Brief regering : Voortgangsrapportage aanpak foutieve tenaamstelling in vonnissen
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 1001
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2025
1. Inleiding
Bij Kamerbrief van 28 mei jongstleden informeerde mijn ambtsvoorganger uw Kamer naar
aanleiding van het Verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer, over de problematiek
rondom foutieve tenaamstelling in onherroepelijke vonnissen1. In de genoemde brief en het daarna gevoerde debat2 is toegezegd u in een voortgangsrapportage nader te informeren over (1) de eerste
resultaten van de analyse van de zaken waarbij er een aanwijzing was dat de tenaamstelling
in het vonnis mogelijk niet juist is, (2) de uitwerking van de aanpak en (3) de vormgeving
van de evaluatie. Met deze brief kom ik die toezegging na.
Het maatschappelijke belang van een juiste vaststelling van de identiteit van verdachten
in het strafproces is groot. Het is immers van groot belang te voorkomen dat mensen
onterecht gedetineerd worden, maar ook dat daders hun straf ontlopen. De betrokken
organisaties werken met urgentie aan het verbeteren van de aanpak. Daarvoor is door
de aangestelde programmadirecteur met alle betrokken organisaties een plan van aanpak
ontwikkeld. Daarnaast is een eerste versie van een toetsings- en handelingskader gereed
en wordt dit stapsgewijs verder ontwikkeld. De Matching Autoriteit van de Justitiële
Informatiedienst (Justid)3 start aan de hand van deze versie van het kader nog dit jaar voortvarend met de toetsing
en afhandeling van de eerste zaken. Prioriteit wordt gegeven aan zaken waarin een
aanwijzing bestaat dat onschuldige burgers mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben
ondervonden of waarschijnlijke daders ongestraft zijn gebleven. Daarnaast worden de
mogelijkheden verkend om te komen tot een aanvullende eenvoudigere procedure voor
de herziening van onherroepelijke vonnissen. Ook start een onderzoek naar concrete
maatregelen om de identiteitsvaststelling in de strafrechtketen te verbeteren, waardoor
in de toekomst de kans op foutieve tenaamstellingen in vonnissen wordt verkleind.
Tot slot is een evaluatieonderzoek gestart naar (de gang van zaken rond) dit vraagstuk.
Dit wordt uitgevoerd door de Auditdienst Rijk (ADR).
Hieronder licht ik deze ontwikkelingen toe. Allereerst geef ik een samenvatting van
de eerste resultaten van de analyse van door Justid geconstateerde zaken waarin er
aanwijzingen zijn dat er sprake was van een foutief tenaamgesteld onherroepelijk vonnis.
1.1 Eerste resultaten analyse
In de brief van 28 mei gaf mijn ambtsvoorganger aan dat er sinds 2014 867 strafzaken
zijn geconstateerd waarbij er een aanwijzing bestaat dat de tenaamstelling van een
onherroepelijk vonnis mogelijk niet juist is. Bij de intake van deze zaken is geconstateerd
dat 65 zaken niet meer kunnen worden getoetst of afgehandeld. Dat komt onder andere
door verjaring van zaken en de onvindbaarheid in oude systemen. Hierdoor resteren
802 geconstateerde zaken. Dat aantal kan veranderen, als zaken door Justid worden
getoetst volgens het toetsings- en handelingskader en naar aanleiding daarvan aanverwante
zaken aan het licht komen.
De schatting is dat bij de Matching Autoriteit jaarlijks circa 50 zaken bekend worden
waarin het tenaamstellingsvraagstuk speelt. Tot op heden heeft de Matching Autoriteit
in 2025 33 zaken geïdentificeerd waarin twijfel is over de tenaamstelling. Ook deze
zaken worden, naast de 802 al eerder genoemde zaken, aan de hand van het toetsings-
en handelingskader getoetst en afgehandeld.
Van de geconstateerde zaken zijn in het verantwoordingsrapport van
de Algemene Rekenkamer (ARK) 141 zaken aangemerkt als zwaardere zaken. Deze zaken
zijn als eerste onderdeel van de analyse individueel beoordeeld4 in samenwerking met ketenpartners en in vergelijking met andere databestanden.5
– In 19 van de 141 zaken gaat het om zeer zware delicten: onder andere (poging) tot
moord, (poging) tot doodslag, terrorisme en zeden. Op 1 geval na is in deze zaken
de straf geheel of gedeeltelijk aan de juiste persoon tenuitvoergelegd. Dit geval
betreft een zedenzaak met een strafoplegging van 6 weken gevangenis waarvan 3 weken
voorwaardelijk, waarvan de uitvoering niet is gestart en waarin de veroordeelde gesignaleerd
staat.
– In alle gevallen waarin de straf ten uitvoer is gelegd, bestaan geen indicaties dat
personen onschuldig zijn vastgezet.
– In 1 van de 141 zaken bleek dat iemand onterecht gesignaleerd stond, waarop onmiddellijk
actie is ondernomen om die signalering te stoppen.
– Voor al deze 141 zaken is door Justis onderzocht of er Verklaringen Omtrent het Gedrag
(VOG’s) zijn toegekend. In 8 gevallen is door Justis een VOG-aanvraag beoordeeld.
In geen van deze gevallen had die beoordeling op grond van de nieuwe informatie tot
een ander oordeel geleid.
Zoals mijn ambtsvoorganger in het debat6 al aangaf, is het voor de Matching Autoriteit technisch niet altijd mogelijk om eerdere
aanpassingen in de systemen en de redenen hiervoor terug te halen. Om die reden wordt
in de analyse breder – ook buiten de systemen zelf – gezocht naar zaken die niet op
de lijst van geconstateerde zaken terecht zijn gekomen en waarin er aanwijzingen zijn
voor een foutieve tenaamstelling op een onherroepelijk vonnis. Dit leverde tot op
heden 4 gevallen op waarin foutieve tenaamstelling van een vonnis aan de orde was.
Deze zaken zijn toegevoegd aan de te toetsen en af te handelen zaken. Na analyse bleek
dat in 2 van deze gevallen personen tijdens het controleren van hun identiteit, kort
gedetineerd zijn geweest. Nadat kon worden vastgesteld dat het niet ging om de betreffende
dader, zijn zij in vrijheid gesteld. In één geval heeft een herzieningsprocedure uiteindelijk
geleid tot vrijspraak. In het andere geval loopt nog een uitvraag bij het Openbaar
Ministerie naar de status van de zaak.
Verderop in de brief zal ik nader toelichten hoe de toetsing en afhandeling van deze
zaken uitgevoerd zal worden.
2. Uitwerking aanpak
Zoals aangegeven in de brief van 28 mei is gekozen voor een programmatische aanpak
die bestaat uit de volgende componenten:
1. het ontwikkelen van een duidelijk en toepasbaar toetsings- en handelingskader;
2. het met prioriteit toetsen van de door Justid geconstateerde zaken en de afhandeling
van die zaken, zoals het aanpassen van de foutieve tenaamstellingen in vonnissen en
databanken;
3. het zoveel als mogelijk voorkomen van fouten bij de identiteitsvaststelling in de
strafrechtketen.
Als resultaat van het debat met uw Kamer heeft mijn ambtsvoorganger daar een vierde
component aan toegevoegd, namelijk (4) het verbeteren van de mogelijkheden om onherroepelijke
vonnissen met een foutieve tenaamstelling te corrigeren.
Voor deze aanpak is een programmadirecteur aangesteld. Deze heeft met de partners
in de strafrechtketen een plan van aanpak opgesteld. Met dit plan wordt ook de motie
van lid Eerdmans uitgevoerd die ziet op het voorkomen dat verdachten hun straf ontlopen.7 Hieronder geef ik per onderdeel van de aanpak een toelichting.
2.1 Het toetsings- en handelingskader
De eerste prioriteit was het ontwikkelen van een toetsings- en handelingskader voor
het toetsen en afhandelen van gevallen waarin een foutieve tenaamstelling wordt geconstateerd
na het onherroepelijk worden van het vonnis. Voor de totstandkoming daarvan is juridisch
geanalyseerd welke partijen een verantwoordelijkheid hebben rondom het herstel en
de herziening van foutieve tenaamstellingen van strafvonnissen en de verwerking daarvan
in de strafrechtelijke databanken. Daarbij is onder andere gekeken naar de verplichtingen
en bevoegdheden die voor de Minister van Justitie en Veiligheid als verwerkingsverantwoordelijke
en voor Justid als gemandateerde partij voortvloeien uit onder meer artikel 3 de Wet
justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Richtlijn 2016/680. Uit deze analyse
volgt dat de Minister en Justid wel verantwoordelijk zijn voor een juiste registratie
van gegevens uit brondocumenten (in dit geval: strafvonnissen), maar niet voor de
inhoudelijke juistheid van het vonnis zelf. Alleen rechters hebben de bevoegdheid
een vonnis te wijzigen.8 Als het gaat om de registraties in de strafrechtketendatabank zelf – zo volgt verder
uit de juridische analyse – kan Justid wel tot correcties overgaan in gevallen waarin
de onjuistheid van een naam buiten kijf staat, zoals bij verschrijvingen of een officiële
naamswijziging. Daarmee kan ervoor worden gezorgd dat de relevante strafrechtelijke
beslissing(en) aan de juiste persoon worden gekoppeld.
Deze verantwoordelijkheden en bevoegdheden vormen de basis voor het toetsings- en
handelingskader, dat stapsgewijs wordt ontwikkeld. In de eerste versie van het kader
worden zaken onderverdeeld in vier gevalstypen:
1. zaken waarbij de naam in het vonnis een omissie bevat, maar er geen vraagtekens zijn
over de persoon9;
2. zaken waarbij de naam in het vonnis niet meer klopt omdat sprake is geweest van een
officiële naamswijziging;
3. zaken waarbij significante afwijkingen tussen de geregistreerde identiteitsgegevens
en de in vonnissen opgenomen identiteit zijn geconstateerd, waarbij er geen signalen
zijn van nadelige gevolgen voor een derde (zoals het gebruik van een alias door de
verdachte); en
4. zaken waarbij dergelijke afwijkingen in de persoonsgegevens zijn geconstateerd, waarbij
er wel signalen zijn van nadelige gevolgen voor een derde (zoals identiteitsfraude).
In de eerste versie van het toetsings- en handelingskader wordt gefocust op zaken
die de Matching Autoriteit zelf mag corrigeren of die met een juridische procedure
relatief eenvoudig zijn te corrigeren. Dat zijn zaken binnen de hierboven genoemde
gevalstypen 1 en 2. In juli is het concept van de eerste versie van het toetsings-
en handelingskader gedeeld met de ketenpartners en getoetst aan de hand van een aantal
voorbeeldzaken. Op dit moment worden de commentaren van de ketenpartners verwerkt,
zodat zij nog dit jaar aan de slag kunnen met het toetsen en afhandelen van de geconstateerde
zaken die binnen het bereik van deze eerste versie van het kader vallen.
Het kader wordt stapsgewijs uitgebreid: in de volgende versies van het toetsings-
en handelingskader worden de andere twee gevalstypen uitgewerkt. Ook wordt het kader
in elke nieuwe versie bijgewerkt op basis van ervaringen met de voorgaande versie.
Het streven is aan het einde van het eerste kwartaal van 2026 een definitief toetsings-
en handelingskader geformaliseerd te hebben.
Het is van groot belang te voorkomen dat burgers klem komen te zitten wanneer een
fout niet definitief is opgelost. Justid zal daarom aan strafrechtketenpartners kenbaar
blijven maken als er signalen zijn die wijzen op een foutieve tenaamstelling, zodat
waar nodig de tenuitvoerlegging van de straf of signalering kan worden stopgezet of
opgeschort. Dit informeren gebeurt parallel aan alle maatregelen die in ontwikkeling
zijn, en zal in het toetsings- en handelingskader worden vastgelegd.
2.2 Toetsing en afhandeling
Zoals aangegeven zal de Matching Autoriteit nog dit jaar starten met het toetsen en
afhandelen van de geconstateerde zaken die binnen het bereik vallen van de eerste
versie van het toetsings- en handelingskader. Uiterlijk in het tweede kwartaal van
2026 zullen alle zaken, met inbreng van strafrechtketenpartners, getoetst en afgehandeld
zijn10. Daarvoor voert Justid een project uit, waarin de Matching Autoriteit wordt bijgestaan
door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de ketenpartners11. Parallel aan de ontwikkeling van het toetsings- en handelingskader wordt die samenwerking
door Justid beproefd en verbeterd.
Bij het toetsen en afhandelen van de zaken aan de hand van de gevalstypen, wordt,
zoals in de inleiding aangegeven, voorrang gegeven aan zaken waarin mogelijk onschuldige
burgers nadelige gevolgen kunnen hebben ondervonden of waarschijnlijke daders ongestraft
zijn gebleven. Omdat dit veelal pas tijdens de toetsing blijkt, is een voorselectie
gemaakt op basis van zwaarte en actualiteit. Dat betekent dat zowel de 141 als ernstig
betitelde zaken, als de overige zaken waarin sprake is van lopende detentie of een
signalering, het eerst zullen worden beoordeeld. Als vervolgens uit de toetsing van
een zaak blijkt dat er signalen zijn dat actie nodig is, dan wordt daaraan voorrang
gegeven.
2.2.1 Correctie van onherroepelijke vonnissen
Om te komen tot verbeteringen van de werkwijzen aangaande foutieve tenaamstelling
van onherroepelijke vonnissen is een aantal maatregelen verkend. In deze paragraaf
wordt ingegaan op het toepassen en verbeteren van bestaande correctiemogelijkheden
en het proces rondom schadevergoedingen.
Toepassen en verbeteren correctiemogelijkheden
In paragraaf 2.1 heb ik aangegeven dat officiële naamswijzigingen en omissies in de
tenaamstelling van reeds onherroepelijk geworden vonnissen, door de Matching Autoriteit
in de registers mogen worden gecorrigeerd of met een juridische procedure relatief
eenvoudig zijn te corrigeren. In de (in paragraaf 2.1 genoemde) gevalstypen 3 en 4
kan correctie doorgaans niet door de Matching Autoriteit worden gedaan. Alleen de
rechter kan immers een reeds onherroepelijk vonnis wijzigen.
De herzieningsprocedure is voor betrokkenen een tijdrovende en belastende procedure.
Daarom wordt momenteel bezien of – zo nodig via een wetswijziging – aanvullende procedures
bij de rechter kunnen worden gecreëerd die zijn toegesneden op de problematiek van
de tenaamstelling en minder capaciteit en tijd vergen dan de huidige procedure.
Schadevergoeding/herstel
De nadruk in de aanpak zal blijven liggen op mensen die onterecht nadelige gevolgen
ondervinden van een foutieve tenaamstelling in een onherroepelijk vonnis en op het
voorkomen dat daders hun straf ontlopen. Mocht dit laatste toch zijn voorgevallen,
dan vind ik het belangrijk dat er herstel plaatsvindt.12 Daarbij moet worden gedacht aan het rechtzetten van het eerdere rechterlijk oordeel
via een relatief eenvoudige herzieningsprocedure en, als dat aan de orde is, ook aan
een schadevergoeding of nadeelcompensatie. Ik heb daarom onderzocht of de bestaande
kaders voldoende mogelijkheden bieden voor dergelijk herstel of dat een aanvullende
wettelijke voorziening nodig is.
Het Wetboek van Strafvordering biedt reeds grondslagen voor een schadevergoeding voor
enkele specifiek omschreven gevallen. Zo wordt in artikel 533 geregeld dat een schadevergoeding
kan worden toegekend voor inmiddels ondergaan voorarrest, indien de zaak eindigt zonder
oplegging van straf. Voor vormen van schade waarvoor het wetboek geen specifieke regeling
kent, kan een gedupeerde een beroep doen op de civiele schadevergoedingsmogelijkheden.
Voor het overige bestaat ruimte voor nadeelcompensatie, waarbij een vergoeding wordt
geboden voor schade als gevolg van rechtmatig handelen van een overheid. De regels
voor nadeelcompensatie zijn onder meer vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht.
Voor de volledigheid merk ik op dat de huidige regelingen in het nieuwe Wetboek van
Strafvordering vervangen worden door één algemene, meer laagdrempelige regeling voor
de vergoeding van schade als gevolg van strafvorderlijk overheidsoptreden.
2.3 Voorkomen van fouten bij de identiteitsvaststelling
Uiteraard is het van groot belang om de foutieve tenaamstelling van vonnissen waar
mogelijk te voorkomen. Het departement laat in de periode oktober 2025 – februari
2026 onderzoek uitvoeren naar lopende initiatieven en mogelijke verbeteringen in de
huidige processen tot vaststelling van de identiteit van verdachten. Naar verwachting
resulteert dit in het eerste kwartaal van 2026 in verbetervoorstellen die vertaald
zullen worden naar concrete maatregelen. Deze voorstellen moeten de strafrechtketenpartners
in staat stellen verbetermaatregelen te nemen en de financiële dekking daarvan, voor
zover dat niet binnen de eigen financiële kaders kan worden opgelost, op te nemen
in de rijksbegroting van 2027.
3. Evaluatie
Het antwoord op de vraag waarom dit probleem in de afgelopen jaren onopgelost is gebleven,
is complex en vraagt zorgvuldige aandacht. Ik heb het daarom van belang geacht om
deze problematiek te laten evalueren. In de brief van 28 mei jongstleden heeft mijn
ambtsvoorganger aangegeven uw Kamer nader te informeren over hoe de evaluatie vorm
zal krijgen en wie deze zal uitvoeren.
De Auditdienst Rijk (ADR) heeft de opdracht gekregen om deze evaluatie uit te voeren.
De hoofdvraag luidt: «Waarom is de geconstateerde problematiek aangaande de tenaamstelling
van onherroepelijke vonnissen onvoldoende opgepakt?» Het onderzoek van de ADR zal
inzicht geven in verbetermogelijkheden en leerpunten om herhaling in de toekomst te
voorkomen. Op 28 juli jongstleden is de ADR gestart met het onderzoek. Door een combinatie
van interviews en documentatieonderzoek beoogt de ADR inzicht te krijgen in de oorzaken
en belemmeringen die hebben geleid tot het langdurig uitblijven van oplossingen. Conform
de planning is het onderzoek voor het einde van 2025 afgerond.
4. Tot slot
In deze brief heb ik aangegeven dat er inmiddels een gestructureerde aanpak is ontwikkeld
om foutieve tenaamstelling in vonnissen, zo snel als mogelijk is, te herstellen of
vonnissen te herzien. Met deze aanpak is ook een vaste werkwijze beschikbaar indien
nieuwe zaken met foutieve tenaamstelling worden gesignaleerd. De Algemene Rekenkamer
doet dit najaar een vervolgonderzoek dat zich richt op de acties die het ministerie
heeft ondernomen. Ik zal uw Kamer periodiek blijven informeren over de bereikte resultaten.
Voor het zomerreces van 2026 zal ik u wederom informeren over de voortgang, de resultaten
en het onderzoek van de ADR. Over de uitkomst van het ADR-onderzoek informeer ik u
zo snel als mogelijk na het opleveren daarvan.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A.C.L. Rutte
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid