij het beoordelen van de aanvraag worden deze stoffen
ook beoordeeld op hun risico's voor water en gezondheid. Dus op het bedrijf berust
de verantwoordelijkheid om al die stoffen aan te melden.
Is de Minister het eens dat het huidige systeem niet werkt en dat meer controle nodig
is? Nee, het zal niet verbazen dat ik het daar niet mee eens ben. De bevoegde gezagen
doen hun werk en bij de versnellingstafel stoffen onder de Delta-aanpak wil ik met
betrokkenen ook nog nadere afspraken maken over wat wij precies verstaan onder goede
uitvoering en handhaving.
Dan de heer Laçin. Duitsland kent nationaal verboden stoffen. Welke zijn dat en kunnen
wij dat niet ook snel regelen? Ik ben niet bekend met nationaal verbodenstoflijsten.
Ook Duitsland volgt een Europees en mondiaal beleid. Ik zal dit in overleggen met
Duitsland wel navragen. Als ik daar meer over weet, komen wij daarop wel terug.
De vragen over de Taskforce Herijking Afvalstoffen kan ik overbrengen naar de Staatssecretaris,
maar het is echt haar portefeuille.
Hoeveel ontgassinginstallaties staan er in Nederland en hoeveel zijn er nodig? Op
zich zijn die ontgassingsinstallaties het beleidsterrein van de Staatssecretaris.
Ik stel mij voor dat ik dit navraag en meeneem in de brief voor het algemeen overleg
Maritiem. Daar lijkt het mij het meest op zijn plaats, anders moet u tot wachten tot
het algemeen overleg Leefomgeving in het voorjaar. Dat zou ook een beetje jammer zijn.
De kunstgrasmatten verbieden lijkt mij ook echt op zijn plek bij het algemeen overleg
Leefomgeving met de Staatssecretaris.
Dan kom ik bij de vragen van de heer De Groot over de lozingen van de pleziervaart.
Veel schepen hebben inderdaad een chemisch toilet en dat moeten ze gewoon netjes in
de haven legen. Een opslagtank is niet verplicht, maar u heeft gelijk: opslagtanks
worden ook illegaal en in oppervlaktewater geloosd. Tot nu toe was ook het lozen van
gezuiverd toiletwater in oppervlaktewater verboden, terwijl er steeds meer zuivering
aan boord mogelijk wordt. Daarom zijn wij ook van plan om de regelgeving aan te passen,
want veel schepen willen gewoon zelf ook zuivering aan boord kunnen toepassen. U hebt
gelijk dat handhaving inderdaad heel belangrijk is. Daarom loopt er nu een onderzoek
om in het Besluit activiteiten leefomgeving op te nemen dat verzegeling of een gelijkwaardige
oplossing, bijvoorbeeld digitaal aflezen, verplicht is. Dus waar u naar vroeg, wordt
in dat onderzoek meegenomen. Dat zou dan in 2021 in werking kunnen treden. Ik kijk
dus al of het mogelijk is en ik neem het idee van de heer De Groot over die verzegeling
graag mee, ook in gesprekken met de sector over handhaving.
Plastic in water. De heer De Groot zegt dat een derde van het gevonden afval op stranden,
veelal pluis, afkomstig is van visserij. Pluis is inderdaad onderdeel van de Green
Deal Visserij voor een Schone Zee. Hierin werken de visserijsector, de havens, de
afvalinzamelaars, maatschappelijke organisaties en de overheid samen om zwerfafval
vanuit de visserij tegen te gaan. Er is in samenwerking met afvalinzamelaars een systeem
opgezet om pluis apart in te zamelen. Er wordt ook gezocht naar een alternatief materiaal
voor netpluis. Ja, je leert nog wat hier.
Mevrouw Kröger heeft nog gevraagd of er een norm komt in de Kaderrichtlijn Water voor
microplastics. Een microplastic is geen chemische stof die als concentratie in het
water voorkomt. Het zijn natuurlijk heel kleine deeltjes. De manier waarop dit wordt
gemeten is nog niet gestandaardiseerd in EU-verband. Er is een monitoringsmethode
in Nederland in ontwikkeling en wij zullen dit graag in Europees verband onder de
aandacht brengen. Er is geen Europese norm in de context van de Kaderrichtlijn Water.
Dan het drinkwater in het Caribisch gebied. Kunnen wij iets betekenen om de stijging
van de heffingen te beperken voor de inwoners daar? Ons ministerie geeft sinds 2011
subsidie op drinkwatertarieven in Caribisch Nederland. Dat is nodig om drinkwater
bereikbaar en betaalbaar te houden. Ook voor de riolering op Bonaire geeft IenW subsidie.
Ook die is nodig om de rioolwaterzuiveringsinstallatie daar draaiende te houden. Ik
ben blij met de steun die de heer Dijkstra uitspreekt om iets te kunnen betekenen
voor de mensen in Caribisch Nederland. De subsidie voor drinkwater op Bonaire is € 925.000
en de subsidie voor het afvalwater bedraagt 1 miljoen per jaar.
De heer Geurts vroeg hoe de Minister tot de conclusie komt dat vervuiling door afvalwater
op Bonaire is afgenomen. Sinds 2014 is er een rioolwaterzuiveringsinstallatie en gaat
er geen afvalwater meer rechtstreeks naar de oceaan. Die rwzi werkt goed, want de
kwaliteit van het effluent is ook goed. Het is duur – dat gaf u ook al aan – maar
om het koraal te beschermen en om de gezondheid van de inwoners te beschermen, verlenen
wij dus toch telkens subsidie voor de exploitatie van de rwzi.
Voorzitter. Hiermee denk ik het blok waterkwaliteit gehad te hebben. Het blok «overig»
is maar heel klein.
De voorzitter:
De rest is beperkt. We hebben nog een klein mapje, maar er zijn eerst nog vragen over
dit blok. Die kunnen we nu in ieder geval even behandelen. Ik zag de heer Van Aalst
als eerste.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik geloof dat dit mijn laatste vraag is, voorzitter. Ik had de Minister gevraagd naar
mogelijke besmetting door chemische aanvallen van buitenaf. De Minister gaf aan dat
daarnaar gekeken wordt en dat ook met VenJ naar cybersecurity wordt gekeken. Er is
nu een discussie rond PFOA en andere zorgwekkende stoffen die we toch in ons water
aantreffen. We treffen die stoffen pas aan op het moment dat ze erin zitten, dus blijkbaar
zitten we er aan de voorkant niet bovenop. Hoe voorkomen we dan dat er bewust stoffen
in ons drinkwater worden geloosd?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Door voortdurend alert te zijn. Je kunt niet zomaar een terrein van een rwzi op lopen
om daar bijvoorbeeld dingen in het water te doen. Als je dat wel zou doen, wordt dat
heel snel gesignaleerd. Er zijn hele basale dingen die we al eeuwen doen, bijvoorbeeld
de bakken met watervlooien bij het innamepunt van water uit de rivier. Dat is iets
wat we al heel lang doen. Die zijn heel gevoelig voor allerlei stoffen. Ook worden
er allerlei chemische analyses toegepast. De modernste technieken worden dus toegepast.
Als ministerie stimuleren we dat ook; zie bijvoorbeeld de 60 miljoen voor de aanpak
van medicijnresten. Ook daar zijn we erop gericht om a alles zo veel mogelijk te signaleren
en b het er ook weer uit te krijgen.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger had ik ook op mijn lijstje staan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik ben toch misschien een beetje verward door wat de Minister zegt over PFOA en GenX.
De Minister zegt dat ze van de provincie heeft begrepen dat PFOA in de grondstof GenX
zit, terwijl ik uit de verslagen van de bezwaarprocedure over de last onder dwangsom
begrijp dat PFOA vrijkomt bij de productie van GenX. Als je GenX vergunt, krijg je
PFOA dus op de koop toe. Als dit het geval is, blijft mijn vraag toch of het ministerie
dit wist. Zo ja, waarom heeft de Kamer dit dan niet te horen gekregen toen wij de
Kamerbrief kregen waarin stond dat het gemonitord wordt en dat er PFOA in het afvalwater
zat? Het is toch wel een fundamenteel probleem dat wij nu GenX vergunnen, terwijl
wij daarbij eigenlijk indirect PFOA ook vergunnen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Wij hebben u steeds geïnformeerd zodra ik nieuwe informatie had van de Provincie Zuid-Holland,
die bevoegd gezag is zoals u bekend is. Ik kan niet anders zeggen dan dat we dat ook
zullen blijven doen. Ik begrijp de vraag verder eigenlijk niet zo goed.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
We hebben een bedrijf dat jarenlang PFOA loosde. Toen bleek PFOA mogelijk kankerverwekkend
te zijn, dus daar wilden we vanaf. Het werd vervangen door GenX. Nu blijkt opeens
dat bij de productie van GenX PFOA vrijkomt. Als we dan GenX blijven vergunnen, houden
we PFOA-lozingen in het milieu. Wist de Minister dat en zo ja, wat gaan we hieraan
doen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik weet niet precies of we er in tweede termijn nog meer details over kunnen geven.
Op dit moment kan ik er niet heel veel meer aan toevoegen. Het bedrijf heeft zich
aan de lozingsvergunning te houden en als er bij een productieproces iets ontstaat,
wil dat niet zeggen dat het geloosd zou mogen worden. Maar laten we dat nog even heel
precies navragen. Dan kom ik daar in tweede termijn op terug, als we dat voor elkaar
krijgen, en anders schriftelijk.
De voorzitter:
Ik zie dat er een vraag is van mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik was niet zo tevreden over het antwoord rondom de legionella: 11 doden en 123 Brabanders
besmet. De Minister zegt: medio 2019 kom ik wel met iets. Wanneer is het onderzoek
van het RIVM nou klaar? Wat mij betreft zou dat toch zo snel mogelijk moeten zijn
en moeten wij niet medio 2019 nog eens een keer wat horen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De verwachting is dat het RIVM in april 2019 klaar is met het onderzoek. Dan zullen
we uiteraard met alle betrokkene partners even moeten bekijken wat we eventueel aan
het beleid moeten veranderen. Dan kom ik daarna ook zo snel mogelijk bij u daarop
terug, uiteraard.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk, is dat afdoende? Ja? Dan is het woord aan de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Ik kom even terug op de drugslozing op riool- of oppervlaktewater waardoor een rioolwaterzuiveringsinstallatie
ontregeld raakt. Wij constateren in de praktijk dat er inconsequentie is in de wetgeving.
Als je bijvoorbeeld een waterstaatswerk vernielt, beschadigt of onklaar maakt, heeft
dat een bijzondere bescherming, die door de wetgeving wordt geboden. Maar voor zuiveringstechnische
werken niet. Dat levert de bijzondere situatie op dat, als er een drugslozing plaatsvindt
die schade oplevert aan de riolering, deze zwaarder bestraft wordt dan de drugslozing
die schade berokkent aan de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dat heeft te maken met
de interpretatie van artikel 351 van het Wetboek van Strafrecht. Ik snap dat zij het
Wetboek van Strafrecht niet uit haar hoofd kent, en dat is maar gelukkig ook denk
ik, maar mijn vraag aan de Minister is: kent de Minister dit signaal en zo niet, is
de Minister bereid om hier naar te kijken? Want dat kan toch niet de bedoeling zijn,
lijkt mij.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik had het desbetreffende artikel inderdaad niet paraat gehad. Ik ben het met u eens
dat het niet de bedoeling kan zijn, maar laten we even met de collega's van JenV contact
opnemen en er later op terugkomen, want dit kan ik u zo niet beantwoorden.
De voorzitter:
Dat is ook wel logisch.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
U hebt elke keer wel weer hele ingewikkelde vragen, meneer Geurts.
De voorzitter:
Dan heeft hij wel een toezegging binnen dat u erop terugkomt. Dat is natuurlijk de
truc. De heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Ik wil nog even doorgaan op GenX en PFOA. Ik vind het heel raar, en de Minister zegt
het zelf ook een beetje. Het kan vrijkomen, maar dat betekent nog niet dat het geloosd
mag worden. Als er een lozingsvergunning voor PFOA zou zijn, zou het ontzettend raar
zijn dat de provincie als bevoegd gezag een dwangsom van 1 miljoen euro oplegt. Ik
wil dit daarom graag meenemen met de vraag van mevrouw Kröger, mogelijk in de tweede
termijn of – als dat niet lukt – in de brief.
Dan wil ik toch de vraag stellen over REACH. De Minister schuift het heel snel af
op de Staatssecretaris. Dat begrijp ik, want het ligt meer bij haar. Maar REACH heeft,
met alle gebreken die nu zijn geconstateerd, gevolgen voor ons drinkwater. Dat ligt
wel bij deze Minister. Daarom vraag ik ook aan beide bewindspersonen om hier actief
mee aan de slag te gaan en om vooral de ILT, die het zelf verontrustend noemt dat
er zo veel gebreken zijn in die dossiers, in staat te stellen om hier actiever mee
aan de slag te gaan en niet te wachten op signalen vanuit het Europese chemieagentschap,
want daar hoeven we ook heel weinig van te verwachten. Dat hebben we gezien de afgelopen
jaren. Dus toch de vraag aan de Minister wat zij hier met de ILT aan gaat doen, zodat
wij nationaal meer en betere controles gaan uitvoeren om stoffen waarover cruciale
informatie ontbreekt, niet toe te laten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kan de heer Laçin alleen maar bevestigen dat de Staatssecretaris daar ook zeer
hard aan trekt, dat ze het in Europees verband voortdurend in milieuraden en bij collega's
op de agenda plaatst en dat we ook nationaal voortdurend kijken wat we daar eventueel
aan zouden kunnen verbeteren. We hebben niet voor niks bij GenX richtwaarden ingesteld
die er eerst niet waren. Wij vragen voortdurend, als we ergens ook maar enige twijfel
over hebben, het RIVM om onderzoek te doen. Ik denk dat we dezelfde ambitie hebben
als u. Hetzelfde geldt, kan ik nog een keer herhalen, ook voor GenX, PFOA en Chemours.
We hebben allemaal dezelfde wensen en ik ga uit volle overtuiging nog een keer op
een rijtje zetten hoe dit nu zit, want we hebben niet voor niks de schroef aangedraaid:
we willen dit niet meer hebben. Daar blijf ik met volle inzet voor bezig en de Staatssecretaris
ook. We moeten dat even bekijken met de provincie Zuid-Holland, dus ik denk niet dat
dat voor de tweede termijn nog lukt. Laten we het zorgvuldig op een rijtje zetten
en het schriftelijk doen.
De heer Laçin (SP):
Goed om te horen dat we beide in ieder geval PFOA niet willen. Laat dat uitgesproken
zijn. Daarmee wil ik ook meteen een vraag op tafel leggen. Als je PFOA, zoals mevrouw
Kröger het zei «op de koop toe» meekrijgt met GenX, dan wil ik ook de vraag stellen
of we GenX überhaupt wel moeten willen, ja of nee. Maar dat is dan een andere discussie.
Het probleem met de werkwijze van dit moment is, de Minister zegt dat ook, dat de
ILT en het RIVM handelen op basis van wat we vanuit REACH weten. Het probleem zit
hem in het feit dat in 70% van de REACH-dossiers – dan hebben we het over bijna 15.000
stoffen – informatie ontbreekt. Dus hoe betrouwbaar is dat hele systeem op dit moment
nog? Kunnen we daar wel op nationaal niveau consequenties aan verbinden als er in
70% van de dossiers cruciale informatie ontbreekt? En wat gaan we daaraan doen? Dat
is de vraag.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan komt u echt op het terrein van REACH zelf, en dat is echt de portefeuille van
de Staatssecretaris. Hiervoor verwijs ik u dan ook naar het algemeen overleg Leefomgeving
dat binnenkort plaatsvindt.
De voorzitter:
Meneer Laçin, ik denk wel dat het daar thuishoort.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter, voor die inschatting, maar ik heb nog een vraag over een ander punt,
namelijk de Omgevingswet. Dat antwoord verbaasde mij namelijk wel heel erg, moet ik
zeggen. De Minister zegt: het principe verandert van «nee, tenzij» naar «ja, mits»,
maar dat biedt dezelfde bescherming in de huidige kaders. Ik vind dat ontzettend raar
om te horen. Als het niks verandert, waarom gaan we dan over van «nee, tenzij» naar
«ja, mits»? In de stukken staat dat hiermee buiten de Brzo's, die gewoon vergunningsplichtig
blijven, extra bedrijfscategorieën onder algemene regels gaan vallen – dus een verbreding
van de bedrijfscategorieën die gebruik kunnen maken van «ja, mits» – en ze zegt ook
dat het toezicht daar alert op moet zijn. Volgens mij constateren we heel vaak in
debatten dat het toezicht juist niet voldoende alert is en ook niet daadkrachtig kan
handelen. Dan gaan we dus nog meer dingen op het bordje van het toezicht gooien, terwijl
we nu al concluderen dat we vaak achter de feiten aanlopen, en veranderen we «nee,
tenzij» naar «ja, mits», terwijl dat eigenlijk niets verandert. Dat verbaast mij.
Waarom doen we dat überhaupt?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het wordt een beetje een herhaling van zetten, maar de Omgevingswet behoort ook niet
tot mijn portefeuille. Ik kan van alles met u gaan bespreken. Maar als u ziet wat
er allemaal is voorbijgekomen, hebben we toch genoeg eigen onderwerpen in dit wetgevingsoverleg
Water. Ik wil het bespreken van de Omgevingswet toch echt overlaten aan de collega
die daarvoor verantwoordelijk is.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wijs erop dat op de agenda wel een brief staat over metingen PFOA door
Zuid-Holland. Dat was een toezegging die gedaan is naar aanleiding van het algemeen
overleg Water van 28 juni. In die zin was het in beperkte mate hier aanwezig, maar
de Omgevingswet niet en ook andere zaken niet.
We gaan door. Mevrouw Teunissen had haar vinger opgestoken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb nog vragen over microplastics. De Minister refereerde daar wel aan, maar toen
zij het had over de kunstgrasmatten waar ik het eerder over had, zei ze: dat hoort
bij het dossier van de Staatssecretaris. Maar op de agenda staat ook een brief Aanpak
zwerfafval in water. Ik zie microplastics echt als resultaat van zwerfafval. De Minister
heeft het gehad over het monitoren van de microplastics in het water. Daarnaast denk
ik dat het laaghangend fruit bij het voorkomen van die microplastics nu echt geplukt
moet worden. Dat heb ik ook aangegeven in mijn betoog. In dat kader heb ik aan de
Minister gevraagd of zij bereid is de rubberkorrels in kunstgrasmatten te verbieden.
Het gaat dus niet om de kunstgrasmatten, maar om de rubberkorrels. Die worden door
de schoenen et cetera breed verspreid in het milieu. Ze komen in het grondwater en
uiteindelijk in het zeewater terecht, waar ze bijdragen aan de plasticsoep. Nogmaals,
is de Minister bereid om rubberkorrels te verbieden?
In het verlengde daarvan heb ik ook aandacht gevraagd voor het oplaten van ballonnen,
waarvan we het afgelopen weekend een voorbeeld van de VVD hebben gezien. Ook ballonnen
oplaten draagt in grote mate bij aan de plasticsoep. Mijn vraag aan de Minister is
daarom: is zij bereid om ballonnen oplaten ook gewoon te zien als zwerfafval achterlaten,
wat verboden is? Is zij bereid om ook te kijken naar hoe we het ballonnen oplaten
kunnen verbieden en gewoon kunnen scharen onder overig zwerfafval achterlaten, wat
al verboden is?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ga ook niet over het verbieden van de rubberkorrels. Waar de Staatssecretaris en
ik samen in optrekken is echt... De Staatssecretaris heeft bijvoorbeeld Boyan Slat
ondersteund bij al zijn initiatieven om plastics uit het water te verwijderen. We
stimuleren allerlei innovatieve projecten zoals we recent hebben gezien met het bellenscherm,
dat dingetjes kan tegenhouden. We doen dus ons uiterste best.
Bij het oplaten van ballonnen is het natuurlijk van belang dat het afbreekbare ballonnen
zijn. De ouderwetse plastic ballonnen zoals vroeger horen niet thuis in het milieu.
Het is aan organisaties zelf om daar een afweging in te willen maken. Verder heb ik
daar eigenlijk niet zoveel aan toe te voegen.
De voorzitter:
Ik kijk nog even rond. Ja, mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De Minister noemt Boyan Slat. Hij heeft natuurlijk een fantastisch initiatief, maar
het is weer het plastic uit zee halen en niet het voorkomen van plastic bij de bron.
Ik zou er toch op willen aandringen dat zij met de Staatssecretaris de handen ineenslaat
en echt tot die bronaanpak komt, ook om de waterkwaliteit te verbeteren.
Wat de afbreekbare ballonnen betreft: het is een fabeltje, opgezet door de industrie,
dat afbreekbare ballonnen niet schadelijk zouden zijn. Het duurt jaren voordat die
ballonnen zijn afgebroken. Ook die ballonnen dragen nog steeds bij aan schade aan
dieren en aan het milieu. Daar moet echt ook een verbod op komen.
Ik wilde nog een vraag stellen over een ander punt, namelijk legionella. Daar is de
Minister ook op ingegaan. Zij zegt dat het onderzoek van het RIVM nu is gestart en
dat in april de uitslag van dat onderzoek komt. Maar het RIVM heeft ook aangegeven
dat het zich grote zorgen maakt dat de potentiële bronnen te langzaam in kaart worden
gebracht.
De voorzitter:
Wat is uw vraag? Want dit wordt nu een soort tweede termijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Mijn vraag is: ziet de Minister mogelijkheden voor extra capaciteit om het RIVM sneller
te kunnen laten werken?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Als het RIVM dat nodig vindt, denk ik ze zelf wel bij ons aan de bel trekken. Het
onderzoek moet ook gewoon zorgvuldig gebeuren. Daar zijn ze gewoon heel hard mee aan
het werk. Dat dat tot april duurt, vind ik op zich niet zo heel erg verbazingwekkend
want het is toch best een ingewikkeld onderzoek.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, ten slotte; dat is uw laatste interruptie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De risico's nemen toe, zo geeft ook het RIVM aan. Hoe langer het duurt, hoe groter
de risico's zijn. Ik hoop dus dat er extra capaciteit bij kan komen. Daarnaast heeft
de Stichting Veteranenziekte een brandbrief gestuurd omdat die zich grote zorgen maakt
over de gezondheidsrisico's rondom Brabant. Ik wil de Minister vragen of zij op die
brandbrief kan reageren, misschien schriftelijk, en op welke termijn.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Uiteraard zal ik graag op die brandbrief reageren. Dat het een zorgelijke situatie
is, ben ik ook met hen eens. Dat is precies de reden waarom ik zelf het initiatief
heb genomen tot dit onderzoek, want het initiatief komt bij ons vandaan, naar aanleiding
van de situatie in de omgeving van Boxtel.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar de linkerzijde. Dan hebben we dit blok afgerond. Er is nog één
blok. Dat duurt niet al te lang. Zullen we dat direct erachteraan doen nu? Interrupties
heeft u bijna niet meer, dus dat gaat goed.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Iedereen kan nog met de heer Geurts onderhandelen of hij een interruptie wil aanbieden!
Een onderwerp dat meerderen hebben aangekaart kon ik niet direct onder een van de
andere blokjes kwijt: de mogelijkheid van energieproductie door waterschappen. Is
de Minister bereid om de juridsche onduidelijkheid die daarover bestaat op te lossen
en daarvoor eventueel de Waterwet aan te passen? Waterschappen hebben een wettelijke
taak voor waterbeheer, niet voor energieopwekking. Ze kunnen natuurlijk wel energie
produceren. Voor zover er energie vrijkomt bij de uitvoering van die wettelijke taken,
is daar ook geen belemmering voor. Daarnaast kunnen waterschappen ook ruimte beschikbaar
stellen aan derden, zoals RWS bijvoorbeeld ook doet, om energie te produceren. Ik
sta dus sympathiek tegenover het idee dat waterschappen meer energie kunnen produceren
binnen hun functionele karakter als waterbeheerder. Aangezien waterschappen bij het
zuiveren van stedelijk afvalwater ook broeikasgassen uitstoten, wordt nu gezocht naar
een oplossing waarbij de waterschappen de mogelijkheid wordt geboden om ter compensatie
van die broeikasgassen extra duurzame energie op te wekken. Daarmee zouden ze dus
ook energieneutraal en klimaatneutraal kunnen worden. Het doel van de netto-energieproductie
van waterschappen is ook in het conceptklimaatakkoord opgenomen als een van de mogelijkheden.
Vooruitlopend op een definitief klimaatakkoord is al begonnen met een verkenning of
een wettelijke verankering daarvoor noodzakelijk is. Ik heb het Erasmus Studiecentrum
voor Belastingen van Lokale overheden hier advies over gevraagd. Daaruit maak ik op
dat wettelijk regelen niet per se nodig is maar wel duidelijkheid schept, met name
in relatie tot de belastingheffing. Ik wil graag eerst op korte termijn met de Unie
van Waterschappen in gesprek over de implicaties en uitvoerbaarheid daarvan en daarna
graag uw Kamer daarover informeren.
Dan hebben mevrouw Van Brenk en de heer De Groot nog vragen gesteld over de beperkingen
voor terugwinning van fosfaat door waterschappen. Terugwinnen van grondstoffen is
de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris. Er is een Energie- & Grondstoffenfabriek.
IenW ondersteunt daarbinnen ook zo veel mogelijk de terugwinning van grondstoffen.
Op initiatief van de waterschappen start nog dit jaar de tasforce herijking afvalstoffenregelgeving.
Die zal in 2019 advies uitbrengen aan de Staatssecretaris over mogelijke oplossingen
van belemmeringen in regelgeving en uitvoering. Ik denk dat het verstandig is om daarop
te wachten. Ik deel overigens uw verbazing wel, want toen ik tien jaar geleden in
het Brabantse verantwoordelijk was voor het toezicht op de waterschappen, speelde
die vraag ook al. Het is dus eigenlijk ook wel een keer tijd dat daar een antwoord
op komt.
Dan nog een beetje water internationaal. Zorgt de Minister ervoor dat we ook in ontwikkelingslanden
nog kijken naar de water resources? We hebben veelvuldig internationaal contact over
water. Er kan geen buitenlandse delegatie hier op bezoek komen of ze willen het ook
over water hebben. En heel terecht: we hebben daar ook veel over te melden. We doen
natuurlijk zelf ook missies. Ik ben bijvoorbeeld in India geweest, waar we het hadden
over het schoonmaken van de Ganges, over het baggeren daar, en in Polen.
Dan hebben we nog de chemische lozingen op de Noordzee. Kan de Minister uitleggen
waarom Duitsland, ook lid van de IMO, wel een verbod heeft geregeld voor het lozen
van de zeevaart voor de kust en Nederland niet? Dan hebben we het over het zogenaamde
zeezwaaien. De Nederlandse rechter heeft de Nederlandse interpretatie van het zeezwaaien
bekrachtigd. Als kleine hoeveelheden waswater volgens de regels van het MARPOL-verdrag
van IMO worden geloosd, dan moet dit geen blijvende schade opleveren. Dus het is niet
nodig om het zeezwaaien helemaal te verbieden. We hebben het daar vorige keer ook
bij het algemeen overleg Maritiem over gehad. Ik stel voor om het er daar, mocht u
nog vervolgvragen hebben, verder over te hebben.
Hetzelfde geldt voor het spoelen van tanks. MARPOL biedt lidstaten geen algemene bevoegdheid
om strengere voorwaarden in te voeren buiten de twaalf zeemijl. Het opleggen van stengere
normen is alleen mogelijk als daarvoor door de IMO-lidstaten toestemming wordt gegeven.
Ik heb niet de verwachting dat IMO-lidstaten die toestemming gaan geven. Ook voor
Nederland is het recht op vrije doorvaart een belangrijk internationaal uitgangspunt.
Dus we zijn zeer terughoudend met het accepteren van aanvullende nationale eisen van
andere landen, en omgekeerd is dat dus ook zo.
De laatste vraag was van mevrouw Van Brenk. Wat is de stand van zaken van de Blue
Deal? Wat merken we volgend jaar van de start? Op Wereldwaterdag 2018 is de intentieverklaring
voor de Blue Deal getekend door de Unie van Waterschappen, het Ministerie van Buitenlandse
Zaken en ons ministerie. Op 7 november jongstleden is door het Ministerie van Buitenlandse
Zaken, mede namens IenW, de subsidiebeschikking aan de Unie van Waterschappen afgegeven.
Met al deze organisaties wordt tot en met 2030 gewerkt aan het bereiken van één doel,
en dat is: 20 miljoen mensen in 40 stroomgebieden wereldwijd helpen aan schoon, voldoende
en veilig water. Momenteel zijn de waterschappen concrete projectvoorstellen aan het
uitwerken, samen met hun buitenlandse partnerorganisaties. Die moeten op Wereldwaterdag
in maart 2019 formeel van start gaan. Ik krijg de verzekering dat het programma op
schema ligt. De eerste concrete stappen zullen dus op Wereldwaterdag, 19 maart volgend
jaar, van start gaan.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Over dit blok zijn er nog wat vragen. Mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb op één vraag geen antwoord gehad. Die ging over de langetermijnambitie riviermanagement. Wanneer is het afwegingskader gereed?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat wordt eind 2019, is de inschatting.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb nog een vraag over de waterschappen en hun takenpakket. Ze willen graag energieneutraal
worden, en nu ook klimaatneutraal. Ik denk dat ze daarvoor de ruimte moeten krijgen.
Ik hoor de Minister ook de bereidheid uitspreken om daarover mee te denken. Als ik
me goed herinner, zei ze dat ze hierover nog een gesprek voert met de waterschappen
en dat ze juridisch advies heeft ingewonnen. Tegelijkertijd vraag ik me af hoelang
dit traject nog gaat duren. Er wordt nu ook overlegd aan de klimaattafels. Het is
ook voor dat proces van belang dat er spoedig juridische duidelijkheid komt. Eerlijk
gezegd had ik daar een motie over voorbereid, maar als de Minister op zeer korte termijn
duidelijkheid kan geven zodat de processen aan de klimaattafels verder kunnen, dan
is dat voor iedereen winst en zal ik mijn motie niet in te dienen. Ik hoor graag meer
over het proces en de tijd die haar voor ogen staan.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zoals ik net al aangaf, zijn we op dit moment in gesprek, ook met de Unie van Waterschappen,
over hoe we dit nou op een handige manier vorm zouden kunnen geven. Die gesprekken
lopen, dus ik hoop daar in januari iets meer duidelijkheid over te kunnen geven.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik snap dat dingen hun tijd nodig hebben, maar er is vanuit het kabinet een brief
verzonden naar de klimaattafels waarin de datum van 1 december staat. Ik weet niet
of die datum helemaal gehaald wordt, maar januari is nog veel verder weg. Dit lijkt
mij te laat voor de waterschappen om goed inzicht te hebben in wat zij kunnen bijdragen
aan de klimaattafels en het behalen van de doelen. Kan het sneller?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Deze nadere invulling zou misschien ietsje sneller kunnen, maar niet voor 1 december.
Dat gaan we sowieso niet redden. Als we dit met elkaar als een kansrijke ontwikkeling
zien die we willen stimuleren, dan zal de uitwerking van hoe het precies moet en hoe
het in wet- en regelgeving moet worden verwerkt, misschien wat meer puzzelen zijn.
Maar als je met elkaar die keus hebt gemaakt, dan is er altijd wel een invulling aan
te geven.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter...
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, u bent door uw interrupties heen. Er is nog een tweede termijn.
We hebben hiermee de eerste termijn afgerond met de Kamerleden en de Minister. We
hebben zo meteen een tweede termijn. Die start om 17.15 uur.
De vergadering wordt van 16.56 uur tot 17.19 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. We gaan verder met de tweede termijn van het wetgevingsoverleg Water
van de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat. We hebben tot maximaal
18.30 uur. Dat gaan we ook zeker redden gezien de ervaringen tot nu toe. We hebben
in tweede termijn een aantal spreektijden. In die spreektijd kunt u natuurlijk alles
vragen en zeggen wat u wilt, maar u kunt ook eventueel moties indienen. Ik denk dat
de meesten dat ook wel zullen doen, of niet.
We hebben spreektijden. Ik noem even de partijen op met de spreektijden die nog resteren.
Daarin moeten ook de moties zijn ingediend, dus deelt u het zelf goed in. De VVD negen
minuten, de PVV tien, het CDA nog vier, D66 vijf, GroenLinks vier, SP drie, ChristenUnie
twee, Partij voor de Dieren anderhalf, 50PLUS twee en de SGP had geen moties. Die
hadden ze niet, dus dat is ook mooi.
Zal ik zelf maar weer starten? De voorzitter geeft zichzelf het woord en ik geef de
heer Geurts even het voorzitterschap.
Voorzitter: Geurts
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb twee moties, voorzitter. Mag ik die voorlezen? Ik begin maar meteen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er voor de jaren 2019 en 2020 twee keer 10 miljoen euro beschikbaar
komt voor klimaatadaptatie en het voorkomen van schade;
verzoekt de regering oog te hebben voor concrete waterprojecten in en rondom Meerssen
om zo de schade voor bewoners en ondernemers te verlichten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (35 000 J).
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dan de andere.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering ervoor te waken dat het HHNK (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)
de versterking van de Markermeerdijken tussen Amsterdam en Hoorn binnen budget en
planning houdt en dat daarbij waar mogelijk wordt aangesloten bij het participatie-
en verbeteringsproces met omwonenden dat de provinciale staten van Noord-Holland hebben
uitgezet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (35 000 J).
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Voor de rest houd ik het kort. We hebben een goed overleg gehad met de
Minister. Een van de punten waar ik erg blij mee ben, is de grote klimaatadaptatieconferentie
in 2020. Daarnaast ben ik blij dat we onze zorgen hebben gedeeld over de wijze waarmee
we omgaan met het Deltafonds en de vulling daarvan en met de antwoorden die wij daarover
hebben gekregen. In een tijd waarin de aannemers toch wel veel werk hebben, moeten
we budgetten echt goed in de gaten houden en ons primair focussen op waterveiligheid.
Voor de rest ben ik tevreden.
Voorzitter: Remco Dijkstra
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u, wel. Voorzitter. Voor de PVV staat waterveiligheid op één. Dat betekent dat
het budget dat wij daar nu voor reserveren in het Deltafonds, ook besteed moet worden
aan waterveiligheid, met name aan de dijkversterking.
Voorzitter. We hebben de discussie gehad over uitgesteld onderhoud. Volgens ons wordt
uitgesteld onderhoud vaak achterstallig onderhoud, zoals we ook vaak zien in de infrastructuurportefeuille.
Dat willen we liever niet, dus wij zien graag dat soort dingen eerder opgepakt gaan
worden.
Voor de rest maken we ons er zorgen over dat de waterspiegelstijging in de agenda
gebaseerd is op onzekere voorspellingen. Dat lijkt ons niet handig. Wij houden ons
graag bij de feiten in plaats van de voorspellingen.
Voorzitter. Voor de PVV is eigenlijk de enige positieve noot van vandaag dat de Minister
extra aandacht heeft voor de scheepvaart. Die is tot nu toe nooit meegenomen in de
projecten of gehoord bij dijkversterkingen en de aanpak van de waterspiegelstijging.
Ik hoorde een van de collega's hier zeggen dat de scheepvaart eigenlijk niet meer
is dan een paar vrachtauto's van de weg. Voor ons is die heel wat meer dan een aantal
vrachtauto's van de weg. De scheepvaart is een bloeiende sector en een eigen manier
van leven. Wij hebben daar heel veel respect voor. Wij zijn blij dat de Minister daar
aandacht voor heeft.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Geurts namens het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ik begin met het indienen van twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de bodem van Nederland met name in het veenweidegebied daalt en dat
die bodemdaling tot ernstige schade leidt aan infrastructuur, gebouwen, rijksmonumenten
en landbouw;
overwegende dat het beleid ten aanzien van (veen)bodemdaling op rijksniveau erg is
versnipperd en verspreid is over meerdere departementen;
overwegende dat het wenselijk is dat vervolgonderzoek gedaan wordt naar de ecologische,
sociale en economische gevolgen van veenbodemdaling, waarbij gemeenten, waterschappen
en provincies worden betrokken;
verzoekt de regering één coördinerende Minister met betrekking tot de veenbodemdalingproblematiek
aan te wijzen;
verzoekt de regering voorts vervolgonderzoek te doen naar de ecologische, sociale
en economische gevolgen van veenbodemdaling en daarbij gemeenten, waterschappen en
provincies te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, De Groot en Bromet. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (35 000 J).
De heer Geurts (CDA):
De tweede motie gaat over energieopwekking door waterschappen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat waterschappen gehouden zijn om bij opwekking van energie niet meer
op te wekken dan zij voor hun bedrijfsvoering nodig hebben, doch dat dat een belemmering
is bij de innovatieve toepassing van duurzame energiebronnen zoals biogas op de rioolwaterzuivering
of aquathermie;
verzoekt de regering spoedig een wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen waarbij
waterschappen de mogelijkheid krijgen meer energie te mogen opwekken dan zij voor
hun eigen bedrijfsvoering nodig hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (35 000 J).
De heer Geurts (CDA):
Gelet op haar beantwoording kan ik me voorstellen dat de Minister vraagt of wij bereid
zijn om de laatste motie aan te houden. Laten we niet op de beantwoording van de Minister
vooruitlopen, maar als ze dat zo zou zeggen, dan heb ik de bereidheid wel. Maar dat
gaan we zo meteen wel merken. De Minister gaf al aan dat ze in gesprek is met de betrokken
partijen, maar hier wordt al een aantal jaren over gesproken en we willen de sector
gewoon duidelijkheid geven over de vraag of er wel of geen mogelijkheden komen en
over de wijze waarop de Kamer daarover denkt. Maar ik hoor dat wel in de beantwoording
van de Minister.
Rest mij niets anders dan de Minister en haar ondersteuning te bedanken voor alle
antwoorden. Waterveiligheid en waterkwaliteit is toch een belangrijk dossier. Ik zeg
ook weleens in mijn fractie dat de dossiers water en voedsel, waarop ik woordvoerder
ben, de belangrijkste dossiers zijn die je als Kamerlid kunt hebben, want zonder die
twee kun je voor de rest niks doen. Ik hoorde de Minister daarstraks spreken over
vele unieke gebeurtenissen die ze dit jaar heeft mogen meemaken. Ik hoop dat de Minister
met niet te veel unieke gebeurtenissen te maken krijgt in 2019, want dat zou betekenen
dat wij nog meer droogteschade gaan oplopen. Daar zijn we volgens mij gewoon niet
op voorbereid in Nederland. Laten we er alles aan doen om dat te voorkomen.
Voorzitter, tot zover de tweede termijn van de CDA-fractie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer De Groot namens D66.
De heer De Groot (D66):
Dank u, voorzitter. Er wordt in deze Kamer vaak gedaan alsof er een tegenstelling
is tussen waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit. Vandaar toch deze motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Ruimte voor de Rivier-project binnen de tijd en binnen het budget
is gebleven;
constaterende dat uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier blijkt dat de dubbele
doelstelling waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit gedurende de looptijd van het
programma van doorslaggevende waarde is geweest en heeft geleid tot een effectieve
combinatie van urgentiebesef en draagvlak, en dat de dubbele doelstelling integraal
als succesfactor van het programma wordt benoemd;
constaterende dat uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier blijkt dat de beschikbaarheid
van onafhankelijke expertise in de vorm van een sterke programmadirectie met specifieke
kennis over bouwen met natuur, cruciaal is geweest;
constaterende dat een dergelijke bundeling van kennis ontbreekt bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma;
constaterende dat het Hoogwaterbeschermingsprogramma slechts één officiële doelstelling
kent, namelijk waterveiligheid;
verzoekt de regering om te onderzoeken hoe in het Hoogwaterbeschermingsplan de lessen
uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier kunnen worden meegenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (35 000 J).
De heer De Groot (D66):
Voorzitter. Dan een motie over de verzegeling van de vuilwatertank in de pleziervaart.
De Minister zet in op reiniging van vuil water op pleziervaartuigen, maar dat is echt
niet haalbaar en leidt echt tot veel kosten. Vandaar de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het sinds 1 januari 2009 voor pleziervaartuigen verboden is om op
de Nederlandse binnenwateren toiletwater te lozen;
constaterende dat het lozingsverbod moeilijk te handhaven is;
overwegende dat lozingen door pleziervaart op het binnenwater niet wenselijk zijn
voor de kwaliteit van het binnenwater en risico's opleveren voor de gezondheid van
zwemmers;
overwegende dat de Verenigde Staten een succesvol lozingsverbod voeren door de pleziervaart
te verplichten hun buitenwaterafvoer van hun vuilwatertanken te laten verzegelen;
verzoekt de regering de verzegeling van vuilwatertanken in de daartoe strekkende regelgeving
te verankeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (35 000 J).
De heer De Groot (D66):
Dan had ik nog een vraag aan de Minister over de Kaderrichtlijn Water. Ik begreep
uit de beantwoording een beetje dat het erop lijkt dat de Minister daarover al een
positie heeft ingenomen of inneemt in Europa. Bij D66 is het in ieder geval niet bekend
dat de Kamer daar al over is geïnformeerd. Mocht dat inderdaad niet het geval zijn,
dan zou ik toch graag een brief ontvangen waarin staat wat dan de positie is van de
Minister in Europa ten aanzien van de fitness check. Volgens mij hebben we daar nog
niets over gewisseld hier, dus het zou wellicht voorbarig zijn als dat nu al gebeurt.
Dan plastic. De Minister had het over biologisch afbreekbare ballonnen. Eventjes terzijde,
maar dat is toch echt iets wat bij grote hitte plaatsvindt. Ze zijn bij 65°C afbreekbaar,
maar in de natuur – een derde van de ballonnen komt op het boerenland terecht en een
kwart in de zee – worden ze niet afgebroken. Politieke proefballonnen breken iets
sneller af.
Dan de Waddenzee. Graag een concrete planning van wanneer die ene beheersautoriteit
er zal zijn. Wat betreft de Noordzee vind ik toch echt dat de Minister haar coördinerende
rol niet waarmaakt door echt parallel te gaan met de andere trajecten. De Minister
mag daarop vooruitlopen.
We hadden even een kleine discussie over de eventuele aansprakelijkheid van de waterschappen.
Zij zijn natuurlijk gehouden het beleid van de provincie uit te voeren, maar zij hebben
ook een zorgplicht. Er zijn wel rechtszaken geweest wanneer ze daar niet aan voldeden,
maar er is eigenlijk nog geen jurisprudentie over het structureel onderbemalen. Toch
wil ik graag nog een reactie van de Minister op de aansprakelijkheid.
Tot slot wil ik de Minister danken voor de toezegging om het idee van de «breng mij
terug»-sticker in te brengen in de green deal over groene medicijnen – zo noem ik
het maar even. Dank daarvoor. Ik hoor graag wanneer de Minister de Kamer erover informeert
hoe dat gesprek is verlopen.
Dan rest mij de Minister en de voorzitter te bedanken voor de prettige wisseling.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. De eerste motie is van 50PLUS en de SGP, maar dan vanuit onze rol
als ambassadeurs van SDG 6. U heeft ons nog niet gehoord en u zou anders teleurgesteld
worden.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende het feit dat de Minister van IenW eindverantwoordelijk is voor het gevoerde
waterbeleid in Nederland;
overwegende dat Sustainable Development Goal (SDG) 6 van de Verenigde Naties (VN)
staat voor schoon water en sanitatie voor iedereen;
verzoekt de regering zich op te blijven stellen als visitekaartje voor Sustainable
Development Goal 6,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Stoffer. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14 (35 000 J).
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Wij vinden echt dat er een tandje bij moet. Daarom deze motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende het feit dat de Minister nader onderzoek laat uitvoeren naar verspreiding
van legionella door bedrijfsafvalwaterzuiveringsinstallaties;
overwegende de ernstige gevolgen van legionellabesmetting;
verzoekt de regering het RIVM te vragen dit onderzoek met prioriteit uit te voeren
en de Kamer zo spoedig mogelijk over de uitkomsten en vervolgstappen te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk, Teunissen, Kröger en Laçin. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15 (35 000 J).
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dan mijn laatste motie, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in opdracht van de Unie van Waterschappen al in augustus een rapport
verscheen waarin de knelpunten omtrent het herwinnen van waardevolle grondstoffen
uit afvalwater werden beschreven;
verzoekt de regering deze knelpunten met spoed ter hand te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16 (35 000 J).
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dan komen we bij mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik heb drie moties. Dit is de eerste.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Minister het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie heeft ondertekend
en daarmee 600 miljoen euro beschikbaar komt voor klimaatadaptatiemaatregelen;
constaterende dat vergroening een zeer effectieve klimaatadaptatiemaatregel is in
het bestrijden van wateroverlast, hittestress en luchtvervuiling;
verzoekt de regering vergroening te stimuleren door het als een van de criteria op
te nemen voor de klimaatadaptiemaatregelen die uitgevoerd zullen worden onder het
Bestuursakkoord Klimaatadaptatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen, Laçin en Kröger. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17 (35 000 J).
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, motie twee.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het achterlaten van zwerfafval in het ecosysteem wordt aangemerkt
als een economisch delict;
constaterende dat het oplaten van gasgevulde ballonnen onomkeerbaar leidt tot verspreiding
van zwerfafval;
van mening dat je in Nederland je eigen rotzooi opruimt;
van mening dat we onze wereld schoon moeten doorgeven aan onze kinderen;
verzoekt de regering het bewust vervuilen van het milieu, zoals het geval is bij het
oplaten van gasgevulde ballonnen, onder het verbod op het verspreiden van zwerfafval
te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Teunissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 18 (35 000 J).
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Tot slot motie drie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er al verschillende bronnen van microplastics bekend zijn, zoals
rubberkorrels op kunstgrasvelden;
constaterende dat een bronaanpak het meest effectief is om microplastics in water
tegen te gaan;
verzoekt de regering het uitstrooien van rubberkorrels op kunstgrasvelden te verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Teunissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 19 (35 000 J).
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik wil de Minister nog hartelijk bedanken voor de beantwoording.
De voorzitter:
U ook bedankt. De heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Ik heb twee moties; daar wil ik mee beginnen. De ene gaat over REACH,
omdat ik me echt zorgen maak om de manier waarop het gaat, en over de ILT. Is die
voldoende toegerust?
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de REACH-databank ons inzicht en bescherming zou moeten bieden tegen
chemische stoffen;
constaterende dat uit onderzoek is gebleken dat in bijna 70% van de dossiers cruciale
informatie ontbreekt over mogelijke gevolgen van chemische stoffen voor gezondheid
en milieu;
constaterende dat de ILT dossiers onderzoekt op basis van signalen die het ontvangt
van het Europees chemieagentschap;
constaterende dat het Europees chemieagentschap de afgelopen jaren pas 7% van de aangeleverde
dossiers nader heeft onderzocht;
overwegende dat door deze werkwijze ook in Nederland weinig dossiers gecontroleerd
worden;
verzoekt de regering om samen met de ILT tot een werkwijze te komen waarin de ILT
meer dossiers over geregistreerde chemische stoffen kan controleren en bij het ontbreken
van cruciale informatie geen vergunning verleend wordt voor het gebruik van een chemische
stof,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin, Kröger en Teunissen. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20 (35 000 J).
De heer Laçin (SP):
Mijn tweede motie gaat over de Omgevingswet, waar ik eigenlijk heel weinig van begrijp.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat met de nieuwe Omgevingswet het uitgangspunt ten aanzien van lozingen
verandert van «nee, tenzij» naar «ja, mits»;
constaterende dat hiermee in principe elke lozing mag tenzij anders bepaald;
overwegende dat dit betekent dat extra bedrijfscategorieën onder algemene regels gaan
vallen;
van mening dat dit het risico van ongewenste en schadelijke lozingen aanzienlijk vergroot;
verzoekt de regering middels een wijziging op de Omgevingswet het principe «nee, tenzij»
te blijven handhaven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin en Teunissen. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 21 (35 000 J).
De heer Laçin (SP):
Dan heb ik nog een paar punten. De Minister had het al over de versnellingstafels.
Volgens mij is één daarvan al gestart. Ik ben benieuwd wanneer de versnellingstafels
opkomende stoffen en medicijnresten gaan starten. Welke ambitie en welk tijdpad koppelt
de Minister aan deze versnellingstafels? Kan ze ons daarover informeren?
Dan kreeg ik een antwoord op mijn vraag over varend ontgassen. We hebben het daar
vorige week bij het debat over de Transportraad over gehad. Volgens mij heeft de Minister
zelf in dat debat gezegd dat Duitsland geen landelijk verbod kent, maar alleen een
landelijk verbod op een aantal stoffen. Mijn vraag was welke stoffen dat dan zijn.
Kunnen we daar nog voor het landelijk verbod dat hier op zijn vroegst in 2020 ingaat,
in Nederland ook al een begin mee maken? Dat was de vraag. Als de Minister daarop
kan terugkomen, hoor ik het graag! Voor de rest dank ik de Minister voor haar beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Kröger namens GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel. Ik heb vier moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat we zuinig moeten zijn op onze natuur en in het bijzonder op beschermde
Natura 2000-gebieden;
overwegende dat het op industriële schaal gedurende 30 jaar tot wel 60 meter diep
afgraven van 120 miljoen m3 zand voor de kust van Oudemirdum een belangrijk foerageergebied voor bijzondere en
beschermde vogels aantast;
verzoekt de regering om een overzicht te maken van welke stappen zijn ondernomen om
te komen tot een zorgvuldig besluit over de zandwinning IJsselmeer, en de Kamer hierover
te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Dik-Faber en De Groot. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 22 (35 000 J).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat (potentieel) zeer zorgwekkende stoffen als bijproduct kunnen ontstaan
in het productieproces van chemische stoffen en tijdens en na de lozing van afvalwater;
constaterende dat het ontstaan van (potentiële) ZZS-stoffen in of na het productieproces
onvoldoende wordt meegenomen in de huidige regelgeving voor emissies naar water, lucht
en bodem;
verzoekt de regering om bij de aanpak opkomende stoffen speciale aandacht te besteden
aan het ontstaan van (potentiële) ZZS-stoffen tijdens of als gevolg van een productieproces
die vervolgens in ons milieu terechtkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Laçin, Teunissen en Van Brenk. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 23 (35 000 J).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland de komende decennia steeds vaker met weerextremen te maken
zal krijgen;
overwegende dat deze kennis gevolgen moet hebben voor waar en hoe we gaan bouwen;
overwegende dat groene gevels en daken een bijdrage kunnen leveren bij het vasthouden
van water en het koelen van steden;
constaterende dat het RIVM al in 2011 heeft geadviseerd dat de overheid meer sturend
zou moeten zijn bij de aanleg van groene daken door het aanpassen van het Bouwbesluit;
verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de VNG om in kaart te brengen welke
mogelijkheden er zijn vanuit de klimaatadaptatieagenda om groene daken te stimuleren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24 (35 000 J).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat door de klimaatverandering ook ons weer verandert en dat weerextremen
zich steeds vaker zullen voordoen;
overwegende dat Nederland bijzonder kwetsbaar is voor zowel overstromingen als voor
droogte;
overwegende dat veel burgers en veel overheden zich onvoldoende bewust zijn van de
(financiële) risico's die ze lopen door toenemende weerextremen;
constaterende dat de financiële schade door de gevolgen van weerextremen voor zowel
bedrijven als particulieren vaak onverzekerd is en ook niet of slechts gedeeltelijk
worden gedekt door de WTS;
verzoekt de regering te onderzoeken welke grote dekkingsgaten er tussen WTS en de
nu gebruikelijke verzekeringen zijn en hoe dit het beste is op te lossen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24 (35 000 J).
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En dan nog twee vragen. De eerste gaat over de Kaderrichtlijn Water. Ik hoor de Minister
zeggen dat er op dit moment nog geen normen zijn voor microplastics en ik wil graag
van haar weten of zij zich in Europa wel wil gaan inzetten voor normen voor microplastics
binnen de Kaderrichtlijn Water.
Met betrekking tot PFOA dat bij de productie van GenX vrijkomt, ben ik heel benieuwd
naar de antwoorden van de Minister in tweede termijn. Dank voor dit debat.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Dik-Faber. Zij spreekt namens de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor de beantwoording van alle
vragen die zijn gesteld. Ik heb nog twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat medicijnresten in water een belangrijk onderdeel is van de green
deal duurzame zorg;
overwegende dat zuivering door rioolwaterzuiveringsinstallaties belangrijk is om het
doel te realiseren;
verzoekt de regering concreet te maken op welke termijn de acties uit de green deal
uitgevoerd zullen zijn, wanneer de rioolwaterzuiveringsinstallaties medicijnresten
gaan zuiveren en wat het effect zal zijn op de concentraties in het water,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en De Groot. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26 (35 000 J).
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
En dan de tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat nieuwe, meer milieuvriendelijke gewasbeschermingsmiddelen voor de
landbouw in grondwaterbeschermingsgebieden onvoldoende door de markt worden opgepakt
omdat er meerkosten aan verbonden zijn;
overwegende dat daardoor boeren in grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen zijn
op verouderde middelen;
verzoekt de regering zich in te spannen voor snellere toelating van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen
in grondwaterbeschermingsgebieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 27 (35 000 J).
Dank u wel.
Ik heb in totaal twintig moties en één amendement geteld. Ik stel voor dat we eventjes
schorsen, want die moeten even bekeken worden. We schorsen tot 18.00 uur. Dank u wel.
De vergadering wordt van 17.43 uur tot 18.03 uur geschorst.
De voorzitter:
Dank voor het geduld. We gaan verder met de tweede termijn. De Minister zal haar oordeel
over, haar appreciatie van de ingediende moties geven. Dat zijn er twintig. Er is
ook een amendement ingediend door 50PLUS. Misschien is het voor de volgorde goed om
dat ook nog eventjes te benoemen. Het is ontraden, maar misschien kan de Minister
de reden nog geven, dan hebben we het hele verhaal achter elkaar. Ik geef de Minister
het woord.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het amendement (35 000-XII, nr. 19) had ik al ontraden, vanwege een niet-deugdelijke dekking. Mevrouw Van Brenk heeft
daarna gevraagd: als ik een andere dekking heb, steunt u het dan wel? Ik heb gezegd:
dat is niet nodig, want we hebben voldoende budgetten voor dergelijke innovatieve
projecten. Ik blijf dus bij mijn oordeel «ontraden».
Ik ga de moties een voor een langs. Daarna heb ik nog een paar antwoorden op vragen,
maar wat ik nog te beantwoorden heb, is alleszins overzichtelijk. De motie op stuk
nr. 8 over de concrete waterprojecten kan ik oordeel Kamer geven. De motie op stuk
nr. 9 kan ik overnemen, mits...
De voorzitter:
Bij een wetgevingsoverleg kunnen moties niet worden overgenomen, dus dan is de motie
ook aan het oordeel van de Kamer, denk ik.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Als ik de motie overneem, heb ik helemaal mijn eigen voorwaarden, maar als ik de motie
oordeel Kamer geef, zal ik die er toch even bij vermelden, zodat u ook weet hoe ik
de motie opvat. In de motie wordt verzocht om de Kamer regelmatig te informeren over
de Markermeerdijken. Ik kan oordeel Kamer geven, mits ik de motie als volgt mag uitleggen.
Via de reguliere halfjaarlijkse voortgangsrapportage over het Hoogwaterbeschermingsprogramma-2
zal ik de Kamer twee keer per jaar informeren over planning en budget van alle HWBP-2-projecten,
dus inclusief de Markermeerdijken. Provinciale staten hebben een motie om burgers
te betrekken bij de verdere uitwerking van het projectplan Markermeerdijken aangenomen.
Die motie zal uitgevoerd worden door het waterschap en de provincie zal daar toezicht
op houden. Als ik de motie zo mag uitleggen, kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Als indiener ga ik akkoord met die uitleg.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 10, waarin de regering wordt verzocht om één coördinerend
Minister aan te wijzen met betrekking tot de veenbodemdaling en een vervolgonderzoek
te doen. Ik vind het een hele sympathieke motie, maar ik vind haar wel ontijdig, omdat
u binnenkort nog antwoorden ontvangt, onder andere van BZK en LNV. Ik vind dat het
kabinet zich daar echt gezamenlijk een oordeel over moet kunnen vormen, dus ik wil
hier nu nog geen oordeel over uitspreken. Ik verzoek de indiener dus om de motie aan
te houden tot ik er contact met de collega's over heb kunnen hebben.
De heer Geurts (CDA):
En als de motie niet aangehouden wordt door de indiener?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan ontraad ik haar, omdat ik haar echt ontijdig vind.
De heer Geurts (CDA):
Dan ga ik daar nog eens even over nadenken.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 10 wordt mogelijk aangehouden. Meneer Geurts denkt er nog even
over na of hij haar aanhoudt of niet. Als zij in stemming komt, wordt zij ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 11, waarin de regering wordt verzocht spoedig
een wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen waarbij waterschappen de mogelijkheid
krijgen om meer energie op te wekken. De heer Geurts gaf het zelf eigenlijk al aan.
Ik zou hem graag hetzelfde verzoek doen als zo-even, namelijk om de motie aan te houden,
omdat we daarover de gesprekken voeren. Het klimaatakkoord loopt ook. Ik denk dus
dat we op niet al te lange termijn duidelijkheid kunnen geven. Tot die tijd zie ik
graag dat de motie wordt aangehouden.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter, de motie op stuk nr. 11 zal ik aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor zijn motie (35 000 J, nr. 11) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie-De Groot op stuk nr. 12, waarin de regering wordt verzocht
om de lessen uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier mee te nemen in het Hoogwaterbeschermingsplan.
Die motie geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ik kom nog even terug op de motie op stuk nr. 11. Die is aangehouden, maar wat is
het oordeel van de Minister als zij in stemming komt?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik dacht dat de heer Geurts daarvan al aangaf dat hij die wilde aanhouden. Dus dan
hoef ik daar het hoofd niet meer over te buigen.
De voorzitter:
Oké, dan gaan we verder met de motie-De Groot op stuk nr. 12. Ja, dit is ook nieuw
voor mij.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat geeft niets, we gaan gewoon vrolijk door.
Over de motie op stuk nr. 12 had ik oordeel Kamer gegeven.
De motie-De Groot op stuk nr. 13 gaat over de verzegeling van de vuilwatertank in
de pleziervaart. Ik zou graag van hem horen of hij het ermee eens is dat het dan moet
gaan om plezierjachten zonder zuivering aan boord. Anders kan ik het niet uitvoeren.
Als ik het zo mag lezen, kan ik de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Meneer De Groot, bedoelt u dat ook?
De heer De Groot (D66):
Zeker. Zo kunt u de motie lezen. Dank u wel.
De voorzitter:
Ja. Dan is de motie op stuk nr. 13 oordeel Kamer gegeven.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie-Van Brenk op stuk nr. 14. Die verzoekt de regering zich op
te blijven stellen als visitekaartje voor SDG 6. Nu zegt u misschien weer dat ik geen
moties kan overnemen, maar die is eigenlijk ondersteuning van beleid. Die is dus overbodig.
De voorzitter:
Overbodig, en dat betekent?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, dan ontraad ik haar. Dat is wel raar, want ik steun het wel heel erg. Maar als
wij dingen gaan bevestigen die wij toch met z'n allen al vinden... Het rare is een
beetje dat je bij een wetgevingsoverleg een motie niet kunt overnemen.
De voorzitter:
Die kan overbodig zijn, ontraden worden of oordeel Kamer gegeven worden als de Kamer
daar een uitspraak over wil. Mevrouw Van Brenk, wat wilt u?
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik wil natuurlijk dat de Minister de motie overneemt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Maar dat kan niet.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dan zou ik zeggen: oordeel Kamer. Dat lijkt mij toch het minst. Ja, dit is zo sympathiek.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, het is wel heel sympathiek, maar ik moet toch uw regels volgen. Dus ik kan in
dit geval niet anders. Wellicht kunt u het nog een keer ergens anders proberen, maar
in dit wetgevingsoverleg kan ik de motie niet overnemen. Dus: wordt ontraden.
De voorzitter:
Ontraden. We volgen even de procedure zoals die hoort.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Misschien wordt mevrouw Van Brenk dan blij van de motie op stuk nr. 15, want die kan
ik oordeel Kamer geven. Die heeft betrekking op de legionellaonderzoeken et cetera.
De motie-Van Brenk op stuk nr. 16 wil ik ontraden, want die verzoekt de regering de
knelpunten met spoed ter hand te nemen. Wij gaan het wel zelf analyseren, maar wij
gaan niet zelf de knelpunten ter hand nemen. Om die reden ontraad ik haar.
Dan kom ik bij de motie-Teunissen op stuk nr. 17. Die verzoekt de regering om vergroening
te stimuleren door het als een van de criteria op te nemen. Ik kijk nog even naar
mevrouw Teunissen. Als ik de motie zo mag lezen dat het niet per se bij ieder project
moet zijn... Want dan kan het natuurlijk niet; er zullen ook projecten zijn waarbij
het niet van toepassing is. Maar als u zegt dat het een van de dingen is die afgewogen
moet worden, kan ik de motie oordeel Kamer geven.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De uitleg van de Minister was tevens ook de strekking die ik bedacht voor de motie.
Dus ik ben het er helemaal mee eens.
De voorzitter:
Ik begrijp dat die daarmee, met de uitleg van de Minister, oordeel Kamer heeft?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja.
Dan kom ik bij de motie-Teunissen op stuk nr. 18. Daarover is mijn advies aanhouden,
want dit valt onder het bronbeleid en dat zit in de portefeuille van de Staatssecretaris.
Hetzelfde geldt voor de motie-Teunissen op stuk nr. 19 over de rubbergranulaatkorrels.
Dat is ook een bronaanpak en dat ligt ook op het terrein van de Staatssecretaris.
Dus ook graag aanhouden.
De voorzitter:
Ik kijk naar mevrouw Teunissen. Over de ballonnen en over rubberkorrels, gaat u die
aanhouden?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Daarover ga ik nog even in beraadslaging met mijn fractie.
De voorzitter:
Anders is het oordeel van de Minister?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Anders moet ik ze nu ontraden omdat ze op het terrein van de Staatssecretaris liggen.
Dan kom ik bij de motie-Laçin op stuk nr. 20. Die moet ik ook ontraden, want de ILT
kan niet REACH-dossiers gaan controleren. De ILT ziet toe op nationale uitvoering
van REACH. Dit loopt overigens ook via de Staatssecretaris. Zij is ook bezig met verbetervoorstellen
in EU-verband. Dus als u daar nog nadere vragen over heeft, moet ik toch echt ook
naar de Staatssecretaris verwijzen.
De voorzitter:
Meneer Laçin, het is ook uw motie.
De heer Laçin (SP):
Ja, ja, daarom voorzitter. Volgens mij klopt het niet wat de Minister zegt. De ILT
gaat daadwerkelijk over de dossiers die in Nederland worden aangeleverd, om die te
beoordelen. Dat is de strekking van deze motie. Het gaat er niet om dat de ILT alle
Europese dossiers gaat controleren, maar de dossiers die in Nederland komen, voor
producten die hier in gebruik worden genomen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan is de motie volgens mij overbodig, want dat doet de ILT al. Die kijkt al naar
de Nederlandse dossiers.
De heer Laçin (SP):
De vraag is of ze dat actiever kunnen doen, omdat het Europese chemieagentschap nu
een seintje geeft en de ILT daarop wacht. De vraag in deze motie is: kan de ILT niet
zelf met meerdere dossiers aan de slag? Als we op het Europese chemieagentschap gaan
wachten, dan krijgen we dus bijna geen signalen, is de conclusie vanuit het onderzoek.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik blijf toch bij het advies «ontraden», omdat ik hier niet kan voorsorteren op hoeveel
dossiers de ILT moet behandelen. Ze moeten ook wel worden aangedragen. We kunnen daar
niet zelf zomaar meer van gaan maken.
De voorzitter:
Dan komen we bij de motie-Laçin/Teunissen op stuk nr. 21, over de Omgevingswet en
lozingen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Die motie heeft betrekking op de Omgevingswet en dat is de portefeuille van de Minister
van BZK. Om die reden ontraad ik de motie.
Dan kom ik bij de motie-Kröger c.s. op stuk nr. 22, waarin de regering wordt verzocht
een overzicht te maken van de stappen rondom de zandwinning in het IJsselmeer en de
Kamer daarover te informeren. Die kan ik oordeel Kamer geven.
Bij de motie-Kröger c.s. op stuk nr. 23, met het verzoek om bij de aanpak opkomende
stoffen speciale aandacht te besteden aan het ontstaan van potentieel zeer zorgwekkende
stoffen had ik geschreven: dit is eigenlijk niks nieuws, dus die kan ik overnemen.
Maar dan geldt hetzelfde als wat ik net bij de motie van mevrouw Van Brenk had, namelijk
dat overnemen niet kan. En dus moet ik de motie ontraden, omdat die overbodig is.
Het is niet anders.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij is er dan toch een beetje een misverstand, want in de aanpak opkomende
stoffen, zoals die met de Kamer is gedeeld, is er op dit moment niet specifiek aandacht
voor stoffen die ontstaan in productieprocessen. Dit gaat niet om stoffen die een
bedrijf actief wil produceren, maar om stoffen die ontstaan in het reactorvat of later,
in de afvallozing. Daar moeten we aandacht voor hebben. Ik kan me voorstellen dat
de Minister denkt: hier moet ik even over nadenken. Dus ik kan de motie ook aanhouden,
waarbij de Minister een brief toezegt waarin op deze thematiek wordt ingegaan. Daar
gaat het specifiek om.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Om daar nu weer in een brief specifiek op terug te komen... «Al dan niet in een vat»:
dat moet toch gewoon in het proces meegenomen zijn. Dus ik blijf er toch bij dat het
op zich niet nieuw is. Ik zou de motie hebben kunnen overnemen, maar moet deze ontraden,
omdat dit een wetgevingsoverleg is.
Dan de motie-Kröger/Smeulders op stuk nr. 24 over klimaatadaptief bouwen. Op dat punt
kan ik mevrouw Kröger wel weer wat blijer maken, want die motie kan ik oordeel Kamer
geven.
De motie-Kröger op stuk nr. 25 gaat over dekkingsgaten tussen de WTS en de nu gebruikelijke
verzekeringen. Daarvan heb ik gezegd dat ik het onderzoek niet nodig vind. Ik heb
wel toegezegd dat ik graag met de verzekeraars nog eens in gesprek ga over de vraag
hoe zij daar meer duidelijkheid over kunnen bieden. Dus die toezegging hebt u, maar
ik vind deze motie niet nodig en die ga ik dus ontraden.
Dan kom ik bij de motie-Dik-Faber/De Groot op stuk nr. 26, waarin de regering wordt
verzocht om concreet te maken op welke termijn de acties uit de green deal uitgevoerd
zullen zijn. Die motie kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De laatste motie is de motie-Dik-Faber op stuk nr. 27, over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Omdat dit echt ook het beleidsterrein is van de Minister van LNV, zou ik willen voorstellen
om deze motie aan te houden, zodat zij daar ook het hare van kan vinden.
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De Minister van LNV en volgens mij ook de Staatssecretaris van IenW en deze Minister:
er is hier een hele delegatie bij betrokken. Ik zal de motie aanhouden in afwachting
van de brieven die ongetwijfeld naar de Kamer zullen komen.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor haar motie (35 000 J, nr. 27) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan heeft de Minister nog een aantal vragen gekregen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het was redelijk overzichtelijk. Het pleidooi van de heer Geurts was om toch vooral
te hopen dat 2019 een heel saai jaar zal worden op het gebied van water en klimaat.
Dat lijkt mij uitstekend, want we zitten allemaal niet te wachten op nog meer records
die sneuvelen. Maar dat hebben we niet in de hand, dus we moeten wel zorgen dat we
voorbereid zijn.
Dan is er nog gevraagd naar de Kaderrichtlijn Water en de fitnesscheck. Is daarover
al een positie ingenomen? Dat is niet het geval. Op dit moment vindt er ambtelijk
overleg plaats, de eerste sonderingen met andere lidstaten, maar standpunten worden
er nog niet ingenomen.
Over de Waddenautoriteit heb ik u aangegeven dat de planning in het voorjaar komt.
Dan zal dus ook verdere invulling worden gegeven aan het vervolgproces.
Dan heb ik nog de waterschappen en het grondwater. De waterschappen zijn bevoegd gezag
voor de kleine onttrekkingen en het peilbeheer, de peilbesluiten. De waterschappen
hebben, zoals u ook heeft vermeld, een zorgplicht om schade aan functies zo veel mogelijk
te voorkomen. Als het waterschap zijn taak goed heeft uitgeoefend en dus een zorgvuldige
belangenafweging heeft gedaan, en als het maatregelen heeft genomen om schade te voorkomen,
dan zal het waterschap niet aansprakelijk worden gehouden. Maar uiteindelijk is de
beslissing daarover aan de rechter. Die moet dat toetsen.
Dan is er nog gevraagd naar de versnellingstafel.
De voorzitter:
Op het punt hiervoor, meneer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Over de Kaderrichtlijn Water. Ik begrijp dat er verkennende gesprekken zijn, maar
er zijn nog geen posities ingenomen en geen papers en dat soort dingen ingediend door
Nederland.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat klopt. Dat wordt verwacht in het voorjaar. Verwacht wordt dat we rond april of
mei zover zijn dat er papers komen.
De versnellingstafel. 14 januari was de eerste versnellingstafel stoffen. De ambitie
zit in het uitvoeringsprogramma opkomende stoffen en medicijnresten. Ik zal de voortgang
bewaken en eventuele nieuwe acties voor de vergunningverlening et cetera in beeld
brengen.
Dan is er nog gevraagd of de microplastics meegenomen kunnen worden in de Kaderrichtlijn
Water. Dat is geen stof waarvoor de Kaderrichtlijn Water normering kan stellen. Dat
moet meegenomen worden in de bronaanpak zwerfvuil. Ik zal uw verzoek overbrengen aan
de Staatssecretaris die daarover gaat.
Voorzitter. Dan ben ik, denk ik, ook door de vragen heen.
De voorzitter:
Aanvullende vragen? Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik mis sowieso een antwoord op de vraag die ik had over PFOA
als stof die vrijkomt in de productie van GenX. Dat was een vraag die stond.
Met betrekking tot die Kaderrichtlijn Water zei de Minister in eerste termijn: op
dit moment zitten microplastics niet in de Kaderrichtlijn Water en zijn daar geen
normen voor. Vervolgens was mijn vraag of Nederland zich in Europa wil inzetten om
microplastics onderdeel te maken van de Kaderrichtlijn Water. Dan zegt de Minister
dat dat niet mogelijk is. Dat is niet wat ik begrijp vanuit het Europese veld.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan lijkt het me verstandig dat we daar nog even goed naar kijken. Het is nu in ieder
geval niet een mogelijkheid, omdat het geen onderdeel is van de Kaderrichtlijn Water.
Als we dat in de toekomst anders zouden willen... Ik krijg door dat het meegenomen
zou kunnen worden in de bronaanpak van het zwerfvuil, maar laten we dan nog even heel
precies nagaan, ook in samenspraak met de Staatssecretaris, waar dat het beste belegd
zou kunnen worden.
U had gelijk over PFOA, mevrouw Kröger. Ik dacht straks te zien dat u knikte toen
ik zei: ik ga proberen dat in tweede termijn te beantwoorden. Maar ik wil het graag
heel precies doen en stel u voor dat ik dat toch schriftelijk ga doen, op zo kort
mogelijke termijn.
De voorzitter:
De heer Laçin nog kort. Allemaal één vraag en daarna zijn we klaar.
De heer Laçin (SP):
Ik neem aan dat mijn punt over de provincie wordt meegenomen in die brief.
Ik had nog een vraag gesteld over het varend ontgassen en over de stoffen in Duitsland.
Kunnen we dat hier implementeren?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik had al het idee dat hier twee dingen langs elkaar heen liepen en dat uw vraag inderdaad
betrekking had op Duitsland en de verschillende benzineachtige types. Zoals ik al
had gezegd, zou ik in een brief informatie geven voor het algemeen overleg Maritieme
zaken. Ik stel voor dat ik deze specifieke vervolgvraag van u daar ook in meeneem.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik hoor dat de brief nog komt over PFOA bij Chemours, hoe het nou zit en of het daadwerkelijk
vergund is of niet. Ik zie dat het RIVM ook dingen roept over dat de stoffen wel vergund
worden tijdens het productieproces, dus ik ben wel nieuwsgierig: was PFOA dat vrijkomt
bij het productieproces nu wel of niet vergund bij Chemours?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb al toegezegd aan uw twee collega's om dat zo zorgvuldig en duidelijk mogelijk
in een brief aan uw Kamer op te schrijven.
De voorzitter:
Waren dat uw antwoorden? Dan heb ik een aantal toezeggingen genoteerd. Het is een
hele waslijst, vijftien stuks, dus let goed op. Daar ga ik.
– In het voorjaar van 2019 wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het kennisprogramma
klimaatverandering.
– In het voorjaar van 2019 zal de Minister de Kamer informeren over de aanbevelingen
die voortkomen uit de beleidstafel droogte.
– De Minister zal in gesprek gaan met de verzekeraars over de risico's van klimaatschade
en de invulling van verzekeringen bij waterschade.
De vraag bij een aantal van deze toezeggingen is: wanneer? Misschien is het het beste
als we één datum hebben voor alles.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
In ieder geval voor het volgende algemeen overleg Water, maar ik ga er niet langer
over doen dan noodzakelijk is. We gaan gewoon een overleg plannen. Mevrouw Kröger
had het eigenlijk iets specifieker over het gat tussen de twee verzekeringen. Daarover
ga ik het gesprek voeren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En daar krijgen we een brief over, neem ik aan.
De voorzitter:
Ja, want wat ik voorlees, de toezeggingen, zijn allemaal dingen die schriftelijk worden
bevestigd.
– De Minister zal de Kamer informeren over de situatie in Arnhem met betrekking tot
het bouwen in de uiterwaarden en de Beleidsregels grote rivieren.
Wanneer?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Voor de kerst.
De voorzitter:
Dat is al snel.
– De Minister zal de Kamer informeren over de uitkomsten van haar pogingen om meer landen
te betrekken bij de klimaatadaptatietop. Daar ben ik blij mee.
– De Minister streeft ernaar om de Kamer begin 2019 te informeren over de voortgang
van de vorming van één beheerautoriteit Waddenzee en zal daarnaast de contouren van
de beheerautoriteit schetsen in een brief.
– De Minister zal de Kamer nader informeren over de visvrije zone bij het Haringvliet.
Dat was een vraag van D66.
Wanneer?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat moet ik even in afstemming met de collega van LNV doen. Laat ik zeggen begin 2019.
Ik durf niet met zekerheid «voor de kerst» te zeggen. Begin 2019.
De voorzitter:
Het komt eraan.
– De Minister zal in een brief het proces dat doorlopen is rondom de zandwinningslocatie
in het IJsselmeer uiteenzetten.
Er komt dus een brief...
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Voor de kerst.
De voorzitter:
Oké, dat is ook weer snel.
– Voor het volgende algemeen overleg Water zal de Minister de Kamer informeren over
de voortgang van de aanpak van de knelpunten in de samenwerking tussen overheden in
de afvalwaterketen.
– Medio 2019 of zo veel eerder als mogelijk zal de Kamer worden geïnformeerd over de
mogelijkheden om preventieve voorschriften in de regelgeving voor legionella bij rwzi's,
rioolwaterzuiveringsinstallaties, en afvalwateringzuiveringsinstallaties van bedrijven
op te nemen.
Daar bent u het mee eens? Dat is het geval, mooi.
– De vraag met betrekking tot de ontgassingsinstallaties – hoeveel zijn er nodig? –
zal worden beantwoord in een brief die voor het AO Maritiem in december aan de Kamer
wordt gestuurd. De specifieke vervolgvraag van de heer Laçin zal hierin worden meegenomen.
– De Minister zal met haar collega van Justitie en Veiligheid overleggen over artikel 351
van het Wetboek van Strafrecht en de Kamer over de uitkomsten informeren. Dat was
een vraag van de heer Geurts.
– De Minister zal de Kamer informeren over de relatie tussen GenX en PFOA.
Wanneer ongeveer?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat ga ik ook snel doen, dus ook voor de kerst.
De voorzitter:
Voor de kerst.
– De Minister zal de Kamer in een brief haar reactie sturen op de brandbrief die gestuurd
is door de Stichting Veteranenziekte. Volgens mij was dat een vraag van mevrouw Van
Brenk en mevrouw Teunissen.
Wanneer komt die brief?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Welja, we doen het allemaal voor de kerst. We werken gewoon even door.
De voorzitter:
En de laatste. Jullie hebben echt iets te vieren onder de kerstboom!
– De Minister gaat samen met de Staatssecretaris in gesprek over de mogelijkheden om
microplastics onderdeel te laten zijn van de Kaderrichtlijn Water.
Dat zijn de vijftien toezeggingen. Er zijn twintig moties en één amendement ingediend.
Over die moties en het amendement gaan wij op 4 december stemmen. Een korte nabrander
van de heer De Groot. Is die echt nodig?
De heer De Groot (D66):
Ik hoop het niet. Misschien heb ik het gewoon gemist, namelijk de toezegging om met
de collega van VWS in gesprek te gaan over de breng-mij-terugsticker op de verpakkingen
van medicijnen en de Kamer daarover te informeren.
De voorzitter:
Voor de kerst!
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar moet ik voor de zekerheid over zeggen: begin 2019. Over dingen die ik zelf in
de hand heb durf ik wel te zeggen «voor de kerst», maar als er een collega bij betrokken
is, pak ik voor de zekerheid liever iets meer tijd.
De voorzitter:
Ik dank de Minister en de ondersteuning. Ik dank iedereen die interesse had in dit
WGO en ik dank de collega's.
Sluiting 18.28 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M.Y. Israel, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 33 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 5 | Tegen |
50PLUS | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.