Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 19 november 2018, over OCW-begroting onderdeel Cultuur
35 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019
Nr. 118
                   VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
            
Vastgesteld 30 november 2018
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 19 november 2018
                  overleg gevoerd met mevrouw Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
                  over:
               
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs,
                           Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019 (Kamerstuk 35 000 VIII);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 oktober 2018
                           inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 15);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 oktober 2018 inzake voortgang
                           internationaal cultuurbeleid (Kamerstuk 31 482, nr. 106);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 oktober 2018
                           inzake voortgang cultuur in een open samenleving (Kamerstuk 
                           32 820, nr. 274);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 16 oktober 2018
                           inzake reactie op verzoek commissie inzake het bericht dat historische kerk Amstelveen
                           in de as is gelegd (Kamerstuk 32 820, nr. 273);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
                           d.d. 11 oktober 2018 inzake elke leerling naar het parlement (Kamerstuk 31 289, nr. 376);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 5 juli 2018 inzake
                           aankondiging reactie op de motie van het lid Diertens over bibliotheken in Caribisch
                           Nederland (Kamerstuk 30 012, nr. 91);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 juli 2018 inzake
                           eerste reactie op advies van de Raad voor Cultuur «Zicht op zo veel meer» over het
                           Nederlands cultureel audiovisueel aanbod (Kamerstuk 32 820, nr. 249);
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 25 mei
                           2018 inzake huisvesting Regionale Historische Centra (Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 136);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 november 2018
                           inzake SCP-rapport «Het Culturele Leven: 10 culturele domeinen bezien vanuit 14 kernthema's»
                           (Kamerstuk 32 820, nr. 275).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De griffier van de commissie, De Kler
Voorzitter: Tellegen
Griffier: Bosnjakovic
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Aartsen, Asscher, Bergkamp, Martin Bosma,
                  Dik-Faber, Ellemeet, Geluk-Poortvliet, Kwint, Tellegen en Teunissen,
               
en mevrouw Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanvang 11.01 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering. Welkom bij de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
                     We gaan het vandaag in een wetgevingsoverleg hebben over cultuur.
                  
Hartelijk welkom aan de Minister en haar ambtenaren en hartelijk welkom aan alle mensen
                     die hier fysiek aanwezig zijn op de publieke tribune, maar er zijn ongetwijfeld ook
                     nog mensen die op een andere manier naar ons luisteren. En een hartelijk welkom aan
                     mijn collega's. Er zijn nog twee stoelen leeg, maar die worden straks bezet door de
                     heer Kwint en mevrouw Dik-Faber.
                  
U heeft allen een vaste spreektijd, namelijk die van de begrotingsregels. U zit ook
                     allen op de begrotingsvolgorde. En dan is het zomaar het geval dat de heer Bosma volgens
                     die volgorde mag aftrappen namens de PVV. Aan u het woord.
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik dacht dat we op volgorde van relevantie spraken, voorzitter. U had het over stoelen
                     die nog leeg waren. Mag ik vaststellen dat we op nieuwe stoelen zitten? Ik heb nog
                     nooit zo recht en zo heerlijk gezeten. Dank dat u dat gedaan heeft, voorzitter.
                  
We hebben tien minuten geloof ik.
De voorzitter:
U heeft tien minuten.
De heer Martin Bosma (PVV):
Oef, hoe krijg ik het vol, voorzitter.
De voorzitter:
U mag ook korter spreken.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat weet ik. Ik ga mijn best doen, voorzitter.
Het is goed dat we praten over onze cultuur, want onze cultuur ligt onder vuur. Om
                     te beginnen natuurlijk door het beleid van massa-immigratie dat autochtone Nederlanders
                     tot een minderheid in eigen land gaat maken. Hoezo kunnen we straks onze cultuur handhaven
                     binnen Hollandistan? Niet dus!
                  
Op korte termijn komt de bedreiging van de zwartraciale activisten en hun linkse slaafjes.
                     Een heel klein groepje activisten met een obsessie voor huidskleur heeft de frontale
                     aanval geopend op de symbolen van de westerse cultuur. Zij pretenderen te spreken
                     voor heel zwart Nederland. Dat moet uiteindelijk eindigen in herstelbetalingen vanwege
                     de slavernij en banenquota tegen blanken, zoals in Zuid-Afrika onder het ANC met 118
                     antiblanke rassenwetten. Het eindspel is daarmee duidelijk en op weg daarnaartoe worden
                     allerlei kleinere eisen gelanceerd met veel gevoel voor drama. De media zijn volledig
                     op hun hand. Er is blank en dat deugt niet, en is schuldig aan alles wat verkeerd
                     is. Er is zwart en dat is zielig, en dient met de grootst mogelijke nederigheid bejegend
                     te worden.
                  
Overal moeten symbolen van de westerse cultuur worden aangepakt: ons schitterende
                     VOC-verleden, straatnaambordjes, standbeelden, dodenherdenking 4 mei, het Wilhelmus,
                     kerstmis, kerstmarkten die wintermarkten worden, paaseieren worden verstopeieren,
                     het lentefeest in plaats van het paasfeest. Ik mocht als ondervoorzitter van deze
                     Kamer een krans leggen bij de Indiëherdenking te Roermond. Ik kreeg meteen een aangifte
                     aan mijn broek van activisten. Een krans leggen voor Nederlanders die vielen, is blijkbaar
                     ook racisme tegenwoordig. Er is echt aangifte tegen mij gedaan. Helden zoals Witte
                     de Wit of Michiel de Ruyter die hun hele leven onze vlag hooghielden op alle zeven
                     wereldzeeën moeten verdwijnen uit onze geschiedenis.
                  
En het is nooit genoeg. Er komen steeds weer nieuwe eisen. Niet alleen Zwarte Piet
                     moet kapot maar ook de roetveegpiet deugt niet. In NRC Handelsblad, het lijfblad van
                     activistisch Nederland, lezen we nu over een nieuwe Sinterklaas zonder enige Piet
                     en zonder stoomboot, want dat zal ook wel weer racistisch zijn of zoiets. Het plan
                     wordt in ontvangst genomen door Dieuwertje Blok, want het ook het Sinterklaasjournaal
                     is op de hand van de activisten.
                  
De heer Asscher (PvdA):
Ik vraag me af wanneer de heer Bosma afstand gaat nemen van racisme dat niet in theorie
                     plaatsvindt, maar dat we allen hebben kunnen horen. Dronken types die eieren gooien,
                     blikjes bier en bananen, die mensen uitschelden voor zwarte stinkhoer, die «daar moet
                     een zwarte piemel in» staan te scanderen tegen mensen die gebruikmaken van hun demonstratierecht,
                     dat ook bij de tradities van ons recht hoort. Ik hoor een klaagzang over wat er allemaal
                     moet veranderen, maar dit weekend gebeurde dat in Nederland. We hebben de beelden
                     daarvan kunnen zien. Als je voor de vrijheid bent, moet je ook de vrijheid van demonstratie
                     verdedigen; een grondrecht in dit land waar u een eed op hebt gezworen.
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Wanneer ik afstand neem van geweld en racisme? Dat doe ik bij dezen. Dat is altijd
                     zo. Dat is gewoon standaard. De Partij van de Arbeid zou eens afstand kunnen nemen
                     van het geweld van deze zwarte activisten, die allemaal constant blanken in een hoek
                     zetten en blanken van alles verwijten. De Partij van de Arbeid zou eens afstand kunnen
                     nemen van mensen die zeggen dat alle blanken op elkaar lijken, zoals deze activisten
                     doen. De activisten kiezen voor Mugabe en hebben gore racistische opmerkingen rondom
                     de MH17. Daar hoor ik de Partij van de Arbeid niet over, net zoals ik de Partij van
                     de Arbeid niet hoor over Jeremy Corbyn, de antisemitische leider van Labour die gewoon
                     door meneer Asscher wordt ontvangen. Als we afstand gaan nemen van racisme, nodig
                     ik de heer Asscher graag uit om afstand te nemen van de heer Corbyn. Ik vind het leuk
                     dat de Partij van de Arbeid zich nu inzet voor demonstratierechten en schermt met
                     grondrechten. Mag ik eraan herinneren dat de Partij van de Arbeid bij monde van haar
                     toenmalige voorzitter, mevrouw Ploumen, heeft opgeroepen tot het verstoren van kerkdiensten?
                     Het bezoeken van een kerkdienst is volgens mij ook een grondrecht. Mag ik eraan herinneren
                     dat die Diederik Samsom ook alles heeft geblokkeerd wat los- en vastzit. Hij is daarvoor
                     tien keer gearresteerd. Daarmee word je gewoon leider van de Partij van de Arbeid,
                     tot je een mes in de rug krijgt van meneer Asscher.
                  
De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter, het is een lang antwoord, het is een slap antwoord, het is een laf antwoord.
                     Ik vraag niet om allerlei andere voorbeelden van dingen waar de heer Bosma zich aan
                     ergert. Ik vraag hem te reageren op wat we dit weekend hebben gezien. Helemaal aan
                     het begin zei hij: wij zijn standaard tegen geweld en racisme. Dat bent u helemaal
                     niet. U mist nu de kans om zich uit te spreken over wat er dit weekend is gebeurd.
                     Er staan mensen met een bordje omhoog met een mening waar de heer Bosma het misschien
                     niet mee eens is, die deze verwensingen naar hun hoofd krijgen. Ze krijgen eieren
                     naar hun hoofd. Ze krijgen bananen naar hun hoofd. Ze worden op een schandelijke manier
                     uitgescholden. U vindt het allemaal veel minder erg dan alle anderen. De rest van
                     uw betoog is wat dat betreft totaal overbodig. U bent helemaal niet geïnteresseerd
                     in vrijheid. U bent alleen geïnteresseerd in uw eigen verhaal.
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Nee, ik heb duidelijk gezegd wat ik vind. De heer Asscher weet dat ik altijd afstand
                     neem van geweld en racisme. Ik stel wel vast dat de heer Asscher volledig hypocriet
                     is. Ik heb net allerlei voorbeelden gegeven en gezegd: zie het gedrag van Diederik
                     Samsom. Hij is tien keer gearresteerd. Zie het feit dat meneer Asscher een enorm nummer
                     maakt van een actie van Pegida. Dan horen we hem niet over demonstratierecht. Als
                     een demonstratie van Pegida in Utrecht verstoord wordt door honderden boze allochtonen,
                     dan horen we meneer Asscher niet. Meneer Asscher is alleen voor democratie als het
                     in zijn linkse straatje past. Laten we niet vergeten dat de Partij van de Arbeid heeft
                     opgeroepen tot het blokkeren van kerncentrales en tot het blokkeren van het Shellkantoor
                     in Amsterdam-Noord. Overal vecht de Partij van de Arbeid tegen onze democratie. Mag
                     ik herinneren aan de brief van meneer Koole in 2004 – toen was hij voorzitter van
                     de Partij van de Arbeid – waarin hij zich uitsprak voor burgerlijke ongehoorzaamheid
                     en waarin hij schreef dat het beleid van mevrouw Verdonk niet moest worden uitgevoerd.
                     Dus de Partij van de Arbeid kan me iets. De Partij van de Arbeid doet aan bestuurlijke
                     ongehoorzaamheid...
                  
De voorzitter:
Meneer Bosma, dank.
De heer Martin Bosma (PVV):
... en burgerlijke ongehoorzaamheid en is volslagen hypocriet.
Voorzitter. Het is ronduit schokkend te moeten vaststellen dat de elites van Nederland
                     het wereldbeeld van radicalen blind overnemen. De leidende kringen van de media, de
                     universiteiten, het subsidiewezen, de bestuurselite, de rechterlijke macht, de topambtenaren,
                     de kerken et cetera; ze lopen allemaal erachteraan. De elites zien in Zwarte Piet
                     iets van de tokkies, de onderklasse, het grauw, het plebs, de deplorables, iets wat
                     bestreden moet worden. De cultuuroorlog is in de eerste plaats een vorm van klassenstrijd.
                     In het verlengde daarvan voert de Staat al jarenlang een keiharde oorlog tegen Zwarte
                     Piet. In 2006 werd in Amsterdam door de gemeente – wie was er toen wethouder Jeugd?
                     – het christelijke kruis van de mijter van Sinterklaas verwijderd, vanwege de multiculturele
                     samenleving. Het CDA stelde er terecht Kamervragen over. Daarna volgde de campagne
                     van de NPO, in het bijzonder van Jeroen Pauw, die al jarenlang alleen maar Piethaters
                     aan het woord laat. Voor andere meningen is er geen plaats. De NTR, geleid door de
                     zoon van de voormalige Hoofdpiet, Piet Römer, verwijdert Zwarte Piet uit het Sinterklaasjournaal.
                     Ze maken daar wel het Ramadanjournaal. En dan zien we Minister Asscher, die indertijd
                     in achterkamertjes van zijn ministerie het Pietenoverleg opzette, teneinde allerlei
                     organisaties, zoals omroepen, Sinterklaascomités en winkelbedrijven, te dwingen afstand
                     te doen van onze dierbare kindervriend. Burgemeesters deden de rest en beloofden binnen
                     een paar jaar Zwarte Piet kapot te maken, vaak door Sinterklaascomités te vervangen
                     of onder druk te zetten, zoals in Amsterdam, Rotterdam en Amstelveen gebeurde.
                  
Stiekem en achterbaks proberen ze ons erfgoed te slopen. Het gebeurt allemaal stiekem,
                     zonder enige parlementaire enquête. De Kamer heeft er nooit over willen praten. Minister
                     Asscher zette zich wel in voor de actie Give it up 4 Ramadan, om Nederlanders aan
                     te sporen mee te doen aan de ramadan. Overal wordt door de overheid ramadan gesteund.
                     Hetzelfde geldt voor het Offerfeest en het Suikerfeest, met alle ellende voor kinderen
                     of gruwelijk geslachte dieren. Dat is allemaal prima, maar de Hollandse kindervriend
                     moet een nekschot krijgen. Sommige bevolkingsgroepen zijn blijkbaar gelijker dan andere.
                     De islamitische cultuur is heilig. De Nederlandse cultuur kan bij het grofvuil. Kan
                     de Minister toelichten hoe de acties van de overheid met betrekking tot Zwarte Piet
                     en ramadan zich verhouden tot artikel 1 van de Grondwet?
                  
Kick Out Zwarte Piet – de naam wijst al op het verlangen naar geweld – is gemodelleerd
                     naar de racistische en gewelddadige Black Panthers. Kick Out Zwarte Piet komt voor
                     in het Dreigingsbeeld Terrorisme. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding maakt
                     zich er zorgen over. De leider van Kick Out Zwarte Piet is een gewelddadige Ghanees
                     die veroordeeld is wegens geweld tegen een politieagent bij een sinterklaasintocht.
                     Andere activisten bedreigen kinderen met de moord op Sinterklaas, met rondvliegende
                     botsplinters et cetera.
                  
De voorzitter:
De heer Kwint heeft een vraag.
De heer Kwint (SP):
Ja, die had ik al een paar geweldsuitingen eerder, bij het «nekschot». Dan zijn we
                     weer een beetje binnen de termen die ik vaker gehoord heb. Tien jaar geleden had Geert
                     Wilders het zelf over knieschoten. Die knieschoten zouden moeten worden uitgedeeld
                     aan hooligans. Aan hooligans die de wet overtraden. Aan hooligans die rellen veroorzaakten.
                     Wat is het voorstel van meneer Bosma voor de hooligans die in Eindhoven de wet overtraden
                     en rellen veroorzaakten?
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat heeft de heer Wilders niet gezegd. Ik had trouwens nog niet opgemerkt dat de heer
                     Kwint aanwezig was. Mijn voorstel is dat de wet wordt uitgevoerd. Ik zal straks met
                     een ander voorstel komen. De SP is natuurlijk ook een van de partijen die zich inzet
                     tegen onze dierbare Zwarte Piet. Dat zien we in Amsterdam, waar de heer Kwint gemeenteraadslid
                     was. Daar heeft het college besloten: geen Zwarte Piet meer. In heel veel plaatsen
                     zet de SP zich in voor het kapotmaken van onze volkscultuur, het kapotmaken van onze
                     Zwarte Piet. Dat zien we bijvoorbeeld ook in Rotterdam. De SP is tegen Zwarte Piet.
                     De SP claimt af en toe een volkspartij te zijn, maar dat is zij niet.
                  
De heer Kwint (SP):
Het is de gebruikelijke Bosmadoctrine: heel lang om een antwoord heen draaien, om
                     vervolgens met een serie jij-bakken geen antwoord te geven op mijn vraag. Geert Wilders
                     heeft over Marokkaanse hooligans in Nijmegen wel degelijk gezegd dat de politie moet
                     ingrijpen, desnoods met een knieschot. Dat was in 2007. De heer Bosma heeft die teksten
                     waarschijnlijk zelf geschreven, dus hij weet dat vast nog wel. Hij kan er flink omheen
                     draaien. Toen ik gemeenteraadslid was in Amsterdam heb ik mij hard gemaakt voor het
                     recht van, godbetert, Pegida om te mogen demonstreren in onze stad. Waarom? Omdat
                     het demonstratierecht juist bedoeld is voor mensen waar je het niet mee eens bent.
                     Anders wordt het namelijk wel heel erg makkelijk. Dus ik stel mijn vraag is nogmaals.
                     Uw partij pleitte in 2007 voor knieschoten voor hooligans. Is dat standpunt veranderd?
                     Is dat versoepeld? Is de heer Bosma ondertussen een beetje mild aan het worden? Wat
                     is de straf die hij voorstelt voor wetsovertredende hooligans?
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat de heer Kwint zich als gemeenteraadslid heeft ingezet voor een demonstratie van
                     Pegida, wist ik niet. Dat siert hem dan, want die demonstratie is volledig in het
                     honderd gelopen. GroenLinks had daar bijvoorbeeld een actie, waarin de huidige locoburgemeester
                     van Amsterdam opriep: we moeten vechten tegen Wilders. Dat is de manier waarop het
                     daar met geweld werd bejegend. Ik vind gewoon dat de wet moet worden uitgevoerd, maar
                     ik zou het wel fijn vinden als het Openbaar Ministerie iets consequenter was en niet
                     alleen in actie komt als Nederlanders dit doen die een wat rechtser geluid laten horen
                     maar ook bij mensen die een links geluid laten horen. Denk eens even aan het racisme
                     van Kick Out Zwarte Piet, waar het Openbaar Ministerie zich geen enkele zorgen over
                     maakt. De geweldsuitroepingen van Kick Out Zwarte Piet worden door het Openbaar Ministerie
                     ook onvoldoende bejegend.
                  
De voorzitter:
De heer Bosma vervolgt zijn betoog.
De heer Martin Bosma (PVV):
De strategie van de activisten is zo veel mogelijk zuigen, provoceren, uitdagen, net
                     zolang totdat er iemand uit zijn plaat gaat. Niemand weet waar zij hun geld vandaan
                     halen. Wie betaalt hun vliegtuig, bussen, reclamefilmpjes, de uitgekiende mediastrategie,
                     de demonstratieborden? Waarom demonstreren tussen onze kinderen? De acties zijn bijna
                     altijd gewelddadig, en ze houden zich niet aan de afspraken. Ik heb dat zelf afgelopen
                     zaterdag mogen waarnemen bij de prachtige intocht te Weesp. Een driemaster vol met
                     springende en dansende pietjes, welkom geheten door uw voorganger Bas Jan van Bochove,
                     die nu burgemeester van Weesp is. Al die acties leiden maar tot huilende kinderen.
                     Waarom moet dat gebeuren?
                  
We zien hoezeer de blokkeer-Friezen dus achteraf gelijk hadden om hun kinderen te
                     beschermen tegen dit gewelddadige tuig. Is de Minister bereid zich in te zetten voor
                     de officiële erkenning van Jenny Douwes en haar 32 medestanders, bijvoorbeeld in de
                     vorm van een lintje of een prijs wegens grote verdiensten voor onze prachtige cultuur?
                     Waarom spelen de burgemeesters onder één hoedje met Kick Out Zwarte Piet? Wat is hun
                     agenda? Valt de liefde te verklaren uit het feit dat ze beide aanhanger zij van de
                     multicul, en dus gewoon ideologische bloedbroeders zijn? Waar spreekt PvdA-burgemeester
                     Waanders van Dokkum in de wij-vorm, als zij samen met Kick Out Zwarte Piet indoctrinatiepakketten
                     naar scholen gaat sturen, gemaakt door de plagiator die Kick Out Zwarte Piet leidt?
                     Hoezo «wij»? Waarom verspreidt de VVD-burgemeester van Eindhoven een filmpje van deze
                     gewelddadige Ghanees? Is het tegenwoordig prima als ons openbaar bestuur optreedt
                     als pr-afdeling voor mensen die agenten molesteren? Hebben deze ongekozen burgemeesters
                     nog enig verlangen om boven de partijen te staan of zijn het gewoon zetbazen van raciale
                     activisten? Of is Kick Out Zwarte Piet gewoon de knokploeg van de linkse elites en
                     doen de ongekozen burgemeesters aan uitlokking?
                  
Voorzitter. Je kunt niet demonstreren bij dodenherdenking rondom de twee minuten stilte.
                     Je mag niet demonstreren bij een moskee. Pegida zou eens moeten willen demonsteren
                     bij het Suikerfeest. Demonstraties van Pegida worden bijna altijd geweigerd. PvdA-burgemeester
                     Peper verplaatste een demonstratie van de Centrumpartij naar zaterdagochtend negen
                     uur.
                  
Voorzitter. Het is simpel: geen Kick Out Zwarte Piet, geen geweld. Wil de Minister
                     zich ervoor uitspreken dat er nooit meer gedemonstreerd wordt bij de intocht? Zo kunnen
                     we onze cultuur behouden. Graag antwoord. Op Curaçao was er een geweldige sinterklaasintocht.
                     Alle zwarte mensen daar zijn gek op Zwarte Piet, en terecht. De roetveegpiet komt
                     er niet in. En voor links geneuzel hebben ze daar geen enkele interesse. De polder-Black
                     Panters met behoud van uitkering willen Amerikaanse rassenverhoudingen importeren
                     naar Nederland.
                  
Voorzitter, ten slotte een filmtip, de prachtige documentaire Wild Geraas. Daar zie
                     je dat door heel Europa, tot Iran toe, feesten worden gehouden, vaak met een oudere
                     man met een baard, vaak met een hulpje dat soms zwart geschminkt is. Zwarte Piet is
                     niet eeuwenoud, de traditie is milleniaoud. Zwarte Piet maakt onderdeel uit van onze
                     eeuwenoude cultuur. Dat kan dus niets te maken hebben met de slavernij in de Verenigde
                     Staten, laat staan met de minstrel shows waarin blackface figureert. Een samenleving
                     die een leugen als waarheid gaat aannemen, is een beschaving in haar nadagen. Zwarte
                     Piet blijft zwart, we blijven trots op ons schitterende VOC-verleden, de straatnaambordjes
                     blijven hangen, de standbeelden blijven staan, de dodenherdenking blijft de dodenherdenking,
                     het Wilhelmus blijft het Wilhelmus, kerst blijft kerst. Ik zal desgevraagd nog veel
                     kransen leggen bij Indiëherdenkingen, en Zwarte Piet blijft zwart. Handen af van onze
                     cultuur. Is de Minister bereid om onze cultuur te verdedigen? Staatssecretaris Raymond
                     Knops sprak zich uit voor Zwarte Piet zwart, de Minister-President heeft gezegd dat
                     Zwarte Piet zwart is en blijft. Spreekt het kabinet nog steeds met één mond en is
                     het bereid onze volkscultuur, waar de heer Aartsen straks wat over gaat zeggen, te
                     verdedigen?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Aartsen van de VVD.
De heer Aartsen (VVD):
En dank aan de heer Bosma voor het mooie bruggetje. Dat was mooi gevonden.
Voorzitter. Cultuur is iets moois. Cultuur is iets prachtigs. Veel Nederlanders genieten
                     ieder weekend weer van een mooi dansoptreden in het lokale theater, van die ene tentoonstelling
                     in bijvoorbeeld het Rijksmuseum of van de Open Monumentendag bij hen in de buurt.
                     Cultuur verbindt, ontroert, verbroedert, brengt mensen samen, inspireert en prikkelt.
                     Met andere woorden, cultuur maakt alle mensen blij. Nederland kent een veelvoud van
                     culturele instellingen en...
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: mevrouw Bergkamp heeft een vraag.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik wilde heel even wachten, maar nu de heer Aartsen zelf het woord «verbroedert» gebruikt,
                     heb ik daar een vraag over. We weten allemaal dat «VVD» en «cultuur» niet echt een
                     heel fijne, makkelijke combinatie is. Ik vind het interview met de heer Aartsen in
                     de Volkskrant nogal teleurstellend. Er zitten valse tegenstellingen in, zoals het
                     verschil tussen hoge cultuur en lage cultuur. Het bloemencorso zou geen subsidie krijgen,
                     hoewel we allemaal weten dat er lokaal behoorlijk wordt bijgedragen. Het gebouw en
                     het orkest van het Concertgebouw worden door elkaar gehaald. Ik vind het dus nogal
                     grote woorden als de VVD zegt: cultuur verbroedert. Volgens mij is het enige doel
                     van de heer Van Aartsen in het artikel om cultuurinstellingen tegen elkaar op te zetten
                     en cultuurwoordvoerders tegen elkaar op te zetten. Ik zou daar graag een toelichting
                     op willen. Waarom nou?
                  
De heer Aartsen (VVD):
Dan vrees ik toch dat mevrouw Bergkamp een verkeerd beeld heeft van het verhaal dat
                     daarin gehouden is, en ook van het verhaal dat ik hier vandaag zal houden. Volgens
                     mij is het juist een positief verhaal, namelijk dat we die prachtige cultuur, vaak
                     ook volkscultuur, wat meer zouden moeten waarderen, wat meer aandacht zouden moeten
                     geven, wat meer ondersteuning zouden moeten geven. Ik heb mijn verbazing uitgesproken
                     over het rijksbeleid. Daarin is veel aandacht voor musea, opera en theater. Daar gaat
                     ook veel geld naartoe. Maar in de rijksbegroting staan daar behoorlijk weinig middelen
                     tegenover voor bijvoorbeeld de bloemencorso's, carnavalsoptochten, gildes, schutterijen
                     en tal van andere mooie vormen van volkscultuur. Dat is de verbazing die ik heb uitgesproken.
                     Ik heb daarbij de aantallen tegen elkaar weggezet. Dat is niet – dat staat er ook
                     heel duidelijk in – om te zeggen dat specifiek daarin hard het mes moet worden gezet.
                     Maar ik heb geconcludeerd dat heel veel mensen blij worden van het Concertgebouworkest
                     en daarnaast dat er ook heel veel mensen zijn die blij worden van mooie volkscultuur.
                     Mijn pleidooi hier vandaag zal zijn: laten we ook op rijksniveau aandacht hebben voor
                     die mooie volkscultuur en die ook een beetje ondersteuning geven.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat is toch eigenlijk wel heel erg gek. De heer Aartsen zegt dat er geen waardering
                     is voor volkscultuur. Ik heb hier meerdere debatten meegemaakt en volgens mij vragen
                     ontzettend veel partijen in dit soort debatten daar altijd aandacht voor. En wat betreft
                     die extra waardering: juist deze Minister gaat een miljoen extra regelen voor het
                     zogenaamde immateriële erfgoed. Om nog even te kijken wat de heer Aartsen dan wil
                     en of zijn plan echt substantie heeft, vraag ik hem of hij boven op die miljoen nog
                     extra wil investeren in immaterieel erfgoed. Als dat niet zo is, dan vind ik het helemaal
                     een losse flodder.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Het is een leuk frame dat mevrouw Bergkamp probeert neer te zetten, maar dat is absoluut
                     niet het geval. Dit is een mooie eerste stap, wat mij betreft. Maar het moet wel op
                     zo'n plek komen dat die verenigingen er ook gebruik van zullen maken. Dat zal ook
                     mijn voorstel vandaag zijn. Dat was het kortetermijnverhaal. Het langeretermijnverhaal
                     is dat ik echt vind dat in een volgende periode de verdeling wat evenwichtiger en
                     eerlijker zou moeten. We moeten wat meer aandacht voor de volkscultuur hebben. Ik
                     kan mevrouw Bergkamp garanderen, gelet op de reacties die ik afgelopen weekend heb
                     mogen ontvangen van tal van verenigingen en clubs die actief zijn in de volkscultuur,
                     dat ze het fijn vinden dat daar eindelijk goede, mooie waardering en wat meer aandacht
                     voor is. Ik ben blij dat mevrouw Bergkamp zich achter mijn verhaal stelt dat daar
                     wat meer waardering voor zou moeten komen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Bergkamp, ik had de spelregels aan het begin van deze vergadering niet helemaal
                     helder gemaakt. Laten we de interrupties in tweeën doen. U heeft er nu één in drieën,
                     dus dan zou dit nu een nieuwe interruptie zijn. Bedenk even of u het dat waard vindt.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik zie dat een aantal collega's het stokje van mij overneemt.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Het CDA is heel blij met de grote meerderheid in de Tweede Kamer die vorige week instemde
                     met het voorstel van mijn collega Omtzigt waardoor sportclubs, muziekverenigingen,
                     scoutings, schutterijen, fanfares en noem maar op volgend jaar kunnen profiteren van
                     het lagere ozb-tarief van de gemeenten. Dat scheelt vaak de helft aan belasting. Hiermee
                     worden deze verenigingen met een groot maatschappelijk belang extra gewaardeerd, en
                     terecht. Ze moeten in de ogen van het CDA niet als bedrijven worden behandeld. Slechts
                     twee...
                  
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
... partijen waren tegen: de VVD en 50PLUS. Uitgerekend de VVD pleitte in de Volkskrant
                     voor meer subsidie voor volkscultuur, ten koste van bijvoorbeeld ballet of opera.
                  
De voorzitter:
Uw vraag, mevrouw Geluk?
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Een toelichting. Ik begrijp dit niet.
De heer Aartsen (VVD):
Het voorstel dat is gedaan, gaat ten koste van bedrijven en inwoners, want die moeten
                     zelf ook die ozb betalen. En vele vormen van volkscultuur hoeven zelf geen ozb te
                     betalen. Ik hoor de warme woorden van mevrouw Geluk over volkscultuur ook. Ik zou
                     het fijn vinden als zij daar wat opener voor zou staan. Ik ken het CDA in het verleden
                     als een partij die zich vaak ook hard maakte voor de volkscultuur. Ik hoop dus dat
                     mevrouw Geluk zich achter mijn pleidooi kan scharen dat het echt belangrijk is dat
                     we ook op rijksniveau aandacht en waardering voor volkscultuur hebben.
                  
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Meneer Aartsen, u heeft misschien niet goed geluisterd. Ik zeg dat dit niet ten koste
                     gaat van mensen die in de dorpen of de steden wonen, maar juist een voordeel voor
                     hen is. Ik wil dat ze niet als bedrijven behandeld worden. Daarom is dit.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Nogmaals over dat voorstel over de ozb: dat geld moet dan ergens anders vandaan komen
                     en komt dan van inwoners, andere bedrijven en instellingen. Vandaar dat wij dat voorstel
                     niet gesteund hebben. Maar wij hebben natuurlijk wel aandacht en waardering voor die
                     volkscultuur. Daarom doe ik dat voorstel hier ook. Laten we nu met elkaar optrekken
                     om ervoor te zorgen dat ook dat soort verenigingen toegang hebben tot bijvoorbeeld
                     het Fonds voor Cultuurparticipatie, zodat zij gebruik kunnen maken van de rekeningen
                     die we daar hebben.
                  
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mijn fractie is ook nog aan het zoeken waar de VVD nou precies naartoe wil. Ook ik
                     heb kennisgenomen van het interview. Ik zie daarin een aantal dingen door elkaar lopen.
                     Aan de ene kant worden rijkssubsidies neergezet, aan de andere kant lokale subsidies.
                     Professioneel wordt tegenover amateur gezet. De zogenaamde hoge cultuur, high culture,
                     wordt afgezet tegen de volkscultuur. Het artikel komt op mij dus ontzettend polariserend
                     over. In het verleden heeft de ChristenUnie samen met het CDA ook wel moties ingediend
                     over regionale spreiding. Ik denk dat het best goed is om daarnaar te kijken. Dat
                     heeft het vorige kabinet gedaan en volgens mij loopt dat ook in deze BIS-periode;
                     die regionale herverdeling is zeker aan de orde. Maar ik lees in dit stuk veel meer
                     het tegenover elkaar zetten van soorten van cultuur. Dat kan toch niet de bedoeling
                     zijn? Graag een toelichting van de VVD. Gaat het nou om regionale herverdeling of
                     gaat het om het opzetten van de ene vorm van cultuur tegen de andere vorm van cultuur?
                  
De heer Aartsen (VVD):
Nee, dat laatste is zeker niet het geval. U zal straks ook in mijn verhaal horen dat
                     ik juist geprobeerd heb – dat probeer ik nu ook – om een positief verhaal neer te
                     zetten. Zoals ik zei: mensen worden blij van cultuur; het verbroedert en verbindt.
                     Vandaar dat het mij verbaasde – dat probeerde ik te schetsen in het artikel – dat
                     er op rijksniveau heel veel aandacht en geld gaan naar vormen van cultuur die gezien
                     worden als hoge cultuur. Heel veel anderen zeggen dat zo, «hoge cultuur» en «lage
                     cultuur», maar ik vind dat zelf geen prettige woorden. Ik hou het liever bij «volkscultuur».
                     Er gaat veel geld naar opera, muziek, theater en musea, maar er is weinig tot geen
                     geld beschikbaar voor de volkscultuur. Daarom is mijn pleidooi: zorg ervoor dat ook
                     dat soort instellingen, ook op rijksniveau, ondersteund kunnen worden in de kosten
                     voor bijvoorbeeld een bouwloods of in andere kosten.
                  
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zou toch aan de heer Aartsen willen vragen of hij zich wat meer wil verdiepen in
                     de gang van zaken. Ik lees hier bijvoorbeeld dat het Concertgebouw 7 miljoen aan subsidie
                     krijgt, maar ik kan de heer Aartsen vertellen dat het bijna volledig privaat gefinancierd
                     is, dat er meer dan 700.000 bezoekers per jaar komen, en dat het Concertgebouw toch
                     echt wel iets anders is dan het Koninklijk Concertgebouworkest. Nogmaals: wil de heer
                     Aartsen zich er beter in verdiepen en zou hij ook willen kijken wat er op lokaal en
                     regionaal niveau allemaal aan publieke middelen, overheidsgeld dus, wordt gestoken
                     in de volkscultuur? Op mij komt dit artikel over als een soort losse flodder. Hij
                     roept iets over het rijksbeleid wat niet klopt. Heeft de heer Aartsen zich dan wel
                     verdiept in het subsidiebeleid van decentrale overheden?
                  
De heer Aartsen (VVD):
Die cijfers kloppen wel. Ik heb te allen tijde gesproken over het Concertgebouworkest.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat staat er niet.
De heer Aartsen (VVD):
Ik heb te allen tijde gesproken over het Concertgebouworkest. Gedurende de dag is
                     het artikel ook gerectificeerd en aangepast. Dat kunt u ook allemaal gewoon terugvinden.
                     Ik heb gesproken over het Concertgebouworkest, dat 210.000 bezoekers trekt en 7 miljoen
                     subsidie krijgt, om aan te geven wat de verschillen op dit moment zijn, niet zozeer
                     omdat het één fout is, maar omdat ik zie dat heel veel mensen blij worden van die
                     vormen van cultuur die ik «volkscultuur» heb genoemd. Ik vind het belangrijk dat die
                     ook een plekje krijgen en toegang krijgen tot regelingen in het rijksbeleid.
                  
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik vind het gewoon ontzettend jammer dat de VVD weer zo'n negatieve toon over cultuur
                     weet neer te zetten. Volgens mij zijn wij er aan deze tafel allemaal van overtuigd
                     dat volkscultuur ontzettend waardevol is. Niemand ontkent dat. Daarom zijn er ook
                     decentrale overheden die daarin investeren. Het Rijk heeft ook een bepaalde verantwoordelijkheid.
                     Zo is er het Fonds voor Cultuurparticipatie, dat breed toegankelijk is, voor alle
                     lagen van Nederland. Dus waarom nou niet kiezen voor een constructieve houding? Natuurlijk
                     zijn we er nog niet. Natuurlijk is het nog niet klaar, is cultuur nog niet af. Natuurlijk
                     kunnen we met elkaar kijken op welke manier instellingen en organisaties een nog breder
                     publiek kunnen aantrekken, maar waarom komt de heer Aartsen nou niet met concrete
                     voorstellen voor hoe we cultuur nog breder aantrekkelijk kunnen maken, in plaats van
                     weer zo'n negatieve toon te gebruiken? Hij volgt helemaal de lijn van zijn collega-partijgenoot
                     Wiebes, die bij Zomergasten ook al met veel dedain over cultuur sprak. Ik vind het
                     een gemiste kans en ik vraag de VVD om een constructieve houding. Volgens mij heeft
                     de hele sector daar behoefte aan en dat geldt ook voor de Kamer.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Dit is een leuk ingestudeerd stukje, want volgens mij is de eerste alinea die ik hier
                     heb uitgesproken, nu juist een verhaal dat het iets positiefs, iets moois is, dat
                     het verbroedert, inspireert en veel mensen blij maakt. Daarom moeten wij op rijksniveau
                     aandacht hebben voor alle vormen van cultuur. Volkscultuur moet daar ook onderdeel
                     van uitmaken. Ik vind dat dat soort verenigingen ook een plekje zouden moeten hebben
                     in die regelingen. Het concrete voorstel is dan ook om dat te doen, omdat je ziet
                     dat er bouwloodsen van corsobouwers zijn die zwaar onder druk staan. Zij zeggen dat
                     het niet lukt op gemeentelijk niveau doordat de kosten te hoog zijn. Zij zoeken daar
                     andere ondersteuning voor. Dat is mijn concrete voorstel en dat is juist gericht op
                     iets positiefs, namelijk dat heel veel mensen blij worden van heel veel verschillende
                     vormen van volkscultuur. Zodoende moet die verdeling ook evenwichtiger worden.
                  
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Blijkbaar is de heer Van Aartsen niet in staat om een ander voorbeeld te noemen dan
                     de bouwloods. Ik wil die bouwloods heel serieus nemen en ik denk dat gemeenten dat
                     ook willen, dus dat er zeker moet worden bekeken hoe wij die volkscultuur verder kunnen
                     ondersteunen. Het gaat natuurlijk om de toon die hier wordt aangeslagen. Er wordt
                     weer gezocht naar tegenstellingen die er niet zijn. Ik mis concrete voorstellen die
                     wij hier in dit debat kunnen doen om die organisaties verder te ondersteunen om een
                     breder publiek aan te spreken. Ik ben het helemaal eens met de heer Aartsen dat wij
                     daar nog niet zijn; wij kunnen nog volgende stappen zetten. Ik zal in mijn inbreng
                     wel een aantal concrete suggesties doen. Ik vind het een gemiste kans. Dat is jammer,
                     want je ziet juist dat de sector en de Kamer bereid zijn om verder stappen te zetten
                     om verschillende publieksgroepen te verbinden. Een gemiste kans.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Ik denk dat we niet zo heel ver van elkaar af zitten. Als u had geluisterd naar mijn
                     voorstel en mijn verhaal, had u kunnen horen dat ik juist probeer voor te stellen
                     om dit soort verenigingen ook toegang te geven tot de rijksregelingen. Ik zal daar
                     vandaag ook een concreet voorstel voor doen, omdat je ziet dat de organisaties die
                     zich bezighouden met volkscultuur, die ondersteuning juist zoeken voor met name infrastructurele
                     problemen. Ik kan u daar veel meer voorbeelden van geven als u dat wenst. Ik hoop
                     dat u zich openstelt voor mijn voorstellen, dat u bereid bent het positieve verhaal
                     dat ik hier namens de VVD probeer neer te zetten, te omarmen, en dat wij samen verder
                     kunnen kijken hoe wij daar iets moois van kunnen maken.
                  
De voorzitter:
De heer Kwint, tot slot.
De heer Kwint (SP):
Laat ik een positievere insteek proberen. Meer aandacht voor volkscultuur vind ik
                     namelijk hartstikke mooi. Er klopte feitelijk niet zo heel veel van het interview
                     en in het filmpje ging ook het nodige fout. Ik hoorde toch op een gegeven moment duidelijk
                     een soort Duitse nasynchronisatie waardoor het Concertgebouw in een keer werd veranderd
                     in het Concertgebouworkest. Ik moet dan altijd aan het A-Team denken, nagesynchroniseerd
                     in het Duits. Hou ik persoonlijk ook van, in het kader van volkscultuur.
                  
Nogmaals, een prima strekking maar mevrouw Geluk heeft natuurlijk wel een punt. De
                     eerste gelegenheid die u krijgt om echt iets te doen voor die carnavalsverenigingen,
                     stemt u tegen. Als die carnavalsverenigingen geen ozb hoeven te betalen over een loods
                     scheelt dat enorm veel geld en als die schutterij straks al zijn materialen in een
                     goedkopere loods kan opbergen, dan scheelt dat ontzettend veel geld. Nu loopt uw proefballonnetje
                     toch langzaam leeg? De eerste kans die u had om concreet iets te betekenen voor de
                     carnavalsvereniging – los van uw eigen persoonlijke inzet waar ik geen moment aan
                     twijfel – stemt u tegen, toch?
                  
De heer Aartsen (VVD):
De heer Kwint krijgt hetzelfde antwoord als mevrouw Geluk zojuist. Het voorstel voor
                     de ozb was breder en dat komt ook bij anderen terecht. Zodoende heeft de VVD daar
                     niet mee ingestemd. Ik ben blij dat de heer Kwint aangeeft dat hij mijn pleidooi voor
                     volkscultuur wel waardeert. Nogmaals, ik hoop dat wij samen kunnen bekijken hoe wij
                     daar een mooi voorstel voor kunnen doen. Mijn pleidooi is nu eenmaal dat ik dit onvoldoende
                     vind in het beleid en dat ik daar meer aandacht voor zou willen hebben. Ik hoor daar
                     ook hier heel veel warme woorden over. Laten wij toch vooral samen optrekken om te
                     bekijken hoe wij daar mooie voorstellen voor kunnen doen opdat wij al die cultuur
                     in Nederland waar mensen blij van worden, een klein steuntje in de rug kunnen geven.
                  
De heer Kwint (SP):
Daar komen we wel uit; dat is het probleem niet. Het probleem is dat de heer Aartsen
                     tegenstemt als er een concreet voorstel ligt met als motivatie dat dit dan ook ten
                     koste gaat van bewoners, bedrijven en de schatkist. Dan ben ik bang dat het voorstel
                     waar meneer Aartsen zo meteen mee zal komen, niet zo heel veel voorstelt, want elke
                     euro die wij hier uitgeven, gaat ten koste van iets anders. Dat was ook geen motivatie
                     om, ik noem maar wat, de vennootschapsbelasting met 1,6 miljoen te verlagen.
                  
De voorzitter:
Meneer Kwint, iets korter.
De heer Kwint (SP):
Dus, gaat het voorstel van de heer Aartsen, waar hij straks mee komt, uiteindelijk
                     geld kosten?
                  
De heer Aartsen (VVD):
Mijn voorstel voor vandaag is om ervoor te zorgen dat er een aparte regeling komt
                     voor volkscultuur binnen het Fonds voor de Cultuurparticipatie. Daar is ook geld voor
                     beschikbaar. Er komt in de toekomst nog meer geld beschikbaar voor de fondsen. Het
                     wordt wat mij betreft een mooie regeling waar dat soort verenigingen ook echt gebruik
                     van kunnen maken. Als je met de mensen daarover spreekt, dan geven zij ook aan dat
                     zij dat op dit moment nog niet kunnen. Dus als wij die stap vandaag zouden kunnen
                     zetten, ben ik tevreden en dan ga ik graag verder met u in gesprek over de vraag welke
                     voorstellen wij nog meer kunnen doen om de volkscultuur in Nederland te versterken.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter. Nederland kent een veelvoud van culturele instellingen en culturele activiteiten.
                     Van grote operavoorstellingen tot aan bloemencorso's, van dansensembles tot aan schutterijen,
                     van Gergiev tot aan de gildes. Terwijl onze prachtige Nederlandse cultuur in het hele
                     veld zo veelzijdig is, mis ik een beetje de aandacht en de waardering voor die volkscultuur.
                     Dat is ook waarvoor ik wil pleiten, juist omdat miljoenen mensen in Nederland daar
                     zo blij van worden. Wij willen dus meer aandacht, waardering en middelen voor volkscultuur
                     en immaterieel erfgoed in Nederland.
                  
Juist de vele vormen van regionale volkscultuur leveren verbondenheid, samenhang en
                     trots op. Vaak zijn hele gemeenschappen betrokken bij het organiseren van deze vorm
                     van cultuur. Het brengt dan ook echt iets positiefs teweeg in de samenleving. Voor
                     het bloemencorso bijvoorbeeld in Zundert zijn hele dorpen en buurtschappen al vaak
                     het gehele jaar bezig met elkaar. De provincie Zeeland bloeit regelmatig op wanneer
                     tijdens het ringrijden hele gemeenschappen het in toernooien tegen elkaar opnemen.
                     Iedereen van de Limburgse schutterijen kijkt uit naar wie er Koning kan worden tijdens
                     het jaarlijkse koningsschieten. Zo zijn er nog vele andere voorbeelden te noemen waar
                     mensen van genieten. Ondanks dat deze vorm van cultuur bij uitstek wordt gedragen
                     door mensen zelf, staat deze volkscultuur wel onder druk. Zij kunnen dus wel een steuntje
                     in de rug gebruiken. Denk aan de vele bouwers van de bloemencorsowagens, die soms
                     's nachts in een koude tent moeten slapen bij gebrek aan een fatsoenlijke bouwloods,
                     omdat anders het risico bestaat dat hun lasapparatuur wordt gestolen. Denk aan de
                     vele schutterijen, aan de gildes en harmonieën, die vaak dure kostuums, vaandels en
                     schilden moeten aanschaffen of moeten renoveren. Denk dus ook aan die mooie carnavalsoptochten
                     die vaak door drukbezochte historische binnensteden trekken, en waar verenigingen
                     vaak ook heel veel geld kwijt zijn aan dure veiligheidsmaatregelen om de boel een
                     beetje veilig te laten verlopen.
                  
De heer Asscher (PvdA):
Ik denk dat het een opsomming is van makers die we zouden moeten ondersteunen. Mag
                     ik in dat rijtje ook opnemen de musici die kinderen lesgeven, zodat ze in de fanfare
                     kunnen gaan spelen, maar die naast hun baan in een toporkest eigenlijk nog een andere
                     baan nodig hebben, omdat ze anders niet rond kunnen komen? Daar moeten we misschien
                     ook wat meer voor doen. Vindt u niet?
                  
De heer Aartsen (VVD):
Het is goed als mensen fatsoenlijk betaald krijgen. Volgens mij is de VVD daar ook
                     nooit tegen geweest. Er liggen een aantal voorstellen van de Minister, en ik weet
                     dat ook de Minister van Sociale Zaken daar natuurlijk breed naar kijkt, met name als
                     het gaat om de positie van zzp'ers. U zult ons altijd aan uw zijde vinden als het
                     gaat om fatsoenlijke betaling, mits dat niet te veel gedoe en problemen oplevert.
                  
De heer Asscher (PvdA):
Ik dacht even: dit gaat heel erg goed. Laten we nou met zijn allen ervoor zorgen dat
                     iedereen die kunst en cultuur maakt en die dat als vak doet daar fatsoenlijk van kan
                     leven. Maar aan het eind zei de heer Aartsen: mits het geen gedoe oplevert. Dat begreep
                     ik niet zo goed. Het levert wel gedoe op, want het kost geld als je mensen fatsoenlijk
                     wilt betalen. Volgens mij moeten we daarvóór zijn, en dat beluisterde ik ook in uw
                     betoog. Dan zou ik zeggen dat het echt een boost is voor de volkscultuur en de cultuur
                     als geheel als we hier uitspreken dat mensen fatsoenlijk betaald moeten worden. Dat
                     is gedoe, maar dat is goed gedoe, politiek gedoe.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Ik ben vandaag in een verbindende bui, meneer Asscher. De basis is dat volgens mij
                     iedereen in dit huis vindt dat mensen fatsoenlijk moeten worden betaald. De discussie
                     zit natuurlijk vaak in de manier waarop. Als een zzp'er in een constructie werkt die
                     meer lijkt op een werknemersrelatie, dan is ook de VVD een partij die zegt: dergelijke
                     schijnconstructies moeten we natuurlijk tegengaan. Aan de andere kant wil je ook niet
                     te veel in de weg leggen als mensen zelf als zzp'er aan de gang willen en als ondernemer
                     in dat culturele veld zouden willen functioneren.
                  
Voorzitter. Ik zei het al: ik vind dat die aandacht er wat meer moet zijn. Ik hoor
                     graag hoe de Minister daarover denkt. In de brief die de Minister ons dit voorjaar
                     heeft gestuurd heb ik al gelezen dat zij in navolging van het regeerakkoord 1 miljoen
                     extra aan volkscultuur uittrekt. Maar ik pleit er wel voor dat dat geld ook echt bij
                     die verenigingen, schutterijen et cetera terechtkomt. Daar zit mijn zorg voor de korte
                     termijn. Ik pleit er daarom voor dat we kijken hoe we binnen het Fonds voor Cultuurparticipatie
                     een aparte regeling voor volkscultuur en immaterieel erfgoed zouden kunnen creëren.
                     Een aparte regeling, zodat ook die clubs dat weten te vinden en daar ook effectief
                     gebruik van kunnen maken. Ik hoor natuurlijk graag van de Minister hoe zij daarover
                     denkt.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Laat ik ook positief zijn: ik ben gewoon blij dat de VVD extra wil investeren in cultuur.
                     Dat is toch wel een trendbreuk als wij kijken naar de afgelopen jaren. Ik wil nog
                     even inzoomen op het idee van de heer Aartsen, want er gaat nu 1 miljoen extra naar
                     immaterieel erfgoed, ofwel volkscultuur, waarin er ruimte is voor ambachten en lokale
                     initiatieven. Ik vraag me af wat de heer Aartsen anders gaat doen gelet op het feit
                     dat het Fonds voor de Cultuurparticipatie eigenlijk al bezig is met het schrijven
                     van de regeling om tegemoet te komen aan lokale initiatieven en de ambachten. Hoe
                     ziet de heer Aartsen dat?
                  
De heer Aartsen (VVD):
Naar mijn mening blijft het Fonds voor Cultuurparticipatie nog te veel zitten op de
                     ambachten en andere vormen van wat zij onder volkscultuur verstaan. Ik zou heel graag
                     willen dat er een concrete regeling komt waardoor de schutterijen, de bloemencorsobouwers
                     en de carnavalsverenigingen gebruik kunnen maken van die regeling. Het is mijn doel
                     om dat vandaag voor elkaar te krijgen met het oog op de problemen die zij ervaren
                     waar lokale of decentrale overheden vaak niet bij kunnen helpen.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik denk dat de heer Aartsen het Fonds voor Cultuurparticipatie tekortdoet. Als de
                     heer Aartsen eens een keer kijkt naar de projecten die er zijn, zal hij zien dat het
                     allemaal heel moderne projecten zijn. Ik begrijp dat de heer Aartsen zegt dat hij
                     wat meer wil investeren in de bloemencorso's ten koste dan weer van de ambachten,
                     want dat hoor ik een beetje terug in het verhaal van de heer Aartsen. Die ambachten
                     wat minder en de rest wat meer. Wij gaan zien wat de Minister van die verdeling vindt.
                     Ik hoop dat de heer Aartsen het ook met mij eens is dat als iets al goed gaat lokaal
                     en al wordt gefinancierd, het zonde is dat er dan rijksgeld gaat naar iets wat eigenlijk
                     al gebeurt en goed gaat. Ik hoop dat wij de VVD daar nog in herkennen. Ik zou dat
                     eerlijk gezegd ook een trendbreuk vinden.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Mijn conclusie is juist dat het lokaal vaak niet goed gaat of onvoldoende is. Ik gaf
                     net voorbeelden van zaken die onder druk staan. Ik kan u vertellen dat ik in het afgelopen
                     weekend door een hoop mensen ben gebeld of gemaild die zeiden dat het fijn zou zijn
                     als zij daar gebruik van kunnen maken. Dit is dus het concrete voorstel dat ik doe
                     en ik hoop op steun in de Kamer daarvoor.
                  
De voorzitter:
Meneer Asscher, mevrouw Ellemeet was u voor.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
De heer Aartsen begon met te zeggen dat cultuur belangrijk is, ook voor verbinding
                     en verbroedering. Dat zijn wij in ieder geval met elkaar eens. Ik wil hem vragen of
                     het dan niet juist heel interessant zou zijn om te bekijken hoe wij die volkscultuur
                     nog meer kunnen verbinden met de culturele organisaties die we hebben. Volgens mij
                     liggen daar zeker nog wel kansen en zijn er al heel mooie voorbeelden. Ik noem het
                     Stedelijk Museum Schiedam dat samen met alle verenigingen in de stad een vaandeloptocht
                     heeft georganiseerd en daarover een prachtige tentoonstelling heeft gemaakt. Daarmee
                     hebben zij hele groepen het museum in gekregen die er eerst niet kwamen. Dat is een
                     voorbeeld waarvan ik denk: die kant zouden wij nog veel meer op kunnen gaan. Deelt
                     de heer Aartsen deze richting met mij? Zou hij voorstellen daartoe willen ondersteunen?
                  
De heer Aartsen (VVD):
Een goed idee, zou ik tegen mijn buurvrouw willen zeggen. Volgens mij is het goed
                     dat die verbinding tussen al die instellingen sowieso plaatsvindt. Ik kom daar zo
                     nog op een ander onderdeel op terug in mijn betoog. Volgens mij is dat ook de verbinding
                     die je wilt: het uitwisselen van goede ideeën, kennis en expertise, en samen mooie
                     dingen bereiken. Dat kan volgens mij en dat is zeker een heel goede voor volkscultuur,
                     omdat dit vaak aanjagers zijn van positieve zaken. Jongeren leren vaak lassen in de
                     corsotent waar zij vervolgens op het mbo weer een extra voordeel uithalen. Als je
                     van huis uit geen muziekeducatie hebt meegekregen, dan zijn het vaak dat soort bijeenkomsten
                     waar je heel makkelijk en laag toegankelijk in aanraking komt met het bespelen van
                     een muziekinstrument. Volgens mij zijn dat hele mooie samenwerkingen.
                  
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat is goed om te horen. Als de heer Aartsen het over volkscultuur heeft, richt hij
                     zich wel op één onderdeel van de volkscultuur. Wij horen heel vaak de bloemencorso's
                     en de fanfare. Gelukkig is volkscultuur heel breed. Er zijn fantastische hiphopinitiatieven
                     in allerlei steden en bevolkingsgroepen met een migratieachtergrond die geweldige
                     cultuur ontwikkelen. Staat de heer Aartsen ook open voor het verbinden van die vormen
                     van volkscultuur?
                  
De heer Aartsen (VVD):
Dat is het grote voordeel van volkscultuur: die heeft natuurlijk geen vaste afbakening.
                     Je kunt het natuurlijk zover oprekken dat het helemaal niets meer voorstelt, maar
                     voor mij is volkscultuur hetgeen wat je vaak samen doet, samen met elkaar beleeft
                     en wat zich kan doorontwikkelen. Volgens mij zijn dat prachtig mooie voorbeelden en
                     wij staan daar zeker voor open. Nogmaals, het uitgangspunt is: kijken waar mensen
                     gelukkig en blij van worden als het gaat om culturele activiteiten en vervolgens ook
                     bekijken hoe je dat een plekje kunt geven in dit beleid.
                  
De heer Asscher (PvdA):
Ik vind het criterium «subsidiëren waar mensen gelukkig en blij van worden» een enorme
                     verbetering van de nieuwe VVD. Ik citeer u vrij letterlijk. Ik heb een voorbeeld:
                     de bibliotheek in kleine kernen en dorpen, ongelooflijk belangrijk voor de toegang
                     tot cultuur en de wereld van het lezen en het woord, staat onder druk. Ik denk dat
                     er een beetje geld nodig is om ervoor te zorgen dat die bibliotheken openblijven.
                     Zullen wij daar samen een voorstel voor maken? Dat kunnen wij vandaag doen.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Ik ben altijd bereid om over goede voorstellen na te denken en om samen te werken
                     wat dat betreft. Ik denk dat bibliotheken deels ook een verantwoordelijkheid zijn
                     van gemeentes. We kunnen kijken wat die daarin zouden kunnen doen. Maar als de heer
                     Asscher een voorstel doet, ben ik altijd bereid om daar serieus naar te kijken.
                  
Voorzitter. Dat is een mooi bruggetje naar mijn andere punt als het gaat om kleine
                     gemeentes en kleine kernen in krimpgebieden, want daar zit voor de VVD wel een zorgpunt
                     bij de regionale spreiding van cultuurgelden. We weten dat de BIS-verdeling van het
                     geld historisch is gegroeid, maar dat maakt wel dat die enigszins onevenredig is als
                     je naar de landelijke verdeling kijkt. Van de 250 miljoen die beschikbaar is voor
                     de basisinfrastructuur gaat maar liefst 100 miljoen alleen al naar Amsterdam. Daar
                     staan natuurlijk tal van nationale iconen, maar het kan niet zo zijn dat die verdeling
                     zo verschrikkelijk scheef is. Ik denk dat dat slecht is voor het draagvlak voor de
                     cultuurgelden. Veel regionale cultuurinstellingen zouden graag een stapje extra zetten
                     om kwalitatief door te ontwikkelen, helemaal gezien de regiofunctie die zij daarin
                     vervullen. Ik wil dan ook pleiten voor een evenwichtigere verdeling over de regio's
                     die gebruikmaken van de cultuurgelden in de nieuwe periode. De Minister is natuurlijk
                     al in gesprek met de verschillende regio's, dus ik denk dat dit een mooi moment is
                     om door te pakken en te vragen: hoe zouden we die verdeling nou anders kunnen doen,
                     hoe kan de regionale spreiding daarin wat beter worden? Ik ben benieuwd hoe de Minister
                     daartegen aankijkt. Ik zou willen vragen of zij zou kunnen laten onderzoeken hoe we
                     die regionale spreiding in een volgende periode beter kunnen doen en welke criteria
                     op dit moment een goede spreiding in de weg zitten.
                  
Dan een aantal andere punten die voor de VVD belangrijk zijn in dit verhaal. Allereerst:
                     het gaat goed met...
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: mevrouw Dik-Faber heeft een vraag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Toch nog even op het vorige punt, om het helemaal helder te krijgen. De VVD houdt
                     een pleidooi voor herwaardering van volkscultuur. Volgens mij vindt iedereen hier
                     volkscultuur belangrijk. Maar de VVD houdt ook een pleidooi voor herverdeling van
                     de BIS-middelen. Als ik het artikel, het interview met de heer Aartsen, lees, worden
                     die twee op de een of andere manier aan elkaar verbonden. Ik wil gewoon heel helder
                     hebben waar de VVD staat. Gaan we nu de BIS herverdelen en daar ineens het hele element
                     van volkscultuur aan verbinden? Want dat is wel de suggestie die de heer Aartsen wekt.
                     Ik zou het echt heel vervelend vinden als dat gaat gebeuren.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Nee, dat is niet mijn voorstel. Het zijn twee losse voorstellen. Daar kan ik mevrouw
                     Dik-Faber dus in geruststellen. Dit punt gaat echt over de regionale spreiding. Volgens
                     mij heeft mevrouw Dik-Faber zich daar de afgelopen jaren ook druk over gemaakt. Volgens
                     mij staan we nu op het punt om een nieuwe adviesaanvraag te doen aan de Raad voor
                     Cultuur. Er komt een nieuwe periode aan. Dat betekent dat we kunnen kijken naar de
                     huidige verdeling en welke criteria daarvoor leidend zijn. Dat is het moment waarvan
                     ik zeg: we zouden eens moeten kijken of het niet wat meer verspreid kan, omdat BIS-instellingen
                     in de regio vaak juist het verschil kunnen maken, in samenwerking met anderen in het
                     culturele veld. Dat voorstel doe ik hier vandaag, los van het voorstel voor volkscultuur.
                  
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Wil de VVD wel erkennen dat het beeld in ieder geval wel ontstaan is? Als je aan de
                     ene kant het Concertgebouworkest zet en aan de andere kant het bloemencorso, de fanfare
                     – die wordt vaak genoemd – et cetera, suggereer je wel dat we de BIS op haar kop zetten
                     om ruimte te creëren voor volkscultuur. Al met al komt het op mij heel verwarrend
                     over. Ik wil de VVD echt vragen om hierin betere lijnen uit te zetten, zodat ook voor
                     andere mensen in het land helder is wat de VVD precies wil.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Als dat beeld bij mevrouw Dik-Faber is ontstaan, vind ik dat jammer, want het was
                     juist een positief verhaal, een pleidooi voor meer aandacht voor volkscultuur. Het
                     was ook bedoeld om mijn verbazing aan te geven over de manier waarop wij het nu hebben
                     verdeeld. Dat was mijn pleidooi, een positief pleidooi. Nogmaals, het zijn twee separate
                     voorstellen, die ik niet aan elkaar koppel. Daarom zal ik, mogelijkerwijs, ook twee
                     aparte moties hierover indienen.
                  
Dan een aantal andere punten die voor de VVD belangrijk zijn. Allereerst: het gaat
                     goed met de musea in Nederland. Dat is niet omdat ik het zeg, maar dat is een bericht
                     dat de Museumvereniging een aantal weken geleden naar buiten bracht. Dat is natuurlijk
                     positief, maar zij hebben er wel bij gezegd: we moeten oppassen met de kleinere musea,
                     de stad- en streekmusea, die het soms wat moeilijker hebben. Tentoonstellingen met
                     grotere kunstwerken van wat grotere musea zouden kunnen helpen om wat meer bezoekers
                     daarheen te trekken. Dat is volgens mij iets wat we zouden moeten toejuichen. Toch
                     blijken er een aantal knelpunten te zijn waardoor er nog te weinig collecties onderling
                     kunnen worden uitgewisseld, bijvoorbeeld omdat er hoge eisen worden gesteld aan verzekeringen,
                     wat natuurlijk weer leidt tot extra kosten. Dat is zonde, want we hebben enorm veel
                     collecties en kunstwerken in de depots en in de kelders liggen. Het zou natuurlijk
                     heel mooi zijn als wat kleinere musea daar ook gebruik van zouden kunnen maken. Ik
                     zou dan ook aan de Minister willen vragen of zij bereid is om in gesprek te gaan met
                     de sector en misschien ook met gemeentes en provincies, die als collectie-eigenaren
                     vaak ook een rol hebben, om te kijken of we wat we met een mooi woord de «collectiemobiliteit»
                     noemen, kunnen vergroten.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Bergkamp, dit is uw derde interruptie.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel voor het meetellen, voorzitter. Ik vind het punt over de collectiemobiliteit
                     een goed punt, met name als het gaat om de aandacht voor de stad- en streekmusea.
                     Mijn vraag aan de heer Aartsen is dan ook of hij vindt dat de motie van mij en mevrouw
                     Geluk (32 820, nr. 243) onvoldoende is uitgevoerd, want die motie ging daar specifiek over.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Mevrouw Bergkamp moet voor mij iets meer de context schetsen van de motie. Dat kan
                     hier, maar dat kan ook op een ander moment. Ik heb mij goed voorbereid op dit debat,
                     op heel veel punten, maar op dit punt moet u mij excuseren. Maar mevrouw Bergkamp
                     kan mij in de lunchpauze mogelijk de context schetsen.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Fair enough. Dan doen we dat op het moment dat we een schorsing hebben.
De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter. Het kabinet trekt 5 miljoen euro uit om het makkelijker te maken voor
                     schoolklassen om ons parlement te bezoeken. Volgens mij is dat een mooi initiatief
                     om kinderen ook het belang van democratie en democratische waarden mee te geven. Een
                     initiatief zoals het Model European Parliament draagt daar natuurlijk aan bij, met
                     tal van activiteiten die ze in het land organiseren en natuurlijk de finale hier in
                     de Oude Zaal. Tijdens die finale hebben ze ook aangegeven dat het voortbestaan van
                     het Model European Parliament wordt bedreigd vanwege het gebrek aan structurele ondersteuning.
                     Ik zou het zonde vinden als een dergelijk initiatief, dat al veel jaren loopt, zou
                     verdwijnen. Het is natuurlijk niet gebruikelijk om hier te pleiten voor allerlei dingen
                     voor individuele organisaties, maar het initiatief had natuurlijk ook van een andere
                     organisatie kunnen zijn. Het zou natuurlijk wel mooi zijn als we wat aandacht zouden
                     hebben voor het initiatief. Ik zou aan de Minister willen vragen wat zij zou kunnen
                     doen om dergelijke initiatieven te behouden.
                  
Voorzitter. Een ander punt waar de VVD zich vaak hard voor maakt, is het culturele
                     ondernemerschap. Wij willen dat ook ondersteunen en stimuleren. De overheid staat
                     startende ondernemers vaak bij met tal van regelingen en advies, bijvoorbeeld via
                     de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Tot en met 2018 liep het Programma Ondernemerschap
                     Cultuur, om cultureel ondernemerschap te bevorderen. Mijn vraag aan de Minister is:
                     wat is daar op dit moment de status van? Hoe kan hier een vervolg aan worden gegeven?
                  
Voorzitter, ik rond af met nog één punt. Ik wil aandacht vragen voor een plan van
                     het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Ik ben benieuwd naar de
                     opvatting van de Minister hierover. Amsterdam heeft natuurlijk een bijzondere positie
                     als het gaat om drukte. Het idee dat het college gelanceerd heeft, is om een extra
                     belasting in te voeren op onder andere musea. Die belasting wordt ook wel «attractiebelasting»
                     genoemd. Het staat Amsterdam natuurlijk volkomen vrij om zelf te bepalen hoeveel en
                     waar het belasting op zou willen hebben; dat is aan Amsterdam zelf. Maar het gaat
                     natuurlijk wel knellen als het gaat om rijksgesubsieerde instellingen. We geven veel
                     geld uit aan culturele instellingen in Amsterdam, juist met als doel om deze instellingen
                     toegankelijker te maken of toegankelijk te houden. Dan vind ik het raar dat de gemeente
                     daar vervolgens extra belasting op gaat heffen. Ik ben benieuwd wat de Minister vindt
                     van deze belasting. Vindt zij dat die wel of niet bijdraagt aan de toegankelijkheid?
                     Is zij bereid om in gesprek te gaan met Amsterdam, om te kijken of de rijksgesubsidieerde
                     instellingen deze heffing niet zouden hoeven te betalen?
                  
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. De heer Bosma heeft een vraag.
De heer Martin Bosma (PVV):
Complimenten aan de heer Aartsen. Hij heeft zijn vuurdoop doorstaan. Alle collega's
                     hadden het hele weekend interrupties voor hem voorbereid, maar hij leeft nog. Ik weet
                     niet of zijn overhemd nog helemaal droog is, maar dat is mijn probleem niet. Het is
                     fijn dat de VVD zich uitspreekt voor de volkscultuur. Dat heb ik ook gedaan. We zien
                     in de praktijk dat de VVD overal vecht tegen de volkscultuur. Halbe Zijlstra heeft,
                     toen hij nog fractieleider was, bij Pauw gezegd: Zwarte Piet moet eraan, het gaat
                     alleen over de snelheid waarmee. We zien dat in Amsterdam, waar de VVD regeerde, Zwarte
                     Piet helemaal ausradiert is. We zien dat in Eindhoven de burgemeester, meneer Jorritsma,
                     filmpjes verspreidt van de gewelddadige Ghanees die de leider is van Kick Out Zwarte
                     Piet. We zien in Middelburg...
                  
De voorzitter:
Uw vraag, meneer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
... waar al 40 jaar lang een hele leuke intocht was, dat het college, waar de VVD
                     in zit, roetveegpieten heeft ingehuurd. Waarom zet de VVD zich niet gewoon in voor
                     de volkscultuur die we hebben en die niks kost, namelijk onze dierbare Zwarte Piet?
                  
De heer Aartsen (VVD):
Het probleem van de hele discussie die nu gaande is, is dat die verschrikkelijk giftig
                     is geworden. Het gaat niet meer over een kinderfeest. Het gaat niet meer over hoe
                     mensen zelf zo'n mooi feest zouden kunnen beleven: ieder op z'n eigen manier, in iedere
                     stad of in ieder dorp net even anders, zo u wilt. Juist dit soort politieke betogen
                     zorgen ervoor dat de discussie polariseert, dat die escaleert en dat die alleen maar
                     giftiger wordt. Mijn pleidooi ten aanzien van Zwarte Piet zou nou juist zijn: laten
                     we nou eens ophouden met die verschrikkelijk giftige discussie. Het is een discussie
                     van extremen geworden, aan beide kanten, zonder fatsoen en zonder respect voor elkaar.
                     Ik zou het goed vinden als we dit nou eens een keer centraal zouden stellen: laat
                     mensen op hun eigen manier Sinterklaas en Zwarte Piet vieren. Dat zal in sommige steden
                     met wat meer roetveegpieten zijn en in bepaalde steden met volledig zwarte Zwarte
                     Pieten. Maar laten we het vooral een kinderfeest houden en laten we stoppen met die
                     gepolariseerde discussie.
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Natuurlijk wil de VVD stoppen met die discussie, want de VVD wil gewoon stiekem, achterbaks
                     en in stilte onze mooie volkscultuur slopen. Dat zien we in Middelburg, waar de VVD
                     regeert, dat allemaal roetveegpieten naar binnen haalt. Dat zien we in Eindhoven,
                     waar burgemeester Jorritsma video's verspreidt van Kick Out Zwarte Piet. De VVD is
                     gewoon bezig Zwarte Piet kapot te maken.
                  
De voorzitter:
Uw vraag.
De heer Martin Bosma (PVV):
U moet niet met een verhaal komen over giftige discussies. U moet zich gewoon uitspreken
                     voor de volkscultuur en niet moeilijk doen. U moet gewoon zeggen: Zwarte Piet is zwart,
                     en de VVD zet zich in voor een zwarte Zwarte Piet; no surrender.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Wat de heer Bosma volgens mij niet begrijpt, is dat hoe meer politieke discussie hierover
                     komt, hoe meer zijn geliefde Zwarte Piet en overigens ook mijn geliefde Zwarte Piet...
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Kijk, we hebben een uitspraak!
De heer Aartsen (VVD):
... want dat is hij voor velen,... Ja, iedereen viert het op zijn eigen manier. Volgens
                     mij is dat belangrijk. Maar hoe meer wij ons er als politici druk om maken, hoe giftiger
                     het debat wordt en hoe meer het ideaal van de heer Bosma erop achteruitgaat. Mijn
                     pleidooi is nogmaals: laten we als politiek nou eens ophouden en laten al die verschrikkelijke
                     extreme kampen nou eens ophouden met deze giftige discussie. Het verziekt een mooi
                     kinderfeest. We zouden eens met wat meer fatsoen en respect die discussie met elkaar
                     moeten voeren, zodat we gewoon naar een mooi kinderfeest kunnen gaan.
                  
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Ellemeet van GroenLinks.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Er zijn van die debatten waar je je echt op verheugt. Voor
                     mij is dit cultuurdebat zeker een van die debatten. Ik vind het een voorrecht om te
                     mogen spreken over al die creatieve talenten die ons land kleuren en betekenis geven.
                  
In de aanloop naar dit debat heb ik mij ook weer laten inspireren door mensen en instellingen
                     die op overtuigende wijze werken met en aan cultuur. Zo hebben tienduizenden Friezen
                     meegedacht en meegewerkt aan de programmering voor hun culturele hoofdstad. Een prachtig
                     voorbeeld van hoe hun dromen en verhalen het vertrekpunt zijn geweest voor een heel
                     programma. Ook in Rotterdam gebeuren mooie dingen, bijvoorbeeld op Zuid, waar de bewoners
                     van oudsher nou niet in groten getale theaters bezoeken of naar tentoonstellingen
                     gaan. Verhalenhuis Belvédère trekt nu al een paar jaar Katendrechters en andere Rotterdammers
                     met tentoonstellingen die altijd een connectie hebben met hun stad en met hun verleden.
                     Theater Zuidplein begeleidt nu al jaren grote talenten uit de buurt en programmeert
                     voorstellingen samen met en voor Rotterdammers. Als laatste voorbeeld noem ik de Deventer
                     Schouwburg, die zijn deuren van 's morgens vroeg tot 's avonds laat opent voor allerlei
                     stadsinitiatieven en daarnaast met stadsprogrammeurs werkt aan het programma.
                  
Voorzitter. Zo zijn er nog vele andere culturele koplopers die al werk maken van het
                     verder democratiseren van onze cultuur, door samen te programmeren en voorstellingen
                     en exposities te laten zien die ook nieuwe publieksgroepen aantrekken. Want ook uit
                     het recente rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt wat we eigenlijk al
                     wisten, namelijk dat er nog steeds een oververtegenwoordiging is van hoogopgeleide
                     mensen en van witte mensen in het publiek. Werk aan de winkel dus.
                  
Voor GroenLinks is het helder: kunst en cultuur zijn van en voor iedereen. Ook voor
                     mensen met een beperking. We zien helaas nog vaak genoeg dat zij obstakels ervaren
                     in de toegang tot cultuur. Graag daar een reactie op van de Minister.
                  
Voorzitter. Van de vernieuwers heb ik geleerd wat er nog beter zou kunnen om het publiek
                     te verbreden. Ze hebben behoefte aan meer vrije programmeringsruimte, zodat ze makkelijker
                     kunnen inspelen op wensen en initiatieven van bezoekers. Nu is het vaak zo dat je
                     jaren van tevoren tot in detail je programma moet voorleggen om in aanmerking te komen
                     voor subsidie. Dat maakt het natuurlijk ontzettend lastig om echt te kunnen inspelen
                     op lokale initiatieven.
                  
Daarnaast geven ze ook aan dat alleen bepalen of bezoekersaantallen gehaald zijn,
                     geen rechtdoet aan de moeite die zij soms doen om bepaalde doelgroepen binnen te halen.
                     Mijn vraag aan de Minister is daarom of zij ook oog wil hebben voor bezoekersimpact.
                  
Ten slotte geven ze allemaal aan dat het heel wenselijk zou zijn als het Rijk, de
                     provincie en de gemeente gezamenlijk deze ambitie van het verder democratiseren van
                     onze cultuur zouden kunnen ondersteunen. Dat maakt de inzet van de middelen natuurlijk
                     een stuk effectiever. Graag een reactie van de Minister op deze drie punten: vrije
                     programmeringsruimte, oog voor bezoekersimpact en een gedeelde bestuurlijke inzet
                     op nieuw publiek. Hoe staat zij daartegenover?
                  
Voorzitter. Van het publiek naar de makers. Met de motie-Ellemeet/Asscher heeft de
                     Kamer vorig jaar de Minister verzocht om de mogelijkheden te creëren voor kunstenaars
                     om collectief te kunnen onderhandelen. Dat is hard nodig, want het is nu vaak lastig
                     voor hen om tot een eerlijke beloning te komen. Mijn vraag aan de Minister is of zij
                     kan vertellen wat de stand van zaken is.
                  
Voorzitter. Er worden indrukwekkend stappen gezet door de sector zelf om de arbeidsmarktpositie
                     van de makers te verbeteren, onder andere met honorariumrichtlijnen en de uitwerking
                     van de Fair Practice Code. Het betekent ook nogal wat in financiële zin als we deze
                     afspraken echt willen gaan toepassen. Wat GroenLinks betreft, komt er nog extra budget
                     bij, maar zolang dat niet zo is, zullen we keuzes moeten maken om deze afspraken te
                     kunnen toepassen. Erkent de Minister dit dilemma? Je kan niet én het aanbod blijven
                     uitbreiden én de makers beter belonen. Graag een reactie.
                  
Voorzitter. De slechte beloning is zeer schrijnend onder de muziekensembles. Zo verdient
                     een musicus in een ensemble bruto bijna € 1.400 per maand minder dan een musicus in
                     een orkest. Er is al sinds 2016 een subsidieregeling voor ensembles, maar van de oorspronkelijke
                     zes ton die daarvoor gereserveerd was, is helaas nog maar één ton besteed. Een deel
                     daarvan is ook nog eens niet terechtgekomen bij de musici zelf, maar bij de zalen.
                     Samen met de middelen die dit kabinet tot 2020 vrijmaakt voor de ensembles is er 1,1
                     miljoen beschikbaar, best een substantieel bedrag. Mijn fractie wil dat dit geld gaat
                     naar de beloning van de musici in deze ensembles. Ik overweeg om hier samen met mijn
                     collega Bergkamp een motie over in te dienen.
                  
Voorzitter. Uiteindelijk is er nog meer budget nodig om de loonachterstand in te halen
                     die deze ensembles de afgelopen jaren hebben opgelopen. Wat mijn fractie betreft is
                     dit een eerste stap in de goede richting, maar we zijn er nog niet. Mijn vraag aan
                     de Minister is of zij bereid is om ter voorbereiding op de nieuwe cultuurplanperiode
                     ook te kijken hoe de leden van de muziekensembles vanaf 2021 hetzelfde betaald zouden
                     kunnen worden als de andere podiumkunsten. Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Ten slotte nog twee punten. Mijn fractie maakt zich zorgen over de collectie
                     van het voormalig Theater Instituut Nederland. Er is op dit moment geen mogelijkheid
                     voor het goed ontsluiten en bijhouden van, maar ook het faciliteren van het debat
                     over de collectie. Wat vindt de Minister hiervan? Erkent zij dit probleem? Wat wil
                     zij hieraan doen?
                  
Voorzitter. Ten slotte het initiatief dat de gemeente Amsterdam heeft genomen voor
                     het oprichten van een slavernijmuseum. Deze ambitie is raadsbreed in Amsterdam omarmd,
                     van Forum voor Democratie tot GroenLinks. De komende maanden wordt de uitvoering onderzocht.
                     Wat GroenLinks betreft is de betrokkenheid van het Rijk op termijn ook gewenst. Mijn
                     vraag aan de Minister is of zij nu al is aangehaakt op dit initiatief en hoe zij haar
                     eigen rol in de ontwikkeling hiervan ziet. Graag een reactie daarop.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Bosma heeft een vraag, mevrouw Ellemeet.
De heer Martin Bosma (PVV):
Even een vraag over het slavernijmuseum. De wethouder van Amsterdam, mevrouw Kukenheim,
                     heeft meegedeeld dat het museum gebouwd gaat worden uit zwart perspectief. Ik citeer
                     letterlijk. Er bestaat dus zoiets als een zwarte mening blijkbaar. Vindt GroenLinks
                     ook dat er in dat slavernijmuseum niet alleen aandacht moet zijn voor de trans-Atlantische
                     slavernij met zwart als slachtoffer en blank als dader, maar ook aan de slavernij
                     waarbij bijvoorbeeld moslims dader zijn en blanke Europeanen het slachtoffer waren?
                     Die slavernij was in aantallen veel groter en heeft eeuwenlang geduurd. Heel veel
                     Nederlanders zijn daar het slachtoffer van geworden. Die werden geroofd op de Middellandse
                     Zee en kwamen nooit meer terug. Zij werden tot slaven gemaakt en soms hun hele leven
                     verkracht.
                  
De voorzitter:
Uw vraag meneer Bosma!
De heer Martin Bosma (PVV):
Of moet het alleen maar een museum zijn dat the white guild moet stimuleren?
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Er zijn helaas verschillende voorbeelden van slavernij die allemaal vreselijk zijn.
                     Bij dit museum gaat erom naar onze eigen geschiedenis te kijken en naar de rol en
                     de verantwoordelijkheid die de Nederlandse Staat destijds had. Dat is de invalshoek
                     voor dit museum. Natuurlijk is het ook de bedoeling dat er met zo'n museum een bredere
                     discussie ontstaat over andere vormen van slavernij. Het wordt niet exclusief maar
                     het is wel het vertrekpunt van dit museum,
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Als ik goed ben ingelicht, is het dat helemaal niet. Het gaat slechts over één vorm
                     van slavernij en het sluit de ogen voor de slavernij door moslims, waarschijnlijk
                     om politieke redenen, waarschijnlijk om ergens op uit te komen. Vindt GroenLinks dat
                     eerlijk? Michiel de Ruyter ging tegen de moslims vechten vanwege de slavernij bijvoorbeeld.
                     Heel veel Nederlanders zijn erbij betrokken geweest. Waarom toch die keuze, die selectie?
                     Waarom niet een breed museum over alle vormen van slavernij, bijvoorbeeld de vorm
                     waarvan heel veel Nederlanders slachtoffer zijn geweest.
                  
De voorzitter:
Uw punt is helder, meneer Bosma.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat zou de heer Bosma natuurlijk heel graag willen, dat dit museum de ogen zou sluiten
                     voor andere vormen van slavernij, zeker als het om moslims gaat. Helaas moet ik de
                     heer Bosma teleurstellen, want dit museum neemt als vertrekpunt de slavernij waar
                     de Nederlandse Staat de verantwoordelijkheid voor heeft gedragen, maar heeft als doel
                     om breder te kijken. Laten we vooral het bredere maatschappelijke debat hierover voeren.
                     Helaas, meneer Bosma, ik moet u teleurstellen. Ik kan u geen bevestiging geven.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Geluk van het CDA.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter. We investeren in het beter zichtbaar maken en zo mogelijk toegankelijk
                     maken van historische plaatsen in het land die het verhaal van onze geschiedenis vertellen.
                     Dat kondigde de regering aan bij de start van deze kabinetsperiode. De CDA-fractie
                     wenst dat historische plaatsen beter zichtbaar en beter toegankelijk worden. In de
                     televisieserie over de opstand, de Tachtigjarige Oorlog zoals we vroeger zeiden, wordt
                     de geschiedenis op een begrijpelijke manier gepresenteerd. Als we goed kijken, vertelt
                     ons landschap onze geschiedenis van de boerenschansen tot het monument bij Heiligerlee.
                     80 jaar oorlog onderstreept wat de CDA-fractie betreft nog eens het belang van de
                     toegankelijkheid en zichtbaarheid van de historische plaatsen.
                  
De Minister is in haar brief van 19 oktober nog niet zo concreet over de vooruitgang
                     op dit punt. Wat is nu precies de stand van zaken? We krijgen de indruk dat tot nu
                     toe alleen het bezoek van scholieren aan de Tweede Kamer geregeld is. Dat is inderdaad
                     een historische plaats die een verhaal van onze geschiedenis vertelt, maar er is meer.
                     In dit verband vraagt de CDA-fractie ook vandaag aandacht voor het erfgoed van de
                     Tweede Wereldoorlog. De viering van 75 jaar bevrijding begint volgend jaar. Dat is
                     een goede gelegenheid om het erfgoed van de Tweede Wereldoorlog onder de aandacht
                     te brengen, ook wat we het beladen erfgoed noemen. Is de Minister betrokken bij de
                     toekomst van de commandobunker van Seyss Inquart in Wassenaar? Werken het Rijksvastgoedbedrijf
                     en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed samen? Wat is de stand van zaken, zo
                     vraag ik de Minister.
                  
Als je goed om je heen kijkt is alles gekleurd en er is altijd geluid. Niet alle erfgoed
                     is tastbaar. Geluid kun je niet vastpakken. Maar geluid kunnen we wel bewaren. Op
                     bladmuziek, op wasrollen, op schellakplaten, geluidsbanden, cd's en dat-bandjes is
                     onze muzikale geschiedenis vastgelegd. De verantwoordelijkheid voor het behoud van
                     de muzikale geschiedenis is versnipperd geraakt. Daardoor laat ook de toegankelijkheid
                     voor uitleen of raadpleging te wensen over. Is de Minister bereid om in overleg te
                     treden met de verantwoordelijke organisaties om ons muzikale erfgoed voor huidige
                     en toekomstige generaties te bewaren en beschikbaar te maken?
                  
Voor het behoud van monumentale kerkgebouwen is het belangrijk dat ze in gebruik blijven.
                     De CDA-fractie wil dat ook met subsidiemogelijkheden stimuleren. Er zijn grenzen aan
                     wat kerkelijke gemeenten en parochies zelf kunnen opbrengen. Daarom heeft de CDA-fractie
                     de Minister vorig jaar gevraagd om in gesprek te gaan met koepels van eigenaren van
                     monumentale kerkgebouwen. Wat is de stand van zaken nu? Zet de Minister dat gesprek
                     voort? Kerkenvisies kunnen bijdragen aan het goed in kaart brengen van religieus erfgoed
                     in Nederland. Als het goed is, zullen kerkelijke gemeenten samen met de burgerlijke
                     gemeenten en de samenleving tot een goede inventarisatie, tot bruikbare adviezen en
                     een werkbare uitvoering komen. Kerkvisies zijn in de eerste plaats lokale visies met
                     lokale belangen, die landelijk onderling verschillend maar daardoor toch goed gedragen
                     worden. In dit verband vragen wij de Minister ook hoe de goede ervaringen met het
                     Kerkenprogramma in Limburg worden betrokken bij de ontwikkeling van kerkenvisies in
                     de rest van het land. Dit jaar heeft de Minister via de Subsidieregeling restauratie
                     rijksmonumenten onder meer aanvragen van de Stevenskerk in Nijmegen en de Grote Kerk
                     in Breda gehonoreerd. Is de regeling voor volgend jaar al gereed? Welke criteria gelden
                     er voor de toekenning van de extra middelen? In dit verband noem ik graag het pleidooi
                     van Abdij Rolduc in Kerkrade voor restauratie en herbestemming. Provincies, gemeente
                     en eigenaar zijn bereid om bij te dragen. Men spant zich in voor toegankelijkheid
                     en verduurzaming. De Minister is er op werkbezoek geweest. Wat heeft u aan Rolduc
                     beloofd?
                  
Van het werk in de erfgoedsector wordt 40% tot 60% door vrijwilligers gedaan. Beter
                     gezegd: door mensen die hier niet voor betaald worden. Zonder deze mensen zouden veel
                     monumenten in verval raken. Daarom pleit het CDA voor praktische ondersteuning die
                     de kwaliteit van het vrijwilligerswerk verbetert. Daarmee kunnen we het werk voor
                     vrijwilligers leuker en effectiever maken. Het is goed dat het kabinet de vrijwilligersvergoeding
                     verhoogt. Maar we denken ook aan mogelijkheden voor opleiding of kennisverdieping,
                     aan juridische en bestuurskundige ondersteuning bij bestuurstaken of hulp bij het
                     doen van fondsaanvragen. Is de Minister bereid om de mogelijkheden voor praktische
                     ondersteuning van vrijwilligers te onderzoeken?
                  
Tot slot een vraag over de fiscale aspecten van schenkingen. Musea ontvangen jaarlijks
                     tal van giften in natura. In zijn brief van 26 april over de evaluatie van de giftenaftrek
                     speelt de Staatssecretaris van Financiën met de gedachte om voor giften in natura
                     geen financiële aftrek meer toe te laten. Voor de CDA-fractie is betrokkenheid van
                     burgers bij cultuur een groot goed. Die betrokkenheid kan tot uitdrukking komen in
                     financiële steun. Daarvoor hebben we de Geefwet. Maar burgers kunnen ook kostbare
                     stukken schenken aan een museum. Om een voorbeeld te noemen: het Rijksmuseum ontving
                     in 2017 1.751 voorwerpen. Dat is substantieel. Schenkingen en legaten vormen meer
                     dan de helft van het totale aantal voorwerpen waarmee de collectie in dat jaar werd
                     uitgebreid. De CDA-fractie zou graag willen dat u het geven blijft stimuleren.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan de heer Kwint van de SP.
De heer Kwint (SP):
Voorzitter. dank u wel. Dit weekend was het weer zover. De Zwarte Cross ging in de
                     voorverkoop. Ik dacht: ik kies een wat andere insteek. Weekendkaarten voor € 150 stonden
                     binnen no-time voor € 2.250 op woekersites als Viagogo. Moet u zich voorstellen: € 150
                     verkoop binnen een uur € 2.250 via een van deze woekersites. Een jaar geleden besloot
                     deze Kamer unaniem eindelijk dat het genoeg was met de woekeraars. «Pak ze aan», was
                     de opdracht, en de Minister dacht en dacht, en dronk thee en dronk thee, en sprak
                     en sprak, en ze deed uiteindelijk niets. Zij gaat een voorlichtingscampagne beginnen.
                     Die is er al: weetwatjekoopt.nl. Dan hebben wij dat ook weer gedaan. Wij weten namelijk
                     al hoe het zit. Wij hebben geen voorlichting nodig, wij hebben maatregelen nodig.
                     De Minister zegt dat daar geen draagvlak voor zou zijn. Wie heeft hier dan geen behoefte
                     aan, want hier in de Kamer is wel draagvlak? Er hebben 150 mensen voor mijn motie
                     gestemd en meer Kamerleden hebben wij hier niet.
                  
Vanwege de negatieve kritiek is Ticketmaster dit jaar gestopt met hun grote platform
                     Seatwave. Ik citeer Gijs Jolink, baas van het grootste festival van Nederland, de
                     Zwarte Cross: «Dat er geen draagvlak is, wat is dat nou voor gelul? Iedereen is hier
                     tegen.» Zij willen een betaalbaar festival organiseren voor hun fans, maar worden
                     het slachtoffer van de nalatigheid van de overheid.
                  
Hij is niet de enige. Om dat te onderschrijven heb ik wat bewijs meegenomen. Kijkt
                     u op dit affiche en leest u even mee: De Staat, Guus Meeuwis, Heideroosjes, Kensington,
                     Roxeanne Hazes, Blaudzun, Eric Corton, Metropole Orkest, Dolf Janssen, Ad Vandenberg
                     – bekend van White Snake, kan ik aanraden – Rudeboy, het gaat meer door. Hier staan
                     meer dan 60–70 acts onder. Sinds dit naar de drukker is gegaan, is BLØF er ook nog
                     bijgekomen, maar toen had ik hem al laten drukken en die staan er in dit geval niet
                     bij.
                  
Dus ruim 60 acts melden zich in een week. Ik heb een paar belletjes gepleegd. Festivalinfo,
                     de grootste site op dit gebied, platenlabels, boekingskantoren, de branchevereniging
                     voor muzikanten, de Zwarte Cross, zij komen allemaal met dezelfde boodschap: hoezo
                     is er geen draagvlak? Wij wachten op de politiek. «Laat de politiek ingrijpen», zeggen
                     dus 70 acts. Ik heb zitten tellen, dat zijn meer dan 150 artiesten in totaal. Als
                     de Minister dan niet luistert naar 150 Kamerleden, laat zij dan naar 150 makers luisteren.
                     Pak dit aan! Ik zal de tekst van het manifest, die staat aan de achterkant, naar de
                     Minister mailen zodat zij daar in haar reactie stil bij kan staan.
                  
Er is natuurlijk meer. Vorig jaar was er ook brede steun om iets te doen aan de onderhandelingspositie
                     van makers, mede dankzij de motie van de collega's van GroenLinks en de PvdA. We zijn
                     nu een jaar verder en wij krijgen te horen dat wij moeten wachten tot het voorjaar
                     tot er meer bekend wordt over het collectief onderhandelen door bijvoorbeeld makers.
                     Nou is dat voor ons niet zo erg, want wij worden wel betaald, maar de makers waar
                     het om gaat nu juist niet. Dat is precies het punt. Waarom is dit in andere landen
                     nu al wel geregeld en moeten wij nog steeds wachten? Er moet toch sneller iets kunnen
                     gebeuren? Ik heb het al eerder gezegd, in de context van journalistiek en media: elke
                     dag dat de Persgroep met dank aan onze mededingingsregels tien, elf, twaalf, dertien
                     of veertien kranten in bezit mag hebben en hun eigen freelancers niet mogen onderhandelen
                     over een bodemtarief, is een klap in het gezicht van die makers, en wat mij betreft
                     ook in het gezicht van een fatsoenlijk mededingingsrecht.
                  
Als het om kunst- en cultuuronderwijs gaat, liet de collega van de Minister, Minister
                     Slob, onlangs weten dat kunst- en muziekles ook best door hobbyisten zonder bevoegdheid
                     kan worden gegeven. Dat gaan we toch niet doen? Voor kunst en cultuur hebben wij vastgelegde
                     eindtermen, dat zijn de termen waar het onderwijs aan moet voldoen, de dingen die
                     van docent op leerling moeten worden overgebracht. Er wordt een heel nieuw curriculum
                     ontwikkeld voor kunst en cultuur. Dan volstaat het toch niet om een hobbyist met ongetwijfeld
                     heel veel enthousiasme maar geen pedagogische of didactische opleiding voor de klas
                     te zetten?
                  
De aandacht voor cultuur wordt ook op radio en tv vaak minder. Afgelopen jaar is het
                     aandeel bij de publieke omroep zelfs bijna gehalveerd. Toen wij hiervoor aandacht
                     vroegen bij Minister Slob voor Media verwees hij ons naar de Minister voor Cultuur.
                     Dus bij deze. Gaan wij die trend bij de publieke omroep keren? Gaan wij daarvoor zorgen
                     of dat nou de TROS Muziekfeesten zijn of Vrije Geluiden? De publieke omroep heeft
                     toch die taak om ons rijke cultuurleven te laten zien en in beeld te brengen? Gaat
                     de Minister uiteindelijk deze trend keren? Ik vind het niet erg als zij dat in samenwerking
                     met die andere Minister doet. Dat lijkt mij verstandig. Gaan wij ervoor zorgen dat
                     er de komende jaren weer meer kunst en cultuur te zien zijn op de door ons allemaal
                     betaalde publieke omroep?
                  
In de laatste cultuurbrief geeft de Minister duidelijkheid over waar de ongeveer 25
                     miljoen extra aan besteed gaat worden. Laat ik beginnen met het goede nieuws: het
                     is fijn dat er geld is. Het is hard nodig. Het is veel te lang niet gebeurd. Maar
                     20% van die 25 miljoen lekt weg naar het bezoeken van ons parlement. Ik heb daar wel
                     vragen bij. Het is een heel goed idee, maar is dat cultuurbeleid? Is het niet iets
                     wat bijvoorbeeld bij Binnenlandse Zaken thuishoort? Makers in de sector zullen hier
                     niet door gestimuleerd worden.
                  
Is de Minister het met ons eens dat bijvoorbeeld de jongeren in het voortgezet speciaal
                     onderwijs, die vaak niet met een reguliere rondleiding kunnen meegaan, maar die net
                     even wat extra begeleiding nodig hebben voordat zij het parlement kunnen bezoeken,
                     onze aandacht verdienen en dat het mooi zou zijn als wij een manier zouden kunnen
                     vinden waardoor ook deze groep jongeren naar de Kamer kan? Want ze dreigen nu buiten
                     de boot te vallen.
                  
Vorig jaar stemde de Kamer in met nog een ander voorstel, een voorstel van mevrouw
                     Ouwehand en... Ik wilde mevrouw Meijer zeggen, maar het gaat om een motie van mevrouw
                     Ouwehand en mij (32 820, nr. 228). Wij hebben gezegd: maak het lenen of kopen van instrumenten voor kinderen uit arme
                     gezinnen makkelijker. De Minister zegt: dat kan via het Jeugdfonds Sport & Cultuur,
                     en in Limburg hebben ze weleens iets innovatiefs gedaan met instrumenten. Daar ben
                     ik blij om. Maar nu weet ik nog niet wat deze motie zelf gaat betekenen. Wat gaat
                     het kabinet zelf doen om dit te stimuleren. Hoe staat het eigenlijk met de muziekbeheersing
                     van onze kinderen? Wanneer is bijvoorbeeld voor het laatst onderzocht hoeveel kinderen
                     noten kunnen lezen en heel basaal één instrument kunnen spelen? Als ik soms de tarieven
                     zie van een muziekschool, dan vraag ik mij ernstig af of de toegankelijkheid van muziekonderwijs
                     voor iedereen in onze samenleving nog wel gegarandeerd is. Nee, dat vraag ik mij niet
                     af, want het antwoord daarop weet ik wel: dat is niet meer zo. Ik snap dat de Minister
                     dat niet vanuit hier met een toverstafje kan oplossen. Ik zal dat ook niet aan haar
                     vragen. Maar ik zeg wel: is het niet eens een goed begin om in kaart te brengen hoe
                     het staat met de muzikale beheersing? Want dan weten wij ook waar wij die verbeteringen
                     moeten aanbrengen.
                  
Voorts ben ik nog altijd blij dat er een investeringsfonds voor popmuziek komt. Ik
                     bewaar mijn uitgebreide complimenten daarvoor tot Eurosonic, wanneer de Minister haar
                     regeling presenteert. Ik zal daarbij zijn.
                  
Het zal u niet verbazen dat ik van mening ben dat de woekerhandel in concertkaarten
                     keihard moet worden aangepakt.
                  
De voorzitter:
Dank aan de heer Kwint. Het woord is aan mevrouw Bergkamp van D66.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dit kabinet investeert in cultuur door een positieve toon
                     en door de sector vertrouwen te schenken, maar ook door meer financiële ruimte. Dat
                     is belangrijk, ook gelet op de opmaat naar de nieuwe basisinfrastructuur. In de tussentijd
                     vinden we het belangrijk dat er geen mooie initiatieven tussen wal en schip vallen.
                     Daar wil ik dus goed op letten, want hoewel er veel goed gaat – we hebben een bloeiende
                     sector – is er ook nog veel kwetsbaar. Eerdere bezuinigingen hebben – ik geef het
                     toe – soms de luiken geopend, maar hebben ook hun sporen nagelaten. De focus lag te
                     veel op de bezoekersaantallen en te weinig op de intrinsieke waarde van kunst, omdat
                     er bezuinigd is op zaken waarvan de gevolgen misschien niet direct zichtbaar waren.
                     Dat geldt bijvoorbeeld voor het archiefmateriaal, een bron van inspiratie voor theatermakers,
                     musici en grafische ontwerpers. De omvangrijke collecties van deze disciplines zijn
                     ondergebracht bij de Universiteit van Amsterdam, als noodmaatregel. Maar aan deze
                     financiering komt een einde, terwijl de collecties van cruciaal belang zijn om inspiratie
                     op te doen, te reflecteren en ook voor de toekomst van onze professionals. Er is nu
                     een kortetermijnoplossing nodig. Mijn vraag aan de Minister is of zij daarnaar wil
                     kijken. Maar we moeten ook de tijd nemen om te kijken naar een structurele borging.
                     Wil de Minister met de betrokkenen in gesprek gaan om tot een oplossing te komen voor
                     het beheer en het behoud, maar ook voor het levendig houden van deze collectie, nu
                     en in de toekomst? Want die toegankelijkheid is natuurlijk ook heel belangrijk.
                  
Hoe gaan we in bredere zin om met de ondersteunende instellingen? Afgelopen week werd
                     hier in de Kamer een petitie over aangeboden. Hoe kunnen we de expertise en de kennis
                     op een slimme manier inzetten? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. De Minister heeft afgelopen week in het kader van het programma Onbeperkt
                     meedoen overleg gehad met vertegenwoordigers uit het culturele veld, gehandicaptenorganisaties
                     en ervaringsdeskundigen. Dat vind ik heel mooi, want de strekking van het VN-verdrag
                     is natuurlijk: niet over ons zonder ons. Dus het is belangrijk dat er met ervaringsdeskundigen
                     is gesproken. D66 vindt het ook belangrijk dat er direct geld wordt bestemd voor cultuurbeoefening
                     door mensen met een beperking, zodat ook mensen met een beperking kunnen genieten
                     van kunst en cultuur, vooral door het zelf te doen. Wil de Minister een half miljoen
                     voor dit doel aanwenden? We hebben begrepen dat er een miljoen gereserveerd is voor
                     toegankelijkheid. Het zou mooi zijn als we een deel daarvan hiervoor kunnen bestemmen.
                  
Voorzitter. Dan over de muziekensembles. Ik praat wat snel, omdat er heel veel te
                     bespreken is. Ik sluit me aan bij de mooie woorden van mevrouw Ellemeet over de muziekensembles.
                     Dat is een initiatief van ons beiden. Ze zijn belangrijk. Ze brengen vernieuwing,
                     vaak op ontzettend hoog niveau in binnen- en buitenland, maar ze staan onder druk,
                     zeker als we nu iets niet doen, kijkend naar de BIS. We hebben het wel vaak over de
                     BIS, maar de nieuwe BIS is er natuurlijk nog niet. Klopt het dat er nu een regeling
                     is voor de ensembles die niet goed loopt? Het zou toch doodzonde zijn als we daar
                     niet meer effectief gebruik van maken. Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Dan over de arbeidsmarkt cultuur. De slechte arbeidsvoorwaarden voor de
                     musici bij de ensembles vereisen een structurele oplossing, maar de slechte arbeidsmarktpositie
                     überhaupt is een probleem dat breder speelt in de sector. Het kan natuurlijk ook niet
                     alleen door deze Minister worden opgelost. Daarom hebben we al vaker gezegd dat het
                     ontzettend mooi is dat deze sector zelf het initiatief heeft genomen, bijvoorbeeld
                     voor de Fair Practice Code en de honorariumrichtlijn. Graag vraag ik aan de Minister
                     waar wij nu staan met al die verbeteracties. Ik denk dat het belangrijk is dat ook
                     andere overheden erbij betrokken zijn. Ik denk dat de Minister van Sociale Zaken en
                     Werkgelegenheid er ook een heel belangrijke rol in speelt. Graag een reactie daarop.
                  
Voorzitter. Nu alle regio's gevraagd is een regioprofiel te maken, vind ik het belangrijk
                     dat er specifiek wordt gekeken naar Brabant als het gaat over een designmuseum. Brabant
                     heeft nog geen rijksmuseum, maar er gebeurt ontzettend veel moois en goeds op het
                     gebied van design. Denk aan de Dutch Design Week waar 350.000 bezoekers naartoe gingen
                     en de Design Academy. Wil de Minister expliciet aan de Raad voor Cultuur vragen om
                     in de adviesaanvraag te kijken naar de presentatie van design en designerfgoed? En
                     zou het niet mooi zijn als Brabant een rijksmuseum krijgt?
                  
Voorzitter. Een heel ander onderwerp: roofkunst. In 2009 vroeg de Museumvereniging
                     haar leden de herkomstgeschiedenis van haar collecties te onderzoeken met als doel
                     om joodse roofkunst op te sporen en teruggave aan de rechtmatige eigenaren te bevorderen.
                     Dat is belangrijk. Bijna alle musea zijn klaar met dit onderzoek. Van 172 objecten
                     is er een vermoeden dat ze in de periode 1933–1945 geroofd, geconfisqueerd of gedwongen
                     verkocht zijn. De musea hebben hier jarenlang werk aan gehad. Zou het niet mooi zijn
                     om over dit onderwerp een tentoonstelling te organiseren, ook nu de verwachting is
                     dat van de meeste kunst, die nog in het bezig is van de musea, de rechtmatige eigenaar
                     niet gevonden kan worden? Nu kan ik me voorstellen dat de Minister niet alles kan
                     bevorderen. Het is een belangrijke verantwoordelijkheid van de sector zelf. Het lijkt
                     me wel heel mooi als de Minister over specifiek dit onderwerp het gesprek aangaat.
                  
Voorzitter. Musea hebben ook koloniale roofkunst in bezit. De vier Nederlandse volkenkundige
                     musea zullen nog dit jaar hun voorwaarden bekendmaken. Mijn vraag aan de Minister
                     is of zij met deze musea in gesprek kan gaan, omdat ik begrepen heb dat die voorwaarden
                     ook internationaal van belang kunnen zijn om dit onderwerp beet te pakken. Ik vind
                     het heel goed dat de musea zelf het initiatief hebben genomen. Mijn vraag aan de Minister
                     is hoe zij dit ziet en of zij dit proces wil bevorderen.
                  
Voorzitter. Dan over digitalisering en de collectiemobiliteit. Ik had er net een interruptie
                     over met mijn collega van de VVD. Ik heb daar samen met het CDA een motie over ingediend.
                     We hadden als doel om die kleine musea, de stad- en streekmusea, daarbij te ondersteunen.
                     Ik vraag me af of dat ook op die manier is uitgevoerd. Ik kon dat in ieder geval niet
                     helemaal uit de voortgangsrapportage halen.
                  
Voorzitter. Indemniteit is een belangrijk onderwerp om die collectiemobiliteit te
                     bevorderen. We hebben daarover in het regeerakkoord een duidelijke afspraak gemaakt.
                     Er komt een evaluatie. Dat weet ik. Maar de musea hebben aangegeven dat het belangrijk
                     is om te kijken naar dat indemniteitsplafond, of het een rol kan spelen door dat te
                     laten vervallen. Natuurlijk is het lastig om zicht te krijgen op welke tentoonstellingen
                     niet door zijn gegaan door problemen met indemniteit, maar als ik logisch nadenk en
                     kijk naar de prijzen en verzekeringen, kan ik me zo voorstellen dat dat echt een belemmering
                     is. Graag daar een reactie op.
                  
Voorzitter. Op het gebied van samenwerking tussen musea zien we heel mooie voorbeelden.
                     Ik gaf net al in mijn betoog aan dat de kleine musea het lastig hebben, maar juist
                     door samen te werken, door het versterken van het netwerk, gebeurt er heel veel moois,
                     zoals Plantage Amsterdam, Klimaatnetwerk in Limburg, maar ook het netwerk van de Zuiderzeecollectie.
                     Mijn vraag aan de Minister is of zij dat netwerk kan versterken.
                  
Voorzitter. Ik heb nog twee onderwerpen tot slot. De Cultuurkaart. Kan de Minister
                     aangeven hoe het staat met de Cultuurkaart in het mbo? Ik weet dat er gesprekken gaande
                     zijn. Het zou toch mooi zijn als de Cultuurkaart er ook in het mbo is. Verder sluit
                     ik mij aan bij de woorden van de SP over democratisering. Het is ontzettend mooi dat
                     zo veel leerlingen de Tweede Kamer gaan bezoeken. Er staat ook een behoorlijk bedrag
                     tegenover. Ik vraag me wel af waarom we het niet via de cultuurbegroting en de cultuurkaart
                     kunnen regelen. Op zich zou het niet uit moeten maken, maar ik denk het mooi is om
                     het via de cultuurkaart te stimuleren uit de cultuurkant.
                  
De heer Asscher en ik hebben de vorige keer aandacht besteed aan muziek in de klas.
                     Het lijkt ons heel mooi als dat project verder borging krijgt en een vervolg krijgt.
                     Ik sluit mij wat dat betreft aan bij de heer Asscher want ik weet zeker dat hij daar
                     ook nog aandacht aan zal besteden.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet heeft een vraag.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik hoor veel ambitie bij mevrouw Bergkamp. Er is nog genoeg te doen in cultuurland.
                     Daarom hebben we het budget ook heel hard nodig. We zien dat 5 miljoen van de 80 miljoen
                     gereserveerd is voor klassenbezoeken aan de Tweede Kamer. Ik vind dat hartstikke belangrijk,
                     maar het is natuurlijk wel de vraag of dat uit het beperkte cultuurbudget gefinancierd
                     moet worden. Zou het niet logischer zijn om die ambitie bijvoorbeeld te beleggen bij
                     het Ministerie van Binnenlandse Zaken? Dan hebben we echt 80 miljoen en niet eigenlijk
                     maar 75 miljoen voor cultuur te besteden.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Volgens mij stelde ik daar wat vragen over. Wat is de beste routing? Welk ministerie
                     moet daar in the lead zijn? Ik vind 4,7 miljoen ook veel geld. Het doel dat we daarmee
                     beogen is dat er per jaar 200.000 leerlingen naar de Tweede Kamer gaan. Dat vind ik
                     een heel mooi doel. Vanuit het oogpunt van democratisering kan ik mij voorstellen
                     dat Binnenlandse Zaken in beeld komt, maar vanuit het oogpunt van cultuur kan ik mij
                     ook voorstellen dat het bij deze Minister ligt. Ik heb de vraag aan de Minister open
                     gebracht. Wat vindt zij daarvan? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit geld effectief
                     en efficiënt wordt besteed?
                  
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Volgens mij zijn we het helemaal eens over het doel. Hartstikke goed. Het is belangrijk
                     voor leerlingen. We kunnen ook vaststellen dat het bezoek aan de Tweede Kamer bijdraagt
                     aan de bewustwording van onze geschiedenis en van onze democratie. Dat zijn toch echt
                     doelstellingen en ambities die beter thuishoren bij het Ministerie van Binnenlandse
                     Zaken en niet zozeer bij deze Minister. Die 80 miljoen hebben we heel hard nodig voor
                     cultuur. Wat vindt mevrouw Bergkamp hier zelf van?
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Op zich vind ik het al mooi dat we het eens zijn over het doel. Dan zou het eerlijk
                     gezegd niet moeten uitmaken wie er sturing aan geeft. Ik vind het belangrijk dat we
                     dit doel dat we hebben vastgesteld in het regeerakkoord goed uitvoeren. Veel leerlingen
                     moeten naar de Tweede Kamer kunnen gaan. Ik zit zelf in het presidium maar ik maak
                     mij wel een beetje zorgen over de renovatie. Hoe moeten we dat allemaal doen? Maar
                     dat is wat anders. Het zijn heel veel leerlingen. Dus het doel delen we en het zou
                     op zich niet moeten uitmaken wie wat doet en welke Minister daarbij in the lead is.
                     Ik hoor ook heel graag van deze Minister hoe zij het ziet.
                  
De voorzitter:
De heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Voor de overheidsbegroting maakt het niet uit welk ministerie er in the lead is. Ik
                     ben het wel met mevrouw Ellemeet eens dat we het nu specifiek over cultuur hebben.
                     Uw partij en andere partijen uit de coalitie hebben terecht complimenten gekregen
                     dat er nu extra geld is. 5 miljoen is echter wel een heel fors bedrag voor een doelstelling
                     waarvan je je kunt afvragen of die niet beter op haar plaats is bij het Ministerie
                     van Binnenlandse Zaken. Dat ministerie doet ook de voorlichtingscampagnes over verkiezingen,
                     zet de verkiezingsborden neer enzovoorts enzovoorts. Zou het niet veel logischer zijn
                     om het daar te beleggen zodat, zonder dat wij het doel schaden, dit geld echt naar
                     de stimulering van de Nederlandse cultuur kan gaan?
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dit is dezelfde vraag als die van mevrouw Ellemeet. Mijn antwoord blijft hetzelfde.
                     Ik heb de Minister een open vraag gesteld. Ik kan me er iets bij voorstellen. Dat
                     zeg ik ook. Ik vind het belangrijk dat de Minister zelf kijkt hoe zij dat geld zo
                     effectief mogelijk kan besteden. Uiteindelijk delen we het doel en dan zou het op
                     zich minder belangrijk moeten zijn welk ministerie daarbij in the lead is, zo zeg
                     ik nogmaals.
                  
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Asscher van de PvdA.
De heer Asscher (PvdA):
«Uit chaos van lakens en
voorgevoel opgestaan, gordijnen
open, de radio aan,
was plotseling Scarlatti
heel helder te verstaan:
Nu alles is zoals het is geworden,
nu alles is zoals het is
komt het, hoewel, misschien
hoewel, tenslotte nog in orde.»
Dit schreef Judith Herzberg, die binnenkort de prijs voor de Nederlandse letteren
                     krijgt. Dit is één van de voorbeelden hoe mooi en hoe rijk onze Nederlandse cultuur
                     is en hoeveel er is om trots op te zijn. Het is misschien ook wel een manier om te
                     kijken naar hoe het gaat met de cultuur. Misschien komt het tenslotte nog in orde.
                  
Al dat moois wordt door mensen gemaakt en die hebben de afgelopen jaren op een houtje
                     moeten bijten toen het moeilijk was. Dat eist zijn tol. De makers van cultuur in Nederland
                     verdienen beter. Peter Kwint haalde de schrijvers aan die voor € 0,13 per woord bij
                     onze kranten schrijven. Mevrouw Ellemeet haalde de musici aan die er een baan naast
                     moeten hebben, terwijl ze op topniveau musiceren. Ik zeg daarbij, meneer Aartsen,
                     dat het mij niet uitmaakt welke muziek ze maken, maar ze doen het op topniveau. Daar
                     moeten we trots op zijn. Het zijn hardwerkende Nederlanders die meer verdienen dan
                     de schampere hoon van Minister Wiebes dat het maar een hobby is of de valse tegenstelling
                     van de trompettist die enerzijds lesgeeft aan kinderen voor de fanfare en anderzijds
                     in het Concertgebouw speelt voor het Concertgebouworkest.
                  
Ik geloof dat deze Minister van goede wil is en ook op de goede weg is om de positie
                     van de makers te verbeteren, maar het vergt urgentie. Het onderhandelen wordt nu tegengehouden
                     door stupide Europese mededingingsregels die veronderstellen dat de macht bij de eenling
                     ligt in plaats van bij de opdrachtgevers die nu uitbuiting toepassen. De makers verdienen
                     een Minister die door vuur en vlam gaat en daar Minister Koolmees bij haalt, want
                     ze zijn ook niet verzekerd voor arbeidsongeschiktheid en ze hebben geen pensioen.
                     Van hen wordt verwacht dat ze voor onze cultuur veel meer opofferen dan van enige
                     andere Nederlander gevraagd wordt.
                  
Zonder makers geen cultuur, maar die cultuur is er voor iedereen, voor ons allemaal,
                     voor deze generatie en voor toekomstige generaties. Daarom is het zo belangrijk –
                     en zo wil ik het pleidooi van de heer Aartsen beluisteren – dat we zorgen dat iedereen
                     daaraan meedoet, dat we ook onze kinderen daartoe opleiden. Muziek in de klas op basisscholen
                     laat zien dat het niet voor de happy few is, maar voor iedereen. Iedereen kan talent
                     hebben dat je kan herkennen. Die ervaring maakt je beter in het onderwijs en in het
                     leven. Cultuur stelt je in staat om je in andere mensen te verplaatsen en hen te begrijpen;
                     daar ontbreekt het in onze samenleving nog weleens aan. Daarom vind ik het zo belangrijk
                     dat op alle basisscholen muziekles kan worden gegeven en dat wij dat van hieruit ondersteunen.
                     Daarom vind ik het zo belangrijk – misschien kom ik met de VVD wel met een voorstel
                     op dat punt – dat de bibliotheken blijven bestaan in de kleine kernen. De bibliotheek
                     is voor zo veel mensen de toegang geweest – en is dat nog steeds – tot een grotere
                     wereld, een wereld van taal en verbeelding, zoals die van Judith Herzberg. Daarom
                     is het zo belangrijk dat we «cultuur voor iedereen» ook toepassen op mensen met een
                     beperking, die er nu vaak letterlijk niet tussen komen bij voorstellingen. Daarom
                     is het zo belangrijk dat we de toegankelijkheid van cultuur als uitgangspunt nemen,
                     ook bij de nieuwe, experimentele muziek, en dat we popfestivals, waar Peter Kwint
                     vorig jaar een lans voor brak – dat heeft hij succesvol gedaan, want het pleidooi
                     om daarmee te stoppen is gelukkig weer verstild – een plek geven in onze toekomstige
                     infrastructurele manier van financieren.
                  
Voorzitter. Als we zorgen voor betere bescherming en meer respect en waardering voor
                     de makers van kunst en cultuur, als we de verheffing terugbrengen en als we zorgen
                     dat het voor iedereen, voor ieder mens in Nederland, toegankelijk is en dat we alle
                     kinderen daarmee kennis laten maken, dan komt het misschien, hoewel, ten slotte nog
                     in orde.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Het woord is aan mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het is altijd weer een plezier om met deze Minister in debat
                     te gaan over de cultuurbegroting. Ik zie hoe enthousiast en betrokken zij is bij de
                     culturele sector en dat deel ik. Het is fantastisch om te zien hoe jonge en oudere
                     mensen hun creatieve talenten benutten, als amateur of als professional, en hoe andere
                     mensen daarvan kunnen genieten. Kunst en cultuur horen bij ons mens-zijn en zijn waardevol
                     voor onze samenleving.
                  
Dit kabinet investeert 325 miljoen extra in erfgoed. Als het gaat om kerken is voortgezet
                     gebruik de beste optie voor behoud, en anders komt herbestemming in beeld. Kan de
                     Minister aangeven hoever gemeenten zijn met het opstellen van kerkenvisies? Worden
                     eigenaren en omwonenden voldoende betrokken bij herbestemming, bijvoorbeeld met een
                     right to challenge, zoals de Kamer bij motie heeft uitgesproken?
                  
Restauratie of herbestemming is een logisch moment voor verduurzaming. De Minister
                     wijst naar de Routekaart verduurzaming monumenten, maar de Minister kan hier met het
                     subsidie-instrumentarium ook zelf op sturen. Is zij bereid om een duurzaamheidsparagraaf
                     onderdeel te laten zijn van een subsidiabel plan voor restauratie of herbestemming?
                  
Met de RCE, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, is er overleg over de restauratie
                     van de uitgebrande St. Urbanuskerk in Amstelveen. De Minister schrijft dat de subsidie
                     uit de Sim beschikbaar blijft. Deze subsidie – ik citeer de website van de overheid
                     – is bedoeld voor sober onderhoud, voor het planmatig in goede staat houden van een
                     monument. Volgens mij is er in Amstelveen wel wat meer nodig. Wat kan de Minister
                     nog extra doen?
                  
Voorzitter. Het is goed dat de Minister in kaart brengt wat de mogelijkheden zijn
                     voor collectief onderhandelen. Heeft de Minister al zicht op de gevolgen van implementatie
                     van de Fair Practice Code? Een eerlijk loon moet ergens van betaald worden en het
                     zou jammer zijn als dit ten koste gaat van andere belangrijke zaken, zoals het cultuuraanbod.
                     Verder steun ik het pleidooi van GroenLinks en D66 voor een beter inkomen voor ensembleleden.
                     Voorzitter. Voor de nieuwe BIS-periode is het belangrijk dat er een goede aansluiting
                     is tussen Rijk en decentrale overheden en tussen de BIS en de fondsen, zodat culturele
                     instellingen niet tussen wal en schip vallen. Wat zijn de plannen van de Minister?
                     Ook is er meer aandacht nodig voor ondersteunende functies, onderzoek, archivering
                     en digitalisering. Is de Minister bereid dit mee te nemen in de adviesaanvraag voor
                     het toekomstige culturele stelsel? En neemt de Minister ook de wetenschapsmusea mee
                     in haar adviesaanvraag?
                  
Voorzitter. Veel creatieve broedplekken zijn tot stand gekomen met betrokkenheid van
                     woningcorporaties. Sinds de Woningwet 2015 is het maatschappelijk vastgoed veelal
                     afgestoten als zijnde niet-DAEB, Diensten van Algemeen Economisch Belang. Is de Minister
                     bereid om een quickscan uit te voeren naar het gebrek aan atelierruimten en met gemeenten
                     en het culturele veld te kijken welke andere partijen ateliers als maatschappelijk
                     vastgoed zouden kunnen beheren? Zijn er ook mogelijkheden om leegstaand vastgoed te
                     benutten? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. De Minister heeft de ambitie om alle leerlingen in ons land te laten kennismaken
                     met het parlement. Ik krijg signalen dat een groot deel van de leerlingen op praktijkscholen
                     in het voortgezet speciaal onderwijs niet hieraan kan meedoen, omdat deze leerlingen
                     een aangepast programma nodig hebben. Is de Minister bereid zich in te spannen om
                     ook deze groep te bereiken?
                  
Tot slot. Vorig jaar heb ik de Minister gevraagd naar de toegankelijkheid van cultuur
                     in het kader van het VN-verdrag Handicap. Ik ben blij om te lezen dat de Minister
                     een deel van de 1 miljoen hiervoor wil inzetten. Wat de ChristenUnie betreft is dat
                     minstens de helft ervan. Ik heb de Minister specifiek gevraagd naar het organiseren
                     van een conferentie, zodat culturele instellingen van elkaar kunnen leren. De Minister
                     heeft onlangs overleg gehad met het culturele veld, gehandicaptenorganisaties en ervaringsdeskundigen.
                     Mijn vraag is of dit de opstap is naar de conferentie.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan is tot slot het woord aan mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Cultuur wordt vaak gezien als tegenhanger van natuur. Het
                     omvat immers wat wij mensen bedacht en gemaakt hebben. Veel van wat wij mensen in
                     cultuur gebracht hebben, vormt een bedreiging voor de natuur. Vandaag spreken we over
                     de doorgaans minst bedreigende cultuurvorm, de cultuur die mensen slechts 0,01% van
                     de biodiversiteit op aarde onderscheidt van de overige natuur. De mens wordt namelijk
                     onderscheiden door een eigenschap die in onze natuur zit: scheppend bezig zijn en
                     creëren.
                  
Ik wil graag beginnen met complimenten van mijn fractie voor het feit dat de Minister
                     investeert in kunst en cultuur. Het is hard nodig na de bittere kaalslag van de 200
                     miljoen bezuinigingen uit het recente verleden. Toch blijven er zorgen. De extra investeringen
                     lopen weliswaar op tot 80 miljoen, maar de vraag blijft of dit voldoende is om de
                     sector opnieuw tot bloei te laten komen. Het effect van het uithollen van een positie
                     van de makers, «te veel om van te sterven, te weinig om van te leven», is nog steeds
                     grootschalig aanwezig bij allen die aan de basis van ons cultuurbeleid staan. Veel
                     kunstenaars leven op de rand van het bestaansminimum. Zo verdient ruim de helft van
                     de beeldend kunstenaars minder dan € 10.000 per jaar en twee op de vijf componisten
                     moeten het doen met een loon van rond de armoedegrens. Vorig jaar had de Kamer daar
                     gelukkig veel aandacht voor. De Minister neemt nu een aantal maatregelen: een honoreringsrichtlijn,
                     een uitwerking van de arbeidsmarktagenda, overleg met andere overheden over hoe om
                     te gaan met de Fair Practice Code en een loon- en prijsbijstelling voor de basisinfrastructuur
                     en de fondsen. Helaas mist mijn fractie concrete voorstellen en hardere afspraken:
                     een minimumbeloning, een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en een pensioenregeling.
                     Heeft de Minister inzicht in de effecten van haar maatregelen op de inkomenspositie
                     van de kunstenaars? Is dit voldoende om daadwerkelijk tot een betere inkomenspositie
                     te komen, of is dit slechts een aanzet tot een nieuwe subsidieregeling in 2021?
                  
De Minister onderzoekt met andere overheden hoe zij met de Fair Practice Code wil
                     omgaan. Wat is daarbij de inzet van de Minister? Is zij bijvoorbeeld van plan om de
                     Fair Practice Code op te nemen als subsidievoorwaarde die het Rijk stelt en die de
                     fondsen voor subsidiëring stellen? Ook stelt de Fair Practice Code geen echt concrete
                     afspraken voor. Heeft de Minister die wel voor ogen bij de uitwerking van de Fair
                     Practice Code? Kortom, waar staat de Minister nu met die Fair Practice Code in de
                     gesprekken met de lokale en regionale overheden?
                  
Het is te prijzen dat de Minister serieus werk wil maken van een eerlijke beloning
                     van kunstenaars, maar er zit ook een keerzijde aan. Als de Fair Practice Code goed
                     wordt uitgewerkt en de honoraria stijgen, kunnen er minder voorstellingen worden geprogrammeerd,
                     zeker door de kleinere kunstpodia, theaters en muziekpodia met krappe budgetten. Concurrentie
                     kan geen kwaad, maar de kans is reëel dat juist de jonge talenten, die nog geen naam
                     hebben opgebouwd, de grootste verliezers zullen zijn. Dat leidt op termijn eerder
                     tot afbraak dan tot opbouw en de politiek gewenste versterking van de kunstsector.
                     Het totale budget voor de sector zal dus in de nieuwe subsidieperiode substantieel
                     moeten worden verhoogd via de fondsen of anderszins. Deelt de Minister deze opvatting
                     en heeft zij inzicht in de effecten van de invoering van de Fair Practice Code op
                     de programmering? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Ik wil mij vervolgens graag aansluiten bij het mooie pleidooi van de heer
                     Kwint over de woekerprijzen door het doorverkopen van concertkaartjes.
                  
En dan tot slot. In het kader van de verbreding van cultuuropvattingen wil ik een
                     lans breken voor de eetcultuur. Zoals bekend zijn vlees en zuivel de meest milieubelastende
                     onderdelen van ons voedselpakket. De Minister kan bijdragen aan een cultuurverandering
                     wanneer ze op haar ministerie het prachtige concept van haar partijgenoot professor
                     Henriëtte Prast zou willen doorvoeren: carnivoor, geef het door! Het plan is even
                     simpel als doeltreffend, want waar nu vegetariërs hun menuvoorkeur door moeten geven,
                     zou dat voortaan moeten gelden voor vleesliefhebbers. Het concept is dat diners en
                     recepties, georganiseerd door het ministerie, standaard plantaardig zijn tenzij iemand
                     doorgeeft vlees of vis bij de maaltijd op prijs te stellen. De keuzevrijheid blijft
                     dus geheel in stand, alleen de sociale norm wordt omgedraaid. Is de Minister bereid
                     deze nieuwe eetcultuur op haar ministerie te introduceren, zoals bij de Duitse regering
                     inmiddels het geval is? Ik overweeg een motie op dit punt.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Teunissen. Dat einde is een mooi bruggetje om drie kwartier te schorsen
                     om te eten.
                  
De vergadering wordt van 12.44 uur tot 13.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Voordat ik de Minister het woord geef voor haar beantwoording, zeg ik tegen de leden:
                     ik begin met twee interrupties. U bent met veel en we hebben een ambitieus tijdpad,
                     dus twee interrupties per persoon. Het woord is aan de Minister.
                  
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Ik moet
                     zeggen dat dit een debat is waarnaar ik heb uitgekeken, zoals een aantal leden ook
                     zeiden. Misschien voor de helderheid, en dat is ook altijd handig van de voorzitter,
                     ik heb een aantal blokjes. U heeft een aantal thema's aangeraakt. Ik begin met een
                     inleiding. We gaan het hebben over de arbeidsmarkt en over de volgende periode, waarbij
                     ik ook inga op spreiding. We gaan het hebben over cultuurparticipatie, cultuureducatie,
                     over de kunsten, over erfgoed en over varia. Volgens mij komen dan al uw opmerkingen
                     aan bod.
                  
Een van de redenen waarom ik zo naar dit debat heb uitgezien, is dat het mijn eerste
                     eigen begrotingsbehandeling is. Vorig jaar zaten we hier natuurlijk ook, maar toen
                     was ik net aangetreden en trof ik een begroting aan die er lag. Nu mijn eerste jaar
                     als Minister van Cultuur erop zit, moet ik eerlijk zeggen dat ik er enorm van heb
                     genoten. Het was echt een geweldig jaar. Ik heb enorm genoten van alle rijkdom en
                     creativiteit die ik in de sector heb aangetroffen, waarbij het kan gaan om heel gearriveerd
                     talent. Ik zag vorige week zaterdag Mark Rietman en Stefan de Walle in de prachtige
                     nieuwe voorstelling «We zijn hier voor Robbie» van Maria Goos. Het kan ook gaan om
                     heel nieuw talent, zoals jonge ontwerpers in de Dutch Design Week, die echt fantastische
                     dingen maken. Gisteren heb ik de voorstelling Kill All Kids gezien van Iona en Rineke,
                     die was gefaciliteerd door Orkater. Het is misschien een wat nare titel, maar het
                     was wel een geweldige voorstelling, die overigens mogelijk wordt gemaakt omdat wij
                     binnen het Fonds voor de Podiumkunsten een regeling hebben voor nieuwe makers waar
                     zij gebruik van hebben gemaakt. Ik heb ook heel groot talent mogen zien, zoals Janine
                     Jansen, die dit jaar zeer terecht de Johannes Vermeerprijs kreeg. Het is dat grote,
                     hele professionele talent dat Nederland ook internationaal op de kaart zet. Zo hebben
                     we nog wel meer instellingen van wereldformaat die onze waardering verdienen, maar
                     daar kom ik dadelijk nog wel op.
                  
Voorzitter. Ik heb dit afgelopen jaar ook genoten van de rijkdom van ons immaterieel
                     erfgoed. Heel mooi was bijvoorbeeld vorige week zaterdag, de elfde van de elfde. Een
                     deel van het land denkt dan aan carnaval, maar een deel van het land, Utrecht bijvoorbeeld,
                     heeft dan een Sint Maartensoptocht. Ik mocht deelnemen aan die optocht van de Sharing
                     Arts Society, maar ook met behulp van het Fonds voor Cultuurparticipatie, zeg ik tegen
                     de heer Aartsen. Dat heeft er mede voor gezorgd dat alle Utrechters, van de kinderen
                     van het azc tot het Wilhelminapark, meedoen in die tocht en worden geholpen om zo'n
                     grote lichtsculptuur te maken. Het was fantastisch om te zien dat het hele Domplein
                     dan volstaat met heel Utrecht, in al zijn variëteit. Dat doet het Fonds voor Cultuurparticipatie
                     dus ook; zorgen dat die sculpturen gemaakt kunnen worden.
                  
Ik heb al eerder aangegeven dat cultuur in deze periode meer armslag kan krijgen en
                     daar ben ik echt heel blij om. Cultuur is dat ook echt waard. Ik wil in deze periode
                     nieuwe makers de ruimte geven en investeren in de ontwikkeling van jong talent, omdat
                     kunst echt van onmetelijke waarde is, voor de kunst zelf, maar ook voor onze samenleving.
                     Om die rijkdom te behouden, is vernieuwen en investeren nodig. Daarom wil ik ook nieuwe
                     groepen makers de kans geven om in die voorhoede te komen. Met die nieuwe generatie
                     vergroten we de diversiteit van het culturele leven. Die nieuwe generatie spreekt
                     haar eigen taal, heeft eigen verhalen en spreekt het publiek van deze tijd aan. U
                     zult het ook terugzien in de voorstellen voor de volgende periode.
                  
Maar ook nu, en dat heeft u kunnen zien in de begroting, nemen we een aantal concrete
                     maatregelen, bijvoorbeeld voor een eigentijds aanbod van talentvolle makers. In 2019
                     is er 10 miljoen extra beschikbaar en in 2020 5 miljoen. Met die investering krijgen
                     nieuwe generaties makers de kans om op weg naar de top te gaan. Maar ook voor popartiesten,
                     zeg ik tegen de heer Kwint, reserveer ik 6 ton per jaar in die periode. De regeling
                     is nog niet af, maar op Eurosonic zal ik bekendmaken, ook voor de sector, hoe die
                     regeling er precies uit gaat zien. Ik zie ernaar uit om daar met de heer Kwint naartoe
                     te gaan. Dat wordt heel gezellig. Ik kan het iedereen ook aanbevelen, het is een heel
                     leuk festival.
                  
Voorzitter. Ik wil ook maatregelen nemen voor de toegankelijkheid van cultuur voor
                     alle Nederlanders. Cultuur moet van en voor iedereen zijn. Te velen ervaren nog drempels.
                     Ik investeer bijvoorbeeld in 2019 en in 2020 € 350.000 per jaar extra in toegang tot
                     cultuur voor kinderen uit gezinnen met een smalle beurs via het Jeugdfonds Sport &
                     Cultuur. Via die regeling, zeg ik tegen de heer Kwint, kan ervoor gezorgd worden dat
                     ook die kinderen een instrument kunnen lenen. Dat doen we overigens niet alleen. We
                     moeten erkennen dat heel veel gemeenten hier heel goed werk doen. Via het Jeugdfonds
                     wil ik er dus ook aan bijdragen.
                  
Ik stel ook 1 miljoen extra beschikbaar om de toegankelijkheid van cultuur te verbeteren.
                     Mevrouw Bergkamp en mevrouw Dik-Faber vroegen daarnaar en de Kamer heeft er al eerder
                     om gevraagd. Mevrouw Bergkamp vroeg of ik ervoor kon zorgen dat een deel van het geld
                     daar terechtkomt waar fysieke barrières zitten qua toegankelijkheid en dat een deel
                     terechtkomt bij mensen met een beperking die maker willen zijn. Ik zeg u graag toe
                     dat we daarnaar willen kijken. Overigens zeg ik tegen mevrouw Dik-Faber dat het rondetafelgesprek
                     echt een heel fijn gesprek was en dat het de opmaat was naar een conferentie die er
                     nog moet komen. Ik hoorde een aantal van u praten over ervaringsdeskundigen. Van dat
                     rondetafelgesprek heb ik geleerd dat ik ze nooit meer zo mag noemen, maar dat ze gewoon
                     kunstliefhebber of maker zijn.
                  
Er komen ook 50 extra cultuurcoaches in het hele land om de verbinding te leggen tussen
                     het culturele veld en scholen, maar bijvoorbeeld ook tussen het culturele veld en
                     de zorg. Want ook daar kunnen we fantastische dingen winnen wat cultuurparticipatie
                     betreft, bijvoorbeeld door ouderen te laten participeren en cultuur te laten maken.
                     Dat is ontzettend van belang om ouderen vitaal te houden.
                  
Ook ga ik het komende jaar investeren in de openbare bibliotheek in de regio. Daar
                     is jaarlijks 1 miljoen voor beschikbaar omdat het voor heel veel mensen de meest laagdrempelige
                     culturele voorziening is. Bibliotheken zijn een plek voor lezen, maar het zijn ook
                     belangrijke ontmoetingscentra waar lezen wordt bevorderd maar ook lezingen en tentoonstellingen
                     worden georganiseerd en bijvoorbeeld wordt gewerkt aan laaggeletterdheid. In antwoord
                     op de vraag van de heer Asscher het volgende. Er zijn niet zo heel veel gemeenten
                     die geen bibliotheek meer hebben. Maar in het bestuurlijk overleg over bibliotheken
                     dat ik heb gevoerd, werd wel de vraag erkend of de voorziening op sommige plaatsen,
                     bijvoorbeeld door krimp, niet heel erg kwetsbaar wordt. Gemeenten en provincies hebben
                     mij de toezegging gedaan – het is echt een gemeentelijke verantwoordelijkheid – dat
                     zij gezamenlijk gaan zorgen dat er geen voorzieningen bij gemeenten tussen wal en
                     schip vallen. Ik vond het ook heel mooi dat het IPO erkende dat het voor sommige gemeenten
                     best zo kan zijn dat het vanwege de krimp heel ingewikkeld wordt om het zelfstandig
                     overeind te houden en dat men vervolgens zei: misschien moeten we als provincie kijken
                     hoe we daarvan een gezamenlijke voorziening kunnen maken. In het bestuurlijk overleg
                     hebben we daar dus over gesproken en ik heb die toezegging gekregen. Ik zou het geen
                     goede beweging vinden als wij als Rijk meteen weer in het gat zouden springen, want
                     daarmee moedig je gemeenten bijna aan om het maar over de schutting gooien. Dat mag
                     niet de bedoeling zijn. Maar ik heb die toezegging gekregen.
                  
Mijn insteek blijft dat cultuur van en voor iedereen is. Ik heb daarbij oog voor vernieuwing
                     en confrontatie vanuit de kunst en de creatieve industrie. Die zie ik als kansen die
                     ons rijke erfgoed en tradities binden. Juist die breedte en diversiteit is de kracht
                     van ons Nederlandse culturele veld. Daarom ondersteun ik als Minister het Concertgebouw
                     én heb ik aandacht voor immaterieel erfgoed zoals carnavalsverenigingen en tradities,
                     zeg ik tegen de heer Aartsen. Het gaat om die top en om de breedte. De heer Aartsen
                     vindt mij geheel aan zijn zijde, want ik ben persoonlijk een groot liefhebber van
                     carnaval, maar goed, mijn persoonlijke voorkeuren doen er niet zoveel toe. Ja, dat
                     immateriële erfgoed is belangrijk en verdient ondersteuning. Overigens gebeurt dat
                     meestal op lokaal niveau. Zo gaat dat met heel veel verenigingen met heel veel vrijwilligers.
                     Het is echt een lokale taak. Als je goed kijkt naar de regionale profielen die zijn
                     ingediend, zie je daar ook wel in terug dat men dat echt ziet als een lokale en regionale
                     taak. Hoe dan ook, ik zal in het bestuurlijk overleg dat ik van de week heb, ook nog
                     eens aan de stedelijke regio's vragen om te bevestigen dat zij dat zien als hun eigen
                     taak.
                  
De heer Aartsen verliest mij echt als hij toch een poging waagt om een tegenstelling
                     te creëren. Zo hebben velen zijn interview gelezen. In de top van de professionele
                     cultuur die we in Nederland hebben en die inderdaad tot de wereldtop behoort, moet
                     je behoorlijk investeren. Je kunt niet ongeveer het beste orkest ter wereld voor een
                     dubbeltje hebben; dat kost nu eenmaal geld. Dat orkest voldoet ook aan heel andere
                     voorwaarden dan amateurverenigingen. Hetzelfde geldt voor de Nationale Opera. Ja,
                     dat zijn topinstellingen en die verdienen onze waardering. Ik geloof dat iedereen
                     dat immateriële erfgoed belangrijk vindt en onze steun waard. Dat vond ik ook mooi
                     in het debat van vanmorgen. Niemand is erbij gebaat als we een tegenstelling proberen
                     te creëren tussen wat weleens «hoogcultuur» en «laagcultuur» wordt genoemd. Ik zou
                     het zo niet willen noemen, want zo langzamerhand zijn dat echt verouderde begrippen.
                     Laten we gewoon gaan staan voor datgene wat belangrijk is, zonder te doen alsof er
                     een tegenstelling is en zonder te zeggen dat de een meer dan de ander krijgt en dat
                     dat dus oneerlijk is. Nee, daar zijn hele goede argumenten voor. En ja, ik ben bereid
                     om daar via het Fonds voor Cultuurparticipatie ruimte voor te bieden. Dat doen we.
                     Ik heb daar zojuist een voorbeeld van gegeven. Ook hier is het van belang dat lokale
                     overheden opkomen voor hun lokale verenigingsleven. De vraag van mevrouw Geluk was
                     dan ook heel terecht. Het helpt inderdaad als die verenigingen goedkoper aan ruimte
                     kunnen komen. Dan helpen dat soort regelingen. Ook helpt het als we nog eens goed
                     kijken hoe het in de Woningwet is gesteld met voorzieningen die DAEB dan wel niet-DAEB
                     zijn. Daar vroeg mevrouw Dik-Faber naar. Ook daarmee kun je voor die verenigingen
                     nog best het verschil maken, dus ja, daar wil ik graag over in gesprek.
                  
De voorzitter:
De heer Aartsen heeft een vraag.
De heer Aartsen (VVD):
Ik dank de Minister uiteraard voor haar reactie. Ik ben ook blij om te horen dat ze
                     zo passievol spreekt over dit soort onderwerpen en met name over het immateriële erfgoed.
                     Dat was namelijk mijn oprechte punt. Ik wilde dat er over dat onderdeel een positief
                     verhaal werd neergezet. Het is namelijk die breedte die zo verschrikkelijk veel betekent
                     in de samenleving. De Minister heeft gelijk als zij zegt dat dit soort zaken vaak
                     op lokaal niveau wordt ondersteund. Mijn pleidooi kwam ook voort uit het feit dat
                     er bij dat soort verenigingen vaak problemen zijn die niet op lokaal niveau kunnen
                     worden opgelost. Zou ik de Minister aan mijn zijde vinden als ik haar vraag of we
                     binnen dat fonds een concrete regeling kunnen maken, zodat dat soort clubs daar wel
                     toegang toe hebben?
                  
Minister Van Engelshoven:
Ja, dat kan. Maar laten wij dan één afspraak maken: dat de heer Aartsen nooit meer
                     zegt dat het oneerlijk is dat het Concertgebouw veel krijgt. Laten we die tegenstelling
                     nooit meer maken. Laten we nou gewoon allemaal gaan staan voor datgene wat in Nederland
                     allemaal mooi en belangrijk is. Het is ontzettend belangrijk voor dit land dat we
                     topinstellingen hebben en het is ontzettend belangrijk dat we een brede cultuurparticipatie
                     hebben. Het is niet óf het een, óf het ander of het een ten koste van het ander; het
                     is allebei en ik sta voor allebei.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Mijn doel was: positieve aandacht, waardering en ondersteuning van volkscultuur. Als
                     de Minister deze deal wil maken, sluit ik die graag met haar.
                  
Minister Van Engelshoven:
Fijn. Dan kan ik een hele hoop mensen die dit weekend in mijn app-groepen zaten, geruststellen.
                     Ik heb ook wortels in Breda liggen, dus ik ben best bereid om daar een keer carnaval
                     met u te vieren. Dan gaat u een keer mee naar het Concertgebouw.
                  
De heer Aartsen (VVD):
Dan betaal ik de chablis, mevrouw de voorzitter.
Minister Van Engelshoven:
Ja, we kunnen er grapjes over maken, maar ook dat, meneer Aartsen, is voorstellen
                     dat daar maar een deel van de samenleving komt, ook nog vertegenwoordigd door een
                     paar partijen. Dat klopt niet. Ik kom er regelmatig en tref daar dan altijd opvallend
                     veel VVD'ers aan. Het is maar dat u het weet.
                  
Voorzitter, tot zoverre volkscultuur en immaterieel erfgoed. Ik noem het liever immaterieel
                     erfgoed, want dat is breder. Een heel mooi voorbeeld is de kleding uit Staphorst,
                     die nu door moderne ontwerpers wordt gebruikt om er echt topdesign van te maken dat
                     in Milaan grif verkocht wordt. Ook dat is het levend houden van immaterieel erfgoed.
                     Dat miljoen via het Fonds voor Cultuurparticipatie gaan we dus doen. Daarnaast zal
                     ik de andere overheden aanspreken op hun rol bij het goed ondersteunen van dit soort
                     verenigingen.
                  
Daarnaast investeer ik 2,9 miljoen in filmonderwijs en beeldcultuur. Ook dat is een
                     van de dingen waar uw Kamer vorig jaar om heeft gevraagd. Met u vind ik het heel belangrijk
                     dat jongeren worden meegenomen in die beeldcultuur. Zij doen heel veel via beeld,
                     maar ze moeten ook leren goed te kijken, niet alleen om kritisch te zijn op wat ze
                     zien maar ook om de esthetiek en schoonheid van beeld te leren zien, ook de manipulatieve
                     kanten ervan.
                  
Voorzitter. Daarnaast vinden we het ook belangrijk dat zo veel mogelijk jongeren in
                     aanraking worden gebracht met onze geschiedenis. Dat doen we door historische plekken
                     toegankelijk te houden voor bezoekers. Heel praktisch fysiek toegankelijk maken, zorgen
                     dat het voor iedereen toegankelijk is, maar bijvoorbeeld ook zorgen dat die informatie
                     digitaal toegankelijk is. Voor heel veel van die historische plaatsen helpt het als
                     we er via digitalisering voor zorgen dat die informatie voor een zo breed mogelijke
                     groep mensen beschikbaar is.
                  
Mevrouw Geluk vroeg wat de Minister verder aan maatregelen in het vat heeft zitten
                     voor de toegankelijkheid van die historische plaatsen. We kijken op dit moment hoe
                     het staat met de toegankelijkheid van die 50 vensters uit de canon. De inventarisatie
                     rond ik begin komend jaar, in het voorjaar, af. Dan gaan we kijken welke precieze
                     maatregelen er moeten worden genomen en welke stappen er moeten worden gezet. Want
                     heel veel van die plaatsen zijn gewoon heel goed toegankelijk. Ik weet dat uw fractievoorzitter
                     bijvoorbeeld mij ooit gevraagd heeft naar de kapittelzaal in Utrecht. Ik ben daar
                     gaan kijken; daar kun je heel goed komen. Op sommige plekken is dus ook gevraagd wat
                     nu precies het probleem is. Maar met u ben ik van mening dat we ervoor moeten zorgen
                     dat zo veel mogelijk mensen niet alleen digitaal maar ook fysiek naar die plaatsen
                     toe kunnen. In het voorjaar van 2019 hoort u daarover meer.
                  
Het culturele veld zet inmiddels ook zelf flinke stappen. Zo zijn in het Canonnetwerk
                     verschillende musea met belangrijke objecten uit de canon verenigd. Dat zijn er nu
                     22, en dat aantal groeit. Het streven is dat alle vensters uit de canon via dat museale
                     netwerk zijn vertegenwoordigd, waarbij we er ook steeds weer op zullen letten of de
                     toegankelijkheid daarvan geborgd is. Wordt dat digitaal ontsloten en kunnen mensen
                     daar makkelijk naartoe?
                  
Een goed voorbeeld is het venster van de Beeldenstorm. Dan kun je natuurlijk niet
                     om het Catherijneconvent heen. Dat is een van die musea uit het Canonnetwerk, waarbij
                     op een heel goede manier de Beeldenstorm wordt vertolkt en waar ook heel goed wordt
                     gelet op de toegankelijkheid voor iedereen. Maar ook het Nationaal Archief speelt
                     hierin een wezenlijke rol, door bezoekers bijvoorbeeld originele stukken uit onze
                     geschiedenis te laten zien. Begin volgend jaar opent het NA een tentoonstelling voor
                     scholieren, die zo veel mogelijk originele stukken te zien krijgen, zoals het Plakkaat
                     van Verlatinghe, dat in het afgelopen jaar heel mooie, extra aandacht heeft gekregen.
                  
Zeer velen van u hadden terecht vragen over de arbeidsmarkt. Wat we de afgelopen jaren
                     toch hebben gezien, is dat er met bezuinigingen die de sector had opgevangen, veel
                     veerkracht is getoond en er veel goed in beweging is gebleven, maar wel vaak ten koste
                     van de makers. De arbeidsvoorwaarden zijn wel degelijk een knelpunt. Daarom heb ik
                     vanaf het begin gezegd dat de Arbeidsmarktagenda die Kunsten «92 voor de hele sector
                     heeft gemaakt, een hele goede route is en dat ik die graag wil ondersteunen. Ik spreek
                     nog een keer uit dat ik grote waardering heb voor hoe de sector dat zelf oppakt, want
                     dat is niet altijd makkelijk. Het zijn ook werkgevers en werknemers, die gezamenlijk
                     kijken hoe zij kunnen gaan staan voor betere arbeidsvoorwaarden.
                  
Wat doen we op de korte en op de langere termijn? Ik financier de verdere uitwerking
                     van de Fair Practice Code. Het is mijn inzet om in de volgende periode te kijken,
                     zowel bij gemeenten en provincies als bij het Rijk, of we van die code een subsidievoorwaarde
                     kunnen maken. Kunsten «92 doet onderzoek naar wat dat betekent. De resultaten van
                     dat onderzoek wil ik meenemen bij de vraag hoe we dat moeten doen. We moeten ook wel
                     realistisch zijn. Ook met het budget dat er in de komende periode bij komt, zal het
                     zo zijn dat beter belonen, als we uitgaan van eerlijke beloning overal, ten koste
                     gaat van een deel van de productie. Dat is een dilemma wat ik heel goed voor ogen
                     heb. Daarom gaan we met Kunsten «92 bekijken wat dat betekent, want mijn intentie
                     is wel om die code als voorwaarde voor subsidie te hebben. Als iets van rijkswege
                     wordt gefinancierd, dan vind ik echt dat we ervoor moeten zorgen dat mensen gewoon
                     eerlijk loon naar werken krijgen.
                  
Er komt dit jaar ook een loon- en prijsbijstelling bij voor de sector van 2,5%, zoals
                     eerder werd gememoreerd. Ik reserveer ook middelen voor een scholingsfonds voor alle
                     makers. De sector werkt daarvoor een voorstel uit. Dat ontvang ik volgend jaar en
                     dan gaan we dat passend financieren.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft mevrouw Dik-Faber een vraag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik herken heel erg wat de Minister hier schetst. Je wilt met elkaar de Fair Practice
                     Code handen en voeten geven en er ook echt serieus werk van maken, maar het risico
                     is dat dit ten koste gaat van het aanbod en van de programmering. Dat is een hele
                     lastige keuze. Ik begrijp heel goed dat de Minister hier nog nader onderzoek naar
                     wil doen. Op welke manieren wordt de Kamer op de hoogte gehouden en wanneer gaan we
                     hierover weer in gesprek met elkaar?
                  
Minister Van Engelshoven:
Op dit moment werken we ook aan de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur over het
                     stelsel in de volgende periode. Dat advies komt volgend voorjaar, eind maart, begin
                     april, in ieder geval rond Pasen. Dan zal zich moeten uitkristalliseren hoe we dat
                     doen. Ik vind het ook waardevol dat de Raad voor Cultuur eens goed kijkt naar wat
                     het advies van Kunsten «92 uitwijst. Ik kan me voorstellen dat we ruim voor de begroting
                     voor volgend jaar, want dit geldt echt voor de volgende kunstenperiode, helder in
                     kaart hebben hoe we dat kunnen doen en wat dat betekent, bijvoorbeeld voor het volume,
                     en dat ik de Kamer daarover tijdig een brief schrijf. Ik vind het terecht dat wordt
                     gevraagd om hierover een debat te hebben, want u moet mee kunnen kijken in die afweging.
                  
De heer Asscher en mevrouw Ellemeet vroegen terecht hoe het staat met dat collectief
                     onderhandelen. Ook dat is een belangrijk punt bij de arbeidsvoorwaardenagenda, juist
                     omdat heel veel mensen in deze sector zzp'ers zijn. De uitwerking van de motie is
                     nog best complex. Ik denk dat de heer Asscher als geen ander weet hoe complex het
                     is om iets dergelijks voor zzp'ers te regelen. Met de Ministeries van Sociale Zaken,
                     EZK en JenV hebben wij gekeken hoe we die motie kunnen uitvoeren. We hebben daarbij
                     te maken met de kaders van de Mededingingswet. Dat kun je vervelend vinden, maar het
                     is wel zo, want die wet is er. Bij de experimenten rond de honorering moeten we ook
                     rekening houden met het kartelverbod. Ik bekijk nu hoe we tot bindende regels kunnen
                     komen, bijvoorbeeld over minimumtarieven. Welke procedures moet je dan hanteren? Hoe
                     ga je om met andere contractvoorwaarden? De optie die ik nu verken en die in mijn
                     ogen de meest haalbare is, is er een naar het voorbeeld van het auteurscontractenrecht.
                     Die maakt het mij als Minister mogelijk om billijke auteursrechtenvergoedingen voor
                     makers bindend vast te stellen. We zijn nu nog aan het kijken hoe dat proces eruit
                     moet zien en wat er dan kan. Er is dan wel echt sprake van ingrijpen in de markt,
                     van een beperking van het vrije verkeer. Daarom moet je wel kijken naar strikte voorwaarden.
                     Dat het er nog niet ligt, komt omdat het vrij complex is. Ik ben hierover nog in gesprek
                     met de collega's. Ik wil uw Kamer hierover zo snel mogelijk rapporteren, maar dat
                     kan ook komend voorjaar. Komend voorjaar kan hier uitsluitsel over komen. We zijn
                     dus de route ingegaan van bekijken hoe het op basis van een eerder ontworpen wettelijke
                     route geregeld kan worden voor zzp'ers in deze sector. We zijn daar een heel eind
                     mee. Er is het afgelopen jaar echt hard aan gewerkt.
                  
In het kader van arbeidsmarktvraagstukken vroegen mevrouw Ellemeet en mevrouw Bergkamp
                     ook aandacht voor de muziekensembles. We hebben in dit land een aantal fantastische
                     muziekensembles. Topklasse, vaak van wereldniveau. Als je kijkt wat die spelers daadwerkelijk
                     overhouden aan de uren, zie je dat het echt wel een heel schamel loon is. Je durft
                     het bijna niet te vragen om daarvoor te spelen. In 2016 – u heeft dat terecht gesignaleerd
                     – heeft mijn ambtsvoorganger een regeling ontworpen bij het Fonds Podiumkunsten om
                     het verdienvermogen van deze musici te verbeteren. We zien nu dat deze regeling eigenlijk
                     niet goed werkt, want er is 1 ton besteed en er is 5 ton op de plank blijven liggen.
                     Voor mij is het uitgangspunt dat die musici goed gehonoreerd worden. We gaan dus bekijken
                     hoe we die regeling zo kunnen aanpassen dat dit kan. In 2019 en 2020 stel ik jaarlijks
                     additioneel 3 ton ter beschikking als overbrugging naar de nieuwe cultuurperiode.
                     In de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur zullen we de vraag meenemen hoe je ervoor
                     zorgt dat de mensen die spelen in die ensembles een redelijk inkomen kunnen verdienen.
                  
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik ben blij dat de Minister aangeeft dat ze zich met mijn fractie zorgen maakt over
                     de huidige beloning van deze musici. Ze behoren inderdaad tot de wereldtop. Daar mogen
                     we hartstikke trots op zijn. Daar mag ook een eerlijke beloning tegenover staan. Begrijp
                     ik de Minister goed dat zij dit ook gaat meenemen in de adviesaanvraag aan de Raad
                     voor Cultuur om te kijken hoe we dit nog beter kunnen verankeren? Wil zij ook onderzoeken
                     hoe de loonachterstand verder ingehaald kan worden? Die is behoorlijk fors. Ik denk
                     dat we een eind komen met het bedrag dat er nu nog ligt van de vorige Minister plus
                     het voornemen van deze Minister om te investeren, maar helaas nog niet ver genoeg.
                     Er is onderzoek gedaan naar die loonachterstand. Die behelst ten minste 2 miljoen
                     ten opzichte van musici in orkesten. Wil zij deze aanvraag ook meegeven aan de Raad
                     voor Cultuur?
                  
Minister Van Engelshoven:
Ik doe dat eigenlijk breder in de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur. Het gaat
                     om de positie van de muziekensembles, maar op een aantal andere plaatsen laat de arbeidsmarktpositie
                     ook te wensen over. We weten ook dat niet alles in één keer kan. Ik wil de Raad voor
                     Cultuur dus in den brede laten wegen waar de meest urgente knelpunten zitten. Wat
                     kunnen we realistisch gezien doen met het budget dat we de komende periode beschikbaar
                     hebben? Het zou voor mij te gemakkelijk zijn om hier te zeggen dat we dit allemaal
                     gaan doen. Ik heb ook de brief van Kunsten «92 heel goed gelezen. Zij hebben een punt.
                     Binnen de huidige budgetten kan niet alles wat we misschien willen. Maar ik ben wel
                     van plan om daarin stappen te zetten en om daar waar de nood het hoogst is, er ook
                     echt wat aan te doen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet, nog een keer.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Het is terecht dat we breed moeten kijken naar de knelpunten, want als het gaat om
                     een eerlijke beloning, knelt het niet alleen bij de ensembles. We weten ook dat de
                     achterstand daar wel heel groot is. Ik begrijp dat de Minister niet alleen naar die
                     ensembles gaat kijken. Het lijkt me ook onverstandig als de Raad voor Cultuur dat
                     zou doen. Maar omdat zij geen cao hebben en de achterstand zo groot is geworden, zijn
                     we er helaas nog niet met deze eerste inzet voor het beter besteden van de bestaande
                     regeling. Dus ik zou de Minister wel willen vragen om dit als onderdeel van een breder
                     verzoek aan de Raad voor Cultuur mee te nemen.
                  
Minister Van Engelshoven:
Volgens mij is dat precies wat ik zei, namelijk dat ik het ook zal meenemen, maar
                     dan wel in het bredere perspectief van de arbeidsmarkt in totaliteit en kijkend naar
                     de vraag waar de grootste knelpunten zitten. Ik wil ook graag het oordeel van de Raad
                     voor Cultuur over waar de Minister prioriteit aan moet geven. Volgens mij is het niet
                     verstandig als we nu al voor de volgende periode gaan zeggen: daar en daar doen we
                     dat en voor de rest hebben we geen oog meer. Ik vind dat we met elkaar even de ruimte
                     moeten nemen om straks het totaal te wegen.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik ben blij met de toezegging van de Minister dat zij in brede zin gaat kijken. Ik
                     vroeg mij nog wel af of de fair practice code echt een voorwaarde gaat worden dan
                     wel of de Raad voor Cultuur er nog naar gaat kijken waar het gaat om instellingen
                     in de BIS en de instellingen die een beroep doen op de fondsen. Is het een echt expliciete
                     afspraak dat men daaraan moet voldoen? Daar kan men dan natuurlijk nu al mee beginnen.
                     We hoeven niet te wachten op die BIS, want dat duurt nog wel even. Het zou zonde zijn
                     als we deze periode niet gebruiken om te investeren in een eerlijk loon voor kunstenaars.
                  
Minister Van Engelshoven:
Ik zie dat heel veel instellingen dat al doen. Ze pakken die handschoen op en zeggen
                     dat ze niet voor niets met elkaar aan die code hebben gewerkt. Waar het Rijk, de gemeenten
                     en de provincies voor het eerst gezamenlijk een adviesaanvraag doen bij de Raad voor
                     Cultuur, wil ik heel expliciet de vraag aan de Raad voor Cultuur stellen of het niet
                     verstandig is dit als subsidievoorwaarde te hanteren. Ik wil dan ook graag dat er
                     even wordt gekeken naar de consequenties ervan, want die moeten we straks ook weer
                     kunnen wegen.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat kan ik me goed voorstellen. Het is ook goed dat dit expliciet in de vraagstelling
                     aan de Raad voor Cultuur wordt opgenomen. Mijn vraag is nog wel hoe we dit proces
                     goed kunnen volgen. We willen allemaal dat de positie van de kunstenaars erop vooruitgaat
                     maar het is ook een heel lastig begrip om vast te pakken. Hoe kunnen we nou voorkomen
                     dat we over een jaar of twee jaar ons de vraag moeten stellen: gaat het nou beter
                     of niet? Ik vraag de Minister ook om aan de Raad voor Cultuur de vraag mee te geven
                     hoe de Kamer over die ontwikkeling geïnformeerd kan worden. Wellicht heeft zij er
                     zelf ook al een gedachte over.
                  
Minister Van Engelshoven:
Het onderzoek dat Kunsten «92 nu doet over hoe we er nu voor staan en wat dit betekent,
                     is natuurlijk ook belangrijke informatie, maar ik denk dat het goed is dat we in de
                     adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur de vraag meenemen wat het betekent als we
                     die code gaan toepassen en hoe we in de gaten kunnen houden dat er stappen vooruit
                     worden gezet. Dat lijkt me logisch. Als je dat als voorwaarde gaat stellen, dan wil
                     ik ook wel kunnen zien wat het betekent in werkelijkheid.
                  
De heer Aartsen vroeg hoe het staat met de motie van mevrouw Ellemeet en de heer Rutte,
                     zijnde zijn voor-voorganger als woordvoerder, waarin gevraagd wordt meer aandacht
                     te geven aan cultureel ondernemerschap en om na te gaan welke mogelijkheden kunstenaars
                     hebben om meer van die regelingen gebruik te maken. Met het Ministerie van EZK wil
                     ik meer samenwerking over kennisdeling rondom ondernemerschap van kunstenaars. Een
                     goed voorbeeld daarvan is Cultuur en Ondernemen, waarbij de financieringsregelingen
                     van het Ministerie van EZK worden meegenomen in de culturele financieringswijzer.
                     Daar worden kunstenaars gewezen op die regelingen. Begin 2019 staat de lancering van
                     die wijzer gepland. Daarnaast loopt er nog een cultuuraanvraag bij de Raad voor Cultuur
                     over alternatieve financieringsbronnen voor cultureel ondernemers. Dat advies verwacht
                     ik in december. Dus dan hebben we twee routes waarlangs die alternatieve financieringsbronnen
                     in beeld komen.
                  
Dan alvast iets over de volgende cultuurperiode waarvoor we nu natuurlijk al volop
                     in voorbereiding zijn. Ik heb de regionale profielen ontvangen. Mevrouw Ellemeet toonde
                     zich bezorgd of het allemaal wel gaat lukken. Ik heb er vijftien ontvangen en drie
                     brieven van overheden die nog bezig zijn. Toen ik die profielen las, werd ik echt
                     ongelofelijk verrast door de energie die eruit spreekt, maar ook door wat het heeft
                     gebracht in de samenwerking. Ik was een paar weken geleden in Nijmegen om het profiel
                     van de regio Arnhem-Nijmegen in ontvangst te nemen. Ik weet niet wie van u die regio
                     goed kent, maar ik ken die toevallig wel. Arnhem-Nijmegen is een beetje als Ajax-Feijenoord,
                     maar dan bovenop elkaar, 20 kilometer van elkaar verwijderd, dus dat is best spannend.
                     23 instellingen uit de beide steden gezamenlijk hebben dat profiel geschreven. Dat
                     is ongelofelijke winst. Het is nog nooit eerder gebeurd dat daar in zo'n grote gezamenlijkheid
                     is nagedacht over de vraag wat we willen met cultuur in deze regio. Alleen al dat
                     die energie loskomt, vind ik heel waardevol voor de volgende periode. We gaan kijken
                     hoe we dit goed vast kunnen houden. Dat is dus winst.
                  
We zijn nu bezig met het voorbereiden van de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur.
                     Daar heb ik ook de komende week nog overleg over met de stedelijke regio's, om dat
                     echt in gezamenlijkheid te doen. Ik hoop echt dat we een aantal van de knelpunten
                     die in het verleden ervaren zijn bij de aansluiting tussen Rijk en regio, via deze
                     route zullen kunnen oplossen.
                  
In de nieuwe cultuurperiode gaat het natuurlijk over de vraag wat we aan de fondsen
                     gaan vragen. Een van de dingen die ik belangrijk vind om mee te nemen, is hoe we ervoor
                     zorgen dat er binnen de fondsen goede structuren komen voor crossovers, dus kunst-
                     en cultuuruitingen die echt de verbinding maken tussen sectoren. Hoe zorgen we dat
                     daar ruimte voor komt en dat het goed kenbaar is? Hoe zorgen we dat er ruimte blijft
                     voor nieuwe makers? Hoe zorgen we ervoor dat aanvragen, bij het Rijk dan wel bij de
                     gemeente, administratief makkelijker gedaan kunnen worden, zodat het in tijd maar
                     ook in de procedure meer op elkaar afgestemd is? Ik begreep van sommige instellingen
                     dat als we dat beter in elkaar schuiven, het zou kunnen zijn dat zij een hele administratieve
                     kracht kunnen bezuinigen. Dat is dan jammer voor die kracht, maar wel goed voor cultuur.
                     Het geld moet in principe vooral terechtkomen bij cultuur en minder bij administratie.
                  
Alles moet voor de zomer landen in de criteriabrief. Ik verwacht zomaar dat we dan
                     hier een debat daarover zullen hebben.
                  
Velen van u hebben gevraagd naar de regionale spreiding. Hoe gaat het er nou uitzien?
                     Ik denk dat we allemaal regionale spreiding heel belangrijk vinden. Cultuur is van
                     en voor iedereen in het land. Iedereen in het land moet kunnen genieten van een goed
                     en divers cultuuraanbod. Volgens mij was het de heer Aartsen die zei dat er veel naar
                     Amsterdam gaat. Maar kijk eens naar dat bedrag als je eraf haalt wat voor nationale
                     functies is. Ook in Parijs zit net iets meer dan in de rest van Frankrijk en dat geldt
                     voor de meeste hoofdsteden. Maar als je het geld voor de Nationale Opera – wat echt
                     een nationale functie is – en het Concertgebouworkest eraf haalt – het Concertgebouw
                     zelf wordt gesubsidieerd door de gemeente Amsterdam en niet door het Rijk – dan is
                     de helft van die 100 miljoen er al af. Dus ook die getallen moet je een beetje in
                     perspectief zien. Kijk eens goed naar wat daarnaartoe gaat omdat Amsterdam de hoofdstad
                     is. U zou het, denk ik, immers ook een beetje gek vinden als de Nationale Opera in
                     Breda zou zitten. Misschien zou u dat wel fijn vinden, maar het is toch iets wat niet
                     gebruikelijk is. Ook die getallen in perspectief, dus.
                  
We zorgen er op verschillende manieren voor dat de regionale spreiding goed geregeld
                     is. Dit gebeurt bijvoorbeeld via de Basisinfrastructuur. Regionale spreiding is een
                     criterium in die Basisinfrastructuur. De Basisinfrastructuur heeft mede als criterium
                     ervoor te zorgen dat er in heel Nederland een goed aanbod is. Dat betekent bijvoorbeeld
                     ook dat heel veel gezelschappen die gefinancierd worden in de Basisinfrastructuur,
                     de opdracht hebben om in het hele land te spelen. Er wordt soms heel erg gekeken naar
                     wat de vestigingsplaats is van het gezelschap. Maar we moeten ook goed kijken naar
                     waar die gezelschappen spelen. Vestigingsplaats biedt dus ook een wat beperkte blik
                     op hoe het nou zit met dat aanbod.
                  
De cultuurfondsen zorgen ook voor die spreiding. Ik zeg ook tegen heel veel cultuurinstellingen:
                     er is meer in het leven dan onderdeel uitmaken van de basisinfrastructuur. Die basisinfrastructuur
                     wordt soms wel gezien als de heilige graal; pas als je daarin zit, word je gewaardeerd
                     als instelling. Laten we dat beeld met z'n allen niet bevestigen. Ik wil wel naar
                     het volgende gaan kijken, want ik snap dat probleem. Aan financiering vanuit de cultuurfondsen
                     zitten soms andere voorwaarden vast, die het voor instellingen soms wat ingewikkelder
                     maakt om te opereren. Ik wil wel kijken hoe we ook binnen die fondsen wellicht een
                     regeling kunnen maken waarbij sommige instellingen wat meerjarige zekerheid krijgen,
                     los van de programmasubsidies. Daar gaan we naar kijken, zodat we ook daar een wat
                     evenwichtiger beeld kunnen krijgen. In alle provincies ontvangen natuurlijke alle
                     rijksmonumenten subsidie. Het programma Cultuureducatie is natuurlijk ook in het hele
                     land aanwezig. De eerdere motie-Dik-Faber/Van Toorenburg – u vroeg daar terecht aandacht
                     voor – had ook precies aandacht voor dat punt van regionale spreiding uit het oogpunt
                     van cultuureducatie. Want wil je ervoor zorgen dat cultuureducatie overal goed kan
                     functioneren, dan heb je regionaal aanbod nodig. Dus in die zin kijken we daar ook
                     goed naar. De regionale historische centra financieren we natuurlijk ook landelijk.
                  
Geografische spreiding is binnen de basisinfrastructuur dus heel belangrijk. We hebben
                     de afgelopen periode ook al gezien dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden. We
                     letten ook heel erg op spreiding bij bijvoorbeeld de jeugdtheatergezelschappen, de
                     theatergezelschappen, de orkesten, de opera, de dans en de presentatie-instellingen.
                     Die zijn verdeeld over de regio's. In de huidige periode worden er naar verhouding
                     al meer instellingen buiten de G4 gesubsidieerd dan daarvoor. Dat geldt ook voor het
                     idee van reizen; dat heb ik al gezegd. Het is ook altijd goed om voor ogen te houden
                     dat gemeenten en provincies gezamenlijk veel meer investeren in cultuur dan het Rijk.
                     Het Rijk subsidieert vooral daar waar dingen echt een nationale functie hebben of
                     anders echt tussen wal en schip vallen omdat ze regionaal of provinciaal niet overeind
                     gehouden kunnen worden; het is een soort tekortsubsidie. Ik wil die gezamenlijke aanvraag
                     met de stedelijke regio's ook juist doen omdat we elkaar de bal aan het toespelen
                     zijn. Sommige stedelijke regio's zeggen: dat moet het Rijk maar oppakken. Wij vanuit
                     het Rijk zeggen: dat moet men lokaal maar doen. Ik wil dat we het daar aan de voorkant
                     over eens kunnen worden. We hebben één aanbod van kunst en cultuur in Nederland, dat
                     we waardevol vinden. Een deel daarvan wordt lokaal gefinancierd en een deel nationaal,
                     maar dat moet elkaar vooral aanvullen. Volgens mij is het daar in het verleden ook
                     nog weleens misgegaan, dat men elkaar de bal een beetje bleef toespelen. Daardoor
                     is ook het gevoel ontstaan: als ik nou maar in die BIS zit, dan ben ik veilig. Daar
                     moeten we toch iets anders naar gaan kijken. Om er nog maar eens op te wijzen hoe
                     belangrijk die regionale spreiding is: bij het Fonds Podiumkunsten krijg je bijvoorbeeld
                     extra punten als je een goede regionale spreiding hebt. We doen op dat vlak dus echt
                     ontzettend veel.
                  
Een ander punt waarnaar gevraagd is...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Aartsen een vraag.
De heer Aartsen (VVD):
Dank aan de Minister voor een toezegging over de meerjarige financiering van die niet-BIS-instellingen.
                     De Minister zegt heel terecht dat er in heel veel regio-instellingen juist een focus
                     op de BIS is omdat ze dan ook kunnen investeren in kwaliteit om een meerjarige stap
                     te zetten. Mag ik dat inderdaad zien als een toezegging daarover? Daar zouden wij
                     al heel dankbaar voor zijn. En komen er in die regeling ook een soort matchingscriteria?
                     Daarmee zouden provincies en gemeentes dan ook gestimuleerd worden om gezamenlijk
                     te investeren in een niet-BIS-instelling, die dan meerjarig gefinancierd zou kunnen
                     worden.
                  
Minister Van Engelshoven:
Nee, dat hebben we niet als voorwaarde. Soms is matching ook niet de bedoeling. Maar
                     de toezegging dat we inderdaad gaan kijken naar het meerjarig financieren van instellingen,
                     wil ik wel doen. Waar je die matching vaak wel ziet is bij stedelijke regels waar
                     gemeenten vaak verantwoordelijk zijn voor de podia, en waar via het fonds de instellingen
                     die daar spelen worden gesubsidieerd. Dat is vaak een hele mooie taakverdeling.
                  
Voorzitter. Vanuit GroenLinks, D66 en het CDA waren er vragen over de verweesde collecties
                     op het gebied van muziek en theater. Ik heb onlangs ook met de instellingen gesproken.
                     Er spelen twee dingen. Er is een probleem voor de korte termijn, en daarvan heb ik
                     tegen de instellingen gezegd dat we ervoor moeten zorgen dat dat de komende twee jaar
                     wordt overbrugd. Die collecties zijn te belangrijk. Maar er is meer dan dat. Het moet
                     niet alleen bewaard worden, maar het moet ook toegankelijk worden gemaakt. Nieuwe
                     musici en nieuwe theatermakers moeten ook kunnen leren van die prachtige archieven.
                     Daar moet onderzoek naar worden gedaan. In mijn adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur
                     zal de vraag worden meegenomen hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit structureel wordt
                     geborgd. Er zijn tijdelijke regelingen getroffen, maar die lopen af. Maar het gaat
                     mij om de structurele borging omdat het echt belangrijke functies zijn die ergens
                     een plek moeten krijgen. Ik was blij dat ook betrokkenen zelf zeiden dat het voor
                     hen niet weer een nieuw instituut hoefde te zijn, maar dat we er wel voor moeten zorgen
                     dat dit goed geborgd wordt, dat het goed bewaard en goed ontsloten kan worden.
                  
Over cultuurparticipatie van mensen met een beperking heb ik het al gehad. Op dat
                     punt kom ik graag tegemoet aan uw vraag om te zorgen dat mensen met een beperking
                     die willen maken aan bod kunnen komen.
                  
Ik weet niet meer precies wie het was, maar volgens mij stelde de heer Kwint nog een
                     vraag over cultuureducatie. Het kan ook mevrouw Geluk zijn geweest. De uitspraak van
                     collega Slob over kunstenaars voor de klas, dat was de heer Kwint. We moeten niet
                     doen – dat is helaas het beeld dat ten onrechte is gezet – alsof het voorstel is geweest
                     dat kunstenaars wel voor de klas kunnen worden gezet en dan cultuureducatie voor hun
                     rekening kunnen nemen. Waar komt dit voorstel uit voort? We hebben op verzoek van
                     scholen een handreiking gemaakt. Wat kunt u nou doen als door lerarentekort als gevolg
                     van bijvoorbeeld veel zieken echt de nood aan de man komt en er even tijdelijke voorzieningen
                     moeten worden getroffen om te voorkomen dat kinderen naar huis worden gestuurd? Dan
                     zou u kunnen overwegen om tijdelijk in plaats van de vakleerkracht een kunstenaar
                     voor de klas te hebben. Ik kan me ook nog voorstellen dat het voor kinderen ontzettend
                     inspirerend kan zijn om een keer een kunstenaar voor de klas te hebben. Het is zeker
                     niet de bedoeling geweest – laat ik dat beeld nou echt de wereld uit helpen – om het
                     idee neer te zetten om kunstonderwijs op scholen niet door vakleerkrachten en niet
                     door gekwalificeerde leerkrachten te laten gebeuren. Dit was echt een handreiking
                     die op verzoek van scholen is gedaan op de vraag wat te doen in geval van nood.
                  
De heer Kwint (SP):
Dat beeld is niet voor niks ontstaan. Het is ontstaan omdat de Minister letterlijk
                     de instructie naar de scholen en naar de Kamer stuurde dat bepaalde vakken buiten
                     het kerncurriculum kunnen worden gegeven door onbevoegde docenten. Hij verwees daarbij
                     zelf naar wereldoriëntatie en naar kunst en culturele vorming. Volgens mij is dat
                     a feitelijk onjuist. Dat zijn geen vakken die buiten het kerncurriculum liggen, want
                     wij hebben wel degelijk kerndoelen die gaan over kunst en cultuur. En b: als de instructie
                     van die vakken kan worden gegeven door onbevoegde krachten, dan zit het probleem mogelijk
                     toch vooral in de formulering van de handreiking die de Minister naar de scholen heeft
                     gestuurd, en niet in het beeld wat daarna ontstaan is.
                  
Minister Van Engelshoven:
We kunnen hier nog een half uur discussiëren over hoe het beeld is ontstaan. Het is
                     een handreiking die gedaan is voor hoge nood: als u een tekort hebt, dan zou u dit
                     voor een enkele keer kunnen overwegen om te voorkomen dat kinderen naar huis worden
                     gestuurd. Laten wij het niet groter maken dan het is.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, de heer Kwint heeft nog een reactie.
De heer Kwint (SP):
Ik ben daar blij mee; ik vind dit een goede stap. Maar ik zit nog wel met een probleem.
                     Er is nu een tekst gestuurd naar alle scholen. Daarin staat dat de instructie van
                     vakken buiten – een verschrikkelijk woord – het kerncurriculum gegeven kan worden
                     door onbevoegde krachten. Dat is de letterlijke quote uit die brief. Ik maak mij daar
                     gewoon zorgen om. En gezien mijn mailbox ben ik niet de enige en is dat onder een
                     heel groot deel van de kunst- en cultuurdocenten ook zo. Zij hebben het idee dat straks
                     hun vak, zoals dat gegeven wordt, niet meer op waarde wordt geschat en dat iedereen
                     dat mag geven. Natuurlijk is het hartstikke mooi als er een gitarist of toneelspeler
                     in de klas komt vertellen over zijn werk. Ik zou dat alleen maar willen toejuichen,
                     super! Maar ik vraag de Minister wel om in overleg met de collega hier nog eens goed
                     naar te kijken. Ik help haar namelijk graag met het uit de wereld helpen van het beeld
                     dat hier het vak ondermijnd wordt, waarvan ik dan nog wel eerst zelf overtuigd moet
                     worden.
                  
Minister Van Engelshoven:
Ik heb weinig toe te voegen aan wat ik net heb gezegd. Het is bovendien op verzoek
                     van het onderwijs dat die handreiking gedaan is. Men weet daar heel goed voor welk
                     doel die handreiking is bedoeld. Als daarover bij mensen onduidelijkheid is, lijkt
                     het mij goed dat wij daar nog eens naar kijken. Maar scholen weten heel goed waarom
                     die handreiking is geschreven, namelijk op hun verzoek, en voor welke situaties het
                     is.
                  
Dan kom ik op de cultuurkaart voor het mbo, een vraag van mevrouw Bergkamp. 87% van
                     de mbo's heeft die cultuurkaart. Dat is een kortingskaart, maar een net iets andere
                     kaart dan het CJP. Omdat er geen budget aan gekoppeld is, weten wij ook niet heel
                     goed hoe vaak die kaart gebruikt wordt. Maar uit onderzoek van het Landelijk Kennisinstituut
                     Cultuureducatie Amateurkunst blijkt dat die kaart voor heel uiteenlopende zaken wordt
                     gebruikt. Eind 2019 loopt de regeling af en wij kijken naar mogelijkheden om de kaart
                     te continueren.
                  
Dan kom ik bij vragen die de heer Asscher en mevrouw Bergkamp hebben gesteld over
                     Méér Muziek in de Klas. Om het beeld helder te hebben waar we het over hebben als
                     het gaat over Méér Muziek in de Klas: het is een impulsregeling die ooit gestart is
                     met een toezegging vanuit het Rijk dat er 25 miljoen beschikbaar zou komen. Het is
                     een impulsregeling die nooit bedoeld was voor alle scholen, omdat iedereen wist dat
                     als je het op deze manier op alle scholen zou willen doen, het niet te betalen is.
                     Dat was voor iedereen bij het begin volstrekt helder. De regeling zou gematcht worden
                     door particulier initiatief voor 25 miljoen. Waar staan wij nu? Inmiddels heeft het
                     Rijk 40 miljoen geïnvesteerd in deze regeling en is particulier 10 miljoen geïnvesteerd.
                     Dus even in die verhouding. Nu kunnen wij iedere keer blijven vragen of het toch niet
                     ietsje meer kan zijn. Natuurlijk zou het mooi zijn als op deze manier elke school
                     van die regeling gebruik kan maken, maar het kost wel 100 miljoen meer als wij dat
                     willen. Volgens mij willen wij dat niet.
                  
Overigens lijkt het mij ook heel goed – en daar werken wij nu aan – om ervoor te zorgen
                     dat Méér Muziek in de Klas geïntegreerd wordt in Cultuureducatie met Kwaliteit. Ik
                     hoor namelijk ook signalen uit de regio dat als je beide naast elkaar hebt, het een
                     het ander kannibaliseert. Omdat Méér Muziek in de Klas een royale regeling is, zeggen
                     scholen: doe dan die maar en dan laat ik de rest van Cultuureducatie met Kwaliteit
                     zitten. Dat is ook niet de bedoeling. Wij zijn nu bezig ervoor te zorgen dat het programma
                     wordt verankerd en geïntegreerd in Cultuureducatie met Kwaliteit. In de regio's worden
                     regionale convenanten gesloten om te kijken of regionale particuliere partijen kunnen
                     bijdragen aan de uitrol van die regeling. Dat gebeurt op plaatsen. Daar ben ik zowel
                     met Méér Muziek in de Klas als met de overheden over in gesprek. Ik ga niet nog een
                     keer een nieuwe tranche van het Rijk openstellen, want dan weet ik dat ook weer de
                     vraag voor de volgende tranche komt. Ik ga wel mijn uiterste best doen om ervoor te
                     zorgen dat de regio's, de steden, zorgen voor goede afspraken hoe het regionaal wordt
                     opgepakt, want je wil muziekonderwijs toegankelijk maken voor elk kind. Dat gaat ons
                     nooit op deze manier lukken. Dat zal geïntegreerd moeten worden. Daar waar nodig wil
                     ik die regio's nog wel een steun in de rug geven, maar het moet wel primair daar gebeuren.
                  
De heer Asscher (PvdA):
Ik begrijp niet helemaal waar deze korzelige houding vandaan komt. Ik had een heel
                     positief betoog; dat geldt ook voor mevrouw Bergkamp. Er gebeuren fantastische dingen
                     dankzij die regeling. Wees daar blij mee. Het is heel raar om te zeggen: het is zo'n
                     succes; straks kost het geld. Nee, we willen dat kinderen les krijgen in muziek. Ik
                     schrijf helemaal niet voor dat het 100 miljoen moet kosten. Integendeel, maar ik denk
                     dat het heel belangrijk is om datgene wat er is opgebouwd, nu te vergroten. Dat kan
                     met de regio; daar kun je meer particulier geld bij halen. Maar al dat gesomber...
                     Volgens mij begon u heel positief; ga daar straks ook mee verder. Ik weet niet wat
                     er precies allemaal aan ergernis is ontstaan. Dat komt niet van mij. Ik kan we weinig
                     positievers voorstellen dan kinderen die muziekles krijgen in de klas. Daar is lange
                     tijd veel te weinig aan gebeurd. Daarbij wijs ik zeker niet naar u. Nu gebeurt het
                     wel. Laten we dat succes uitbreiden. Daar gaat het betoog over.
                  
Minister Van Engelshoven:
Dat ben ik zeer met u eens. Excuus als ik daar wat korzelig over klonk, maar we weten
                     ook dat er natuurlijk een lobby gaande is om ervoor te zorgen dat er nog een keer
                     een tranche komt. Daar word ik dan af en toe een beetje ongelukkig van. We zijn als
                     rijksoverheid ver over onze eerste toezegging heen gegaan. De toezeggingen van de
                     andere kant zijn er nog niet helemaal. Ja, er gebeuren fantastische dingen. Het is
                     heel goed dat die impuls er is geweest en dat er enthousiasme is in de regio's, maar
                     laten we het nu ook vooral daar laten landen op een manier die we ook structureel
                     kunnen volhouden. Dat is mijn inzet. Daar wil ik dus ook met alle partijen afspraken
                     over maken. Volgens mij gaat dat ook lukken, want ik zie in de regio's groot enthousiasme.
                  
De heer Asscher (PvdA):
De Minister begon met te zeggen dat zij het heel leuk vindt om Minister van Cultuur
                     te zijn. Als je allergisch reageert op een lobby, denk ik dat het een heel lastig
                     vak is, want dat komt weleens voor. Niet van mij: ik pleit voor een muziekles voor
                     alle kinderen; de manier waarop vind ik niet van belang. Ik ben heel blij dat het
                     gelukt is om daar meer geld voor uit te trekken. Ik vind dat geld goed besteed. Als
                     ik valse tegenstellingen zou gebruiken, zou ik niet het Concertgebouw ernaast zetten
                     maar bijvoorbeeld de bedragen van de verlaging van de winstbelasting. Dan zou ik zeggen:
                     er mag best wel wat meer naar cultuur, zeker naar dit onderwerp. Maar laten we nou
                     afspreken dat we elkaar erin vinden dat we willen dat zo veel mogelijk kinderen daarvan
                     profiteren, met de regio en met particulieren. Daar is het Rijk hartstikke bij nodig.
                     Als u ooit terugkijkt op het ministerschap, denkt u niet meer aan die lobby, maar
                     aan die kinderen.
                  
Minister Van Engelshoven:
Ja, dat zal ik zeker doen. Net als de heer Asscher ben ik wethouder geweest en weet
                     ik hoe mooi het is als je in een stad kunt zorgen dat het muziekonderwijs op heel
                     veel scholen gestalte krijgt. Maar vanuit die wetenschap weet ik ook hoe belangrijk
                     het is dat men daar ook lokaal voor gaat staan en dat dit lokaal verankerd is, want
                     juist die combinatie met de lokale orkesten en de lokale muziekverenigingen heb je
                     nodig om dit goed te doen. Ondanks sommige lobby's vind ik het ook echt nog steeds
                     een ontzettend leuk vak.
                  
Voorzitter. De heer Kwint vroeg hoe het staat met de muziekbeheersing van kinderen.
                     We weten natuurlijk allemaal dat het daarmee niet goed gesteld was. Dat was destijds
                     natuurlijk ook de aanleiding voor die muziekimpuls. De onderwijsinspectie heeft in
                     maart 2017 het peilingsonderzoek Kunstzinnige oriëntatie gepubliceerd. Dat is eigenlijk
                     de eerste grote peiling die is gedaan. Er is gekeken naar het onderwijsaanbod en naar
                     de resultaten van leerlingen aan het eind van het basisonderwijs. We weten nu dat
                     scholen in de groepen 3 tot en met 8 gemiddeld anderhalf uur per week besteden aan
                     kunstzinnige oriëntatie. In de groepen 1 en 2 is dat ongeveer tweeënhalf uur. Het
                     grootste deel van die tijd gaat naar beeldende activiteiten, zoals tekenen, namelijk
                     gemiddeld ruim een uur per week. Muziek staat op de tweede plaats. Hoe het met de
                     muziekbeheersing van kinderen staat, weten we natuurlijk niet precies. Dit najaar
                     starten we een specifiek onderzoek naar wat de Impuls muziekonderwijs heeft betekend
                     voor de muziekbeheersing van de kinderen. Dan kan ik u daarover informeren. We hopen
                     natuurlijk te zien dat het een stuk beter is geworden.
                  
De heer Kwint (SP):
De reden dat ik ernaar vroeg, is juist omdat de onderwijsinspectie – dat is ook het
                     werk van de inspectie – vooral kijkt naar de hoeveelheid onderwijs die eraan besteed
                     wordt. Maar een heel groot gedeelte van de muziekbeheersing van Nederlandse kinderen
                     komt natuurlijk doordat ze in hun vrije tijd naar de muziekschool gaan of doordat
                     ze bij de fanfare, de blaaskapel, in een popbandje en ga zo maar door spelen. Waar
                     ik naar op zoek ben, is naar inzicht in wat, over het geheel van al die dingen, de
                     stand van zaken is van de muzikale kennis en positie van de Nederlandse jongeren.
                     We gaan het hebben over het stimuleren van muziekonderwijs, projecten in de klas en
                     de muziekscholen, maar dan kunnen we over de gehele breedte zien of dit de goede kant
                     opgaat. Nu weten we het vaak gewoon niet. We hebben allemaal het gevoel dat het minder
                     gaat omdat er zo veel muziekscholen zijn gesloten of omdat ze duurder zijn geworden,
                     maar weten doen we het niet.
                  
Minister Van Engelshoven:
We kunnen natuurlijk wel de participatie meten, maar het niveau van de verschillende
                     kinderen aangeven, wordt ingewikkeld. We kunnen wel zien of kinderen naar een muziekschool
                     gaan, maar of ze nu goed of slecht pianospelen, kunnen we moeilijk meten. Wel kunnen
                     we kijken wat Méér Muziek in de Klas heeft betekend en de mate waarin ze participeren.
                     Maar volgens mij wilt u ook niet dat ik het niveau ga meten. Laten we zo goed mogelijk
                     in kaart brengen hoe het zit met de participatie. Vaak is het feit dát kinderen muziek
                     maken ook belangrijker dan het niveau waarop.
                  
Voorzitter. Mevrouw Ellemeet van GroenLinks had een vraag over de ruimte voor lokale
                     participatie in de programmering van podia. Ze heeft een terecht punt als ze zegt
                     dat daarvoor bij de cultuurfondsen soms wat weinig ruimte is omdat men de programmering
                     lang van tevoren moet indienen. Ik zal bij de adviesaanvraag bij de Raad voor Cultuur
                     aandacht vragen voor de ruimte die we bij de fondsen kunnen bieden voor lokale coproducties.
                     Want die zijn wel interessant. Het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft daar overigens
                     al een regeling voor: de MeeMaakPodia. Die hebben juist tot doel om te ontwikkelen
                     dat podia ook een huis zijn voor bewoners in de stad, die daar zelf mede cultuur kunnen
                     maken. We nemen het dus mee in de adviesaanvraag.
                  
Voorzitter. Dan kom ik op de ticketverkoop. Ik denk dat de heer Kwint nu rechtop gaat
                     zitten. Ik begrijp heel goed de irritatie en ergernis bij velen. Ik denk dat we dat
                     allemaal doen. Een landelijk verbod, hoe sympathiek ook, zal die woekerhandel niet
                     geheel aan banden kunnen leggen. Onlineticketverkoop laat zich moeilijk binden aan
                     landsgrenzen. We weten ook – dat maakt dat ik enigszins terughoudend ben – dat een
                     eerdere poging tot wetgeving in de Eerste Kamer is gesneuveld. Dat is ook een realiteit:
                     u kunt het hier met z'n 150'en willen, maar als men het aan de overkant niet wil,
                     dan hebben we daar ook rekening mee te houden.
                  
Ik heb de afgelopen periode met een heel substantieel deel van de sector gesprekken
                     gevoerd. Ook daar zei men dat zo'n nationale regeling niet heel veel zin heeft. Ik
                     kan u wel melden dat wij de komende week in de Europese Raad voor Onderwijs, Jeugd,
                     Cultuur en Sport hierover, op initiatief van de Denen, zullen spreken. Ik weet ook
                     van mijn Vlaamse collega's – waar ze wel een regeling hebben – dat het niet helpt
                     om het helemaal aan banden te leggen. Het heeft dus mijn aandacht. Overigens, en volgens
                     mij staat dat ook in uw manifest, zijn er natuurlijk ook heel goede mogelijkheden
                     om het zelf aan banden te leggen, zonder dat je meteen wetgeving nodig hebt. TicketSwap
                     en GUTS – volgens mij worden die ook in het manifest genoemd – zijn heel goede initiatieven,
                     waar artiesten er zelf voor kunnen zorgen dat die doorverkoop minder makkelijk is.
                     Ik zou zeggen: maak van die mogelijkheden meer gebruik! Er zijn ook hele goede Duitse
                     voorbeelden, waarbij gewoon tickets op naam worden verkocht, of waarbij je ze koopt
                     en er pas vlak voor de voorstelling wat op je mobiele telefoon verschijnt. Ja. Ik
                     vind dat wij zeker illegale verkoop, maar ook woekerverkoop, niet moeten willen. Ik
                     zie ook de beperkingen van een wettelijke regeling. Ik zie ook dat er mogelijkheden
                     zijn om er wat aan te doen zonder wetgeving. Ik denk dat het voor een deel ook aan
                     betrokkenen zelf, aan de sector is om met elkaar de mogelijkheden te benutten die
                     er zijn. Dat kun je met elkaar doen. U deed wat badinerend over de voorlichtingscampagne.
                     Tegelijkertijd weten we van de Consumentenbond dat er bij consumenten nog grote behoefte
                     is aan voorlichting. Nog te veel mensen gaan googelen op een concert waarvoor ze een
                     ticket willen en proberen dan op de eerste de beste site die naar boven komt, een
                     ticket te kopen, waarbij ze helemaal niet kritisch kijken naar wie erachter zit, welke
                     partij het is, bij we ze nou een ticket kopen. Er is nog een hoop werk te doen om
                     mensen daarvan bewust te maken. Dus ja, het is van verschillende kanten. En nee, ik
                     zie op dit moment geen heil in landelijke wetgeving. Maar ik ga wel op Europees niveau
                     de discussie voeren over de vraag of we op Europees niveau wat kunnen regelen met
                     elkaar. Dat lijkt mij zinvoller.
                  
De heer Kwint (SP):
Dit waren ontzettend veel punten in één keer. Laat ik beginnen bij het argument van
                     de wetgeving. Vorig jaar heeft Groot-Brittannië besloten om wetgeving door te voeren.
                     Dit jaar heeft Ierland dat besloten. Dat was allemaal al nadat Vlaanderen was begonnen
                     met wetgeving, waarnaar de Minister terecht verwijst. Dat zijn allemaal landen die
                     niet onder de indruk zijn van het argument dat het niet op nationaal niveau kan gebeuren.
                     Als ik op zo'n doorverkoopsite kijk, dan zie ik ook nauwelijks aanbod voor buitenlandse
                     evenementen. Ja, wel de hele grote, zoals Pukkelpop in Vlaanderen, waar nu eenmaal
                     ook heel veel Nederlanders naartoe gaan. Hetzelfde geldt voor Graspop en voor wedstrijden
                     van Manchester City of Barcelona. Die staan er wel op. Maar 90% van het reguliere
                     concertaanbod in Vlaanderen zul je niet terugvinden op het Nederlandse Viagogo doordat
                     er in Vlaanderen een verbod is. De Minister noemt argumenten tegen de vorige wet.
                     Dat is nou net de reden waarom ik een motie heb ingediend. De argumenten in de senaat
                     tegen die vorige wet waren van praktische aard: consumenten gaan zich niet samen verenigen
                     en een zaak beginnen voor een paar tientjes. Daarom zou je juist andere wetgeving
                     moeten overwegen, zoals – ik noem maar wat – het in artikelen opnemen van fraude of
                     het uitbreiden van de Wet oneerlijke handelspraktijken. Als Kruidvat reclame maakt
                     met «wij hebben deze blender in de uitverkoop, van € 50 voor € 40» en een consument
                     kan aantonen dat die blender de afgelopen drie maanden niet € 40 kostte, dan is er
                     een overtreding volgens de Wet oneerlijke handelspraktijken. Zo gedetailleerd is die
                     wet. Dan kan de Minister mij niet wijsmaken dat hiervoor niets wettelijk te regelen
                     is. Er zijn ook initiatieven. Ze noemde bijvoorbeeld TicketSwap. Maar dat is nou net
                     het punt: daar kunnen artiesten niet voor kiezen, want dat gaat alleen om doorverkoop.
                     Zwarte Cross wilde met TicketSwap samen iets doen. En tien minuten later stond heel
                     Viagogo vol met tickets voor duizenden euro's. Al deze punten samengevat: de sector
                     zelf vraagt om wetgeving, en wel omdat zij er zelf niet uit komen. Ik snap best dat
                     de Minister vandaag niet gaat toezeggen: ik ga het zo doen...
                  
De voorzitter:
Helder.
De heer Kwint (SP):
De heer Bosma roept «oké». Ik dacht dat hij wel van lange betogen hield.
De voorzitter:
Uw punt is helder.
Minister Van Engelshoven:
Dat heeft de heer Kwint goed gezien: hij krijgt vandaag geen toezegging van mij om
                     tot wetgeving te komen. Dat is ook omdat de partijen waarmee ik heb gesproken – dat
                     zijn er ook heel wat – zeggen: nee, daar zien wij voorlopig de oplossing niet in.
                     Maar laat ik het als volgt met u afspreken. Ja, we gaan voorlichten. Ja, we wijzen
                     op de initiatieven en mogelijkheden die er zijn om wél oneerlijke praktijken in dit
                     kader te voorkomen. En laten we ook in Europees verband, wat volgens mij echt een
                     slimmere route is, kijken wat we gezamenlijk, in Europees verband kunnen doen. Laten
                     we daar die discussie voeren.
                  
De voorzitter:
Meneer Kwint, heel kort.
De heer Kwint (SP):
Wat is nou het bezwaar om gewoon een maximumpercentage van wat je boven op een concertkaartje
                     mag doen als je dat in de verkoop gooit, bij wet vast te leggen? Wat, behalve politieke
                     onwil, staat dat in de weg?
                  
Minister Van Engelshoven:
Dat heeft ook te maken met allerlei wetgeving rondom vrije prijsvorming. Ik heb daar
                     ook met het Ministerie van EZK discussies over gevoerd. Daar zit ook nog bij dat,
                     als het nationaal niet mag, het wel weer kan als het gaat via een site die gehost
                     wordt in een ander land. Ik heb u gezegd: ik zie het probleem en ik zie uw wens om
                     daar wat aan te doen. We willen dat consumenten daar scherp op letten. Het zou mij
                     een lief ding waard zijn als we in Europees verband afspraken kunnen maken over hoe
                     we dit gezamenlijk kunnen oppakken, want anders zijn we steeds bezig met een deeloplossing.
                     Mocht dat nou echt niet lukken, dan wil ik nog weleens met u kijken wat er nationaal
                     kan. Maar ik heb afgelopen week een gesprek gehad met mijn Belgische collega en hij
                     gaf ook aan: wij hebben dan wel wetgeving, maar wij zien ook dat het uiteindelijk
                     geen soelaas biedt. Ja, ik ben mij er zeer van bewust dat ik u hier niet tevreden
                     ga stellen, maar dit is wel de route die ik u vooralsnog bied.
                  
Voorzitter. Ik heb het al gehad over de stimuleringsregeling pop.
Mevrouw Dik-Faber vroeg naar de atelierruimtes. Het gaat om een belangrijke discussie.
                     Ik heb aangegeven hoe belangrijk het is dat de stedelijke cultuurregio's ervoor zorgen
                     dat lokaal en in de regio die ruimtes voor makers, voor kunstenaars beschikbaar blijven.
                     We zien hoe groot de druk op de huizenmarkt is. Ik maak mij er best zorgen over dat
                     er wellicht te snel ruimtes gaan verdwijnen, gewoon omdat die vierkante meters op
                     dit moment veel geld waard zijn. U zegt: kijk nog eens goed naar de regeling; hoe
                     zit het met DAEB? Wat kunnen gemeenten doen met een DAEB-/niet-DAEB-regeling, met
                     een dienst van algemeen economisch belang? Dat vind ik een interessante route. Die
                     ga ik met de collega van Binnenlandse Zaken bespreken. Ik zal het ook aan de orde
                     stellen in het bestuurlijk overleg met de regio's, want dit is echt iets waar zij
                     zich hard voor moeten maken in de regio.
                  
Tegen mevrouw Geluk zeg ik: u heeft natuurlijk groot gelijk als u zegt dat het verlagen
                     van de ozb voor kunstenaars, voor makers en voor verenigingen echt veel kan betekenen.
                  
Mevrouw Bergkamp en mevrouw Dik-Faber vroegen: wat gaat u de komende periode doen
                     met de ondersteuningsstructuur? Ook hiervoor ga ik de Raad voor Cultuur om advies
                     vragen. Dan gaat het niet om de vraag of er nieuwe instellingen moeten komen. Maar
                     het gaat wel om de vraag: is de ondersteuning dekkend en zit er voldoende synergie
                     tussen? Want het moeten ook niet allemaal ondersteuningsinstellingen naast elkaar
                     zijn die vervolgens niks met elkaar hebben. Is daar nog synergie tussen te bewerkstelligen?
                     Deze vraag valt er ook onder: hebben we het erfgoed, zowel in de muziek als in het
                     theater geborgd, en zorgen we ook dat het toegankelijk is? Voor mij is het één geheel.
                  
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik heb een korte vraag daarover. De ondersteunende instellingen hebben ons een petitie
                     aangeboden. Zij gaven daarbij aan dat er ook met hen gesproken moet worden, en niet
                     alleen over hen. Dat is een belangrijk punt. Of stel ik nu een vraag die mevrouw Bergkamp
                     wilde stellen?
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat maakt niet uit.
Minister Van Engelshoven:
Ik kan er één gemist hebben, maar volgens mij heb ik zelf ook met ongeveer elk van
                     hen gesproken. In aanloop naar de komende periode zal ik dat ook blijven doen, want
                     ik vind het zeer belangrijk dat ik ook van henzelf hoor waar de mogelijkheden en de
                     belemmeringen zitten.
                  
Ik kom op het kerkelijk erfgoed. Mevrouw Dik-Faber vroeg: hoe staat het nou met de
                     nationale aanpak en de uitvoering van de eerdere motie-Pechtold/Segers? Mevrouw Geluk
                     vroeg daar ook naar. Twee weken geleden is op zaterdag in de Sint-Stevenskerk in Nijmegen
                     de nationale aanpak afgetrapt met alle betrokken partijen, met wie we ook de aanpak
                     hebben getekend. Het is dus echt in overleg met alle betrokken partijen. Ik noem een
                     partij als de FIM maar ook het bisdom. We hebben afspraken gemaakt met al die partijen
                     die kerkelijk erfgoed beheren. We zijn bezig met het maken van die kerkvisies, want
                     het is heel belangrijk dat er gekeken wordt hoe verschillende gemeenten ermee omgaan,
                     wat we echt willen behouden voor de eredienst, wat herbestemd moet worden en wat voor
                     bestemming dat dan kan zijn en welk gebouw wellicht gesloopt kan worden. Die laatste
                     vraag zit er ook in. Een heel mooi voorbeeld is te vinden in Limburg, in Kerkrade-West.
                     Mevrouw Geluk noemde dat, volgens mij. Ik ben daar ook op bezoek geweest. Ze hebben
                     dat daar heel goed gedaan. Ze hebben heel goed gekeken naar welke kerk nou welke bestemming
                     moest krijgen. Zo willen we meer voorbeelden. Ik heb dus negenenhalf miljoen beschikbaar
                     gesteld om die visies tot stand te brengen. We gaan ook tussen gemeenten die ervaringen
                     delen. Het is heel belangrijk dat men van elkaar leert wat daar allemaal mogelijk
                     is. Dat loopt dus. Die aftrap hebben we gedaan. Het is een enorme opgave, want we
                     moeten ons realiseren dat het de komende jaren om duizenden kerken gaat.
                  
Mevrouw Geluk vroeg hoe het staat met abdij Rolduc. Er was een regeling voor een aantal
                     van die grote monumenten in 2018. Daar vielen zij buiten. We zijn nu bezig met het
                     ontwerp. Omdat we gewoon tempo moesten maken, hebben we in ’18 gekeken naar welke
                     van die grote monumenten nu klaar waren om meteen mee aan de slag te gaan en waar
                     we de schop in de grond konden steken, zodat het zinvol was om daar in ’18 geld aan
                     toe te kennen. Dat is gebeurd. We zijn nu met partijen in gesprek. We zijn bezig met
                     het ontwerp van de regeling in 2019 en we zullen ook met Rolduc in gesprek gaan om
                     te bekijken wat zij kunnen doen om in aanmerking te komen voor die regeling. Wat het
                     daar overigens compliceert is dat we wel moeten weten dat we niet aan het opknappen
                     en verduurzamen zijn voor leegstand. Dat heb ik ook gezegd toen ik daar was. Je moet
                     dus wel zicht hebben op wat het hergebruik hierna is. Veel geld investeren in iets
                     wat vervolgens leegstaat, vind ik zonde. Dat is wel iets wat gelijk op moet gaan.
                     Die gesprekken lopen en we doen echt ons best om hen daarin mee te nemen, want ik
                     realiseer me heel goed dat zo'n groot complex niet zonder landelijke steun kan en
                     er moet wel wat gebeuren.
                  
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De aftrap heeft plaatsgevonden in de mooie Stevenskerk, een kerk die ik goed ken.
                     Ik heb een vraag gesteld over de kerkenvisies. Gemeenten gaan er nu mee aan de slag.
                     Ik begrijp heel goed dat dat een gemeentelijke verantwoordelijkheid is, net zoals
                     het invullen van een right to challenge, het betrekken van de buurt bij mogelijke
                     herbestemming. Tegelijkertijd vraag ik me af hoe we daar nou het zicht op houden.
                     Als rijksoverheid stellen we hier geld voor beschikbaar. Ik hoop natuurlijk van harte
                     dat alle gemeenten geïnspireerd worden om mee te doen, omdat de opgave, juist de komende
                     jaren, erg groot zal zijn. Ik hoor daar dus graag nog iets meer over van de Minister.
                  
Minister Van Engelshoven:
Ik ben overigens zelf een van de partijen die de samenwerking ondertekend heeft. Dat
                     is het ministerie in ieder geval. Provincies hebben hier een rol in. Die houden binnen
                     hun provincie het overzicht. Via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zorgen
                     we ervoor dat kennis en ervaring wordt gedeeld, maar ook dat we zicht houden op wat
                     er overal gebeurt. Dat gebeurt via die dienst.
                  
Mevrouw Geluk en mevrouw Dik-Faber vroegen aandacht voor de vrijwilligers. Dat is
                     een terecht punt, want heel veel van dit soort werk kan alleen gebeuren en heel veel
                     van die monumenten blijven alleen in stand als vrijwilligers daar hun werk doen. Heel
                     veel van die gebouwen, ook die prachtige Stevenskerk, zijn afhankelijk van vrijwilligers
                     die bereid zijn om alle functies van die kerk mede te ondersteunen. We hebben gesproken
                     met vrijwilligers en gevraagd waar nou behoefte aan is. Dat is een aantal dingen:
                     verdere professionalisering, erkenning van hun werk als vrijwilliger en heel praktische
                     ondersteuning. Om die erkenning te realiseren zetten we in op een vrijwilligersprijs.
                     Dat is toch een belangrijke vorm van erkenning die een vrijwilligersteam kan krijgen.
                     We zetten dus in op een vrijwilligersprijs. Wat is nou het beste team vrijwilligers?
                     Dat werkt stimulerend. We hebben een regeling voor vrijwilligers bij het Fonds voor
                     Cultuurparticipatie en het Mondriaanfonds in het leven geroepen, er is een trainingsmodule
                     voor vrijwilligers en er is lokale ondersteuning. Dat kan een financiële tegemoetkoming
                     zijn. De erkenning is er en de ondersteuning is er, ook door het geven van cursussen.
                     Alles bij elkaar hebben wij 2 miljoen beschikbaar om de vrijwilligers te ondersteunen.
                  
Mevrouw Dik-Faber vroeg nog naar de verduurzaming van monumenten. Ik kan u toezeggen:
                     ja, dat is een criterium bij de regeling voor restauratie en onderhoud van het erfgoed.
                     Dus er zal altijd sprake moeten zijn van verduurzaming, omdat dat zo ontzettend belangrijk
                     is om ook de exploitatie voor de toekomst betaalbaar te houden.
                  
Mevrouw Bergkamp had nog een vraag over de idemniteitsregeling. Ik snap de wens van
                     100%, maar daar zitten ook nadelen aan. Toegezegd is dat we in 2019 evalueren. Mochten
                     uit die evaluatie concrete knelpunten naar voeren komen, dan zullen we daarnaar kijken.
                     De vraag is inderdaad of er tentoonstellingen zijn die echt niet van de grond kunnen
                     komen als we die regeling niet verder oprekken. Gelet op de signalen die ik tot nu
                     toe heb, valt dat heel erg mee, maar we gaan daar het komend jaar serieus naar kijken.
                     Dat is ook conform de eerder gedane toezeggingen.
                  
De heer Aartsen had een vraag over de mobiliteit van de binnenlandse collectie. Zorgen
                     we ervoor dat al die fantastische collecties die Nederland heeft, ook gezien worden?
                     Ik wil inderdaad de mobiliteit en de zichtbaarheid van die collecties vergroten. Voor
                     een deel helpt daarbij de digitalisering; via digitalisering kun je een hoop toegankelijk
                     maken. Ook zetten we in samenwerking met andere overheden en musea in op de beperking
                     van de verzekeringslasten bij bruikleenverkeer, op kennisuitwisseling en op de beperking
                     van de administratieve lasten bij dat collectieverkeer. Dat laatste is voor de kleine
                     musea vaak een hobbel: het betekent wel heel veel papierwerk voor hen om daar te komen.
                     We kijken gewoon hoe we dat kunnen vereenvoudigen. De Rijksdienst voor het Cultureel
                     Erfgoed stimuleert het in bruikleen geven van werken uit de rijkscollecties, en via
                     de RCE draag ik ook bij aan de kosten voor restauratie, die vaak nodig is als je een
                     bruikleen wilt doen. Want je kunt een kunstwerk alleen uitlenen als het in goede staat
                     verkeert, anders wordt het te kwetsbaar. Daar is vaak voor nodig dat het eerst gerestaureerd
                     wordt, en via de RCE dragen we bij aan de restauratiekosten. Vaak gaat het er niet
                     alleen om dat werken uitgeleend kunnen worden, maar ook dat men het op een goede manier
                     kan presenteren. Het gaat vaak om meer dan alleen het zien van een werk; je moet ook
                     het goede verhaal erbij kunnen vertellen. Dat doen we door het digitaal delen van
                     die informatie. In samenwerking met musea en het Mondriaan Fonds blijven we die uitleen
                     bevorderen. Op vele manieren dragen we er dus aan bij dat de collecties die we hebben,
                     meer gezien kunnen worden.
                  
Mevrouw Bergkamp had een vraag over roofkunst. Via het Nationaal Museum van Wereldculturen
                     is daar nu een eerste gesprek over gaande. Uw vraag was eigenlijk of dat niet een
                     impuls kan zijn voor een breder, internationaal debat daarover. Ja, en dat is ook
                     de bedoeling. Het is een complexe opgave, die zorgvuldig moet worden uitgevoerd en
                     waar heel veel kanten aan zitten, zowel moreel als ethisch en juridisch. We willen
                     die open dialoog tussen musea en betrokken organisaties ook echt gaan voeren. Ik vind
                     het belangrijk dat we onze verhalen over het koloniale verleden op een toegankelijke
                     manier met het publiek delen. Zichtbaarheid en uitwisseling van collecties is daarvoor
                     belangrijk. Ook is het belangrijk dat die collecties goed beschermd worden. Er zitten
                     dus heel veel kanten aan, maar ik vind dat het museum echt een goede stap heeft gezet
                     met die discussie. Dat moet nu vooral ook de start zijn van verdere discussies. Heel
                     specifiek voor Joods erfgoed lopen natuurlijk nog steeds de restitutievraagstukken.
                     Van een deel van die kunst weten we dat het roofkunst is, maar soms is het niet te
                     restitueren of voldoet het niet aan de criteria daarvoor. U vraagt mij om te stimuleren
                     dat daarover ook tentoonstellingen plaatsvinden. Eerlijk gezegd is het niet mijn taak
                     om musea te vragen hoe hun tentoonstelling eruit moet zien en wat ze moeten doen.
                     Volgens mij is hiervoor aandacht. Ik wil in het gesprek met de Museumvereniging, die
                     ik volgens mij morgen spreek, nog weleens vragen: goh, wat gaat u daarin doen? Ik
                     ben er wel terughoudend in, want ik vind dat je als Minister heel terughoudend moet
                     zijn in het tentoonstellingsbeleid.
                  
Mevrouw Bergkamp heeft een vraag gesteld over een designmuseum. Ja, we moeten ervoor
                     zorgen dat datgene wat in Nederland op het gebied van design gebeurt, een plek krijgt.
                     We behoren op dat gebied echt tot de wereldtop. Ik ga dit meenemen in de adviesaanvraag
                     aan de Raad voor Cultuur. Dan gaat het zowel over de nieuwe ontwikkelingen als, ook
                     op dat gebied, over archivering, erfgoed en toegankelijkheid. Dat zijn twee functies.
                  
Mevrouw Geluk vroeg naar het herinneringserfgoed.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft mevrouw Bergkamp een vraag.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Er is een aantal onderwerpen gepasseerd waarover ik vragen heb gesteld. Dank voor
                     een aantal hele mooie toezeggingen. Ik wil nog even terugkomen op het onderwerp indemniteit.
                     De Minister geeft aan dat er eerst een evaluatie komt. Dat snap ik. Dat heeft de Minister
                     ook eerder aangegeven. Zij gaf aan dat er wordt gekeken naar tentoonstellingen die
                     echt niet van de grond komen, want daar zou dan een knelpunt zijn. Kan de Minister
                     het volgende meenemen in de evaluatie? Ik heb begrepen dat 12% van de musea misgrijpt,
                     omdat de regeling al overtekend is. Dat is wat mij betreft een concrete aanwijzing
                     dat er mogelijk wel een probleem is. Wil de Minister dat doen?
                  
Minister Van Engelshoven:
Misgrijpen in de regeling betekent vaak niet dat de tentoonstelling niet doorgaat,
                     maar we gaan ernaar kijken.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Bergkamp heeft nog een vraag.
Mevrouw Bergkamp (D66):
We hebben twee interrupties, dus ik ben er zuinig op. Ik had nog een andere vraag
                     over de collectiemobiliteit. Ik heb er samen met mevrouw Geluk een motie over ingediend.
                     Wat ik me in alle oprechtheid afvraag, is of de kleine musea er bij de uitvoering
                     voordeel van hebben. Dat was eigenlijk de reden waarom we die motie indienden. De
                     Minister heeft er wel iets over gezegd, maar het doel was om juist de kleine musea
                     erin te versterken.
                  
Minister Van Engelshoven:
Waar zij vooral baat bij hebben, is dat er geen verzekeringsvoorwaarden worden gesteld
                     tussen musea in Nederland. Dat is de bedoeling. Als het goed is, profiteren zij daarvan.
                     Voor de zekerheid zal ik het morgen ook nog een keer in het gesprek aan de orde stellen:
                     zien we dat het echt werkt en dat het ertoe leidt dat die collecties meer getoond
                     worden? Met name voor de kleine musea is het namelijk moeilijk om aan interessant
                     werk te komen om tentoon te stellen.
                  
Dan kom ik nu bij de vragen van mevrouw Geluk over het herinneringserfgoed. U weet
                     dat we bezig zijn om dit in kaart te brengen, zowel het beladen erfgoed als datgene
                     waar we heel erg trots op zijn, uit de periode van de Tweede Wereldoorlog. Komend
                     jaar, in ieder geval voor de begrotingsbehandeling volgend jaar, krijgt u het actieplan
                     over wat we met dat erfgoed gaan doen. Ik ben er dit jaar op één moment op vooruitgelopen
                     omdat het echt nodig was om het te behouden, namelijk bij de Muur van Mussert. Dat
                     kon niet wachten. Ik vond dat ik die beslissing moest nemen. Er wordt hard aan gewerkt.
                     We gaan het in zijn totaliteit bezien, omdat het echt gaat om keuzes. Wat gaan we
                     wel bewaren, restaureren, toegankelijk houden en wat niet?
                  
U vroeg in dat kader ook naar de bunker van Seyss-Inquart. Volgens mij is er eerder
                     ook uitvoerig op ingegaan in reactie op Kamervragen. Het is een rijksmonument. Dat
                     betekent niet dat hij niet verkocht mag worden. Hij wordt verkocht, met als voorwaarde
                     dat hij als rijksmonument in stand gehouden wordt, met alle voorwaarden van dien.
                     Mijn informatie is ook dat dit gebeurt in de voorwaarden die de gemeente Wassenaar
                     stelt.
                  
U heeft een terecht punt als u zegt dat de Rijksgebouwendienst, die dit soms verkoopt,
                     daarin goed moet samenwerken met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Dat hebben
                     we onlangs nog eens over en weer bevestigd naar aanleiding van de verkoop van het
                     pand hier in Den Haag aan Plein 1813. Daar is het niet helemaal goed gegaan. Maar
                     die afspraken zijn nu herbevestigd.
                  
Voorzitter. De VVD vroeg of we iets kunnen doen voor de financiering van het Model
                     European parliament. Dat kan maar in zeer beperkte mate. Het is een organisatie die
                     ervoor zorgt dat jongeren het Europees Parlement kunnen naspelen. «Spelen» klinkt
                     dan misschien wat oneerbiedig. Het is wel iets wat elke organisatie kan aanbieden,
                     dus als je het gaat subsidiëren, kom je al snel terecht in termen van staatssteun.
                     We hebben ernaar gekeken. We kunnen het subsidiëren tot een bedrag van € 66.000, op
                     voorwaarde dat geen enkele andere overheid ook subsidieert. Dat is het dan wel. Het
                     is overigens een activiteit die niet uniek is voor deze organisatie. Daarom kom je
                     heel snel in die termen terecht.
                  
Voorzitter, ik ben er bijna. De heer Aartsen had ook nog een vraag over de belasting
                     in Amsterdam. Ik zou zeggen, we zijn hier niet de gemeenteraad van Amsterdam. Conform
                     het huis van Thorbecke is heel strak gereguleerd wat gemeenten wel en niet aan belasting
                     mogen heffen. Binnen die kaders valt het binnen de gemeentelijke autonomie en dit
                     debat moeten ze vooral in de gemeenteraad van Amsterdam voeren. Er is overigens nog
                     helemaal geen regeling.
                  
Er waren nog wat vragen over het bezoek aan het parlement. Waarom is dat een begrotingspost
                     bij Cultuur? Eigenlijk om een heel eenvoudige reden. In het regeerakkoord stond: cultuur
                     en historisch democratisch bewustzijn. Het bezoek aan het parlement wordt uitgevoerd
                     door ProDemos, omdat die organisatie daar de meeste kennis van heeft. Er is maar één
                     departement dat ProDemos financiert: het departement van BZK. Zo praktisch is het.
                     Het is gewoon een afspraak uit het regeerakkoord en die heb ik gewoon conform uitgevoerd.
                     Je kunt nog heel lang discussiëren over de vraag waar het terecht moet komen, hier
                     of daar. We hebben hiervoor gekozen. Overigens zal ik uiteraard nauwlettend monitoren
                     of de daarvoor beschikbaar gestelde middelen echt allemaal nodig zijn om dat te doen.
                     Met een aantal van u maak ik mij best zorgen over hoe het gaat als u straks tijdelijk
                     elders bent gehuisvest.
                  
Mevrouw Bergkamp stelde een vraag over het museum voor het slavernijverleden en volgens
                     mij had mevrouw Ellemeet daar ook een vraag over.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber, u had op het vorige punt een vraag?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik had nog een vraag gesteld over het bezoeken van het parlement door leerlingen in
                     het praktijkonderwijs. De Minister geeft duidelijk aan dat zij het belangrijk vindt
                     dat alle leerlingen daarmee kennismaken. Maar er is een groep voor wie dat iets ingewikkelder
                     is omdat ze een aangepast programma nodig hebben. Ik vraag daar de aandacht van de
                     Minister voor, zodat er voor die leerlingen ook iets bedacht kan worden.
                  
Minister Van Engelshoven:
De heer Kwint had dezelfde vraag voor leerlingen uit het vso. U vraagt daar terecht
                     aandacht voor. Ik ga ernaar kijken. Ik kan op dit moment niet zeggen of we daar apart
                     in voorzien hebben, maar u vraagt er terecht naar. Het is voor alle kinderen van belang
                     dat ze het parlement kunnen bezoeken. Ik zal navragen hoe dat kan.
                  
Voorzitter, ik kom op het slavernijverleden. We weten dat de gemeente Amsterdam het
                     initiatief heeft genomen omdat de gemeenteraad van Amsterdam daar unaniem om had gevraagd.
                     Er loopt nu een call waar voorstellen op binnenkomen. Ik heb contact gezocht met de
                     gemeente Amsterdam en gezegd: het zou goed zijn als, alvorens de gemeente Amsterdam
                     een vervolgstap neemt, Rijk en gemeente gezamenlijk gaan optrekken om dat vorm te
                     geven. In mijn beeld zou hier sprake moeten zijn van een nationale voorziening en
                     daarom wil ik graag samen met hen optrekken. Dat betekent ook dat we op een gegeven
                     moment gezamenlijk moeten gaan praten over hoe we dat precies gaan doen.
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Hoe gaan wij het precies doen? Wethouder Kukenheim, een partijgenoot van deze Minister,
                     heeft al gezegd dat het moet gebeuren vanuit zwart perspectief. Mevrouw Ferrier, een
                     oud-collega van ons allen, houdt zich ermee bezig. Tot nu toe wijst alles erop dat
                     het een zeer eenzijdig museum is dat slechts één vorm van slavernij voor het voetlicht
                     wil brengen, en niet de slavernij waarvan heel veel Nederlanders de dupe zijn geworden
                     doordat ze eeuwenlang tot slaaf zijn gemaakt. Heel veel kerken in Nederland hebben
                     nog een slavenkas. Dat was om Nederlanders los te kopen van moslims. Er zijn heel
                     veel Nederlanders geroofd. Er zijn Muslim raids geweest, van de Middellandse Zee tot
                     in IJsland aan toe. Waarom wordt die vorm van slavernij daar niet belicht?
                  
Minister Van Engelshoven:
De heer Bosma stelde de vraag op exact dezelfde manier aan mevrouw Ellemeet. Ik heb
                     eigenlijk niets toe te voegen aan of af te dingen op het antwoord dat zij heeft gegeven.
                     Ik sluit mij daar heel graag bij aan.
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat begrijp ik wel, want mevrouw Ellemeet had geen argumenten en de Minister ook niet.
                     Ik weet namelijk precies hoe dat museum eruit gaat zien en wat de politieke bedoeling
                     is. De slavernij door moslims, eeuwenlang een vorm van jihad, mensen die geroofd werden
                     van schepen en de rest van hun leven verkracht werden in Noord-Afrika, Nederlanders
                     en andere Europeanen die de rest van hun leven op een galei zaten en er gewoon nooit
                     meer vanaf kwamen – zij kwamen nooit meer van hun plaats af –, mensen die gemarteld
                     zijn...
                  
De voorzitter:
Formuleert u uw vraag nog een keer?
De heer Martin Bosma (PVV):
... daar wilt u niets van weten omdat het niet op uw politieke agenda past. Laten
                     we nu gewoon eerlijk zijn.
                  
Minister Van Engelshoven:
Volgens mij heb ik hierop geantwoord. Ik heb niets toe te voegen aan het antwoord
                     dat mevrouw Ellemeet op deze vraag heeft gegeven. Daar laat ik het graag bij.
                  
Dan de vraag of ik de wetenschapsmusea meeneem in de adviesaanvraag. Ja, die nemen
                     we mee. Het is goed dat die een plek krijgen. Mevrouw Dik-Faber vroeg naar de conferentie
                     over mensen met een beperking. Die heb ik u reeds toegezegd.
                  
De heer Kwint had een vraag over cultuur bij de publieke omroep. Cultuur valt binnen
                     de wettelijke taakopdracht van de NPO, maar deze opdracht is niet kwantitatief ingevuld.
                     Dat betekent dat het niet aan mij is om te zeggen hoeveel cultuur het precies moet
                     zijn. Ik vind het wel een heuglijk feit dat naar aanleiding van de extra middelen
                     die voortkomen uit de motie-Pechtold voor de NPO de eerder geplande bezuiniging van
                     1 miljoen op cultuurprogramma's kan worden teruggedraaid. Met u, geloof ik, vind ik
                     dat een heuglijk feit. Als u het mij persoonlijk vraagt, antwoord ik: cultuur bij
                     de publieke omroep is uiteraard een goede zaak.
                  
De ChristenUnie stelde een vraag over de Urbanuskerk. Daar moet op dit moment het
                     gesprek gevoerd worden met de verzekeraar over de vraag wat wel en wat niet onder
                     de verzekering valt. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is daarbij betrokken
                     vanuit zijn deskundigheid. Op het moment dat men er daar onvoldoende uit komt, praten
                     we verder. Maar eerst moet echt dat gesprek plaatsvinden.
                  
Tot slot had de heer Bosma een heel betoog over Zwarte Piet. Ik wil daarover slechts
                     het volgende zeggen. Sinterklaas is een kinderfeest. Ik hoop dat we dat vooral in
                     dit land zo kunnen houden. Sinterklaas is ook immaterieel erfgoed. Immaterieel erfgoed
                     kan slechts bestaan als het met zijn tijd meebeweegt. Immaterieel erfgoed dat dit
                     niet doet, verdwijnt. Zo kijkt ook UNESCO tegen immaterieel erfgoed aan. Het is zelfs
                     een voorwaarde om tot immaterieel erfgoed erkend te worden. Ja, ik ben mij zeer bewust
                     dat hierover een debat plaatsvindt in Nederland. Wie kan dat zijn ontgaan? Ik zou
                     hopen dat alle partijen die erbij betrokken zijn met iets meer respect met elkaar
                     omgaan. Dat is alles wat ik erover kwijt wil.
                  
Voorzitter, dan heb ik volgens mij alle vragen gehad.
De voorzitter:
Een aantal mensen heeft nog een vraag over het laatste punt. Eerst de heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik heb een betoog van bijna tien minuten gehouden en aan het einde van het referaat
                     van de Minister krijg je tussen neus en lippen door nog een beetje antwoord erop.
                     Ik heb gevraagd of zij bereid is om zich in te zetten voor een actieverbod bij de
                     intocht. Geen antwoord. Ik heb gevraagd of de Minister zich überhaupt wil inzetten
                     voor de verdediging van de cultuur. Daar heb ik allerlei voorbeelden van genoemd.
                     Ook geen antwoord. Ik heb echter één vraag gesteld, waarbij de Minister mij misschien
                     kan helpen. Hoe komt het toch dat sommige feesten door de overheid worden aangepakt,
                     zoals onze dierbare Zwarte Piet, en andere feesten niet? Feesten van moslims worden
                     niet aangepakt. Op feesten als ramadan, offerfeest en slachtfeest valt heel wat af
                     te dingen, bijvoorbeeld of dat het niet goed is voor kinderen dat ze de hele dag niet
                     eten, of dat het niet leuk is dat dieren ritueel gemarteld worden. Die feesten zouden
                     ook best aangepakt kunnen worden door de staat, maar dat gebeurt niet. Hoe verhoudt
                     zich dat tot artikel 1 van de Grondwet?
                  
Minister Van Engelshoven:
Uiteraard staat dit kabinet voor de vrijheid van demonstratie. Die geldt altijd. Het
                     is aan de burgemeester om er, gelet op de openbare orde, al dan niet beperkingen aan
                     te stellen. Dit kabinet pakt helemaal geen feesten aan. We hebben het over immaterieel
                     erfgoed. Het is vaak heel goed en heel nuttig dat er maatschappelijk debat over plaatsvindt:
                     hoe wil je het hebben? Heel bewust vinden wij dat dit debat vooral maatschappelijk
                     plaats moet vinden. Wij pakken niet iets aan. Wij zien dat er een maatschappelijk
                     debat is. Wij hopen dat alle betrokkenen respectvol met elkaar omgaan. Immaterieel
                     erfgoed moet altijd met zijn tijd meebewegen, welke oorsprong het ook heeft, maar
                     dat moet maatschappelijk gebeuren. Het past mij niet om daar een oordeel over te hebben.
                  
De voorzitter:
De heer Bosma, kort.
De heer Martin Bosma (PVV):
Vindt de Staat dus ook dat de ramadan moet meebewegen met de tijd? Want dat is ook
                     immaterieel erfgoed en dat moet dan zeker ook meebewegen. En het slachtfeest en het
                     offerfeest, moeten die ook meebewegen? Waarom moeten die feesten niet meebewegen met
                     de tijd en zijn die allemaal prima? Waarom worden die feesten gesubsidieerd, gefaciliteerd
                     en gesteund door de overheid, en wordt onze dierbare Zwarte Piet ons afgenomen? Wat
                     is nou toch het verschil? Leg dat nou eens uit. Waarom kan het ene feest wel en het
                     andere feest niet? Kom toch eens met een helder en duidelijk argument.
                  
Minister Van Engelshoven:
Ik heb erover gezegd wat ik erover heb gezegd. Er wordt hier niemand iets afgenomen.
                     Er is alleen een kinderfeest in dit land dat zich mee ontwikkelt met de tijd. En dat
                     is voor al het immateriële erfgoed een goede zaak. Overigens wordt er ook heel veel
                     publiek geld aan het sinterklaasfeest besteed.
                  
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik heb nog een vraag gesteld over de Geefwet.
Minister Van Engelshoven:
Ja, en ik ben ook mevrouw Teunissen nog een antwoord schuldig over het eten op mijn
                     ministerie.
                  
Eerst de Geefwet. In het regeerakkoord staat dat de Geefwet blijft zoals die is. Ik
                     weet dat er vragen zijn over die schenkingen in natura. Die zijn ingewikkeld voor
                     de Belastingdienst. Daarom wordt ernaar gekeken. Maar hoe gaat dat nu uiteindelijk?
                     Dit onderwerp ligt bij collega Snel, maar ik ga het met hem bespreken.
                  
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Het is van cruciaal belang voor de musea.
Minister Van Engelshoven:
Tot slot nog de vraag van mevrouw Teunissen. Heel veel van de vragen die u gesteld
                     heeft zijn meegenomen, maar daarbij heb ik helaas verzuimd uw naam te noemen. Excuus
                     daarvoor. Maar u had nog een vraag over de eetcultuur op mijn departement. Eigenlijk
                     vind ik het best een goed idee om ook bij het Rijk te zeggen dat de standaard vegetarisch
                     is. Nu moet je het vaak apart opgeven als je geen vlees of vis wilt. Laten we dat
                     andersom doen. Ik heb er geen problemen mee om dat op mijn ministerie te doen. Ik
                     ga dus eens kijken wat we daaraan kunnen doen. Het geldt in ieder geval voortaan voor
                     etentjes waar ik zelf voor uitnodig.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik vind dit een fantastische toezegging van de Minister. Ik vat het in ieder geval
                     op als een toezegging. Namens mijn fractie wil ik echt benadrukken dat ik hier ontzettend
                     blij mee ben, omdat ik het ontzettend belangrijk vind om een cultuurverandering te
                     bewerkstelligen. We zien dat vlees nog steeds de norm is, ook binnen de overheid.
                     We zien het aan de wilddiners en we zien het aan de barbecues die georganiseerd worden.
                     We zien het ook bij de andere ministeries en bij de bijeenkomsten die de overheid
                     organiseert. Vlees legt een enorm beslag op onze leefomgeving en we hebben te maken
                     met klimaatverandering. Dat de Minister nu zegt dat zij die voortrekkersrol wil pakken
                     en die standaard wil gaan omdraaien zonder de keuzevrijheid daarbij aan te tasten,
                     vind ik een geweldig initiatief. Ik wens haar dan ook alle succes bij de uitvoering.
                     Ik word graag op de hoogte gehouden van hoe zij dit verder vorm gaat geven.
                  
Minister Van Engelshoven:
Dank. Ik werd ook wel geïnspireerd door een etentje bij het ISO, het Interstedelijk
                     Studenten Overleg. Ik ging daar vorige week eten. Zij hadden een geweldig niet alleen
                     vegetarisch, maar zelfs veganistisch menu van vier gangen gemaakt. Het menu staat
                     op mijn Instagramaccount. Als u het wilt maken: het is beschikbaar. Ik heb daar ontzettend
                     lekker gegeten, dus het kan.
                  
De voorzitter:
Eerst mag de heer Kwint en dan de heer Asscher.
De heer Kwint (SP):
De Minister zegt, in antwoord op mijn vragen over het aantal minuten cultuur op de
                     publieke omroep, dat zij het persoonlijk goed vindt dat er nog 1 miljoen behouden
                     blijft voor die programma's. Dat ben ik op zich met de Minister eens. Ik vroeg het
                     haar echter niet persoonlijk; ik vroeg het haar omdat we bij het AO Media werden doorverwezen
                     naar de Minister van cultuur. Ik hoor naast mij dat dit niet waar is. Dat heb ik dan
                     verkeerd opgeslagen. Laat ik de vraag dan neutraler formuleren: wat is het moment
                     dat het Ministerie van onderwijs, cultuur en toch ook media besluit dat het aantal
                     minuten aan kunst en cultuur wel heel erg karig wordt? Wij stevenen dit jaar af op
                     een halvering in vijf jaar tijd, sinds 2013. Dat is toch wel erg problematisch.
                  
Minister Van Engelshoven:
Er is de wettelijke taakopdracht die wordt vertaald in een prestatieovereenkomst die
                     een keer in de vier jaar wordt vastgesteld. Dus op het moment dat de prestatieovereenkomst
                     niet wordt nagekomen, hebben wij een gesprek met de NPO. Zo zijn de afspraken. Niet
                     om flauw te zijn, ik heb het echt even nagevraagd; het zal een misverstand zijn dat
                     de heer Slob u naar mij heeft doorverwezen. Dat was niet het geval en niet de bedoeling.
                  
De heer Asscher (PvdA):
Ik vond dat de Minister goed uitlegde hoe de grondrechten werken. Ik vroeg mij af
                     of zij het dan passend vindt als het kabinet zou oproepen om die grondrechten niet
                     te gebruiken. Ik doel op het recht op demonstratie.
                  
Minister Van Engelshoven:
Het recht van demonstreren is heel belangrijk in dit land. Ik vind het vooral ook
                     een kwestie van het lokale openbaar bestuur om te bekijken of er zodanige risico's
                     aan zitten dat je het moet verbieden of daarvoor een bepaalde plek moet toewijzen.
                     Dat is des burgemeesters. Nogmaals, sinterklaas is een kinderfeest. Er is misschien
                     ook iets voor te zeggen om het op die dag ook een kinderfeest te laten zijn. Dit kabinet
                     gaat niet oproepen om wijzigingen aan te brengen in het recht op demonstratie, wat
                     een ontzettend belangrijk grondrecht is.
                  
De heer Asscher (PvdA):
Het is interessant om erachter te komen wat het kabinet daarover communiceert. Iedereen
                     snapt dat demonstraties er niet alleen zijn om de regering toe te juichen of een standpunt
                     te verkondigen waar iedereen het al mee een is. Toch zegt de regering niet: laten
                     wij op Prinsjesdag niet over koopkracht discussiëren want dat is zo ongezellig, dat
                     kan de rest van het jaar. Nu zijn er mensen, daar kun je het mee eens zijn of niet,
                     die hun mening willen uiten over Sinterklaas en Zwarte Piet. Toch leek het alsof het
                     kabinet de boodschap verkondigde dat die mensen dat op een ander moment moeten uiten,
                     namelijk als Sinterklaas niet in het land is. Ik ben benieuwd hoe de Minister dat
                     ziet. Ik hoorde haar net tegen de heer Bosma zeggen dat dit grondrecht altijd geldt.
                     Dat impliceert dat je dan niet als kabinet gaat zeggen: dat moet je nu niet doen.
                  
Minister Van Engelshoven:
Dat grondrecht geldt altijd, maar er is af en toe ook nog zoiets als: er is een recht
                     en laten wij nu met elkaar op een goede en verstandige manier die discussie voeren.
                     Ik kan me voorstellen dat je dan zegt: moet je demonstraties waarvan wij helaas zien
                     hoe die op dit moment in Nederland verlopen, houden op momenten en plekken waar ouders
                     met hun kinderen hopen een kinderfeest te vieren? Nee, het is niet de bedoeling om
                     te zeggen: u mag niet demonstreren. Maar het is soms zoals mijn moeder wel zei: er
                     mag veel maar vraag je af en toe wel af of het verstandig is.
                  
De voorzitter:
Heel kort, meneer Asscher.
De heer Asscher (PvdA):
Ik hoor de heer Bosma er tussendoor.
De voorzitter:
De heer Asscher, heel kort.
De heer Asscher (PvdA):
Ik vroeg niet of het soms verstandig is om het niet te doen. Dat snap ik allemaal.
                     Ik ben ook heel erg voor respectvol en gezellig. Mijn kinderen genieten enorm van
                     die intocht. De vraag was of u het passend vindt dat het kabinet mensen oproept om
                     dat niet te doen, juist omdat het om een grondrecht gaat. Mensen voelen zich daardoor
                     gelegitimeerd om dan zelf zo'n demonstratie tegen te houden. Het is dus niet helemaal
                     een contextvrije discussie.
                  
De voorzitter:
Ik kijk naar de Minister.
Minister Van Engelshoven:
Laat ik er dit over zeggen. We betreuren allemaal wat er gebeurd is. Niemand wil dat
                     we op deze manier het sinterklaasfeest vieren. Nee, iedereen mag elke dag van het
                     jaar demonstreren. Dat is een recht waar je gebruik van kunt maken. Beperkingen vanuit
                     de openbare orde gelden lokaal, als dat nodig is, maar je kunt wel – ik geloof dat
                     het ook in die zin gezegd is – ook even nadenken over wat je doet. Dat geldt voor
                     degenen die willen demonstreren. Als mensen willen demonstreren en je zegt als groep
                     uit de samenleving dat te willen blokkeren, dan zit je altijd fout. Want het feit
                     dat je zelf het recht hebt om te demonstreren, betekent dat je het ook aan de ander
                     moet laten. Alleen de rechter kan het verbieden, of het openbaar gezag. Dat is het
                     gezag dat gaat over het wel of niet demonstreren. Verder vind ik het ook goed dat
                     we af en toe de vraag opwerpen of we hier nou wel allemaal verstandig aan doen.
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Als we het dan toch over grondrechten hebben – dat wil ik heel graag – vindt de Minister
                     dan ook dat de regels voor iedereen moeten gelden? Een Pegida-demonstratie in Utrecht
                     wordt verboden. Pegida mag echt niet barbecueën voor een moskee. De verontwaardiging
                     is nogal selectief. Anti-Israëldemonstraties worden in de regel verstoord. Daar wordt
                     zelden tegen opgetreden. Als we kijken naar de selectiviteit bij blokkades: de blokkeerfriezen
                     worden wel aangepakt, maar als Turken de Erasmusbrug blokkeren of als Kick Out Zwarte
                     Piet de Erasmusbrug blokkeert, dan wordt er niet tegen opgetreden.
                  
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Martin Bosma (PVV):
Staat dit kabinet nog wel voor gelijkheid?
Minister Van Engelshoven:
Iedereen in dit land heeft dezelfde rechten. Nogmaals, het is aan het lokaal openbaar
                     bestuur om te oordelen of er wel of niet beperkingen worden gesteld aan een demonstratie.
                     Mag die wel of niet doorgaan? Het is uiteindelijk aan de rechter om dat te toetsen.
                     Zo zit dat in elkaar, zo geldt dat voor iedereen.
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Het geldt niet voor iedereen. Als de Centrumpartij wil demonstreren, zegt PvdA-burgemeester
                     Peper: dat is prima, dat doen we zaterdagochtend om 9.00 uur. Op allerlei manieren
                     blijkt dat grondrecht niet absoluut te zijn. Dat is zeer terecht. Maar we zitten nu
                     in een situatie dat we constant zien dat Kick Out Zwarte Piet et cetera van alles
                     mogen doen, zich niet aan afspraken hoeven te houden, de boel verstoren en provoceren.
                     Dat is allemaal prima. Lokale politici houden ze de hand boven het hoofd, maar voor
                     anderen geldt dat niet. Dan zijn we toch in een rare situatie terechtgekomen?
                  
De voorzitter:
Ik hoor herhaling. De Minister nog heel kort en dan gaan we door naar de tweede termijn.
Minister Van Engelshoven:
Ik ga het niet herhalen, want ik hoorde inderdaad dezelfde vraag. Ik heb de heer Bosma
                     uitgelegd hoe het in elkaar zit. Hij kan het oneens zijn met hoe we het in dit land
                     in de wet geregeld hebben, maar zo is het.
                  
De voorzitter:
De tweede termijn. Ik kijk naar de leden. Bent u allen wakker en bij de les? Het is
                     15.30 uur. We gaan snel door en we kijken hoever we komen. De heer Bosma, die wel
                     een heleboel interrupties heeft gehad, heeft nog één minuut.
                  
De heer Martin Bosma (PVV):
Dan ga ik heel snel praten. U vroeg of we wakker waren. Meestal bedank je dan de bewindspersoon
                     voor de antwoorden op de vragen, maar die heb ik eigenlijk nauwelijks gekregen. Dat
                     is kenmerkend voor de manier waarop de elites omgaan met het dossier Zwarte Piet.
                     Ze doen het stiekem, ze doen het in stilte, we mogen er niet over praten, er zijn
                     uitvluchten, niemand doet het ooit, het gebeurt in achterkamertjes van ministeries.
                     Dat is zoals het gaat. De antwoorden zijn daarmee geheel in lijn. Mijn vooroordelen
                     worden weer eens bevestigd. Gelukkig hebben we nog mensen uit het volk die opstaan
                     voor hun cultuur. Daarom dien ik deze motie in.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de blokkadeactie op de A7 ervoor gezorgd heeft dat de sinterklaasintocht
                  te Dokkum vorig jaar ongestoord doorgang kon vinden;
               
constaterende dat hiermee een grote dienst is bewezen aan onze volkscultuur;
verzoekt de Minister voor Cultuur zich in te zetten voor een officiële erkenning van
                  Jenny Douwes en de heroïsche blokkeerfriezen, in de vorm van een prijs of een lintje,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Martin Bosma, Wilders, Agema, Beertema en
                     Fritsma.
                  
Zij krijgt nr. 93 (35 000-VIII).
Dank. Dan is nu het woord aan de heer Aartsen. U heeft nog vijf minuten.
De heer Aartsen (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U hoeft overigens niet alle 5 minuten vol te maken
De heer Aartsen (VVD):
Nee, nee, nee. Ik had voor dit debat natuurlijk heel enthousiast en heel ijverig allerlei
                     moties op al die punten voorbereid, maar de Minister heeft al heel veel punten correct
                     beantwoord, wat mij betreft. Complimenten voor haar dus. Ik ben ook blij met de vele
                     toezeggingen. Dank daarvoor.
                  
Ik heb vier punten. Ik dank de Minister voor de toezegging over het regionale verhaal
                     en met name over de meerjarige ondersteuning van niet-BIZ-instellingen. Zoals de Minister
                     al zei, worden die toch als de heilige graal beschouwd. Volgens mij is dit een goed
                     middel om de kwaliteit in de regio tegemoet te komen. Dank daarvoor dus. Ook dank
                     voor het punt ten aanzien van volkscultuur. Ik ben blij dat we het gesprek daarover
                     positief kunnen beëindigen. Uiteraard is het mijn doel om daar extra aandacht, ondersteuning
                     en waardering voor te krijgen. Ik ben blij met de suggestie om binnen dat fonds een
                     specifieke regeling voor die 1 miljoen te hebben, zodat de verenigingen die ik noemde
                     de weg daarnaartoe goed kunnen vinden. Daar gaat mijn eerste motie over.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het de ambitie is van het regeerakkoord om het behoud en de ontwikkeling
                  van volkscultuur te waarborgen;
               
constaterende dat de Minister voornemens is 1 miljoen ter beschikking te stellen voor
                  volkscultuur en immaterieel erfgoed;
               
verzoekt de regering om binnen het Fonds voor Cultuurparticipatie een regeling te
                  ontwikkelen ter ondersteuning van volkscultuur en immaterieel erfgoed met daarin meer
                  aandacht voor allerlei soorten immaterieel erfgoed zoals verenigingen, schutterijen
                  en gildes,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Aartsen. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 94 (35 000-VIII).
De heer Aartsen (VVD):
Ook heb ik vandaag positief samengewerkt met collega Asscher ten aanzien van de bibliotheken
                     in kleinere gemeentes. Het is belangrijk dat die onze steun hebben. Dat is goed, ook
                     voor mensen die thuis wat minder culturele opvoeding meekrijgen. Die zouden ook terecht
                     moeten kunnen in die bibliotheken. De credits voor de volgende motie gaan natuurlijk
                     naar meneer Asscher, alleen ik dien haar in vanwege mijn 5 minuten spreektijd.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat bibliotheken van groot belang zijn voor de ontwikkeling van kinderen;
overwegende dat het voortbestaan van bibliotheken in kleine gemeenten niet vanzelfsprekend
                  is en onder druk staat;
               
constaterende dat de regering voornemens is om 1 miljoen euro uit te trekken voor
                  het helpen openhouden van bibliotheken in kleine gemeenten;
               
overwegende dat er goede regionale voorbeelden zijn voor het in stand houden van bibliotheken,
                  zoals in de provincie Drenthe;
               
verzoekt de regering om te onderzoeken of en hoe goede voorbeelden uit de regionale
                  praktijk breder toegepast kunnen worden om het voortbestaan van bibliotheken in verschillende
                  kleine kernen zeker te stellen,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Aartsen en Asscher. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 95 (35 000-VIII).
De heer Aartsen (VVD):
Tot slot. Ik steun de oproep van de Minister om wat meer fatsoen en respect voor elkaar
                     aan de dag te leggen in het eerder door mij genoemde giftige debat rondom Zwarte Piet
                     en Sinterklaas. Dat kan zeker geen kwaad.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet. U heeft nog twee minuten.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dan ga ik heel snel praten, voorzitter. Ik heb drie moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de beloning van ensemblemusici erg laag is;
constaterende dat het Fonds Podiumkunsten een regeling heeft getroffen om het verdienvermogen
                  van de middelgrote ensembles te vergroten en dat voor deze regeling € 600.000 beschikbaar
                  is gesteld en hiervan nog maar € 100.000 is besteed;
               
constaterende dat daarboven voor deze regeling in 2019 en 2020 elk jaar € 300.000
                  beschikbaar is;
               
overwegende dat de ensembles voor wie deze regeling in het leven is geroepen, zich
                  daardoor onvoldoende gefaciliteerd weten;
               
verzoekt de regering het Fonds Podiumkunsten te vragen de regeling aan te passen zodat
                  het budget ter beschikking komt van de ensembles,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 96 (35 000-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Minister werkt aan een nieuwe basisinfrastructuur;
constaterende dat verschillende bestuurslagen nu de subsidieopdrachten aan culturele
                  organisaties niet altijd op elkaar afstemmen;
               
overwegende dat eenduidige opdrachtgeving door Rijk, provincie en gemeente een grote
                  bijdrage kan leveren aan het versterken van het culturele veld;
               
overwegende dat culturele waarde van organisaties voor de regio en de wens om een
                  nieuw en ander publiek te bereiken belangrijke uitgangspunten zouden moeten zijn bij
                  het verstrekken van subsidies door Rijk, provincies en gemeenten;
               
verzoekt de regering samen met de regio's te onderzoeken op welke wijze de culturele
                  waarde van organisaties voor de regio en het bereiken van een nieuw en ander publiek
                  zo eenduidig mogelijk te verankeren is in de verschillende regelingen voor cultuursubsidies,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 97 (35 000-VIII).
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dan mijn laatste motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat culturele instellingen vaak een gedetailleerde programmering moeten
                  aanleveren om in aanmerking te komen voor subsidie bij de fondsen en er vaak gewerkt
                  wordt met activiteitensubsidies;
               
overwegende dat deze gedetailleerde programmering vooraf de mogelijkheid om in te
                  spelen op lokale initiatieven sterk beperkt;
               
verzoekt de regering om de mogelijkheid van meer vrije programmeringsruimte voor instellingen,
                  bijvoorbeeld door instellingssubsidie in plaats van activiteitensubsidie, mee te nemen
                  bij de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur over het toekomstig stelsel,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet, Kwint, Bergkamp, Asscher, Dik-Faber
                     en Teunissen.
                  
Zij krijgt nr. 98 (35 000-VIII).
Dank.
Mevrouw Geluk, u heeft nog drie minuten.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Dan begin ik met de Minister te bedanken voor de beantwoording van de vragen. Dat
                     heeft zij goed en uitvoerig gedaan. Ik heb twee moties.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de verantwoordelijkheid voor het behoud en de ontsluiting van muzikaal
                  erfgoed versnipperd is;
               
overwegende dat de toegankelijkheid van bladmuziek, geluidsopnamen en archieven van
                  musici en componisten van belang zijn voor de ontwikkeling van de muziekcultuur;
               
verzoekt de regering in overleg met de betrokken instellingen te onderzoeken op welke
                  wijze het behoud en de ontsluiting van het muzikaal erfgoed in Nederland kan worden
                  bevorderd en de Kamer voor de zomer van 2019 over de voortgang te informeren,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geluk-Poortvliet, Bergkamp, Ellemeet, Asscher,
                     Teunissen, Dik-Faber en Kwint.
                  
Zij krijgt nr. 99 (35 000-VIII).
Een tweede motie?
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ja. Die luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 40% tot 60% van het werk in de erfgoedsector wordt gedaan door vrijwilligers;
overwegende dat het werk van vrijwilligers met praktische ondersteuning kan worden
                  vergemakkelijkt;
               
verzoekt de regering te onderzoeken hoe de mogelijkheden voor opleiding of kennisverdieping,
                  juridische en bestuurskundige ondersteuning bij bestuurstaken of hulp bij het doen
                  van fondsaanvragen voor vrijwilligers kunnen worden versterkt en de Kamer daarover
                  voor 1 maart 2019 te informeren,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geluk-Poortvliet. Naar mij blijkt, wordt de
                     indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 100 (35 000-VIII).
Dank u wel, mevrouw Geluk.
Dan is het woord aan de heer Kwint van de SP.
De heer Kwint (SP):
Dank, voorzitter. Ik ontkom er niet aan om te beginnen met de tickets, vooral omdat
                     de beantwoording daarvan volstrekt ontoereikend is. De Minister schuift een pleidooi
                     van 150 Kamerleden terzijde, een pleidooi van heel veel artiesten. Ik heb net even
                     gekeken en ik kan melden dat ook Within Temptation en Jochem Myjer zich hebben toegevoegd.
                     Het buitenland gaat steeds vaker over tot wetgeving. Ik was net in mijn opsomming
                     Groot-Brittannië nog vergeten. De Minister haalt Vlaanderen aan, alwaar de Minister
                     ook daar in het verleden gezegd heeft dat een van de redenen waarom daar bijvoorbeeld
                     tickets voor concerten van K3 massaal op doorverkoopsites verschenen was dat wij in
                     Nederland niks doen aan de doorverkoop van tickets. Dan vind ik de inhoudelijke beantwoording,
                     net als de kleine alinea in de brief, gewoon niet voldoende. Ik heb op veel meer punten
                     vragen gesteld en het antwoord was uiteindelijk: u heeft gelijk, we gaan inderdaad
                     niet met wetgeving komen. Ik ga geen motie indienen, die is er al en ik ga ervan uit
                     dat die gewoon uitgevoerd wordt. Ik zal vervolgvragen stellen over hoe het precies
                     zit in het buitenland en waarom de Minister voor al die verschillende opties niks
                     wil doen. Ik trek dan wel de conclusie of ik zelf een wet ga schrijven of niet.
                  
Dan nog twee moties. Die van de NPO zal ik bewaren voor het wetgevingsoverleg.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat kunst- en cultuuronderwijs geven een vak is;
verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat het kunst- en cultuuronderwijs wordt
                  verzorgd door gediplomeerde vakdocenten,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Teunissen en Ellemeet. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 101 (35 000-VIII).
De heer Kwint (SP):
De tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat muziekonderwijs de laatste jaren minder toegankelijk is geworden;
overwegende dat het onbekend is hoe het staat met muziekbeheersing in Nederland;
van mening dat goed muziekonderwijs en muziekbeheersing van belang is;
verzoekt de regering een onderzoek te doen naar hoe het staat met de muziekbeheersing
                  in Nederland,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Teunissen en Asscher. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 102 (35 000-VIII).
De heer Kwint (SP):
Ter verduidelijking. Nee, Minister, ik verwacht niet van u dat u naast kinderen gaat
                     zitten als ze pianoles hebben om vervolgens te beoordelen of dat afdoende is. Maar
                     bijvoorbeeld de vraag hoeveel kinderen noten kunnen lezen, hoe zich dat ontwikkelt,
                     of je één, twee of drie jaar instrumentles hebt gevolgd. Ik kan bevestigen dat dat
                     weinig zegt over de kwaliteit. Ik kan wel noten lezen, maar dat stelt in de praktijk
                     niets voor.
                  
De voorzitter:
Ik kan ook tellen, meneer Kwint. U bent ruim door uw tijd heen.
De heer Kwint (SP):
Ik had dat expres van tevoren niet gevraagd.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik ken u inmiddels al wat langer. Mevrouw Bergkamp van D66.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Die tactiek ga ik ook toepassen. Ik heb drie moties.
De voorzitter:
En u heeft drie minuten.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik dien de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering in het kader van het VN-verdrag inzake de rechten van
                  personen met een handicap, dat Nederland heeft geratificeerd, investeert in het vergroten
                  van de toegankelijkheid van cultuur, zodat iedereen kan meedoen, en dat hiervoor een
                  bedrag van 1 miljoen beschikbaar is;
               
van mening dat ook de beoefening van cultuur een verrijking is voor mensen met een
                  beperking;
               
verzoekt de Minister te stimuleren dat mensen met een beperking een kunstdiscipline
                  kunnen beoefenen, en van het beschikbare bedrag van 1 miljoen de helft te bestemmen
                  voor dit specifieke doel,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp, Dik-Faber en Geluk-Poortvliet. Naar
                     mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 103 (35 000-VIII).
Mevrouw Bergkamp (D66):
De volgende motie gaat over het designmuseum. Daarmee wil ik het wederom concretiseren.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat aan de regio's gevraagd is om regioprofielen te ontwikkelen;
overwegende dat design één van de profileringspunten is van het regioprofiel BrabantStad;
overwegende dat er momenteel nog geen rijksmuseum in Brabant is en er ook nog geen
                  rijksmuseum met de functie design bestaat;
               
van mening dat er voor deze regio een mooie kans ligt om zich verder te profileren
                  op het gebied van design en dat hiervan momenteel ook al goede voorbeelden bestaan,
                  zoals het TextielMuseum, het Design Museum, de Dutch Design Week en de Design Academy;
               
van mening dat een rijksmuseum met de functie design de bestaande instellingen, evenementen
                  en initiatieven zou kunnen versterken;
               
verzoekt de Minister in de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur over de komende
                  basisinfrastructuur ook expliciet te informeren naar de mogelijkheden voor een nationaal
                  museum dat zich bezighoudt met de presentatie van design en designerfgoed,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Aartsen. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 104 (35 000-VIII).
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik dien de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de collecties van het Theater Instituut Nederland, Muziek Centrum
                  Nederland en het Nederlands Archief Grafisch Ontwerpers in 2013 zijn ondergebracht
                  bij de Universiteit van Amsterdam (Bijzondere Collecties) maar zonder structurele
                  financiering;
               
van mening dat het toegankelijk houden van collecties uit het verleden van belang
                  is voor regisseurs, acteurs, componisten, musici, dansers en vormgevers van de toekomst,
                  omdat deze kunnen dienen als inspiratiebron, en als basis voor reflectie en deskundigheidsbevordering;
               
verzoekt de regering om samen met betrokkenen te bezien wat er op de korte termijn
                  nodig is om de huidige collectie in stand te houden met de intentie om tot 2021 een
                  tijdelijke oplossing te vinden;
               
verzoekt de regering tevens de Raad voor Cultuur om advies te vragen om voor de lange
                  termijn de functie van behoud, beheer en toegankelijk maken van de collecties een
                  plek te geven in de basisinfrastructuur (periode 2021–2024),
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Asscher. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 105 (35 000-VIII).
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel. Ik wil natuurlijk de Minister bedanken voor haar uitgebreide reactie en
                     voor de toezeggingen.
                  
De voorzitter:
Meneer Asscher.
De heer Asscher (PvdA):
Heb ik alle tijd?
De voorzitter:
Het is vriendelijk dat u het vraagt. U heeft drie minuten.
De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat ieder kind en iedere jongere de kans moet krijgen om zijn of haar passies,
                  talenten en creativiteit te ontwikkelen;
               
constaterende dat de subsidieregeling «impuls muziekonderwijs» in juni 2018 de laatste
                  tranche heeft gehad en dat daarmee de mogelijkheden voor scholen voor deelname is
                  beëindigd;
               
constaterende dat er bijna 1.660 p.o.-scholen hebben deelgenomen en er dus veel animo
                  bestaat maar dat dit nog maar een kwart van het totaal betreft;
               
verzoekt de regering een nieuwe tranche te openen voor 2019 en 2020 en hiervoor voor
                  beide jaren in ieder geval € 500.000 beschikbaar te stellen om het bereik van «muziek
                  in de klas» onder basisschoolleerlingen verder te vergroten;
               
verzoekt de regering voorts de Kamer hierover nader te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 106 (35 000-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat iedereen zeker moet zijn van een eerlijke toegankelijkheid van concerten;
van mening dat een fysieke beperking er niet toe mag leiden dat je minder mogelijkheden
                  hebt om een concert bij te wonen, bijvoorbeeld door beperkte voorzieningen of gebrek
                  aan speciale kaarten voor mensen met een beperking, zoals rolstoelplaatsen;
               
constaterende dat de mate waarin er voldoende kaarten te koop zijn voor mensen met
                  een beperking, de toegankelijkheid van voorzieningen en de concertlocatie nogal lijkt
                  te verschillen;
               
verzoekt de regering in kaart te brengen in hoeverre deze problematiek van toepassing
                  is bij concerten in Nederland, hoe hier een eenduidige oplossing voor gevonden kan
                  worden en hierover ook in gesprek te gaan met belangenorganisaties voor mensen met
                  een beperking en kaartverkopers en/of concertzalen;
               
verzoekt de regering voorts de Kamer hierover voor 1 april aanstaande te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 107 (35 000-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het jaarlijkse Eurosonic Noorderslag (ESNS) als «showcase popfestival»
                  in Groningen een belangrijk internationaal muziekplatform is;
               
constaterende dat binnen het cultuurbeleid 2021–2024 naar verwachting rekening wordt
                  gehouden met regioprofielen en dat de regering binnen de culturele basisinfrastructuur
                  (BIS) ook aandacht wil besteden aan festivals;
               
constaterende dat er binnen de BIS nu nog geen popfestivals opgenomen zijn;
van mening dat ESNS een nationaal en internationaal belangrijk popfestival en muziekplatform
                  is dat zowel de regio als Nederland muzikaal op de kaart zet;
               
verzoekt de regering in de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur een vraag over
                  de gewenste functies/voorzieningen voor festivals in de culturele basisinfrastructuur
                  op te nemen,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de
                     indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 108 (35 000-VIII).
De heer Asscher (PvdA):
En dan heb ik de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat kinderen zeker moeten zijn van de beschikbaarheid van een bibliotheek
                  ter bevordering van de leesvaardigheid, om boeken te lenen en om informatie op te
                  zoeken;
               
constaterende dat de aanwezigheid van goed uitgeruste schoolbibliotheken volgens onderzoek
                  een sterke impuls is voor de leesbevordering van kinderen in het basisonderwijs;
               
constaterende dat het programma van Stichting Lezen en lokale bibliotheken heeft bijgedragen
                  aan bibliotheekvoorzieningen op 45% van de scholen maar dat daarmee 55% nog niet is
                  bereikt;
               
verzoekt de regering bij de evaluatie van het programma «Tel mee met Taal» in kaart
                  te brengen op welke wijze het bereik onder basisscholen, voor het tot stand brengen
                  van dergelijke schoolbibliotheekvoorzieningen, kan worden vergroot en de Kamer hierover
                  in het voorjaar van 2019 te informeren bij het besluit op het vervolg van «Tel mee
                  met Taal»,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Asscher. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 109 (35 000-VIII).
De heer Asscher (PvdA):
Dan wil ik me nog graag aansluiten bij het voortreffelijke betoog van de heer Aartsen
                     over bibliotheken in kleine gemeenten en dank ik de Minister voor haar antwoord.
                  
De voorzitter:
Dank. Het woord is aan mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor de antwoorden. Ik heb twee
                     moties en een vraag.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel atelierruimte tot stand is gekomen met betrokkenheid van woningcorporaties;
constaterende dat sinds de Woningwet 2015, dit maatschappelijk vastgoed veelal is
                  afgestoten als zijnde niet-DAEB;
               
overwegende dat steden en dorpen gebaat zijn bij creatieve broedplekken;
verzoekt de regering een quickscan uit te voeren naar de behoefte aan atelierruimte
                  en creatieve broedplekken;
               
verzoekt de regering tevens samen met gemeenten en het culturele veld te bekijken
                  welke andere partijen ateliers als maatschappelijk vastgoed kunnen beheren en hierbij
                  ook het leegstaande vastgoed te betrekken,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Ellemeet, Kwint, Asscher en Teunissen.
Zij krijgt nr. 110 (35 000-VIII).
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dan de tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een bloeiende culturele sector gebaat is bij goede ondersteunende
                  functies zoals onderzoek, archivering en digitalisering;
               
verzoekt de regering de ondersteunende functies mee te nemen in de adviesaanvraag
                  voor de Raad voor Cultuur,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 111 (35 000-VIII).
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mijn vraag is of ik goed heb begrepen dat een duurzaamheidsparagraaf altijd onderdeel
                     is van een subsidiebeschikking voor restauratie of herbestemming. Ik had daarover
                     een motie klaarliggen, maar volgens mij heeft de Minister dit duidelijk toegelicht
                     en is het indienen van deze motie niet nodig. Dat was mijn laatste vraag.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
We gaan het antwoord afwachten. Mevrouw Teunissen, tot slot.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Ik wil allereerst de Minister hartelijk danken voor de uitgebreide beantwoording.
                     Ik had een motie klaarliggen over de Fair Practice Code en het effect daarvan op de
                     kleinere podia, met name de programmering. Maar ik vond het antwoord van de Minister
                     toereikend voor nu. Er komt een onderzoek van Kunsten «92. Ik wil nog wel de urgentie
                     benadrukken dat de inkomenspositie moet verbeteren. Ik zie dat de Minister die urgentie
                     ook voelt. Ik hoop echt dat we ergens in maart of begin april, als die brief komt,
                     meer concreet kunnen zien hoe die Fair Practice Code vorm krijgt en wat voor concrete
                     slagen we kunnen maken, als het gaat om de arbeidsvoorwaarden voor kunstenaars.
                  
Ik vind het ook positief dat de Minister erop inzet dat die Fair Practice Code echt
                     een subsidievoorwaarde moet zijn. Tot slot wil ik nog even extra waardering uitspreken
                     voor de voorbeeldrol die de Minister wil spelen in de richting van een minder milieubelastende
                     en diervriendelijkere eetcultuur.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn van de Kamer. Ik
                     schors voor enkele ogenblikken, zodat we de moties bij elkaar kunnen verzamelen, en
                     dan gaan we door met de tweede termijn van het kabinet.
                  
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Minister voor haar tweede termijn.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Kamer ook voor de korte tweede termijn. Ik wil
                     nog heel graag Apeldoorn bereiken om daar een aantal mbo-helden op het podium te hijsen.
                     Dus dank dat u eraan meewerkt dat dat nog kan.
                  
Voorzitter. Dan de moties. Gelet op mijn eerdere beantwoording zal het u niet verbazen
                     dat ik de motie op stuk nr. 93 van de heer Bosma over de blokkeer-Friezen ontraad.
                  
De motie op stuk nr. 94 van de heer Aartsen over het Fonds voor Cultuurparticipatie
                     geef ik oordeel Kamer. De motie is een ondersteuning van het beleid zoals we dat hebben
                     ingezet.
                  
Wat de motie op stuk nr. 95 over de openbare bibliotheken betreft: wie zou ik zijn
                     om zo'n mooie opbloeiende liefde te verstoren? Die motie krijgt dus oordeel Kamer,
                     ook omdat ik het er zeer mee eens ben dat het goed is om te kijken hoe je dat soort
                     initiatieven verder kunt verspreiden.
                  
Ook de motie op stuk nr. 96 van mevrouw Ellemeet en mevrouw Bergkamp over het Fonds
                     Podiumkunsten en de ensembles vind ik een ondersteuning van mijn beleid. Die laat
                     ik dus oordeel Kamer.
                  
Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 97 van mevrouw Ellemeet over het afstemmen
                     van de opdrachten. Ik vind de tekst wat ingewikkeld, maar ik begrijp de motie zo dat
                     u mij eigenlijk oproept om zowel bij de fondsen als in het overleg met de andere overheden
                     te zorgen dat de manieren waarop we onze regelingen vormgeven, elkaar maximaal versterken
                     en goed op elkaar zijn afgestemd.
                  
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ja. Ik noem de culturele waarde van de organisaties voor de regio en het bereiken
                     van nieuw publiek wel als vertrekpunten in die gezamenlijkheid. Het is dus ook wel
                     die inhoudelijke toevoeging. Het gaat niet alleen om het voorkomen van administratieve
                     lasten maar ook echt om een inhoudelijke samenhang.
                  
Minister Van Engelshoven:
Dus ook uitgaan van de waarde voor de regio en het betrekken van nieuw publiek. Daar
                     kunnen we mee uit de voeten. Ook deze motie krijgt dus oordeel Kamer.
                  
Ook de motie op stuk nr. 98 over vrije programmeringsruimte krijgt oordeel Kamer.
                     Dat hebben we in het debat ook gewisseld. Het is goed om dat te doen.
                  
De motie op stuk nr. 99 van mevrouw Geluk over het behoud en de ontsluiting van het
                     muzikale erfgoed zie ik ook als ondersteuning van het beleid. Ook die motie krijgt
                     oordeel Kamer.
                  
Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 100 over vrijwilligers: ook die krijgt oordeel
                     Kamer.
                  
De motie op stuk nr. 101 van de heer Kwint over de vakdocenten ga ik ontraden, want
                     wat u hier vraagt, is eigenlijk een hele nieuwe verplichting voor scholen. Dit is
                     nu namelijk niet zo. Waar we over discussieerden, is de handreiking die gedaan is
                     in geval van nood. Wat u hier vraagt, is of in alle gevallen het kunst- en cultuuronderwijs
                     gegeven moet worden door gediplomeerde vakdocenten. Dat is nu geen wettelijke verplichting.
                     Dit zou echt een hele nieuwe verplichting zijn. Als u dit wil, zou ik zeggen: voer
                     daar echt nog een keer het debat over met collega Slob, maar ik vind dat het heel
                     gek zou zijn om in dit debat een hele nieuwe opdracht aan het primair onderwijs te
                     geven. Ik vraag mij met het huidige lerarentekort ook af of dit nou onze grootste
                     prioriteit moet hebben. Hoe graag we dit volgens mij ook allemaal zouden willen, we
                     moeten ook reëel zijn. Dus ik ontraad de motie.
                  
De heer Kwint (SP):
Ik zit de formulering terug te kijken en eigenlijk heeft de Minister wel een punt.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dus u ontraadt de motie.
(Hilariteit)
De heer Kwint (SP):
Ja, ik ontraad mijn motie.
(Hilariteit)
De heer Kwint (SP):
Nee, het uitgangspunt is natuurlijk duidelijk: dat we dat vakmanschap blijven waarborgen
                     en dat die richtlijn er niet toe gaat leiden dat dat ondermijnd wordt. Als we er nou
                     zoiets van maken als dat het kunst- en cultuuronderwijs primair wordt verzorgd door...
                     Ik ben niet op zoek naar een aanscherping. Ik ben echt op zoek naar het verankeren
                     van het vakmanschap van die docent en het wegnemen van het ontstane beeld dat zij
                     allemaal vervangen zouden kunnen worden.
                  
De voorzitter:
Meneer Kwint, het gaat nu wel heel makkelijk en snel. Als u uw motie echt wil herformuleren,
                     dan zult u dat via de formele weg moeten doen.
                  
De heer Kwint (SP):
Uiteraard, dat ga ik dan ook doen.
De voorzitter:
Dat zegt u hierbij.
De heer Kwint (SP):
Ja.
De voorzitter:
Oké, we zien dus een gewijzigde motie tegemoet. Als u deze motie indient, wordt zij
                     ontraden.
                  
Minister Van Engelshoven:
Met de toevoeging die de heer Kwint net deed, lost hij het probleem in de tekst van
                     de motie overigens niet echt op.
                  
De voorzitter:
Dat is geen aanmoediging.
Minister Van Engelshoven:
Daar moet u dus echt nog even goed over nadenken. Ik wilde bijna zeggen: vluggertjes
                     leiden snel tot ongelukken. Dat moet u nu even niet doen. Denk er nog even goed over
                     na en denk even goed na over wat u hier precies beoogt te zeggen, zonder dat we iets
                     doen wat niet kan.
                  
De motie op stuk nr. 102 van de heer Kwint en anderen wil ik ontraden, omdat hier
                     staat: onderzoek doen naar de muziekbeheersing. Ik heb gezegd dat we kunnen kijken
                     naar de muziekparticipatie. Maar kijken naar muziekbeheersing zou bijna inhouden dat
                     je ergens toetsgegevens moet hebben. Willen we daar nou naartoe? Met «muziekparticipatie»
                     had u mij aan uw zijde gevonden, maar ik val over «muziekbeheersing». Dus als er «participatie»
                     van wil maken... Maar dan moet u wel de hele motie aanpassen, want in alle zinnen
                     gaat het over muziekbeheersing. Ik zou zeggen: slaap er nog een nachtje over. Als
                     u er «participatie» van maakt, vindt u mij aan uw kant.
                  
De heer Kwint (SP):
Ik zie de operationele bezwaren van de Minister wel, maar de reden waarom ik «beheersing»
                     opschreef, is dat ik iets verder wil dan alleen het bereik van bijvoorbeeld muziekonderwijs.
                     Ik wil ook inzicht krijgen in wat die regelingen ons opleveren. Hoeveel kinderen kunnen
                     bijvoorbeeld noten lezen? Dat is vrij basale informatie. Dat vind ik niet te ver gaan.
                     Als de Minister dat kan meenemen onder de term «muziekparticipatie», dan pas ik het
                     met liefde aan.
                  
Minister Van Engelshoven:
Maar dan is mijn vraag: hoe gaan we meten hoe goed een kind noten kan lezen? Ik kan
                     het een beetje, maar ik weet niet of ik voor uw toets slaag.
                  
De voorzitter:
Meneer Kwint gaat nadenken. Voor nu krijgt de motie op stuk nr. 102 het oordeel ontraden.
Minister Van Engelshoven:
Ontraden. En denk er nog even goed over na.
De motie op stuk nr. 103 gaat over cultuurbeoefening door mensen met een beperking.
                     Dat is ondersteuning van beleid. Dus: oordeel Kamer.
                  
Dat oordeel geldt ook voor de motie op stuk nr. 104, die gaat over het designmuseum.
                     We gaan de Raad voor Cultuur vragen om te kijken op welke wijze design een plek moet
                     krijgen in ons cultuurlandschap.
                  
De motie op stuk nr. 105, over verweesde collecties, krijgt ook oordeel Kamer, gelet
                     op wat ik daar eerder vandaag over heb gezegd.
                  
De motie op stuk nr. 106 gaat over muziek in de klas. De heer Asscher vraagt nu toch
                     om een nieuwe tranche te openen. Als ik uw motie zo mag begrijpen dat wij de twee
                     keer vijf ton waarom u vraagt, vooral inzetten om ervoor te zorgen dat in de regionale
                     convenanten ervoor wordt gezorgd dat het muziekonderwijs in de klas echt goed verankerd
                     wordt en echt gaat landen, dan laat ik het oordeel erover aan de Kamer.
                  
De heer Asscher (PvdA):
In het interruptiedebatje kwamen we volgens mij al tot de conclusie dat het gaat om
                     het doel, namelijk zo veel mogelijk kinderen hiervan laten profiteren. Het gaat mij
                     niet om stiekem via een omweg iets anders bereiken dan de motie vraagt. Ik zou heel
                     blij zijn als dit kan, want ik denk dat er dan veel meer particulier en regionaal
                     geld kan worden toegevoegd. Dus: ja.
                  
De voorzitter:
Met die interpretatie krijgt deze motie oordeel Kamer.
Minister Van Engelshoven:
Oordeel Kamer. En dan hangt het van uw collega's af of u echt blij wordt.
Het oordeel over de motie op stuk nr. 107, over de toegankelijkheid van concerten
                     voor mensen met een beperking, laat ik graag aan de Kamer. Maar ik vraag aan de heer
                     Asscher of «voor 1 april» ook «voor de zomer» mag zijn. We gaan namelijk een hele
                     drukke periode in, met ook de voorbereiding van een nieuwe cultuurperiode. Ik moet
                     ook een beetje op de werklast voor mijn mensen letten. Dus als u zegt «voor de zomer»,
                     dan laat ik het oordeel erover aan de Kamer.
                  
De heer Asscher (PvdA):
Als mevrouw Ellemeet het daarmee eens is, en dat is het geval, dan is dat prima. Dan
                     doen we het zo. Moet ik het aanpassen? Hoe wilt u dat doen?
                  
Minister Van Engelshoven:
Er is altijd een verslag van het debat. Dan kunnen we het daar teruglezen. Mocht u
                     de neiging hebben om mij toch een keer te vragen waar het nou blijft gezien «1 april»,
                     dan verwijs ik u naar dit verslag.
                  
Ik kom op de motie op stuk nr. 108. We gaan sowieso aan de Raad voor Cultuur vragen
                     welke rol festivals moeten krijgen in het nieuwe cultuurlandschap. Er gebeuren namelijk
                     hele interessante dingen rondom festivals. Eurosonic Noorderslag is natuurlijk van
                     bijzondere betekenis. Dus ja, we gaan die vraag meenemen. De motie krijgt dus oordeel
                     Kamer.
                  
De motie-Asscher op stuk nr. 109 over schoolbibliotheken krijgt ook oordeel Kamer.
                     De schoolbibliotheek heeft zoals de motie zegt een ontzettend belangrijke rol, zeker
                     op plaatsen waar de bibliotheek soms moeilijk toegankelijk is of veraf ligt, in de
                     preventie van laaggeletterdheid. Het is goed dat wij daar een goede vorm voor vinden.
                     Daar kom ik dus in het nieuwe plan van aanpak op terug.
                  
Dan de motie-Dik-Faber c.s. op stuk nr. 110 over de atelierruimtes. Die quickscan
                     naar de behoeftes kunnen we maken. Ik maak me wel een beetje zorgen over het dictum,
                     als u mij vraagt om een compleet beeld te geven welke andere partijen ateliers als
                     maatschappelijk vastgoed kunnen beheren en hierbij ook leegstaand vastgoed te betrekken,
                     als ik dat voor het hele land moet doen. Maar volgens mij bedoelt u dat ook niet.
                     Ik wil wel met gemeenten en de andere overheden kijken hoe groot die behoefte is,
                     welke partijen hierin een rol kunnen vervullen en of overheden daarmee afspraken kunnen
                     maken en wat er dan van het Rijk in de regelgeving wordt verwacht. Een beetje langs
                     die redenering zou ik de motie willen invullen. Ik zie u knikken, dus dan krijgt die
                     oordeel Kamer.
                  
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 110 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Engelshoven:
Tot slot de motie-Dik-Faber/Bergkamp op stuk nr. 111 over de ondersteunende functies.
                     Ook dat is een vraag om iets mee te nemen in de adviesaanvraag. Het was de bedoeling
                     om dat te doen. Dus ook deze is een ondersteuning van beleid en krijgt oordeel Kamer.
                  
De voorzitter:
Dank. Als ik het goed heb onthouden, is er nog een vraag gesteld door mevrouw Teunissen
                     of niet?
                  
Minister Van Engelshoven:
Nee, er is nog een vraag van mevrouw Dik-Faber. Zij vroeg of duurzaamheid altijd onderdeel
                     is van een beschikking bij restauratie en onderhoud. Wel bij restauratie, niet altijd
                     bij onderhoud omdat niet alle onderhoud zo groot is dat je allerlei ingrepen rondom
                     duurzaamheid kunt doen. Dus wel bij restauratie, niet bij onderhoud.
                  
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil het niet nog complexer maken, het antwoord begrijp ik, maar mijn vraag ging
                     over restauratie en herbestemming. Herbestemming kan namelijk ook een moment zijn
                     om verduurzaming uit te voeren. Het zou goed zijn om die momenten aan te grijpen voor
                     verduurzaming.
                  
Minister Van Engelshoven:
Ja, maar daarbij is het sowieso altijd het geval.
De heer Asscher (PvdA):
Sorry, de motie op stuk nr. 94 van collega Aartsen, met wie ik zo nauw samenwerk vandaag,
                     kreeg oordeel Kamer. Ik ben ook geneigd om mijn fractie te adviseren om die motie
                     te steunen. Ik wil nog heel even de geruststelling dat dit inderdaad niet ten koste
                     zou gaan van het ambacht, dat wij het daarover eens zijn en dat dit eigenlijk meer
                     erom gaat de toegankelijkheid van de middelen die er zijn te vergroten.
                  
De voorzitter:
Het antwoord daarop is ja.
Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit wetgevingsoverleg Cultuur. Ik wil even
                     kort de toezeggingen met u doorlopen.
                  
– Voorjaar 2019 wordt de Kamer nader geïnformeerd over de toegankelijkheid van historische
                           plekken.
                        
– De Kamer wordt volgend jaar ruim voor de volgende begroting geïnformeerd over het
                           voornemen de Fair Practice Code als subsidievoorwaarde te laten gelden. Dan zijn de
                           resultaten van het onderzoek Kunsten «92 bekend en ook het advies van de Raad voor
                           Cultuur over wat het betekent als de Code wordt toegepast.
                        
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Even ter verheldering. Dit voorjaar komt de Minister ook met een uitgangspuntenbrief.
                     Daarin wordt het dan dus ook meegenomen?
                  
De voorzitter:
Ja.
– Drie. Voorjaar 2019 wordt de Kamer nader geïnformeerd over de wettelijke route zzp'ers.
– Vier. In het najaar is het onderzoek gereed naar de impuls Méér Muziek in de Klas.
                           En dan wordt de Kamer daarover geïnformeerd. Ik kijk nog even naar de heer Kwint.
                           Bijna gelukt, maar toch niet.
                        
– Tot slot. Voor de begroting volgend jaar krijgt de Kamer een actieplan wat met het
                           herinneringserfgoed wordt gedaan.
                        
Ben ik dingen vergeten? Ontbreken er dingen?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik had het al eerder gezegd, maar dat plantaardig de norm wordt op het Ministerie
                     van OCW zie ik toch echt ook als een toezegging. Kan dat genoteerd worden?
                  
De voorzitter:
Ik ben een beetje streng. Ik heb hier alleen maar de toezeggingen waarover ook weer
                     een brief naar de Kamer wordt gestuurd. Maar u heeft gelijk. Volgens mij heeft de
                     Minister u toegezegd dat zij u daar ook weer over zal informeren. Dus dat is hierbij
                     dan toezegging nummer zes.
                  
Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van dit wetgevingsoverleg. Over de moties wordt
                     volgende week dinsdag gestemd. Dank u wel.
                  
Sluiting 16.06 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
E.C.E. de Kler, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.