Brief regering : Kabinetsappreciatie EU-Mercosur akkoord
31 985 Buitenlands beleid en handelspolitiek
Nr. 107
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS EN MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2025
Met deze brief informeert het kabinet uw Kamer over de kabinetsappreciatie van de
Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds, en
de Argentijnse Republiek, de Federale Republiek Brazilië, de Republiek Paraguay en
de Republiek ten oosten van de Uruguay anderzijds (hierna: de Mercosur-landen1), en de Interim-Overeenkomst inzake Handel tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen
(hierna: interim-handelsovereenkomst). De Partnerschapsovereenkomst en de interim-handelsovereenkomst
gezamenlijk worden hierna aangeduid als «het akkoord».
Op 3 september jl. zijn de definitieve teksten van het akkoord en de vier voorstellen
voor Raadsbesluiten door de Europese Commissie met de EU-lidstaten gedeeld. Deze voorstellen
hebben betrekking op: (1) de ondertekening en (gedeeltelijke) voorlopige toepassing
door de EU van de Partnerschapsovereenkomst2 en (2) de sluiting door de EU van deze overeenkomst3; (3) de ondertekening door de EU van de interim-handelsovereenkomst4 en (4) de sluiting door de EU van deze overeenkomst.5 De Partnerschapsovereenkomst bestaat uit een politiek samenwerkingsdeel, institutionele
bepalingen en handelsafspraken. De handelsafspraken in de Partnerschapsovereenkomst
zijn gerepliceerd in de interim-handelsovereenkomst.
In 2019 kondigde de Europese Commissie een onderhandelaarsakkoord aan over het handelsdeel.
Dit werd in 2020 aangevuld met een onderhandelaarsakkoord over politieke samenwerking.
Mede op verzoek van EU-lidstaten, waaronder Nederland,6 heeft de Europese Commissie zich de afgelopen jaren ingezet om aanvullende afspraken
te maken over duurzaamheid. Op 6 december 2024 zijn de onderhandelingen tussen de
Europese Commissie en de Mercosur-landen inhoudelijk afgerond, na ruim 25 jaar onderhandelen.
Geopolitieke en geo-economische context
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport van de Wetenschappelijke Raad
voor het Regeringsbeleid (WRR) over Nederland in een fragmenterende wereldorde, is
er sprake van grote mondiale geopolitieke verschuivingen.7 China en Rusland spelen een steeds grotere rol op het wereldtoneel, waarbij harde
machtspolitiek en conflicten niet worden geschuwd. De verhouding met de VS verandert
en de op regels gebaseerde multilaterale orde staat onder druk. Nederland moet zich
verhouden tot deze veranderingen, om onze waarden, welvaart en weerbaarheid te blijven
waarborgen. Om internationaal de Nederlandse belangen beter te kunnen behartigen,
moeten we het geopolitiek handelingsvermogen van de EU versterken.8 Dit vereist brede economische samenwerking met derde landen en het EU-Mercosur akkoord
is een manier om dat te realiseren.
Ook past het EU-Mercosur akkoord binnen de kabinetsinzet om samen te werken met gelijkgestemde
landen in verschillende samenstellingen om beleidsdoelen te behalen9 en om strategische partnerschappen aan te gaan met opkomende machten. Het akkoord
bouwt voort op de bestaande politieke en economische banden tussen beide regio’s en
stelt de EU – en daarmee Nederland – en de Mercosur-landen in staat om nauwer samen
te werken op een aantal terreinen, zoals de bescherming van de multilaterale rechtsorde
en mensenrechten, internationale veiligheid, klimaatverandering, migratie, en handel.
Verdienvermogen en weerbaarheid
Op handelsterrein biedt het akkoord exportkansen voor een deel van de Nederlandse
bedrijven, draagt het bij aan diversificatie van handelspartners en verbetert het
toegang tot strategisch belangrijke markten en grondstofrijke landen. Daarmee draagt
het bij aan het verdienvermogen en de economische weerbaarheid van Nederland.10 Onder het EU-Mercosur akkoord worden de huidige relatief hoge tarieven van de Mercosur-landen
afgebouwd naar nul, waardoor export naar de Mercosur-landen voor bijvoorbeeld de Nederlandse
maakindustrie aantrekkelijker en winstgevender wordt. Het huidige aandeel van de Mercosur-landen
in de totale Nederlandse export en import van goederen met landen buiten de EU is
momenteel bescheiden, met respectievelijk 3,0% en 2,9%.11 Er is daarmee veel ruimte voor groei, wanneer Nederlandse exporteurs gebruik kunnen
maken van de significante marktopening onder het akkoord. Als gevolg van het akkoord
zullen het bruto binnenlands product (bbp) van Nederland en de EU door een toename
van handel naar verwachting stijgen met respectievelijk + 0,02% en + 0,05%.12 Andersom wordt het voor de Mercosur-landen ook makkelijker om te exporteren naar
de EU. Een groter aanbod van producten leidt tot lagere prijzen voor importeurs en
consumenten.
Gelijk speelveld en bescherming kwetsbare sectoren
Toegenomen invoer uit de Mercosur-landen kan leiden tot meer concurrentie op de Europese
markt. Om kwetsbare EU-sectoren te beschermen en zekerheid te bieden, gelden er invoerquota
voor producten zoals bijvoorbeeld rundvlees en pluimveevlees. De import tegen lagere,
preferentiële importheffingen blijft daardoor zeer beperkt ten opzichte van EU-productie
en consumptie. Wanneer er boven deze invoerquota ingevoerd wordt, gelden geen preferentiële
tarieven maar moeten de hogere, «normale» tarieven betaald worden. Ook moeten Mercosur-landen
aantonen dat zij voldoen aan EU-dierenwelzijnsstandaarden voor leghennen om in aanmerking
te komen voor preferentiële behandeling van hele eieren in de schaal.
Tot slot kan de EU bij een te hoge invoer van een bepaald product en (dreiging van)
een ernstige marktverstoring vrijwaringsmaatregelen nemen om de invoer verder te beperken
en de EU-sector(en) te beschermen. Deze afspraken worden versterkt door het voorstel
van de Europese Commissie van 8 oktober jl. over de operationalisering hiervan aan
EU-zijde.13 Dit voorstel – dat is uitgekomen na publicatie van de onderzoeken naar de effecten
van het akkoord14 – biedt extra zekerheid aan Europese boeren. Het voorstel omvat extra monitoring,
een verlaagde drempel voor instellen van vrijwaringsonderzoek en een helder tijdspad
voor het afronden van het onderzoek. Voor gevoelige landbouwproducten zijn bovendien
extra strenge maatregelen voorzien, zoals verder toegelicht op pagina 32. Na aanname
van dit voorstel door de Raad en het Europees Parlement zal EU-rechtelijk zijn vastgelegd
in welke specifieke situaties de Europese Commissie een vrijwaringsonderzoek moet
starten ter bescherming van de betreffende landbouwsector. Daarmee beoogt de Europese
Commissie tegemoet te komen aan de zorgen over de gevolgen van het akkoord voor gevoelige
EU-landbouwsectoren.
Het meest recente onderzoek van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de
Europese Unie (JRC) uit 202515, waarin onder andere het EU-Mercosur akkoord is opgenomen, concludeert daarnaast
dat EU-handelsakkoorden, zeker wanneer de effecten van deze akkoorden bij elkaar worden
opgeteld, een deel van de Europese Agri-Food sector aanzienlijke groeikansen bieden.
In het bijzonder zuivelproducten, varkensvlees, wijn en dranken, alsmede verwerkte
agrovoedingsproducten kunnen profiteren van verbeterde toegang tot nieuwe markten.
Het onderzoek toont echter ook aan dat er risico’s zijn voor andere agri-foodsectoren
zoals pluimvee- en rundveesectoren.
Nederland maakt zich zorgen over het perspectief van deze sectoren. Het kabinet verwelkomt
in dat kader de aanvullende maatregelen die door de Europese Commissie zijn aangekondigd
ter bescherming van de Europese landbouwsector en zal de Commissie daaraan houden.
Dit wordt nader toegelicht op pagina’s 31–35. Ook wil het kabinet dat er goed gemonitord
wordt of deze maatregelen voldoende zijn.
Gelijktijdig concludeert het JRC dat het gebruik van invoerquota een effectieve manier
is om een evenwicht te bewaren tussen de preferentiële markttoegang voor handelspartners
enerzijds, en het beperken van verstoringen van de markt voor gevoelige landbouwproducten
van de EU anderzijds.
In de aanloop naar besluitvorming over het EU-Mercosur akkoord maakt de Europese Commissie
vaart met de uitwerking van de Visie voor Landbouw en Voedsel.16 Eén van de doelstellingen hiervan is het waarborgen van een gelijk speelveld voor
EU-landbouwproducten. In dat verband heeft de Commissie onder andere toegezegd dat
in alle nieuwe voorstellen voor EU-dierenwelzijn regelgeving bezien zal worden hoe
deze toe te passen op geïmporteerde producten. Dit is in lijn met de kabinetsinzet
zoals uiteengezet in het regeerprogramma, waarin onder andere staat dat: «we bezien
de mogelijkheden om op Europees niveau eisen te stellen aan de invoer van producten
die binnen de EU niet geproduceerd mogen worden.»17 In dit verband is het ook relevant te benoemen dat alle ingevoerde producten sowieso
moeten voldoen aan EU-producteisen, inclusief voedselveiligheidseisen. Hier wordt
actief op gecontroleerd, zowel door de Europese Commissie als door de verantwoordelijke
Nederlandse overheidsdiensten zoals de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Nederlands derogatieverzoek nitraatrichtlijn
Hiernaast geldt dat het kabinet bij de Europese Commissie zal blijven pleiten voor
een positieve grondhouding voor het openen van de derogatiegesprekken met Nederland.
De waterkwaliteit onder deze zogenoemde «derogatiebedrijven» is, wetenschappelijk
bewezen beter dan bij niet-derogatiebedrijven (onderzoek Herman de Boer, 2024, WUR:
«Lower nitrate leaching from dairy cattle slurry compared to synthetic fertilizer»). Dit rechtvaardigt een positieve grondhouding door de Europese Commissie waar Nederland
ook om vraagt.
Duurzaamheid
De aanvullende duurzaamheidsafspraken gaan beduidend verder dan de afspraken die al
waren gemaakt in het onderhandelaarsakkoord van 2019. Deze afspraken zijn bindend
en afdwingbaar via geschillenbeslechting. Het akkoord bevat nu bovendien concrete
afspraken over het tegengaan van ontbossing. Ook is de Overeenkomst van Parijs expliciet
opgenomen als essentieel element van het gehele akkoord. Dat betekent dat de verdragspartijen
het akkoord eenzijdig kunnen opschorten indien er sprake is van een wezenlijke schending
door één van de andere verdragspartijen van de verplichtingen die de partijen zijn
aangegaan onder de Overeenkomst van Parijs.
Politieke samenwerking
De versterkte politieke samenwerking krijgt in het akkoord vorm door een politieke
dialoog tussen de EU en de Mercosur-landen, met ook als doel in te zetten op gezamenlijke
initiatieven in internationale fora. Deze afspraken betreffen onder meer de bevordering
van internationale vrede en veiligheid, democratie, mensenrechten en de internationale
rechtsorde, in lijn met de Nederlandse beleidsinzet.18 Het akkoord draagt bij aan nauwere samenwerking op het gebied van tegengaan van irreguliere
migratie en grensoverschrijdende georganiseerde misdaad. Ook betreft het akkoord concrete
samenwerking op duurzame ontwikkeling en bevordering van sociale, economische en culturele
partnerschappen.
Inhoud brief
Het EU-Mercosur akkoord is instrumenteel om ons verdienvermogen en onze weerbaarheid
te bevorderen en om de samenwerking met de Mercosur-landen te intensiveren. Het akkoord
realiseert markttoegang tot het relatief gesloten Mercosur-blok en biedt daarmee veel
kansen voor EU-exporteurs, waaronder de Nederlandse maakindustrie. Het akkoord introduceert
ook nieuwe instrumenten die de EU in staat stellen proactief met de Mercosur-landen
te engageren ter verbetering van de naleving van internationale afspraken omtrent
(met name) arbeid en milieu, en ter verhoging van productiestandaarden. Ook biedt
het akkoord een platform om met de Mercosur-landen te spreken over het gelijktrekken
van productiestandaarden en meer controlemechanismes.
Deze brief bevat een gedetailleerde toelichting op het akkoord, inclusief een nadere
toelichting van bovengenoemde onderdelen, evenals een appreciatie hiervan. Aangezien
de handelsafspraken in de Partnerschapsovereenkomst zijn gerepliceerd in de interim-handelsovereenkomst,
worden diezelfde afspraken in de interim-handelsovereenkomst niet apart uiteengezet.
Met deze brief wordt tevens nader ingegaan op de vragen van de leden Teunissen (PvdD)
en Hirsch (GroenLinks-PvdA) van 4 maart 2025 over de inhoud van het akkoord en de
toezegging van 29 september 2025 over de duurzaamheidsafspraken in het akkoord en
de wijze waarop het akkoord door de Europese Commissie is voorgelegd.19 Het kabinet heeft conform motie Teunissen c.s.20 bepleit dat het akkoord wordt voorgelegd als een integraal associatieakkoord. Desondanks
heeft de Europese Commissie op basis van de inhoud van het akkoord besloten om het
akkoord voor te leggen als een Partnerschapsovereenkomst (gemengd) en een interim-handelsovereenkomst
(«EU-only»). Daartoe dient de Raad, dus ook Nederland, zich nu te verhouden.
Na ontvangst van deze appreciatie heeft uw Kamer de gelegenheid om desgewenst in debat
te gaan met het kabinet over het akkoord, mede met het oog op de Nederlandse positie
in de besluitvorming door de Raad. Ten behoeve van de informatiepositie van uw Kamer,
is het kabinet graag bereid om een technische briefing over het akkoord aan te bieden.
Naar verwachting vindt besluitvorming in de Raad over de ondertekening en voorlopige
toepassing door de EU van de Partnerschapsovereenkomst en de ondertekening en voorlopige
toepassing door de EU van de interim-handelsovereenkomst met gekwalificeerde meerderheid
van stemmen plaats in december 2025. Op dit moment lijkt er een ruime Raadsmeerderheid
te zijn die de voorstellen zoals die zijn voorgelegd door de Europese Commissie steunt.21
Deze brief is als volgt opgebouwd:
1. Voorgenomen positie van het kabinet in de EU-besluitvorming
2. Inhoudelijke beschrijving van het akkoord: institutionele bepalingen, politieke samenwerkingsdeel,
en handelsdeel.
3. Overzicht van onderzoeken naar de effecten van het akkoord: Sustainability Impact Assessment, impactanalyse van de Europese Commissie, Wageningen Social & Economic Research en SEO Economisch Onderzoek.
4. Kabinetsappreciatie van het akkoord: politieke samenwerkingsdeel en handelsdeel.
5. Proces van besluitvorming over de ondertekening en sluiting door de EU en de EU-lidstaten.
1. Voorgenomen positie van het kabinet
Het kabinet is over het geheel genomen positief over de uitkomst van de onderhandelingen
over het EU-Mercosur akkoord nu het akkoord economische kansen en voorspelbaarheid
biedt voor het Nederlandse bedrijfsleven. Daarnaast geven de EU en de Mercosur-landen
het signaal af dat zij samen sterker staan om mondiale uitdagingen het hoofd te bieden.
Dit is van belang, juist in deze tijd van geopolitieke en geo-economische verschuivingen
en harde machtspolitiek, zeker ook in het handelsdomein. Tegelijkertijd heeft het
kabinet ook oog voor de risico’s die aan het akkoord kleven.
Economisch gezien zijn de voordelen van dit akkoord voor Nederland groot: het vergemakkelijkt
het zakendoen, biedt aantoonbare exportkansen in veelbelovende markten en verbetert
de toeleveringszekerheid van onder andere kritieke grondstoffen. Zo draagt het akkoord
niet alleen bij aan het versterken van ons verdienvermogen, maar ook aan het weerbaarder
maken van onze economie door diversificatie van handelspartners. Ook waarborgt het
akkoord milieustandaarden middels afspraken die verder gaan dan de huidige afspraken
tussen de EU en de Mercosur-landen, en biedt het akkoord met name voor de landbouwsector
waarborgen om de Europese markt waar nodig te beschermen, zoals quota en vrijwaringsmaatregelen.
Het kabinet is zich ervan bewust dat het akkoord nadelig kan zijn voor enkele Nederlandse
landbouwsectoren, waarbij opgemerkt moet worden dat de voorziene negatieve inkomenseffecten
ook op bedrijfsniveau zeer beperkt zijn. Het kabinet hecht aan de mogelijkheid om
efficiënt maatregelen te kunnen treffen om de landbouwsector te beschermen. Het voorstel
van de Europese Commissie van 8 oktober jl. over de operationalisering van de vrijwaringsmaatregelen
is een goede stap om Europese boeren extra zekerheid te bieden, inclusief de extra
strenge maatregelen voor gevoelige landbouwproducten. Bovendien kijkt het kabinet
met belangstelling naar de uitwerking van de door de Europese Commissie aangekondigde
aanvullende voorstellen inzake financiële compensatie en productiestandaarden. Ook
politiek gezien biedt het akkoord voordelen omdat het bijdraagt aan het versterken
van relaties met strategische partners en gelegenheid biedt om nauwer samen te werken
op een aantal terreinen van wederzijds belang. Dit is te meer van belang gegeven de
veranderende geopolitieke context.
Doorslaggevend voor dit kabinet is dat het akkoord meer voor- dan nadelen voor Nederland
oplevert en economisch en politiek gezien een logische om niet te zeggen noodzakelijke
stap is. Het akkoord is relevant nu én voor de langere termijn. Om deze redenen is
het kabinet dan ook voornemens om in de EU in te stemmen met de vier voorstellen voor
Raadsbesluiten over (1) de ondertekening en (gedeeltelijke) voorlopige toepassing
van de Partnerschapsovereenkomst en (2) de sluiting van deze overeenkomst; (3) de
ondertekening van de interim-handelsovereenkomst en (4) de sluiting van deze overeenkomst,
alsmede met het voorstel voor een verordening over de operationalisering van de vrijwaringsmaatregelen
in het akkoord.
2. Inhoudelijke beschrijving van het akkoord
2.1 Inhoud institutionele bepalingen
Het akkoord bevat een deel met institutionele afspraken. Zo spreken de EU en de Mercosur-landen
af op reguliere basis gezamenlijke Toppen te organiseren, waar de voortgang in de
implementatie van het akkoord besproken wordt. Daarnaast wordt er een gezamenlijke
raad opgericht die op ministerieel niveau bijeen zal komen om toe te zien op de implementatie
van het akkoord. Ook zal een parlementaire commissie worden opgezet ter bevordering
van de regelmatige dialoog tussen het Europees Parlement en het parlement van Mercosur.
Tevens zullen de EU en de Mercosur-landen het maatschappelijk middenveld consulteren
middels een «Civil Society Forum». Hiermee wordt een publieke dialoog gefaciliteerd over de implementatie van het
akkoord.
In de algemene bepalingen staat aangegeven dat het akkoord de verdragspartijen niet
belemmert in het nemen van essentiële veiligheidsmaatregelen, bijvoorbeeld in geval
van oorlog.
2.2 Inhoud politieke deel
In het politieke samenwerkingsdeel van het akkoord staat het versterken van de politieke
dialoog en samenwerking tussen de EU en de Mercosur-landen centraal. Tevens gaat dit
deel van het akkoord over versterkte samenwerking in regionale en multilaterale fora.
Hieronder wordt kort ingegaan op de terreinen waarop nauwere samenwerking is voorzien.
Politieke dialoog en internationale samenwerking
De EU en de Mercosur-landen zijn het erover eens dat de politieke dimensie een essentieel
onderdeel is van het partnerschap dat met dit akkoord tot stand komt. Het akkoord
voorziet in het versterken van de politieke dialoog. Hiertoe spreken de partijen af
een politieke agenda vast te stellen, samen te werken op gebieden van gezamenlijk
belang, en inspanningen te leveren om hun posities te coördineren met het oog op gezamenlijke
initiatieven in internationale fora.
De politieke dialoog heeft onder andere tot doel om internationale vrede en veiligheid
te bevorderen, en om democratie, rechtsstaat en de bescherming van mensenrechten te
versterken. Daarnaast is de politieke dialoog gericht op internationale samenwerking
op diverse terreinen, zoals duurzame ontwikkeling en bevordering van sociale, economische
en culturele partnerschappen. Om dit te realiseren, zullen de EU en de Mercosur-landen
verschillende samenwerkingsprojecten uitvoeren.
Democratische principes, rechtsstaat, mensenrechten en internationale vrede en veiligheid
Het versterkte partnerschap omvat onder meer samenwerking op het gebied van het bevorderen
en beschermen van mensenrechten, democratische principes en de rechtsstaat. Zo spreken
de EU en de Mercosur-landen af samen te werken bij de bevordering van de universele
ratificatie en implementatie van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.
Daarnaast zullen ze zich inzetten voor gendergelijkheid en het versterken van de positie
van alle vrouwen en meisjes. Op het terrein van vrede en veiligheid committeren de
partijen zich aan nauwere samenwerking op het gebied van non-proliferatie van massavernietigingswapens,
contraterrorisme, VN-vredesopbouw en handhaving, multilateralisme, humanitaire hulp
en cyberveiligheid.
De eerbiediging van democratische beginselen, mensenrechten, fundamentele vrijheden
en de rechtsstaat, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van
de Mens en andere internationale mensenrechteninstrumenten waar deze verdragspartijen
zich bij hebben aangesloten, vormt een essentieel element van dit akkoord. Dit geldt
eveneens voor de bepalingen in het akkoord inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens.
Dit betekent dat de verdragspartijen zich committeren aan de naleving van de bestaande
internationale verdragen en verplichtingen. Indien er echter sprake is van een bijzonder
ernstige en wezenlijke schending van de essentiële elementen, kunnen passende maatregelen
worden genomen met in het uiterste geval gedeeltelijke of volledige opschorting van
het akkoord.
Justitie, vrijheid en veiligheid
De EU en de Mercosur-landen spreken af hun samenwerking te versterken op het gebied
van migratie, op basis van het beginsel van nationale soevereiniteit. Dit behelst
onder andere samenwerking bij het voorkomen van mensensmokkel en -handel, de uitwisseling
van informatie, en het terugnemen van de eigen onderdanen die illegaal verblijven
in het territorium van de andere partij. Onderdeel van het akkoord is ook samenwerking
bij het tegengaan van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, het wereldwijde
drugsprobleem, de strijd tegen corruptie, witwassen en terrorismefinanciering, de
bescherming van persoonlijke data, consulaire bescherming en justitiële samenwerking.
Duurzame ontwikkeling
Het akkoord besteedt veel aandacht aan de Overeenkomst van Parijs en het behalen van
de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen. In dit kader spreken de partijen af samen
te werken op het gebied van sociale ontwikkeling, werkgelegenheid en arbeid (o.a.
het bevorderen van decent work en het respecteren van de ILO-conventies), milieu, duurzame stedelijke ontwikkeling,
oceanen en zeeën, energie inclusief hernieuwbare energie, grondstoffen en klimaatverandering.
Zo behelst de versterkte samenwerking op het gebied van klimaatverandering onder andere
het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen en het tegengaan van de gevolgen
van klimaatverandering op de voedselproductie. Ook spreken de EU en de Mercosur-landen
af dat zij partij blijven bij het VN-Raamwerkverdrag voor Klimaatverandering (UNFCCC) en de Overeenkomst van Parijs. De tekst geeft
aan dat dit een essentieel element vormt van dit akkoord.22
Sociale, economische en culturele partnerschappen
Voorts zijn in het akkoord samenwerkingsbepalingen opgenomen over maatschappelijk
verantwoord ondernemen, industriële samenwerking, belastingzaken en consumentenrechten.
Daarnaast voorziet het akkoord in samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie,
statistiek, concurrentiezaken, civiele ruimtevaart en transport. Het akkoord besteedt
ook aandacht aan de digitale economie, met als doel om o.a. de digitale kloof te verkleinen
door informatie en good practices uit te wisselen over digitaal beleid en regelgeving. Wat betreft sociale en culturele
ontwikkeling voorziet het akkoord in samenwerking ten aanzien van onderwijs, training,
jeugd en sport, audiovisueel en media, en regionale integratie.
2.3 Inhoud handelsdeel
De handelsafspraken in het akkoord zijn veelal afspraken die ook in recente handelsakkoorden
van de EU met andere derde landen zijn opgenomen. Delen van de toelichting komen dan
ook overeen met die in de kabinetsappreciaties van de akkoorden met Nieuw-Zeeland23 en Chili.24 Het EU-Mercosur akkoord bevat geen afspraken over investeringsbescherming.
Markttoegang
De huidige importheffingen25 op goederen die de EU exporteert naar de Mercosur-landen zijn relatief hoog, zoals
op machines (14–20%), voertuigonderdelen (14–18%), chemicaliën (tot 18%), farmaceutische
producten (tot 14%), kaas (28%) en dranken (tot 35%). Veel van deze producten behoren
tot de belangrijkste exportproducten van Nederland naar de Mercosur-landen. Met het
akkoord worden de importheffingen op 91% van de totale import uit de EU door de Mercosur-landen
volledig afgebouwd gedurende een overgangsperiode van gemiddeld 10 jaar en in bepaalde
gevallen 15 jaar. De verlaging van importtarieven naar nul door de Mercosur-landen
betekent dat het goedkoper en daarmee aantrekkelijker wordt om Nederlandse goederen
te exporteren naar de Mercosur-landen. Andersom zal de EU de importheffingen op 92%
van de import uit de Mercosur-landen afbouwen gedurende een overgangsperiode van maximaal
10 jaar. Dat betekent dat de Mercosur-landen goedkoper kunnen exporteren naar de EU
en dat er voor de Europese consument een groter aanbod van producten beschikbaar komt
tegen een lagere prijs.
Bij landbouwproducten is in het akkoord rekening gehouden met voor de EU concurrentiegevoelige
producten en zogenaamde kwetsbare sectoren. Aan EU-zijde zijn daarom in het akkoord
een aantal quota voor landbouwproducten (zogenaamde tariefcontingenten) afgesproken,
waardoor de import van producten tegen verlaagde tarieven aan een maximum hoeveelheid
gebonden is. De verlaagde tarieven gelden dus niet voor import die buiten de quota
valt. Hieronder een overzicht van de nieuwe afspraken in het akkoord over quota voor
de belangrijkste producten:
• Voor hoge kwaliteit rundvlees is een nieuw quotum van 99.000 ton in Carcass Weight Equivalent (CWE) afgesproken, onderverdeeld in 55% vers en 45% bevroren, met een in-quotum tarief
van 7,5%. Door het in-quotum tarief gelden dus nog steeds importheffingen (boven het
quotum gelden de WTO tarieven). De Europese Commissie geeft aan dat dit quotum 1,5%
van de totale Europese rundvleesproductie betreft en dat het aandeel van dit quotum
in de totale rundvlees productie in de Mercosur-landen gering is (0,6%, op basis van
de productie in 2023 van 15,5 miljoen ton rundvlees).26 De Commissie geeft verder aan dat, alles overziend, de EU een netto exporteur van
rundvlees is (totale export in 2024 was EUR 4,9 miljard). Naast het nieuwe quotum
wordt het huidige in-quotumtarief in de Mercosur-specifieke zogenaamde «WTO Hilton»-quota
afgeschaft.27
• Voor pluimveevlees gaat het om een nieuw quotum van 180.000 ton CWE tegen 0-tarief,
onderverdeeld in 50% met bot en 50% zonder bot. Dit volume vertegenwoordigt 1,3% van
de totale Europese pluimveevlees productie.28
• Voor varkensvlees gaat het om een nieuw quotum van 25.000 ton CWE afgesproken tegen
een verlaagd tarief van EUR 83 per ton.
• Bovengenoemde (nieuwe) quota voor rundvlees, pluimveevlees en varkensvlees worden
gefaseerd ingevoerd in zes gelijke jaarlijkse fasen over een periode van vijf jaar.
• Voor suiker gaat het, bij inwerkingtreding, om een nieuw quotum specifiek voor Paraguay
van 10.000 ton CWE tegen 0-tarief en de afschaffing van het huidige in-quotumtarief
op 180.000 ton CWE van het specifieke WTO-quotum voor ruwe rietsuiker bestemd om te
worden geraffineerd. Dit volume vertegenwoordigt 1,1% van de totale Europese suiker
productie.29
• Voor kaas, melkpoeder en zuigelingenvoeding zijn over en weer quota tegen een 0-tarief
afgesproken die gelden voor zowel producten uit de Mercosur-landen als uit de EU,
namelijk 30.000 ton CWE voor kaas (huidig Mercosur tarief 28%), 10.000 ton CWE voor
melkpoeder (huidig Mercosur tarief 28%) en 5.000 ton CWE voor zuigelingenvoeding (huidig
Mercosur tarief 18%). Deze quota worden gefaseerd ingevoerd in 11 gelijke jaarlijkse
fasen over een periode van 10 jaar.
• Voor «eieren in schaal» geldt dat deze alleen gebruik kunnen maken van het 0-tarief
als deze vergezeld worden van een certificaat dat de eieren voldoen aan EU dierenwelzijnseisen
in Richtlijn 1999/74/EC of daaraan gelijkwaardige standaarden.
Overigens bestaan er al quota waarvan de Mercosur-landen gebruik kunnen maken. Deze
zijn door de EU in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) afgesproken voor producten als
hoge kwaliteit rundvlees, pluimveevlees en suiker. Onder het akkoord komen er zoals
hierboven beschreven dus een aantal quota bij. De quota komen volgens onderzoek van
Wageningen30 in totaal uit op:
• Voor hoge kwaliteit rundvlees: 158.534 ton in CWE. Uit het onderzoek blijkt dat dit
2,4% van de huidige EU-consumptie betreft, terwijl de EU-productie in 2021–2023 gemiddeld
6.700.000 ton in CWE betrof.
• Voor pluimveevlees: 587.794 ton CWE, wat overeenkomt met 4,9% van de huidige EU-consumptie,
terwijl de EU productie in 2021–2023 gemiddeld 13.300.000 ton in CWE betrof.
• Voor suiker: 190.000 ton CWE, wat overeenkomt met 1,1% van de huidige EU-consumptie,
terwijl de EU productie in 2021–2023 gemiddeld 15.300.000 ton in CWE betrof.
Daarnaast bevat het deel over markttoegang in het akkoord afspraken over de afschaffing
of vermindering van exportheffingen31 om export naar de EU te bevorderen. Voor Argentinië, Uruguay en Paraguay geldt dat
exportheffingen op alle grondstoffen en industriële goederen volledig worden afgeschaft.
Voor Brazilië is een uitzondering afgesproken voor bepaalde grondstoffen, wat in de
volgende passage over kritieke grondstoffen nader wordt toegelicht. Exportheffingen
op landbouwproducten worden volledig afgeschaft door Brazilië, Paraguay en Uruguay,
en in het geval van Argentinië verminderd, zoals voor sojabonen.
Kritieke grondstoffen
Het akkoord verbetert de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen voor het Europese
bedrijfsleven.32 Door de verlaging van EU-importheffingen op zowel ruwe als verwerkte grondstoffen,
kunnen de Mercosur-landen voordeliger exporteren naar de EU en betalen de afnemers
in de EU een lagere prijs. Het akkoord bevat een verbod op minimumprijzen, exportmonopolies
en exportheffingen, onder andere om eerlijkere toegang tot grondstoffenmarkten te
garanderen. Exportheffingen op grondstoffen worden afgeschaft, met uitzondering van
specifieke Braziliaanse grondstoffen zoals niobium, waarbij is overeengekomen dat
EU-afnemers gunstiger worden behandeld dan concurrenten uit landen buiten de EU.33 Door deze afspraken houdt Brazilië de ruimte om de lokale verwerking te stimuleren,
terwijl de EU profijt heeft van een concurrentievoordeel en een versterkte leveringszekerheid.
Het belang van lokale verwerking van grondstoffen wordt gestimuleerd door afspraken
over de afschaffing van tariefescalatie en samenwerking tussen de verdragspartijen.
Door de afschaffing van tariefescalatie – waarbij de EU doorgaans hogere importtarieven
heft op verwerkte producten dan op ruwe grondstoffen – wordt lokale verwerking in
de Mercosur-landen aantrekkelijker. Ook spreken de partijen af, op basis van onderlinge
complementariteit, investeringen en industriële ontwikkeling in grondstof-producerende
landen te stimuleren, om daarmee lokale waardetoevoeging en werkgelegenheid te creëren
en waardeketens te integreren.
Het akkoord bevat in het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling tevens duurzaamheidsafspraken
die effect hebben op de mijnbouwsector en kritieke grondstoffen waardeketens. Zo ziet
het akkoord toe op de naleving van IMVO-kaders34 en informatie-uitwisseling en samenwerking op internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen in grondstoffenketens. Zo is overeengekomen de toepassing van de OESO-richtsnoeren
voor duurzame waardeketens van mineralen uit conflict- en hoog risicogebieden35 te bevorderen. Deze specifieke duurzaamheidsbepalingen hebben als doel grondstofwaardeketens
veiliger en toekomstbestendig te maken.
Handelsdefensieve maatregelen
Op basis van WTO-regels kunnen de verdragspartijen, zoals alle landen, handelsdefensieve
maatregelen treffen om de eigen producenten te beschermen bij (dreiging van) ernstige
marktverstoring. Mocht dit aan de orde zijn, dan garanderen de EU en de Mercosur-landen
onder het akkoord een eerlijke en transparante procedure.
Daarnaast hebben de verdragspartijen de mogelijkheid om in de transitieperiode (12 jaar,
en voor goederen waar de tarieven in 10 jaar of meer worden afgebouwd, 18 jaar na
inwerkingtreding van het akkoord) bilaterale vrijwaringsmaatregelen te nemen. Deze
maatregelen kunnen gedurende een periode van twee jaar worden ingesteld, te verlengen
met nog eens maximaal twee jaar. De bilaterale vrijwaringsmaatregelen bestaan uit
het tijdelijk opschorten of verminderen van de tariefpreferentie voor het desbetreffende
product. Voor voertuigen zijn speciale bilaterale vrijwaringsmaatregelen overeengekomen
om die gevoelige sector in de Mercosur-landen te beschermen. Afhankelijk van de duur
van de afbouw van tarieven kunnen partijen de bilaterale vrijwaringsmaatregelen voor
voertuigen tot 25 jaar na inwerkingtreding inroepen. De duur van deze maatregelen
is maximaal drie jaar, te verlengen met maximaal twee jaar.
Sanitaire- en fytosanitaire (SPS) afspraken en dialoog
De EU en de Mercosur-landen herbevestigen de afspraken onder de WTO overeenkomstinzake
de toepassing van sanitaire- en fytosanitaire (SPS) maatregelen (WTO SPS-overeenkomst).
De SPS-eisen ten behoeve van voedselveiligheid en dier- en plantgezondheid die de
EU stelt voor het op de markt plaatsen van producten worden door het akkoord niet
aangetast. Deze eisen zijn verankerd in EU-wetgeving en gelden voor alle producten
die op de Europese markt komen. Het akkoord doet hier niets aan af. Ook geldt dat
dieren en producten van dierlijke oorsprong alleen mogen worden ingevoerd uit derde
landen die aan de Europese Commissie garanties en bewijzen hebben geleverd dat zij
voldoen aan EU-normen en die op de daartoe opgestelde lijst staan (zogenaamde «prelisting» van bedrijven).
In het akkoord is afgesproken dat de importerende partij de goedkeuring van de bedrijven
voor de invoer van dieren, dierlijke producten, producten van dierlijke oorsprong
en dierlijke bijproducten kan vereisen. De goedkeuring wordt verleend zonder voorafgaande
inspectie van individuele bedrijven door de importerende partij zodra de importerende
partij 1) het officiële controlesysteem van de bevoegde autoriteit van de exporterende
partij heeft erkend en de invoer van de betreffende producten heeft geautoriseerd;
en 2) indien de exporterende partij voldoende garanties biedt dat de producten voldoen
aan de sanitaire vereisten van de importerende partij. In de EU is het de Europese
Commissie die dit toezichtsysteem op productcategorie in derde landen inspecteert,
en daartoe ook audits in derde landen uitvoert (Health and Food Audits and Analysis); dit toezichtsysteem moet toetsen of producten voldoen aan EU-voedselveiligheidseisen.
Ook wordt steekproefsgewijs gekeken of aan de door exporterende autoriteit verleende
garanties ten aanzien van plant- en dierziekten voldaan wordt.
In Nederland is de NVWA de bevoegde autoriteit voor officiële controles op (dieren
en) producten die de EU binnenkomen vanuit derde landen. De NVWA controleert of wordt
voldaan aan de diergezondheids- en voedselveiligheidseisen die in de EU-regelgeving
zijn vastgesteld. Hierbij wordt geverifieerd of producten afkomstig zijn uit door
de EU toegelaten landen en door de EU erkende bedrijven. In de begeleidende officiële
certificaten moet de certificerende autoriteit in het verzendende land verklaren dat
wordt voldaan aan deze diergezondheids- en voedselveiligheidseisen. In het geval dat
geconstateerd wordt dat dieren of producten niet voldoen aan de gestelde eisen, wordt
de betreffende zending door de NVWA geweigerd.
Daarnaast maken de verdragspartijen afspraken over het uitwisselen van informatie,
transparantie, export uit dierziektevrije gebieden (regionalisatie), en het opzetten
van een dialoog over dierenwelzijn36, gentechnologie, antimicrobiële resistentie (AMR) en wetenschappelijke zaken gerelateerd
aan voedselveiligheid, dier- en plantgezondheid.
Oorsprongsregels, douane en handelsfacilitatie
Oorsprongsregels bepalen wanneer goederen de «economische nationaliteit» hebben van
één van de twee verdragspartijen en dus in aanmerking komen voor tariefpreferenties
onder het akkoord (zogenaamde preferentiële oorsprong). Een goed is van preferentiële
oorsprong indien het «geheel verkregen» is in een verdragspartij, het enkel is gemaakt
uit van oorsprong zijnde materialen of indien het een toereikende bewerking heeft
ondergaan in een verdragspartij. Per productgroep gelden er aanvullende productspecifieke
regels.
Het akkoord bevat tevens afspraken over douane- en handelsfacilitatie. Deze bepalingen
beogen de handel tussen de EU en de Mercosur-landen te stimuleren door middel van
regels voor goed bestuur en transparantie met betrekking tot douaneprocedures. Hierbij
kan worden gedacht aan het stroomlijnen en efficiënter maken van douaneprocedures,
waardoor de administratieve lasten voor bedrijven worden verminderd en de rechtszekerheid
wordt verbeterd. In het akkoord wordt het recht om beroep aan te tekenen tegen besluiten
van de douane of andere bevoegde autoriteiten van de EU en de Mercosur-landen bijvoorbeeld
juridisch verankerd. Ook zijn er bepalingen opgenomen die voorzien in betere samenwerking
en uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten van de EU en de Mercosur-landen.
Technische handelsbelemmeringen
Het doel van dit hoofdstuk is om handelsbelemmeringen die voortvloeien uit technische
voorschriften, standaarden en conformiteitsbeoordelingsprocedures te adresseren en
daarmee de handel in goederen tussen de EU en de Mercosur-landen te vergemakkelijken.
De WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (TBT) vormt de basis voor
deze afspraken. Dat houdt in dat verdragspartijen de ruimte behouden om maatregelen
te nemen ten behoeve van legitieme beleidsdoelen, zoals voorschriften voor de etikettering
van levensmiddelen ten behoeve van de volksgezondheid of technische specificaties
voor autobanden ten behoeve van de verkeersveiligheid. Tegelijkertijd streven de verdragspartijen
ernaar om hun regelgeving vorm te geven op basis van goede regelgevingspraktijken
en op een manier die geen onnodige handelsverstoring veroorzaakt.
Micro-, midden-, en kleinbedrijf
In het akkoord zijn specifieke afspraken gemaakt ter ondersteuning van het micro-,
midden- en kleinbedrijf. Zo wordt bepaald dat de verdragspartijen in de ontwerpfase
van technische voorschriften specifiek rekening houden met de noden van het micro-,
midden- en kleinbedrijf en is afgesproken om transparant te communiceren over dergelijke
voorschriften. Beide verdragspartijen stellen een micro-, midden- en kleinbedrijf-coördinator
aan om zicht te houden op de implementatie van deze afspraken. Deze gerichte afspraken
zijn relevant voor het Nederlandse bedrijfsleven, aangezien relatief kleine bedrijven
(van minder dan 50 tot 250 werkzame personen) het meest importeren uit Argentinië,
Paraguay en Uruguay.37
Handel in diensten
In het hoofdstuk over diensten en investeringen spreken de verdragspartijen af om
de wederzijdse markttoegang op het gebied van handel in diensten en investeringen
te bevorderen, onder andere door dienstverleners en investeerders uit de andere verdragspartij
op gelijke voet te behandelen en door geen kwantitatieve beperkingen aan het aantal
dienstverleners en investeerders uit de andere verdragspartij op te leggen. Daarbij
gelden de wederzijdse afspraken over investeringen voor zowel diensten als niet-dienstensectoren.
Daarnaast bevat het akkoord afspraken over het tijdelijke verkeer van natuurlijke
personen voor zakelijke dienstverlening (waaronder verkopers van zakelijke diensten,
dienstverleners op contractbasis en zelfstandige professionals). Dit stelt Europese
bedrijven in staat om bijvoorbeeld managers of specialisten bij een filiaal in een
van de Mercosur-landen te plaatsen. Voor een aantal sectoren biedt het akkoord meer
markttoegang dan de huidig geldende afspraken in het WTO akkoord over de handel in
diensten (General Agreement on Trade in Services, GATS). Zo biedt het akkoord verdergaande toegang aan Europese bedrijven voor onder
andere maritieme transportdiensten (tot voorheen een gesloten markt in de Mercosur-landen),
juridische en financiële dienstverlening en management adviesdiensten. Ook bevat het
hoofdstuk afspraken om de transparantie, toegankelijkheid en doelmatigheid van administratieve
beoordelings- en goedkeuringsprocedures voor dienstverleners te verbeteren. Tot slot
zijn de verdragspartijen specifieke regels voor bepaalde belangrijke sectoren overeengekomen,
waaronder voor postdiensten, telecommunicatiediensten, financiële dienstverlening
en e-commerce. Zoals in alle EU-handelsakkoorden vereist geen van de afspraken in
dit hoofdstuk privatisering van publieke diensten en behouden publieke autoriteiten
de beleidsruimte om publieke diensten te reguleren.
Overheidsaanbestedingen
Dit hoofdstuk bevat afspraken over de wederzijdse toegang tot overheidsaanbestedingen
boven bepaalde drempelwaarden. Momenteel gelden nog geen verplichtingen tussen de
verdragspartijen over de toegang tot hun aanbestedingsmarkten, omdat geen van de Mercosur-landen
lid is van het WTO-akkoord inzake overheidsaanbestedingen (Government Procurement Agreement, GPA). De afspraken in dit hoofdstuk zorgen er dus voor dat Europese bedrijven eenvoudiger
kunnen meedingen in overheidsaanbestedingen van de Mercosur-landen en dat ze op gelijke
voet als lokale bedrijven worden behandeld. Daarnaast dragen deze afspraken bij aan
simpelere en transparantere aanbestedingsprocedures. De afspraken gelden voor zowel
goederen als diensten zoals communicatiediensten, toerisme gerelateerde diensten en
bouwdiensten. Brazilië behoudt daarbij ruimte om tot op zekere hoogte en onder voorwaarden
een voorkeur aan Braziliaanse bedrijven te geven en Europese bedrijven voor aanbestedingen
in de gezondheidssector uit te zonderen. Daar staat tegenover dat Europese bedrijven
toegang tot aanbestedingsprocedures op sub federaal niveau krijgen, inclusief de grootste
aanbestedingsmarkten São Paolo en Rio de Janeiro. Argentinië en Uruguay bieden geen
sub federale toegang, maar committeren zich om in consultatie met sub federale entiteiten
te treden om in de toekomst de toegang naar sub federaal niveau uit te breiden. De
EU biedt alleen markttoegang op centraal niveau, maar is bereid om ook op regionaal
of lokaal niveau toegang te verlenen indien de Mercosur-landen op een later moment
de markttoegang voor EU bedrijven verder zullen verbeteren. Ook voor dit hoofdstuk
geldt dat deze afspraken geen afbreuk doen aan de beleidsruimte van publieke autoriteiten
om publieke diensten te verlenen.
Intellectueel eigendom
Het hoofdstuk over intellectueel eigendom (IE) adresseert een groot aantal IE-rechten,
waaronder auteursrecht, merken- en modellenrecht, geografische aanduidingen, kwekersrechten
en bedrijfsgeheimen. Voor wat betreft het kwekersrecht is afgesproken dat de verdragspartijen
dit beschermen overeenkomstig het internationale verdrag voor het beschermen van kwekersrechten
(UPOV). Ook bevat het akkoord afspraken over de bescherming van 344 geografische aanduidingen
van de EU, waaronder voor Nederland Gouda Holland, Edam Holland, Hollandse Geitenkaas
en Jenever/Genever. Ook de handhaving van IE-rechten gebaseerd op de overeenkomst
inzake de handelsaspecten van de intellectueel eigendom (TRIPS-verdrag) maakt deel
uit van dit hoofdstuk.
Handel en duurzame ontwikkeling
Het uitgangspunt van de afspraken over handel en duurzame ontwikkeling, opgenomen
in het desbetreffende hoofdstuk en de in 2024 uit onderhandelde annex, is dat handel
duurzame ontwikkeling bevordert en niet ten koste mag gaan van het milieu en arbeidsrechten.
Duurzame ontwikkeling wordt verankerd in de handels- en investeringsrelatie door de
opname in het akkoord van internationale instrumenten en verdragen inzake milieubescherming,
klimaatverandering en arbeidsrechten. Daarmee herbevestigen de verdragspartijen in
het akkoord dat zij zich aan deze afspraken houden en committeren zij zich aan de
effectieve implementatie hiervan. Ook spreken de verdragspartijen af om samen te werken
om multilaterale regels met betrekking tot duurzame ontwikkeling te steunen en om
het akkoord in te zetten om duurzame ontwikkeling te stimuleren. De verdragspartijen
zijn aan deze duurzaamheidsafspraken gebonden en dienen daar binnen de eigen rechtsmacht
uitvoering aan te geven. Alle afspraken in het akkoord zijn bindend en geschillen
over de interpretatie en toepassing van de handelsafspraken zijn afdwingbaar via geschillenbeslechting,
zoals beschreven onder het volgende kopje.
Het akkoord bevat meerdere afspraken die toezien op de implementatie van de Overeenkomst
van Parijs, met als meest noemenswaardige uitkomst van de onderhandelingen over de
annex uit 2024 de opname van (de naleving van) de Overeenkomst van Parijs als essentieel
element van het akkoord. Dit betekent dat de verdragspartijen, in goed vertrouwen,
overeenkomen verdragspartij te blijven bij het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs.
Ook bevestigen de verdragspartijen dat zij de Overeenkomst van Parijs effectief zullen
implementeren en spreken ze af om zich in te zetten om de doelen van de overeenkomst
te bereiken, met inachtneming van de uitkomsten van de global stocktakes (GSTs). Dit betekent dus ook dat de verdragspartijen zich volledig committeren aan
de uitkomsten van de eerste GST zoals afgerond op COP28.38
Onder de Overeenkomst van Parijs zijn verdragspartijen verplicht om een nationaal
klimaatplan, zogeheten Nationally Determined Contributions (NDC), op te stellen waarin zij aangeven wat zij gaan bijdragen om te voldoen aan
de doelstellingen van de Overeenkomst. Zo heeft Brazilië in haar nieuwe NDC van 13 november
2024 bijvoorbeeld aangegeven klimaatmaatregelen te nemen om een einde te maken aan
illegale ontbossing. Wanneer een verdragspartij bij het EU-Mercosur akkoord van oordeel
is dat de andere verdragspartij de verplichtingen onder de Overeenkomst van Parijs
niet nakomt en er sprake is van bijzonder ernstige en wezenlijke schendingen van de
Overeenkomst van Parijs, of wanneer deze wordt opgezegd, kunnen partijen (een deel
van) het akkoord eenzijdig opschorten. Het proces werkt als volgt: (1) een verdragspartij
constateert dat er sprake is van bijzonder ernstige en wezenlijke schendingen van
de Overeenkomst van Parijs; (2) die verdragspartij kan dan als laatste redmiddel overwegen
om passende maatregelen nemen – in de vorm van gehele of gedeeltelijke opschorting
van het EU-Mercosur akkoord – en stelt de andere verdragspartij daarvan op de hoogte;
(3) op verzoek van een verdragspartij vindt overleg plaats tussen de twee verdragspartijen
om een oplossing te vinden. Deze procedure heeft bij (gedeeltelijke) opschorting alleen
concrete gevolgen voor het EU-Mercosur akkoord, dit staat los van het te volgen nalevingsmechanisme
dat bestaat onder de Overeenkomst van Parijs. Of er sprake is van een bijzonder ernstige
en wezenlijke schending moet uiteindelijk per geval worden beoordeeld. Voor de Mercosur-landen
geldt dat de opschorting van het akkoord in principe alleen van toepassing is op de
individuele Mercosur-lidstaat die de Overeenkomst van Parijs heeft geschonden.
In het kader van milieu en klimaat zijn ook afspraken gemaakt over biodiversiteit
en het tegengaan van ontbossing. Het belang van het behoud en toekomstbestendig gebruik
van biodiversiteit wordt benadrukt, waarbij specifiek wordt afgesproken om maatregelen
tot het tegengaan van illegale handel in beschermde dier- en plantensoorten effectief
te implementeren, in lijn met internationale overeenkomsten, zoals de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES), waar de verdragspartijen bij zijn aangesloten. Het hoofdstuk bevat daarnaast
bepalingen over andere multilaterale milieuakkoorden en duurzame visserij. Ten aanzien
van het tegengaan van ontbossing, leggen de verdragspartijen zichzelf het doel op
om hiertoe vanaf 2030 concrete maatregelen voor te nemen. Verder zijn er bepalingen
overeengekomen over hoe gezamenlijk wordt ingezet op duurzaam bosbeheer. De verdragspartijen
erkennen de belangrijke rol van inheemse volkeren en lokale gemeenschappen in het
kader van bosbeheer en spreken dan ook af om hen actief te betrekken bij bosbeheer
en vanzelfsprekend landrechten te respecteren.
Daarnaast geven de verdragspartijen aan te zullen samenwerken aan het ontwerpen van
initiatieven die duurzame en veerkrachtige waardeketens en interregionale markten
stimuleren. Voorbeelden hiervan zijn het gezamenlijk ontwikkelen van duurzame interregionale
markten en waardeketens voor kritieke mineralen en metalen, duurzaam vervoer, energiebronnen
zoals LNG en hernieuwbare energie, schonere fossiele brandstof technologie, duurzame
biobrandstoffen, en waterstof en derivaten. Gezamenlijke ontwikkeling van duurzame
interregionale markten en waardeketens dient in lijn te zijn met in het akkoord opgenomen
internationale kaders voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals de OESO-richtlijnen
en UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Ook committeren partijen zich samen te werken bij het bevorderen van interregionale
waardeketens van gebieden die een indirecte bijdrage leveren aan de energietransitie.
De verdragspartijen maken ook een aantal afspraken over duurzaamheidsmaatregelen die
een effect hebben op handel. Zo zal er bijvoorbeeld samengewerkt worden om de implementatie
van dergelijke duurzaamheidsmaatregelen te faciliteren. Daarbij worden specifiek afspraken
gemaakt over implementatie, informatievoorziening en desgewenst opheldering in het
geval van maatregelen over handel en bescherming van bos-ecosystemen. Deze afspraken
hebben als voorwaarde dat EU-wetgeving het toestaat en doen geen afbreuk aan EU-wetgeving.
Dit geldt bijvoorbeeld voor de EU-verordening ontbossingsvrije producten (EUDR). In
het akkoord staat dat de maatregelen die verdragspartijen nemen voor de implementatie
van het akkoord gunstig worden overwogen voor de risicoclassificatie van landen in
handelsgerelateerde duurzaamheidsmaatregelen die gericht zijn op bescherming van bosecosystemen;
in de EUDR staat dat er in de risicoclassificatie van landen rekening gehouden kan
worden met overeenkomsten en instrumenten bedoeld om ontbossing en bosdegradatie aan
te pakken. Deze risicoclassificatie van landen wordt hoofdzakelijk gebaseerd op a)
het tempo van ontbossing en bosdegradatie; b) het tempo van uitbreiding van landbouwgrond
voor relevante grondstoffen; c) productietrends van relevante grondstoffen en relevante
producten. Dat effectieve duurzaamheidsmaatregelen kunnen helpen voor positieve risicoclassificatie
is dus niet nieuw ten opzichte van de tekst van de EUDR en geldt voor alle derde landen.
Op het gebied van arbeidsrechten komen de verdragspartijen onder andere overeen om
de fundamentele ILO-Verdragen en -principes te respecteren, te bevorderen en effectief
te implementeren. Daarbij spreken de partijen af samen te werken om vrouwelijk ondernemerschap
en gelijke behandeling van vrouwen te stimuleren.
Tevens is in dit hoofdstuk een specifieke rol weggelegd voor het maatschappelijk middenveld
bij de implementatie van het akkoord. Via zogeheten domestic advisory groups is het maatschappelijk middenveld betrokken bij het toezien op de effectieve naleving
van het akkoord door de verdragspartijen. De domestic advisory groups bestaan uit een evenwichtige vertegenwoordiging van onafhankelijke maatschappelijke
organisaties, waaronder NGO’s, bedrijfs- en werkgeversverenigingen en vakbonden, die
actief zijn op economisch en sociaal gebied en op het gebied van ontwikkeling, mensenrechten
en milieu. Daarnaast kan het maatschappelijk middenveld in ieder van de verdragspartijen
bij een schending van de afspraken onder het duurzaamheidshoofdstuk een klacht indienen
via het Single Entry Point van de EU.39
Tot slot wordt het voorzorgsbeginsel in dit hoofdstuk herbevestigd, waardoor het mogelijk
is om bij een imminente dreiging op voedselveiligheid en/of milieu in te grijpen,
ook als er (nog) geen sluitend wetenschappelijk bewijs is.
Geschillenbeslechting
Dit hoofdstuk zet de geschillenbeslechtingsprocedures tussen verdragspartijen uiteen.
Het doel van het hoofdstuk is de oprichting van een effectief en efficiënt nalevingsmechanisme
ter voorkoming en beslechting van geschillen tussen de verdragspartijen over de interpretatie
en toepassing van het akkoord, en om te komen tot een gezamenlijke oplossing. In het
akkoord zijn drie verschillende geschillenbeslechtingsprocedures opgenomen: de reguliere
geschillenbeslechtingsprocedure, de procedure gericht op handel en duurzame ontwikkeling
en het zogenaamde «rebalancing mechanism».
De reguliere geschillenbeslechtingsprocedure:
Deze procedure is uiteengezet in het hoofdstuk over geschillenbeslechting en is in
principe van toepassing op alle handelsafspraken, tenzij in een individueel hoofdstuk
anders is bepaald, zoals in het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling.
Indien één van de partijen meent dat de andere partij zich niet houdt aan bepalingen
in het verdrag kan deze de geschillenbeslechting opstarten. De eerste stap in het
proces is het aanvragen van consultaties. Als partijen er onderling niet uitkomen,
kan de oprichting van een onafhankelijk panel worden aangevraagd bestaande uit drie
arbiters die zich over het geschil buigen. De partij waartegen de klacht gericht is
dient maatregelen te treffen om het handelen tijdig in lijn te brengen met de bevindingen
en aanbevelingen van het panel.
Het is niet mogelijk voor de partijen om tegen het bindende eindrapport van het panel
in beroep te gaan. Zowel de zittingen als het eindrapport zijn in principe openbaar,
tenzij de partijen gezamenlijk aangegeven dat bepaalde onderdelen vertrouwelijk zijn.
Indien de andere partij van mening is dat de maatregelen niet voldoende zijn om het
handelen in lijn te brengen met de aanbevelingen van het panel, kan deze het panel
verzoeken om over de kwestie te beslissen. In het uiterste geval kan de klagende partij
besluiten om bepaalde verplichtingen, waaronder handelsconcessies zoals tariefverlagingen,
tijdelijk op te schorten.
Geschillenbeslechtingsprocedure over handel en duurzame ontwikkeling:
Het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling voorziet in een eigen geschillenbeslechtingsmechanisme.
De reden hiervoor is dat de schendingen onder dit hoofdstuk van andere aard zijn dan
schendingen van het handelsdeel van het akkoord. Het identificeren van een schending
ligt ingewikkelder dan schendingen op gebied van handelsafspraken.
Indien de EU of Mercosur-landen van mening zijn dat de andere verdragspartij zich
niet aan de regels houdt, kunnen de verdragspartijen hierover consultaties houden.
Als dat niet tot een gewenste oplossing van het geschil leidt, kan het Sub-Comité
van Handel en Duurzame Ontwikkeling verzocht worden om samen te komen om het geschil
te bespreken. Mocht dit ook niet tot een oplossing leiden, dan kan op verzoek van
één van de partijen een onafhankelijk panel van experts opgezet worden. Hierbij wordt
gekozen uit een lijst van experts die door de verdragspartijen samen is opgesteld,
waarbij rekening gehouden word met de relevante expertise voor het geschil.
Het panel zal zich over het geschil buigen en binnen een voorgeschreven termijn met
een rapport met aanbevelingen komen. Dat rapport is openbaar. De partijen zijn vervolgens
verplicht aan te geven op welke wijze zij uitvoering geven aan de uitspraak van het
panel, waarbij ook verdere monitoring plaatsvindt.
Het rebalancing mechanism:
In het hoofdstuk over geschillenbeslechting is tevens de mogelijkheid opgenomen om
een klacht in te dienen wanneer de ene verdragspartij meent dat een maatregel van
de andere verdragspartij voordelen verkregen onder het akkoord teniet doet of substantieel
beperkt en daarmee een negatieve impact op handel tussen de verdragspartijen heeft.
Dit is het zogenaamde rebalancing mechanism. Het proces verloopt op dezelfde wijze als de reguliere geschillenbeslechtingsprocedure.
Het panel toetst of en in welke mate de betwiste maatregel voordelen van de handelsafspraken
teniet doet of substantieel beperkt op een wijze die een negatieve impact heeft op
handel tussen de verdragspartijen. Daarbij wordt logischerwijs getoetst op de markttoegang
en bestaande wetgeving zoals die bestond op het moment van de inwerkingtreding van
het akkoord. Naar verwachting heeft het mechanisme geen negatieve of afzwakkende impact
op bestaande EU wetgeving waarvan de verdragspartijen tijdens de onderhandelingen
van het akkoord reeds op de hoogte waren. De EUDR zal bijvoorbeeld dan ook niet afgezwakt
kunnen worden door dit mechanisme. In aanvulling op de aanbevelingen in het eindrapport
heeft het panel ook de mogelijkheid om op verzoek van beide partijen aanbevelingen
te doen voor de wijze om tot een oplossing te komen, waaronder compenserende maatregelen
die verdragspartijen zouden kunnen nemen. Een verdragspartij kan niet gedwongen worden
de maatregel die de aanleiding vormt voor het geschil in te trekken. De WTO kent een
soortgelijke procedure, maar vanwege de hoge bewijslast is er nog geen jurisprudentie
onder deze procedure.
Net als bij de reguliere geschillenbeslechting, kan bij het rebalancing mechanism overgegaan worden tot maatregelen wanneer het handelen niet of onvoldoende in lijn
gebracht wordt met de aanbevelingen van het panel. Bij het rebalancing mechanism mogen deze maatregelen niet leiden tot een slechtere behandeling van een verdragspartij
dan de situatie die bestond vóór het akkoord inwerking trad.
Samenwerkingsprotocol
In een protocol bij het akkoord wordt het samenwerkingspartnerschap tussen de verdragspartijen
uiteengezet. Het partnerschap zal zich richten op het ondersteunen van economische
actoren in de Mercosur-landen naar aanleiding van het akkoord. Deze ondersteuning
geldt in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf, vrouwen, kleinschalige boeren,
inheemse volkeren en lokale gemeenschappen. De Mercosur-landen maken aanspraak op
alle typen middelen die beschikbaar worden gesteld onder het protocol. EU financiële
steun kan de vorm aannemen van subsidies, leningen, garanties of technische samenwerking.
De Europese Commissie heeft reeds EUR 1,8 miljard toegezegd aan de Mercosur-landen
ten behoeve van de uitvoering van de Global Gateway-strategie. Een Subcomité voor
Ontwikkeling en Internationale Samenwerking wordt opgericht om de implementatie van
samenwerkingsactiviteiten te coördineren en activiteiten te monitoren en evalueren.
Het Subcomité start zijn werkzaamheden binnen één jaar na de inwerkingtreding of voorlopige
toepassing van het akkoord.
Transparantie
In het hoofdstuk over transparantie worden een aantal waarborgen vastgelegd om een
transparant en voorspelbaar regelgevingskader te beschermen, zoals tijdige publicatie,
mogelijkheid tot inspraak, een informatiepunt, eerlijke toepassing, en de mogelijkheid
tot eerlijke rechtsgang. Daarnaast onderstrepen de partijen het belang van goed bestuur
en wordt afgesproken hier zorg voor te dragen.
Herzieningsclausule
Met betrekking tot de herziening van het handelsdeel van het akkoord is afgesproken
dat er drie jaar na de inwerkingtreding en elke vijf jaar daaropvolgend een herziening
plaats zal vinden. Op basis van deze herziening zal besloten worden of het nodig is
om het akkoord aan te passen. In deze herziening zullen de aanbevelingen van actoren
uit het maatschappelijk middenveld, waaronder NGO’s, sociale bewegingen en vakbonden,
meegenomen worden, met name waar dit gaat over de samenwerking met het maatschappelijk
middenveld.
Overige afspraken
Het akkoord bevat tevens afspraken over bijvoorbeeld het verlenen van subsidies, regels
over staatsbedrijven en vrij verkeer van kapitaal.
3. Overzicht van onderzoeken naar de effecten van het akkoord: Sustainability Impact
Assessment, impactanalyse van de Europese Commissie, Wageningen Social & Economic
Research, SEO Economisch Onderzoek40
3.1 Sustainability Impact Assessment
In 2020 heeft de London School of Economics (LSE) in opdracht van de Europese Commissie een Sustainability Impact Assessment (SIA) gepubliceerd.41 Doel van de SIA is het in kaart brengen van de potentiële economische, mensenrechten,
sociale en milieu impact van het handelsdeel van het akkoord. Hieronder worden de
uitkomsten van de SIA op het gebied van mensenrechten, arbeid en milieu omschreven.
Uit de SIA blijkt dat monitoring van de implementatie en handhaving van het akkoord
essentieel is om duurzame ontwikkeling te waarborgen. Het is van belang te benadrukken
dat dit rapport gebaseerd is op het onderhandelaarsakkoord uit 2019 en dat deze op
sommige punten is veranderd.
Op het gebied van mensenrechten onderzoekt de SIA mogelijke risico’s voor de rechten
van inheemse volkeren, het recht op een adequate levensstandaard, gezondheidsstandaarden
en gendergelijkheid. De SIA geeft aan dat de mensenrechtensituatie via het akkoord
in de gaten dient te worden gehouden en dat de verbetering van de mensenrechtensituatie
in de Mercosur-landen in grote mate afhangt van de handhaving van bestaande mensenrechtenstandaarden.
Naar verwachting verschuift enige werkgelegenheid in de Mercosur-landen van de maakindustrie
naar de landbouw en voedselproductie. Het akkoord kan economische groei en werkgelegenheid
stimuleren, maar tegelijkertijd zouden sociale ongelijkheden kunnen toenemen, vooral
in rurale gebieden. In de EU blijven de veranderingen in werkgelegenheid beperkt tot
specifieke sectoren, zoals technologie en chemie. Er wordt verwacht dat het akkoord
beperkte directe effecten zal hebben op het verbeteren van arbeidsomstandigheden,
omdat dit afhankelijk is van in hoeverre de afspraken over arbeidsrechten door de
verdragspartijen worden toegepast op de informele economie.
Volgens de SIA is de impact van het akkoord op het klimaat en milieu beperkt. Mondiaal
is de invloed op CO2-uitstoot volgens het onderzoek verwaarloosbaar. Ontbossing blijft, met name in Brazilië,
een belangrijke zorg. Uitbreiding van landbouw en veeteelt kan ontbossing versnellen
als milieuregels niet streng worden gehandhaafd. Tussen 2004 en 2012 leidde strikte
regelgeving en monitoring in de Mercosur-landen tot een aanzienlijke afname van ontbossing,
ondanks een stijging in productie. Sinds 2014 is ontbossing in Brazilië echter weer
toegenomen door de versoepelde handhaving van regelgeving. Dit is een conclusie van
de SIA op basis van de tijdsperiode die door de SIA is gedekt. De uiteindelijke impact
van afspraken over klimaat en milieu in het akkoord is volgens de SIA sterk afhankelijk
van de naleving en uitvoering van milieuregels in de Mercosur-landen.
Recente cijfers na de publicatie van de SIA tonen aan dat in Brazilië de inzet op
beleid én handhaving vanuit de overheid verschil kan maken in het tegengaan van ontbossing.
Zo is de afgelopen jaren illegale ontbossing in het land volgens officiële cijfers
van de Braziliaanse overheid (INPE-PRODES) afgenomen. In de Amazone is illegale ontbossing
in de periode augustus 2023 tot juli 2024 met 30,6% gedaald ten opzichte van de periode
augustus 2022–juli 2023. In de Cerrado is illegale ontbossing in diezelfde periode
met 25,7% gedaald t.o.v. de periode ervoor. Dit is grotendeels te danken aan de inzet
vanuit de regering van President Lula op het beter handhaven van bosgerelateerde regelgeving.
Een blijvende inzet op goede en integrale regelgeving, beleid en handhaving blijft
echter nodig om ontbossing tegen te gaan in Brazilië, omdat klimaatverandering, criminaliteit,
armoede en andere activiteiten nadelige effecten kunnen hebben en daarmee een bedreiging
vormen voor staand bos en andere ecosystemen.
In reactie op de SIA, heeft de Europese Commissie een positiepaper gepubliceerd.42 De Commissie sluit zich daarin aan bij de aanbevelingen gericht op het minimaliseren
van de mogelijke negatieve impact van het akkoord op ontbossing, mensenrechten en
inheemse volkeren. De Europese Commissie stelt dat het duurzaamheidshoofdstuk en de
domestic advisory groups aan dit doel bijdragen.
3.2 Impactanalyse van de Europese Commissie
Op 3 september jl. heeft de Europese Commissie een impactanalyse gepubliceerd, uitgevoerd
door DG Trade. Deze doorrekening van de economische effecten van het akkoord voor
de EU als geheel en de mogelijke impact van het akkoord op het klimaat en het milieu
is gebaseerd op het onderhandelaarsakkoord van 6 december 2024.
Economisch gezien voorspelt de analyse dat het bbp van de EU met EUR 77,6 miljard
(0,05%) zal stijgen in 2040 ten opzichte van de situatie zonder akkoord. Voor de Mercosur-landen
wordt een bbp toename van EUR 9,4 miljard (0,25%) verwacht. Deze groei wordt gedreven
door een toename in handelsvolumes: de totale export van de EU naar Mercosur-landen
stijgt met 39% (EUR 48,7 miljard), terwijl de import in de EU stijgt met 16,9% (EUR
8,9 miljard). EU-exporten naar de Mercosur-landen stijgen vooral in sectoren zoals
voertuigen (EUR 20,7 miljard), machines (EUR 5,4 miljard) en chemische producten (EUR
4,8 miljard). Ook de EU-exporten in de landbouwsector, zoals dranken, zuivel, en groenten
en fruit, nemen toe (EUR 1,2 miljard). Tegelijkertijd nemen de importen uit de Mercosur-landen
toe, met name in landbouwproducten zoals rundvlees (EUR 365 miljoen, wat gelijk staat
aan de quota die de EU en Mercosur-landen zijn overeengekomen), verwerkte vis en landbouwproducten
(EUR 3,6 miljard), ander vlees (EUR 500 miljoen) en suiker (EUR 200 miljoen) en leidt
tot een daling in EU-productie in deze sectoren van 0,4%, 0,3% 0,3% en 1,1% respectievelijk.
Door deze veranderingen in handelsstromen, voorspelt de analyse dat het EU-marktaandeel
in de Mercosur-landen ten opzichte van China weer zal groeien. In 2000 was de EU nog
de grootste handelspartner van de Mercosur-landen, met een aandeel van 30% import
vanuit de EU en 25% export naar de EU van het totale handelsvolume, waar China in
beide gevallen minder dan 5% aandeel had. Sinds 2017 is China de grootste handelspartner
van de Mercosur-landen, met in 2024 een aandeel van 27% van de totale import uit China
en 26% van de totale export naar China, terwijl het aandeel van import uit en export
naar de EU in 2024 daalde naar respectievelijk 19% en 15%. Opvallend is dat in omringende
landen waar de EU wel een handelsakkoord mee heeft gesloten (Chili, Mexico, Peru,
Columbia, Ecuador en de Centraal-Amerikaanse landen), de situatie in 2004 hetzelfde
was in vergelijking met de Mercosur-landen in 2004, maar dat de EU daar in 2024 geen
marktaandeel verloren heeft. De analyse voorspelt dat met het EU-Mercosur akkoord
het aandeel import uit de EU van de huidige 19% stijgt naar 25%, deels ten koste van
China.
Volgens de analyse is de impact van het akkoord op het klimaat en milieu beperkt.
Mondiaal is de verwachte invloed van het akkoord op CO2-uitstoot marginaal, met een verhoogde CO2 uitstoot van 0,0006%. De simulaties uit de analyse voorspellen dat het akkoord bijdraagt
aan het tegengaan van ontbossing. De productiviteitsgroei zal groter zijn in sectoren
met een hogere toegevoegde waarde, zoals chemie, dan in de sectoren met een lagere
toegevoegde waarde, zoals landbouw. Door de hogere productiviteit, zal kapitaal en
arbeid zich verplaatsen naar sectoren met een hogere toegevoegde waarde. Deze sectoren
gebruiken land efficiënter dan sectoren met een lage toegevoegde waarde. Als er in
vijftien jaar 1% productiviteitsgroei plaatsvindt, een conservatieve schatting, zal
ontbossing met 2.813 (0,0021%) hectare per jaar afnemen. Als er in 15 jaar geen productiviteitsgroei
plaatsvindt en het EUDR niet zou worden geïmplementeerd, zal ontbossing met 0,0005%
toenemen. De analyse wijst op de kleine impact in vergelijking met lokaal nationaal
beleid en het belang van de toepassing van de EUDR om vraag naar producten uit ontboste
regio’s te voorkomen. Zoals ook beschreven in de SIA, daalde in 2023 ontbossing met
ongeveer 31% toen er dat jaar een president werd verkozen die bosgerelateerde regelgeving
beter handhaafde dan de twee voorgaande presidenten.
3.3 Wageningen Social & Economic Research
Naar aanleiding van de motie van het lid Kamminga c.s. van 31 januari 202443 heeft Wageningen Social & Economic Research onderzoek gedaan naar de verwachte effecten van het EU-Mercosur akkoord op de Nederlandse
economie, en specifiek op de landbouwsector. Dit onderzoek is op 12 mei 2025 aangeboden
aan uw Kamer44 en betreft een update van het onderzoek uit 2020.45 Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen, net als het eerder uitgevoerde onderzoek
van 2020: een overzicht van de huidige Nederlandse handelsbetrekkingen met de Mercosur-landen,
de verwachte effecten van het akkoord op de Nederlandse economie, en de verwachte
effecten van het akkoord op de inkomsten van Nederlandse agrarische bedrijven. De
doorrekeningen in het onderzoek zijn gebaseerd op het verschil tussen twee scenario’s
in 2040: het «business as usual» scenario (basisscenario) en het scenario dat het EU-Mercosur akkoord volledig geïmplementeerd
is.
De algemene conclusie van het onderzoek is dat Nederland in bescheiden mate zal profiteren
van het akkoord, met een bbp-groei van + 0,02%. Dit staat gelijk aan een toename van
EUR + 239 miljoen in het jaar 2040, ten opzichte van het basisscenario zonder het
akkoord. Voorts concluderen de onderzoekers dat de groei van de export groter zal
zijn dan de groei van de import en daarmee heeft het Mercosur-akkoord dus een positief
effect op het saldo van de Nederlandse handelsbalans. De totale bilaterale handelsbalans
voor alle goederen en diensten zal naar verwachting met EUR 879 miljoen verbeteren.
Hierbij merken de onderzoekers op dat met name de zakelijke dienstverlening en machinebouw
zullen profiteren een betere markttoegang tot de Mercosur-landen. Daartegenover staat
dat met name de rundvleessector en de pluimveevleessector worden geconfronteerd met
meer concurrentie, waardoor de productie in deze sectoren naar verwachting zal afnemen.
Nederland maakt zich zorgen over het perspectief van deze sectoren. Het kabinet verwelkomt
in dat kader de aanvullende maatregelen die door de Europese Commissie zijn aangekondigd
ter bescherming van de Europese landbouwsector en zal de Commissie daaraan houden.
Dit wordt nader toegelicht op pagina’s 31–35. Ook wil het kabinet dat er goed gemonitord
wordt of deze maatregelen voldoende zijn.
3.4 SEO Economisch Onderzoek
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
en op 10 september jl. aangeboden aan uw Kamer.46 De doorrekening van SEO houdt rekening met zowel de directe effecten van een EU-Mercosur
akkoord op de handel tussen Nederland en de Mercosur-landen, als met de indirecte
effecten van het akkoord op de handel tussen Nederland en andere landen. SEO gebruikt
deze effecten om de verwachte reële groei van het Nederlandse bbp in kaart te brengen.
In haar onderzoek concludeert SEO dat het EU-Mercosur akkoord over het geheel genomen
positief is voor de Nederlandse economie, specifiek voor de Nederlandse consument,
de verwerkende industrie en de dienstensector. SEO schat dat de totale Nederlandse
wereldwijde export ten gevolge van het EU-Mercosur akkoord toeneemt met EUR + 1,1
miljard en de import met EUR + 1,2 miljard. De effecten zijn het grootst voor de verwerkende
industrie en de dienstensector, met respectievelijk EUR + 0,5 miljard en EUR + 0,4
miljard voor zowel export als import. De export van landbouwproducten neemt naar schatting
toe met EUR + 0,2 miljard en de import met EUR + 0,3 miljard. SEO becijfert, net als
Wageningen, een verwachtte welvaartsgroei van Nederland met + 0,02% van het bbp.
4. Kabinetsappreciatie van het akkoord
4.1 Appreciatie van het politieke samenwerkingsdeel
Het kabinet steunt het doel van het EU-Mercosur akkoord om de politieke dialoog tussen
de EU en de Mercosur-landen te versterken en de samenwerking te bevorderen op een
groot aantal onderwerpen. Een politiek partnerschap tussen de EU en de Mercosur-landen
past bij de ambitie van de EU en dit kabinet om het al bestaande partnerschap tussen
de EU en de regio Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (LAC) verder te verstevigen.47 Dat geldt uiteraard ook voor de modernisering van de bestaande EU-Mexico overeenkomst,
die op 3 september jl. door de Europese Commissie is voorgelegd ter besluitvorming
aan de Raad. Deze inzet wordt ook benadrukt tijdens de vierde Top van de CELAC (Gemeenschap
van Latijns-Amerikaanse en Caraïbische Staten) en de EU in Colombia op 9–10 november
2025 in Colombia, waar Premier Schoof aan zal deelnemen.
Het kabinet zet in op het aangaan van brede strategische partnerschappen met opkomende
machten, juist ook indachtig de eerder geschetste veranderende geopolitieke context.
De LAC-regio is daarbij om meerdere redenen een voor de hand liggende partner. Het
partnerschap tussen de EU en de Mercosur-landen bouwt voort op de sterke economische,
historische, sociale en culturele banden tussen de partijen. De Mercosur-landen hebben
niet alleen een gedeeld verleden met Europa, maar delen ook waarden zoals het belang
van democratie, mensenrechten en multilateralisme en de naleving van internationaal
recht. In multilaterale fora zijn zij daarmee een belangrijke partner van Nederland
en de EU.
Het kabinet vindt het positief dat de voorgenomen versterkte politieke samenwerking
een breed aantal terreinen beslaat die aansluiten bij de Nederlandse belangen. Zo
is de verdieping van de samenwerking met de Mercosur-landen geheel in lijn met de
Nederlandse inzet op het gebied van de bescherming en bevordering van democratie,
mensenrechten en de internationale rechtsorde, zoals vastgelegd in de beleidsnota
Mensenrechten, Democratie en Internationale rechtsorde.48 Het kabinet verwelkomt nauwere samenwerking met de Mercosur-landen bij de bevordering
van de universele ratificatie en implementatie van het Statuut van Rome, in het licht
van de uitdagingen waarmee het Internationaal Strafhof wordt geconfronteerd. Ook is
de specifieke aandacht die gegeven wordt aan het versterken van de positie van vrouwen
in lijn met de Nederlandse inzet op vrouwenrechten en gendergelijkheid.
Het kabinet verwacht dat het verstevigen van de samenwerking tussen de EU en de Mercosur-landen
positief bijdraagt aan de aanpak van grensoverschrijdende georganiseerde (drugs)criminaliteit.
Dit past goed bij de internationale inzet binnen de Rijksbrede ondermijningsaanpak
(TOC), waar samenwerking met en binnen Latijns-Amerika en het Caribisch gebied prioritair
is. Ook is het kabinet voorstander van de voorgenomen intensivering van de (multilaterale)
samenwerking met de Mercosur-landen op het gebied van terrorismebestrijding, met aandacht
voor het waarborgen van mensenrechten.
Verder draagt de voorziene samenwerking tussen de EU en de Mercosur-landen op het
gebied van (hernieuwbare) energie en grondstoffen naar verwachting bij aan het verminderen
van risicovolle strategische afhankelijkheden en het vergroten van de leveringszekerheid
van bijvoorbeeld kritieke grondstoffen. Dit is in lijn met de inzet van dit kabinet
en raakt direct aan de Nederlandse belangen.49 Het kabinet verwelkomt voorts dat de Overeenkomst van Parijs en samenwerking op het
gebied van (duurzame) energie ook in het politieke deel van dit akkoord een belangrijke
plek hebben gekregen.
Het kabinet is tot slot voorstander van nauwere politieke samenwerking op het terrein
van migratie en de bestendiging van internationale afspraken over bijvoorbeeld terugkeersamenwerking.
Hiermee wordt bijgedragen aan het tegengaan van irreguliere migratie uit de regio.
Hierbij is het belangrijk dat het akkoord niet in plaats treedt van andere internationale
afspraken over migratie.
4.2 Appreciatie van het handelsdeel
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van handelsakkoorden en steunt
een ambitieuze EU-handelsagenda. Juist nu het wereldwijde handelssysteem onder druk
staat en bijvoorbeeld de trans-Atlantische handelsrelatie onzeker is, is het belangrijk
dat de EU handelsafspraken blijft maken met internationale partners en zich blijft
inzetten voor een open en op regels gebaseerd handelssysteem, zoals aangegeven in
de Beleidsagenda Buitenlandse Handel.50 Handelsakkoorden bieden nieuwe export- en importkansen aan ondernemers, dragen bij
aan het wegnemen van technische handelsbarrières of hoge importheffingen, vergroten
marktkansen, kunnen bestaande handelsrelaties verder verdiepen, bieden een platform
om te spreken over het gelijktrekken van productiestandaarden en versterken controlemechanismes.
Dit is niet alleen goed voor ondernemers, afnemers en consumenten, ook vergroot een
economische alliantie met een sterk Latijns-Amerikaans blok de strategische invloed
van de EU in de wereld, en daarmee die van Nederland. Met het EU-Mercosur akkoord
zou de EU handelsakkoorden hebben met bijna de gehele LAC-regio, met uitzondering
van Bolivia, Cuba en Venezuela. Ter vergelijking, China heeft handelsakkoorden afgesloten
met vijf landen in de regio, namelijk met Chili, Costa Rica, Ecuador, Nicaragua en
Peru, en is sinds 2017 na de EU de grootste handelspartner van de Mercosur-landen.
Uiteraard dient bij de beoordeling van dit akkoord ook gekeken te worden naar de directe
meerwaarde voor Nederland en het directe Nederlandse belang bij dit akkoord voor onze
weerbaarheid en welvaart.
Weerbaarheid
Het akkoord kan niet alleen een belangrijke bijdrage leveren aan het Nederlandse verdienvermogen,
maar ook aan de weerbaarheid van onze economie. Een veerkrachtige economie zorgt ervoor
dat de samenleving in haar basisbehoeften kan blijven voorzien, ook in geval van externe
schokken.51 In het huidige geopolitieke tijdsgewricht is het belang van economische veiligheid
dan ook evident.52 Internationale partnerschappen vormen een hoeksteen van het economische veiligheidsbeleid
van Nederland en de EU, onder meer omdat diversificatie van handelspartners kan bijdragen
aan mitigatie van de risico’s die gepaard gaan met strategische afhankelijkheden van
landen die hun machtspositie via economische druk willen versterken.53 Het kabinet zoekt daarbij de samenwerking op met zowel gelijkgezinde landen als minder
traditionele partners.54 Handelsakkoorden zijn een krachtig middel om dergelijke partnerschappen te bevorderen
en te consolideren. Zo draagt het akkoord bij aan de economische weerbaarheid van
Nederland en de EU, omdat het de rechtszekerheid en markttoegang tot de Mercosur-landen
verbetert, handelsbelemmeringen beperkt, en nieuwe kansen creëert voor Nederlandse
ondernemers. Importeurs kunnen hierdoor kiezen uit meer leveranciers voor de invoer
van essentiële producten en hun risico’s spreiden, zodat eventuele verstoringen in
waardeketens beter kunnen worden opgevangen.55
Kritieke grondstoffen
Voorts sluiten de kansen die het akkoord biedt in het kader van kritieke grondstoffen
aan bij de doelstellingen van de Europese Critical Raw Materials Act56 en van de Nederlandse nationale grondstoffenstrategie.57 Het akkoord faciliteert de toegang van Nederlandse en Europese bedrijven tot kritieke
grondstoffen, waarvan Brazilië en Argentinië belangrijke leveranciers zijn. Zo is
bijna 92% van het wereldwijde aanbod van niobium, een grondstof die wordt verwerkt
in bijvoorbeeld hoogwaardig staal, afkomstig uit Brazilië. De EU-import van niobium
bestaat zodoende voor 82% uit niobium uit Brazilië. Daarnaast levert Brazilië een
aanzienlijk aandeel in o.a. mangaan, natuurlijk grafiet en bauxiet aan de EU. Argentinië
is verantwoordelijk voor bijna 11% van de wereldwijde verwerking van lithium, essentieel
voor de productie van batterijen, en is daardoor de derde grootste EU-leverancier.58 Hoewel SEO aantoont dat de handel in 2023 in kritieke grondstoffen tussen Nederland
en Argentinië, Brazilië, Uruguay en Paraguay qua waarde beperkt was, mag het (geopolitieke)
belang van het vergroten van markttoegang niet worden onderschat. Het akkoord kan
op de lange termijn bijdragen aan het stimuleren van handel in kritieke grondstoffen
tussen de EU en de Mercosur-landen. Voor het Nederlandse bedrijfsleven betekent het
akkoord concreet dat lagere importheffingen kunnen resulteren in lagere productiekosten
voor bedrijven die werken met kritieke grondstoffen, of halffabricaten of componenten
waarin deze zijn verwerkt. Zo versterken deze afspraken de Nederlandse concurrentiepositie.
Daarnaast zet het akkoord in op het bevorderen van onderzoek en innovatie in de grondstofrijke
Mercosur-landen, o.a. middels het faciliteren van kennissamenwerking. Kennissamenwerking
is tevens onderdeel van de Nederlandse aanpak voor internationale samenwerking in
het kader van de nationale grondstoffenstrategie. Tot slot kunnen de duurzaamheidsafspraken
met betrekking tot de mijnsector en kritieke grondstoffen bijdragen aan de stabiliteit
van grondstofwaardeketens, waardoor investeringen in lokale waarde toevoeging aantrekkelijker
worden gemaakt. Dit draagt op zijn beurt bij aan de vermindering van afhankelijkheden
van minder stabiele aanvoerregio’s.
Markttoegang voor goederen
Het kabinet is overwegend positief over de afspraken over markttoegang voor goederen,
daarbij rekening houdend met huidige handelsstromen tussen Nederland en de Mercosur-landen
en de verwachte gevolgen van het akkoord voor de Nederlandse economie. De Mercosur-landen
vormen als vijfde economie buiten de EU, met een bbp van EUR 2.900 miljard en bevolking
van ruim 270 miljoen, een belangrijke markt waar kansen liggen voor het Nederlandse
bedrijfsleven. Nederland importeert meer goederen uit de Mercosur-landen dan elke
andere EU-lidstaat, vanwege de rol als belangrijkste toegangspoort tot Europa. Belangrijke
goederen aan de importkant in 2024 zijn o.a. ruwe olie en veevoer (Brazilië, Argentinië),
sojabonen (Brazilië), pinda’s (Argentinië, Paraguay), houtcellulose (Uruguay) en hoge
kwaliteit rundvlees (Argentinië, Uruguay). Ruim 80% van deze import wordt via Nederland
rechtstreeks doorgevoerd of na verwerking in Nederland weer geëxporteerd. Zo worden
bijvoorbeeld veel Braziliaanse sojabonen in Nederland verwerkt tot veevoer en vervolgens
geëxporteerd naar Duitsland. In 2024 was Nederland de derde grootste EU-exporteur
naar Brazilië en Argentinië en de vijfde grootste naar Uruguay en Paraguay. De Nederlandse
goederenexport naar de Mercosur-landen bestaat voornamelijk uit olieproducten en geneesmiddelen
(alle landen), farmaceutische producten (Brazilië, Uruguay), voertuigonderdelen (Brazilië)
en schepen (Paraguay).59
Waar de Mercosur-landen momenteel een relatief moeilijk toegankelijke markt zijn,
vanwege de relatief hoge importheffingen en een hoog aantal handelsbelemmeringen60, maakt het akkoord handel met de Mercosur-landen voorspelbaarder en makkelijker voor
ondernemers, inclusief voor het MKB. Dit sluit aan bij de behoefte van Nederlandse
bedrijven die zakendoen in de Mercosur-landen aan heldere, transparante en uniforme
regels en voorspelbaarheid in de implementatie en handhaving daarvan. Aangezien het
akkoord afspraken bevat over het afbouwen van de relatief hoge importheffingen naar
nul, schat de Europese Commissie dat het Europese bedrijfsleven bij volledige inwerkingtreding
van de interim-handelsovereenkomst hierdoor jaarlijks tot EUR 1 miljard aan importheffingen
zal besparen. Wageningen verwacht dat de Nederlandse export van goederen naar de Mercosur-landen
door het akkoord zal toenemen, in het bijzonder voor de maakindustrie (zoals machines)
met EUR 482 miljoen. Wageningen concludeert dan ook dat het akkoord per saldo positief
is voor de Nederlandse economie en mogelijk leidt tot een bbp-stijging van 0,02%,
oftewel EUR 239 miljoen in 2040. Een bbp-stijging van 0,02% komt overeen met de bevindingen
van SEO. De effecten van het akkoord op de Nederlandse mondiale handel worden het
grootst geacht voor de verwerkende industrie en de dienstensector, met een toename
van respectievelijk EUR 0,5 miljard en EUR 0,4 miljard van zowel export als import.
Het benutten van de exportkansen die het akkoord biedt, past bij het kabinetsbeleid
om ondernemers te ondersteunen en in te zetten op de veelbelovende markten van de
toekomst. Zo vertoont de Nederlandse export naar Mercosur-landen volgens SEO al hoge
concurrentiekracht in bijvoorbeeld brandstoffen en voedingsproducten, die verder versterkt
kan worden de afspraken over markttoegang in het akkoord. Daarnaast is meer markttoegang
ook voordelig voor de Nederlandse consument. Een groter aanbod van producten uit de
Mercosur-landen op de Europese markt verlaagt volgens SEO namelijk naar schatting
het algemene prijsniveau voor landbouw- en industrieproducten in Nederland met respectievelijk
– 0,54% en – 0,01%. Dit biedt consumenten een groter aanbod van producten tegen een
betere prijs.
Effecten op de Nederlandse landbouwsector
Daartegenover staat dat er zorgen bestaan over wat het akkoord betekent voor de Nederlandse
pluimveevlees en rundvlees sectoren. De Mercosur-landen zijn relatief grote landbouwexporteurs.
Zo was het aandeel van landbouwproducten (waaronder fruit, groenten, sojabonen en
vlees) uit de Mercosur-landen in de totale Nederlandse import van landbouwproducten
volgens Wageningen 6,1% in 2023. Wageningen verwacht dat de Nederlandse import van
landbouwproducten door het akkoord zal toenemen, bijvoorbeeld van hoge kwaliteit rundvlees
en pluimveevlees, met respectievelijk EUR 278 miljoen en EUR 137 miljoen. Tegelijkertijd
liggen er exportkansen voor Nederlandse landbouwproducten naar de Mercosur-landen,
zoals voor bijvoorbeeld de zuivelsector, met een verwachte exportgroei van EUR 33
miljoen. Het aandeel van export van landbouwproducten naar de Mercosur-landen was
in 2023 nog beperkt tot 0,4% van de totale Nederlandse export van landbouwproducten,
de verwachting is dat deze export zal toenemen door lagere importheffingen en het
wegnemen van barrières. Daarnaast verwacht Wageningen dat het concurrentievermogen
en daarmee de productiewaarde van o.a. Nederlandse exporteurs van bewerkt rundvlees,
voornamelijk afkomstig van melkkoeien, zal afnemen als gevolg van meer hoge kwaliteit
rundvlees uit de Mercosur-landen op de Europese markt (EUR 458 miljoen). Voor andere
landbouwsectoren is sprake van een wisselend beeld.
Dat handelsakkoorden bijdragen aan een toename van export van EU-landbouwproducten
blijkt uit onderzoek naar de effecten van recente handelsakkoorden met bijvoorbeeld
Canada, Japan en Vietnam. Zo is de export van agri-food producten uit de EU naar Canada
tussen 2017 en 2023 toegenomen met EUR 1,3 miljard (+ 40%), export naar Japan sinds
2019 met EUR 1,6 miljard (+ 25%), en naar Vietnam sinds 2020 met ruim EUR 300 miljoen
(+ 33%), volgens onderzoek uit 2024 door de Europese Commissie.61 Ook groeit de export van agri-food producten sneller naar landen met een handelsakkoord
(2,3% in 2022–2023) dan in landen zonder handelsakkoord (– 3,5% in 2022–2023). Specifiek
voor Nederland blijkt uit een evaluatie uit 2025 van de Brede en Economische Handelsovereenkomst
tussen de EU en Canada (CETA) dat de Nederlandse agri-food export door het akkoord
is gegroeid, bijvoorbeeld voor groentezaden (EUR + 26,5 miljoen), dranken (EUR + 18,8 miljoen),
vis (EUR + 12,8 miljoen), vlees (EUR + 10,3 miljoen) en kaas (EUR + 7 miljoen). Tegelijkertijd is de
import van cranberries (EUR + 16,2 miljoen), bereide levensmiddelen (EUR + 15,3 miljoen)
en fruit en andere eetbare delen van planten (EUR + 12,9 miljoen) toegenomen.62
Verder blijkt uit de doorrekening van Wageningen dat de totale geraamde inkomenseffecten
van het EU-Mercosur akkoord voor Nederlandse agrarische gezinsbedrijven in het meetpunt
2040, op basis van het inkomensgemiddelde in 2018–2023, licht negatief zijn. Wageningen
geeft aan dat de inkomenseffecten, mede door de iets hogere voerprijzen, het grootst
zijn voor vleeskalverenbedrijven (EUR – 590), leghennenbedrijven (EUR – 530) en rundvleesbedrijven
(EUR – 420), als gevolg van het akkoord bij volledige toepassing in 2040. Deze bedragen
moeten gezien worden op het totale negatieve effect per inkomen per gezinsbedrijf
per jaar in 2040. Een rekenvoorbeeld: het gemiddelde inkomen voor leghennenhouders
kwam in 2024 volgens onderzoek op circa EUR 230.000; daar zou dan EUR 530 in mindering
zijn.63 In deze doorrekening van Wageningen wordt geen rekening gehouden met de effecten
van mogelijke veranderingen in het gedrag van boeren, veranderingen in de prijs van
land of kapitaal of structurele (internationale) veranderingen in de landbouwsector.
Overigens blijkt ook uit het SEO onderzoek dat het akkoord leidt tot een daling in
de nominale inkomens in de landbouwsector (– 0,46%). Dit effect wordt naar verwachting
grotendeels gecompenseerd doordat het prijsniveau ook daalt (– 0,54%) waardoor het
reële effect voor de landbouwsector als geheel naar verwachting erg beperkt blijft.
Bescherming van de Europese landbouwsector
Zoals in de inhoudelijke toelichting wordt beschreven, is het niet zo dat de sluizen
van de Europese markt door het akkoord opengaan voor Zuid-Amerikaanse landbouwproducten.
Integendeel, ter bescherming van de Europese markt, bevat het akkoord afspraken over
de hoeveelheid rundvlees en pluimveevlees die onder een preferentieel tarief geïmporteerd
kan worden. Die quota zijn zeer beperkt in vergelijking met EU productie en consumptie.
Wanneer het bereiken van de quota in zicht is, wordt in vroeg stadium aangekondigd
dat bij het bereiken van de quota export tegen het preferentiële tarief niet meer
mogelijk is, en dienen de hogere tarieven betaald te worden. Indien een ernstige marktverstoring
dreigt door een grote hoeveelheid import van producten uit de Mercosur-landen, kunnen
tariefpreferenties tijdelijk worden opgeschort of verminderd.
Op 8 oktober jl. zette de Europese Commissie de vrijwaringsmaatregelen in het akkoord
kracht bij door een wetsvoorstel voor te leggen aan de EU-lidstaten inzake de implementatie
van de vrijwaringsmaatregelen aan EU-zijde.64 Deze afspraken bieden extra zekerheid aan Europese boeren. Het voorstel stelt de
Europese Commissie in staat om snel en effectief te kunnen handelen wanneer er sprake
is van een (dreigende) ernstige marktverstoring in de EU of in één of meerdere EU-lidstaten
naar aanleiding van verhoogde import van landbouwproducten uit de Mercosur-landen.
Voor gevoelige landbouwproducten, waar in het akkoord al importquota voor gelden,
zijn extra strenge maatregelen voorzien. Het voorstel omvat de volgende elementen:
• De Europese Commissie zegt toe de import van gevoelige landbouwproducten, zoals rundvlees
en pluimveevlees, intensiever te monitoren. De Raad en het Europees Parlement worden
hierover elke zes maanden geïnformeerd.
• In het geval van gevoelige landbouwproducten is er sprake van een (dreigende) ernstige
marktverstoring wanneer er prima facie bewijs is dat het product 10% onder de EU-marktprijs van vergelijkbare concurrerende
producten wordt aangeboden én er sprake is van a) een importstijging op jaarbasis
van meer dan 10% van een product; óf b) een 10% daling op jaarbasis van de gemiddelde
importprijs van een product. Deze criteria zijn strenger dan de reguliere vrijwaringsprocedure.
• Bij voldoende prima facie bewijs van een (dreigende) ernstige marktverstoring van de Europese markt of in één
of meerdere EU-lidstaten, kan de Europese Commissie vervolgens op verzoek van een
EU-lidstaat of de betreffende industrie binnen één maand een vrijwaringsonderzoek
starten naar de import van landbouwproducten uit de Mercosur-landen. In het geval
van gevoelige landbouwproducten en een (dreigende) ernstige marktverstoring in één
of meerdere EU-lidstaten, start de Europese Commissie onmiddellijk met het onderzoek.
Het onderzoek moet binnen zes maanden worden afgerond en, in het geval van gevoelige
landbouwproducten, binnen vier maanden.
• Indien sprake is van kritieke marktomstandigheden kan de Europese Commissie voorlopige
vrijwaringsmaatregelen opleggen voor maximaal 200 dagen. Voor gevoelige landbouwproducten
kunnen onverwijld en in ieder geval binnen maximaal 21 dagen na de opening van het
onderzoek voorlopige vrijwaringsmaatregelen genomen worden.
• Na afronding van het vrijwaringsonderzoek, kan de Europese Commissie definitieve vrijwaringsmaatregelen
opleggen voor een periode van twee jaar en in bepaalde gevallen vier jaar. De vrijwaringsmaatregelen
bestaan uit de opschorting van tariefpreferenties aan EU-zijde.
Deze maatregelen stellen de Europese Commissie in staat snel en voortvarend te kunnen
handelen om zo de Europese landbouwsector te beschermen. Daar hecht het kabinet in
de context van het EU-Mercosur akkoord waarde aan. Tegelijkertijd heeft het kabinet
zich in eerdere gevallen uitgesproken tegen de mogelijkheid om vrijwaringsmaatregelen
te nemen op basis van de marktsituatie in één of enkele EU-lidstaten, aangezien dit
de integriteit van de interne markt ondermijnt.
Dit voorstel betreft een uitwerking van één van de voorstellen die de Europese Commissie
op 3 september jl. heeft aangekondigd.65 Met betrekking tot de andere voorstellen gaf de Commissie allereerst aan dat in de
voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK), dat per 1 januari 2028 ingaat
voor een periode tot en met 2034, een financieel vangnet van in totaal EUR 6,3 miljard
is opgenomen, als onderdeel van de EU-faciliteit, om boeren te ondersteunen in het
geval dat de landbouwsector ernstige marktverstoringen ondervindt. Het kabinet is
positief over het voorstel van de Commissie om een deel van het MFK onder te brengen
in een EU-faciliteit. Op deze manier kan beter ingespeeld worden op waar de middelen
tijdens een volgend MFK voor nodig zijn.66 Hierdoor wordt de EU-begroting wendbaarder en responsiever. Ten tweede, kondigde
de Europese Commissie aan het aantal SPS controles en audits in derde landen willen
te verhogen.
Verder kondigde de Europese Commissie op 3 september jl. aan, conform de Visie voor
Landbouw en Voedsel van 19 februari jl.67, in overeenstemming met de internationale regels, ernaar te streven om de productienormen
die worden toegepast op ingevoerde producten, met name wat betreft pesticiden en dierenwelzijn,
meer op één lijn te brengen. Voor wat betreft gewasbeschermingsmiddelen, geeft de
Europese Commissie aan een beginsel vast te willen stellen dat de gevaarlijkste gewasbeschermingsmiddelen
die om gezondheids- en milieuredenen in de EU verboden zijn, niet via ingevoerde producten
naar de EU mogen terugkeren.68 De Europese Commissie zal dit jaar starten met een effectbeoordeling om de gevolgen
voor de concurrentiepositie van de EU en de internationale implicaties te onderzoeken
en, indien nodig, wijzigingen van het toepasselijke rechtskader voorstellen. De Europese
Commissie zal ook de uitvoer beoordelen van gevaarlijke chemische stoffen, waaronder
gewasbeschermingsmiddelen, die in de EU verboden zijn. Mogelijke nieuwe EU-wetgeving
heeft effect met betrekking tot alle derde landen, in tegenstelling tot handelsovereenkomsten
die alleen gelding hebben tussen de betrokken partijen. Zoals aangegeven in het BNC
fiche ziet het kabinet uit naar de nadere voorstellen in dit kader, zowel op gewasbescherming
als dierenwelzijn, waarbij wel van belang is dat unilaterale maatregelen WTO conform
zijn.69 Daarnaast kijkt het kabinet, conform het regeerprogramma, in Europees verband naar
de mogelijkheden om eisen te stellen aan de invoer van producten die niet binnen de
EU mogen worden geproduceerd.
Voor wat betreft voedselveiligheid, is de vrees dat Zuid-Amerikaanse landbouwproducten
niet aan dezelfde eisen voor voedselveiligheid en dier- en plantgezondheid zouden
hoeven te voldoen onterecht. Alle producten die op de Europese markt worden geplaatst,
geïmporteerd of niet, moeten, nu en in de toekomst, aan deze strenge EU-producteisen
voldoen. Die eisen zien toe op Europese plant- en dierengezondheidseisen en voedselveiligheidseisen,
inclusief residuen van medicijnen en antimicrobiële resistentie (AMR). Verder geldt
in de EU een verbod op «hormoonvlees». Voor wat betreft antibiotica is bepaald dat
uit derde landen geïmporteerde dieren en hun producten niet behandeld mogen zijn met
antimicrobiële stoffen gebruikt als groeibevorderaars en/of antibiotica die onder
EU regels gereserveerd zijn voor menselijk gebruik. Er mogen dus alleen producten
worden geïmporteerd die volledig voldoen aan de productstandaarden die in de EU gelden.
Een handelsakkoord zoals het EU-Mercosur akkoord doet geen afbreuk aan producteisen,
die opgesteld zijn om consumenten te beschermen. Het kabinet spoort de Commissie aan
om zo spoedig mogelijk het aangekondigde voorstel te lanceren om de procedure te versnellen
voor de verlaging van toegestane residuen van medicijnen en AMR in producten afkomstig
uit landen buiten de EU, inclusief de Mercosur-landen.
Of geïmporteerde producten voldoen aan EU-producteisen wordt actief gecontroleerd
in landen buiten de EU en in de EU zelf. Met betrekking tot de controles in derde
landen gaat het om audits door de Health and Food Audits and Analysis (HFAA) van de Europese Commissie. Hierbij wordt gekeken hoe de Competente Autoriteit
(CA) van een land officiële controles uitvoert, of zij de nodige garanties bieden
voor export naar de EU, en hoe zij omgaat met toezicht op de bedrijven die op de lijst
van erkende bedrijven staan.
Sinds 2021 heeft de Commissie 21 audits uitgevoerd in de Mercosur-landen. De eisen
om te kunnen exporteren naar de EU zijn streng. Bedrijven in derde landen moeten garanties
en bewijzen bij de Commissie aanleveren dat zij voldoen aan EU-SPS standaarden om
te kunnen exporteren naar de EU, de medische geschiedenis van vee bijhouden, en aantonen
dat het nationale veterinaire systeem op orde is.70 Voor rundvleesproducten zijn 76 bedrijven door de EU goedgekeurd in Brazilië, 78
in Argentinië, 12 in Paraguay en 30 in Uruguay.
Voor wat betreft controles aan de EU-buitengrens en in de EU zelf, worden producten
gecontroleerd door de verantwoordelijke overheidsdiensten van de lidstaten, zoals
(in Nederland) de douane en de NVWA. In de EU wordt ook specifiek gecontroleerd op
veterinaire medicijn residuen voor producten afkomstig uit landen buiten de EU en
producten uit de EU zelf. Rundvlees uit Brazilië wordt aanzienlijk vaker gecontroleerd
dan gemiddeld en voor pluimveevlees uit Brazilië is dit zelfs 100%. Het kabinet verwelkomt
het voorstel van de Commissie om het aantal audits en controles te verhogen, ook in
de Mercosur-landen. Om risico’s op plagen en plantziekten die de EU kunnen binnenkomen
evenals risico’s dat er voedsel van dierlijke oorsprong met resistente bacteriën de
EU binnenkomen verder uit te sluiten zal het kabinet erop aandringen dat de Commissie
de toezeggingen om het aantal audits en controles verder te verhogen daadwerkelijk
gestand doet. De controle capaciteit zowel in de EU als in de Mercosur landen dient
op orde te zijn en blijven. Het kabinet zal de resultaten van deze audits en controles
actief blijven monitoren.
De EU, Nederland en de Mercosur-landen hebben eigen regelgeving over het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen en omtrent het welzijn van dieren in de veehouderij, standaarden
die zien op de wijze van productie. Vanzelfsprekend zitten er per land verschillen
in die wetgeving, op het gebied van gewasbescherming bijvoorbeeld vanwege klimatologische
omstandigheden. Verschillen in regelgeving betekenen niet per definitie dat de EU-standaarden
hoger of beter zijn dan in derde landen. Dit akkoord biedt wel een platform om productiestandaarden
te bespreken en zo veel mogelijk gelijk te trekken.
Diensten
Voorts is het kabinet positief over de wederzijdse afspraken om de handel in diensten
en investeringen te bevorderen, die kansen creëren voor Europese investeerders en
dienstverleners. In 2023 exporteerde de EU voor EUR 29 miljard aan diensten naar de
Mercosur-landen, waarbij de Nederlandse dienstenexport EUR 4 miljard bedroeg. Deze
cijfers onderstrepen het belang van voorspelbare en transparante afspraken over de
grensoverschrijdende handel in diensten. Momenteel ervaart de Nederlandse dienstensector
nog relatief hoge handelsbelemmeringen in de Mercosur-landen. Zo zijn de huidige handelsbelemmeringen
in Brazilië bijvoorbeeld dermate hoog dat het voor Nederlandse bedrijven bijna onmogelijk
is om diensten direct vanuit Nederland aan te bieden. Daarom wordt veelal gewerkt
met een lokale vertegenwoordiging. De afspraken in het akkoord dragen bij aan meer
rechtszekerheid voor dienstverleners en investeerders en maken grensoverschrijdende
dienstverlening en investeringen door EU bedrijven in de Mercosur-landen eenvoudiger,
waardoor het bijvoorbeeld makkelijker en goedkoper wordt om specialisten uit Nederland
in te zetten in financiële dienstverlening, maritieme transportdiensten en adviesdiensten.
Volgens Wageningen heeft het akkoord dan ook met name een positief effect op de zakelijke
dienstverlening, met een verwachte exportgroei van EUR 811 miljard. Tegelijkertijd
bevat het akkoord de gebruikelijke waarborgen voor beleidsvrijheid van de verdragspartijen
om hun eigen publieke diensten vorm te geven, bijvoorbeeld op het gebied van de gezondheidszorg
en onderwijs.
Overheidsaanbestedingen
Het kabinet is eveneens positief over de wederzijdse afspraken over overheidsaanbestedingen.
De afspraken maken het voor Europese bedrijven aantrekkelijker om mee te dingen in
aanbestedingsprocedures in de Mercosur-landen, te meer omdat geen van de Mercosur-landen
lid is van het WTO GPA en nog geen internationale verplichtingen op het gebied van
aanbestedingen kennen. De afspraken voorkomen discriminatie van Europese bedrijven
in de Mercosur-landen en dragen bij aan meer transparantie. Bovendien bieden de afspraken
meer zekerheid door standaarden over de eerlijke en onpartijdige behandeling van aanbestedingsprocedures
vast te leggen. De voordelen van deze verbeterde markttoegang voor Europese bedrijven
zijn het grootst in Brazilië. In 2024 was de waarde van overheidsaanbestedingen op
zowel centraal als sub federaal niveau in Brazilië bijna EUR 55 miljard.
Handel en duurzame ontwikkeling
De afspraken over handel en duurzame ontwikkeling zijn grotendeels in lijn met de
Nederlandse inzet en de inzet van de EU die in 2022 gepresenteerd is (de TSD Review). In het akkoord en de duurzaamheidsannex uit 2024 worden afspraken gemaakt over
effectieve implementatie van verschillende multilaterale overeenkomsten, waaronder
conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), klimaatgerelateerde multilaterale
overeenkomsten en de VN Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). Dit betekent dat verdragspartijen elkaar kunnen aanspreken op het niet naleven
van verplichtingen die uit deze instrumenten volgen. Dit kan onder andere via geschillenbeslechting,
waar verdragspartijen op terug kunnen vallen als een geschil niet via consultatie
opgelost kan worden. Een dergelijk mechanisme is niet opgenomen in de multilaterale
overeenkomsten waar naar verwezen wordt, deze overeenkomsten worden dus middels het
handelsakkoord kracht bij gezet. Bovendien is de Overeenkomst van Parijs opgenomen
als essentieel element, wat inhoudt dat opschorting van tariefpreferenties mogelijk
is als de Overeenkomst niet nageleefd wordt. De TSD Review bevat nog de mogelijkheid tot het nemen van sancties bij schendingen van afspraken
onder het duurzaamheidshoofdstuk. Deze mogelijkheid is na de onderhandelingen niet
opgenomen. De herzieningsclausule biedt de mogelijkheid om desgewenst in een later
stadium hierover in gesprek te gaan. De inzet op samenwerking zowel bilateraal als
in multilaterale context op het gebied van milieuafspraken is in lijn met de Nederlandse
inzet, evenals de inzet om duurzame interregionale waardeketens te bevorderen voor
de energietransitie. Uit een onderzoek van de Commissie is bovendien gebleken dat
moderne handelsakkoorden niet leiden tot een race to the bottom, maar juist samengaan met verbeteringen in milieustandaarden.71
Tot slot kan het kabinet de afspraken steunen die zijn gemaakt over gezamenlijke inzet
op duurzaam bosbeheer, specifiek om samen te werken op het tegengaan van ontbossing,
onder meer door het promoten van handel in hieraan gerelateerde legale producten en
het tegengaan van handel aan hieraan gerelateerde illegale producten. De afspraken
gericht op duurzaamheidsmaatregelen die effect hebben op handel zijn in overeenstemming
met bestaande duurzaamheidsmaatregelen in de EU, onder meer gerelateerd aan de bescherming
van bos ecosystemen. Het kabinet steunt daarom deze uitkomst. De specifieke aandacht
die in het hoofdstuk gegeven wordt aan (het versterken van) de positie van vrouwen
is in lijn met de Nederlandse inzet op gendergelijkheid.
Overigens zijn de afspraken in zowel het politieke als handelsdeel van het akkoord
van 6 december 2024 in lijn met het oorspronkelijke onderhandelingsmandaat uit 1999
voor de totstandkoming van het akkoord. Logischerwijs is het voorliggende akkoord
ambitieuzer dan het onderhandelingsmandaat, zoals op het gebied van duurzaamheid.
5. Proces van besluitvorming over de ondertekening en sluiting door de EU en de EU-lidstaten
Zoals in de inleiding genoemd, bestaat het resultaat van de onderhandelingen, net
als bij Chili72 en Mexico, uit twee overeenkomsten: 1) de Partnerschapsovereenkomst; en 2) de interim-handelsovereenkomst.
Bij de Partnerschapsovereenkomst zijn zowel de EU als haar 27 lidstaten partij (een
zogeheten «gemengd akkoord»). De Partnerschapsovereenkomst zal dus in werking treden
wanneer de vier Mercosur-landen en zowel de EU als haar 27 lidstaten de overeenkomst
hebben goedgekeurd. Bij de interim-handelsovereenkomst is de EU zelfstandig partij,
maar de 27 EU-lidstaten niet (een zogeheten «EU-only akkoord»). De interim-handelsovereenkomst
zal dus in werking treden wanneer de vier Mercosur-landen en de EU de overeenkomst
hebben goedgekeurd («EU-only akkoord»). Er is voor de inwerkingtreding van de interim-handelsovereenkomst
dus geen ratificatie door de EU-lidstaten vereist.
Besluitvorming over de Partnerschapsovereenkomst
In het kader van de Partnerschapsovereenkomst, heeft de Europese Commissie voorstellen
voor twee Raadsbesluiten gedaan: 1) het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende
de ondertekening en voorlopige toepassing van de Partnerschapsovereenkomst; en 2)
het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst.
De Commissie licht in de voorstellen toe dat de Partnerschapsovereenkomst ziet op
gemeenschappelijke handelspolitiek, vervoer, ontwikkelingssamenwerking en economische,
financiële en technische samenwerking. Als gevolg daarvan, zijn de voorstellen gebaseerd
op artikelen 91, 100(2), 207, 209 en 212 VWEU. De Raad zal allereerst met gekwalificeerde
meerderheid («QMV») dienen te besluiten over de ondertekening en voorlopige toepassing
van het akkoord. Het Europees Parlement heeft in deze fase nog geen rol, maar moet
wel worden geïnformeerd. De voorlopige toepassing ziet alleen op delen van de overeenkomst
die binnen de EU-bevoegdheden vallen. De Europese Commissie heeft in haar voorstel
gemarkeerd welke delen van de overeenkomst dit naar haar oordeel zijn.73 Het kabinet is dat momenteel aan het beoordelen. Voor de volgende stap, het sluiten
van het akkoord, is ook goedkeuring van het Europees Parlement nodig. Het akkoord
dient dan ook, na aanname van het Raadsbesluit tot ondertekening en voorlopige toepassing,
ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het Europees Parlement. Na goedkeuring door
het Europees Parlement, dient de Raad met QMV te besluiten over het voorstel tot een
besluit tot sluiting. Het is gebruikelijk dat de Raad wacht met het ondertekenen respectievelijk
sluiten van het akkoord, totdat de lidstaten het akkoord hebben ondertekend respectievelijk
geratificeerd.
Omdat de Partnerschapsovereenkomst ook dient te worden geratificeerd door de lidstaten
zal parallel aan het Europese proces ook een nationaal proces plaatsvinden. Voor Nederland
betekent dit dat allereerst de (Rijks)ministerraad («RMR»/«MR») dient in te stemmen
met de sluiting (lees: ondertekening) van het gemengde akkoord namens Nederland. Daarna
(of gelijktijdig) dient de (R)MR in te stemmen met de start van de goedkeuringsprocedure.
Als eerste stap van die procedure zal de Raad van State om advies worden verzocht.
Na de ontvangst van het advies van de Raad van State, en de verwerking daarvan in
de goedkeuringsstukken (een memorie van toelichting en het nadere rapport), zal het
wetsvoorstel tot goedkeuring van de Partnerschapsovereenkomst aan de Tweede en Eerste
Kamer worden voorgelegd. De ratificatie van het akkoord namens Nederland kan pas geschieden
na goedkeuring door het parlement.
Besluitvorming over de interim-handelsovereenkomst
De interim-handelsovereenkomst behoeft enkel goedkeuring door de EU, aangezien de
lidstaten daar geen partij bij worden. Ook in dit kader heeft de Commissie voorstellen
voor twee Raadsbesluiten gedaan: 1) het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende
de ondertekening van de interim-handelsovereenkomst; en 2) het voorstel voor een besluit
van de Raad betreffende de sluiting van de interim-handelsovereenkomst. De Commissie
stelt in de voorstellen dat de interim-handelsovereenkomst toeziet op vervoer en gemeenschappelijke
handelspolitiek. De voorstellen zijn daarom gebaseerd op artikelen 91, 100(2) en 207
VWEU. Ook hier zal de Raad met QMV over de ondertekening en voorlopige toepassing
van de interim-handelsovereenkomst besluiten. Vervolgens zal de interim-handelsovereenkomst
ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Europees Parlement en zal de Raad met QMV
besluiten over het voorstel tot sluiting van de interim-handelsovereenkomst namens
de EU. De interim-handelsovereenkomst komt te vervallen wanneer de Partnerschapsovereenkomst,
na ratificatie door alle EU-lidstaten, in werking treedt. Mocht de Partnerschapsovereenkomst
niet in werking treden, dan heeft dat geen invloed op de reeds in werking getreden
interim-handelsovereenkomst.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
A. de Vries
De Minister van Buitenlandse Zaken,
D.M. van Weel
Indieners
-
Indiener
A. de Vries, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken -
Medeindiener
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken