Brief regering : Voorhang bekostiging RESV
33 578 Eerstelijnszorg
31 765
Kwaliteit van zorg
Nr. 168
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ontvangen ter Griffie op 10 november 2025.
Het besluit tot het doen van een aanwijzing kan niet eerder worden genomen dan op 10 december 2025.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2025
Met deze voorhangbrief informeer ik uw Kamer op grond van artikel 8 van de Wet marktordening
gezondheidszorg (hierna: Wmg), over de inhoud van een aanwijzing die ik van plan ben
te geven op grond van artikel 7 van de Wmg aan de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna:
NZa). De aanwijzing heeft betrekking op een experiment voor de bekostiging van de
activiteiten van regionale eerstelijns samenwerkingsverbanden met inbegrip van de
activiteiten van hechte wijkverbanden (hierna gezamenlijk: «RESV-activiteiten»), zoals
door partijen is afgesproken in de visie eerstelijnszorg 2030 (hierna: «visie»). Overeenkomstig artikel 8 van de Wmg wacht ik tot het geven van
de aanwijzing totdat dertig dagen zijn verstreken na verzending van deze brief. Van
de vaststelling van de aanwijzing zal ik mededeling doen door plaatsing in de Staatscourant.
De rechtstreekse bekostiging van RESV-activiteiten is randvoorwaardelijk voor de uitvoering
van de visie en met de beoogde aanwijzing aan de NZa geef ik concreet invulling aan
(afspraak D2 van) het aanvullend Zorg- en WelzijnsAkkoord (AZWA). In deze brief zal
ik ingaan op de aanleiding en de wens tot rechtstreekse bekostiging van RESV-activiteiten.
Vervolgens beschrijf ik de afweging tot de beoogde experimentbekostiging, de beoogde
vormgeving van de prestatie en de monitoring en evaluatie. Ik sluit de brief af met
de inhoud van de voorgenomen aanwijzing.
1. Aanleiding: behoud van een goede en toegankelijke eerstelijnszorg
De eerstelijnszorg is laagdrempelig toegankelijk en daarmee het eerste aanspreekpunt
voor alle zorgvragen van inwoners. Er wordt generalistische persoonsgerichte zorg
gegeven door voor de inwoner bekende gezichten, zoals bijvoorbeeld de huisarts, wijkverpleegkundige,
fysiotherapeut of diëtist. De eerstelijnszorg vangt de meeste zorgvragen zelf op en
kan indien nodig doorverwijzen naar andere (vaak duurdere) specialistische zorg. De
eerstelijnszorg speelt daarmee een onmisbare rol in ons zorgstelsel.
Zorg in de eerste lijn wordt echter niet altijd in optimale samenhang aangeboden omdat
het versnipperd georganiseerd is. Daarbij neemt de druk toe door onder andere de vergijzing,
een groeiende zorgvraag en een groeiend tekort aan personeel. De recente zorgakkoorden
waaronder het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het AZWA richten zich in de kern op afspraken
om de zorg toekomstbestendig te houden. Daarvoor maakt het zorgveld gezamenlijk de
beweging «naar de voorkant», waarmee meer nadruk komt te liggen op het voorkomen van
zorg en/of voorkomen dat een zorg- of hulpvraag verergert.1
De eerstelijnszorg, en in het verlengde daarvan ook het sociaal domein, bevindt zich
aan deze voorkant van de zorg. Om de eerstelijnszorg nu en vooral ook in de toekomst
toegankelijk te houden, zijn afspraken gemaakt over de versterking van (de samenwerking
in) de eerstelijnszorg. Hiertoe is met de betrokken partijen in de eerstelijnszorg
de visie opgesteld, die zes doelen beschrijft waarmee we gezamenlijk de continuïteit
en toegankelijkheid van eerstelijnszorg waarborgen. Versterking van de samenwerking
op wijk- en regionaal niveau is daarvan een belangrijke pijler.2 Met de visie zetten we in op samenwerking binnen hechte wijkverbanden, waarin zorg-
en hulpverleners elkaar makkelijk weten te vinden en zij goed vindbaar zijn voor bewoners
van de buurt of wijk. Daarnaast zetten we in op regionale samenwerking, om zorgverleners
in de wijk te ondersteunen bij hun werk en hen een stem te geven wanneer in de regio
afspraken gemaakt worden over de toekomst van de zorg. Dit laatste zal gebeuren via
een RESV, dat op regionaal niveau een centrale rol speelt voor coördinatie-, organisatie-
en ondersteuningsactiviteiten, ten dienste van de vele zorgaanbieders in de eerste
lijn. Zo kunnen de zorgverleners zich focussen op hun kerntaak: het leveren van zorg.
Een RESV is een samenwerkingsverband door en voor zorgverleners. In de visie zijn
afspraken gemaakt over de vijf hoofdtaken van een RESV. Naast regionale samenwerking
is ook de samenwerking tussen het medisch en sociaal domein in de visie een essentiële
factor. Hierover zijn verdere afspraken gemaakt in het AZWA.
Op dit moment zijn alle regio’s aan de slag met de implementatie van de visie, waaronder
het opzetten van RESV’s. Daarbij worden ze in de periode t/m 2026 financieel en praktisch
ondersteund door ZonMw. In de visie en het AZWA is afgesproken dat vanaf 2027 de RESV’s
(en via hen ook de hechte wijkverbanden) structureel via de contractering door de
zorgverzekeraars worden gefinancierd. In het AZWA zijn deze afspraken verder bestendigd
door onder andere het structureel beschikbaar stellen van financiering voor RESV-activiteiten.3 De marktleidende zorgverzekeraar zal de afspraken voor de uitvoering van RESV-activiteiten
maken en de andere verzekeraars zullen deze afspraken volgen. Mijn voorganger heeft
de Tweede Kamer hierover eerder dit jaar geïnformeerd.4 Om de activiteiten goed in te vullen is het wenselijk dat de zorgverzekeraar deze
als pakket rechtstreeks kan inkopen bij een RESV en niet via alle individuele zorgaanbieders.
Dat zou het gemeenschappelijk belang niet vooropzetten en dan blijft de samenwerking
versnipperd. Het is daarom mijn doel dat zorgverzekeraars lumpsumafspraken kunnen
maken met een RESV over activiteiten die niet patiëntgebonden zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld
aan het ondersteunen van hechte wijkverbanden. Om deze inkoop van RESV’s door zorgverzekeraars
mogelijk te maken is een nieuwe vorm van bekostiging noodzakelijk. Daarover gaat deze
brief en mijn voorgenomen aanwijzing.
2. Experimentele bekostiging
Ik heb samen met de NZa en het Zorginstituut Nederland (hierna: overheidspartijen)
geconstateerd dat het rechtstreeks bekostigen van RESV-activiteiten (via de in deze
brief aangekondigde voorgenomen aanwijzing) mogelijk kan worden gemaakt. Tegelijkertijd
bestaan er nog wel vraagstukken over de impact, doelmatigheid en kostenbeheersing.
Daarbij doel ik op de grote mate van regionale vrijheid waarmee RESV-activiteiten
kunnen worden ingevuld en uitgevoerd. Bovendien is er sprake van een ontwikkelfase
tot 2030. Dat betekent dat partijen hebben afgesproken dat regio’s de RESV-activiteiten
de komende jaren ontwikkelen en het totaalpakket van RESV-activiteiten in 2027 nog
niet volledig hoeft te staan. De regio’s zullen allemaal een eigen ontwikkeltempo
hebben op weg naar het uitvoeren van alle beoogde RESV-activiteiten. Bekostiging op
basis van een experiment is daarom het meest passend. Enerzijds omdat daarbinnen monitoring
en evaluatie van beoogde resultaten goed kan plaatsvinden. Anderzijds omdat een experiment
ruimte geeft om tussentijds bij te sturen. Overheidspartijen zullen hiertoe met zorgaanbieders
en verzekeraars in gesprek blijven gedurende de ontwikkelfase tot 2030. Voor een goede
verantwoording en om de uitgaven goed in de risicoverevening in te kunnen brengen,
maken overheidspartijen in afstemming met zorgverzekeraars voor aanvang van de publicatie
van de beleidsregel afspraken over de financiële verantwoording.
Met de inzet op meer regionale samenwerking in de zorg, groeit de noodzaak voor bekostiging
van zorgondersteuningsactiviteiten, zoals in dit geval door een RESV. De ervaringen
uit dit experiment kunnen daarom relevante informatie opleveren voor vergelijkbare
dossiers en kunnen ook inzicht geven in de consequenties voor bijvoorbeeld de risicoverevening.
Ik verken daarnaast momenteel de mogelijkheden om de (zelfstandige bekostiging van)
zorgondersteuningsactiviteiten steviger in de wet op te nemen.
3. Vormgeving voorgestelde prestatie
De NZa heeft – gegeven bovengenoemde context – met overheidspartijen en in afstemming
met partijen in de eerstelijnszorg een aantal uitgangspunten opgesteld waarop zij
feitelijk vorm kan geven aan de voorgestelde prestatie. De uitwerking hiervan wordt
hieronder weergegeven.
− Een prestatiebeschrijving in een experimentele beleidsregel, met als doel invulling
te geven aan de RESV-activiteiten die bijdragen aan de toegankelijkheid en kwaliteit
van de zorg in de eerste lijn.
− In de prestatiebeschrijving wordt voor de inkleuring van RESV-activiteiten verwezen
naar de vijf hoofdtaken zoals partijen zijn overeengekomen in de visie (en nadere
uitwerking daarvan in de RESV-notitie5): 1) mandatering en vertegenwoordiging van de eerstelijnsdisciplines, 2) regionaal
organiseren van capaciteit en toegankelijkheid van eerstelijnsdisciplines, 3) zorginhoudelijke
afspraken over specifieke patiëntengroepen, 4) ondersteuning hechte wijkverbanden,
5) Faciliteren en ondersteunen van alle eerstelijnszorgaanbieders. Onder hoofdtaak 4
begrijpen partijen ook de eigen taken van de hechte wijkverbanden (dus niet alleen
de ondersteuning vanuit het RESV). Dit betreft twee taken, in de visie weergegeven
als: 1) aanspreekbaar zijn om samenwerkingsafspraken te maken en 2) gestructureerd
ontwikkelingen bespreken en knelpunten verzamelen in de wijk. De NZa zal de prestatie
niet nader op activiteitenniveau formuleren, om ruimte te behouden voor regionale
diversiteit en maatwerkafspraken gebaseerd op de regionale behoefte.
− Deze vormgeving doet een groot beroep op zorgaanbieders en zorgverzekeraars om in
contractafspraken verdere concrete invulling aan de activiteiten te geven, zodat men
tot zinvolle investeringen komt. De prestatie kan dan ook alleen in rekening worden
gebracht wanneer er een overeenkomst is met een zorgverzekeraar.
○ Betrokken partijen in de eerstelijnszorg hebben een landelijke handreiking opgesteld,
met handvatten voor de contractering. Daarin staan concrete voorwaarden opgenomen
waaraan dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor de financiering van
de RESV-activiteiten. Zo zal er een RESV-plan moeten liggen, waarin ook de doorontwikkeling
van de komende jaren wordt weergegeven. De handreiking zal periodiek worden herijkt
omdat regio’s een sterke ontwikkeling zullen doormaken naar het uitvoeren van het
volwaardig takenpakket in 2030. De handreiking heb ik meegestuurd als bijlage van
deze brief.
− Gelet op de gewenste ruimte voor regionale diversiteit en maatwerkafspraken zal de
prestatie een vrij tarief kennen waarbij lumpsum betalingsafspraken mogelijk zijn.
− Het totale samenhangende pakket van hoofdtaken moet ervoor zorgen dat de doelen uit
de visie worden bereikt. De vijf hoofdtaken zullen daarom onderdeel zijn van één plan
tussen zorgverzekeraar(s) en RESV.6
− Binnen de beleidsregel wordt onderlinge dienstverlening mogelijk gemaakt. Hierdoor
kunnen financiële middelen voor RESV-activiteiten van de hoofdaannemer, doorstromen
naar andere contractanten (onderaannemer) bijvoorbeeld de wijkverbanden en de deelnemers
van de samenwerkingsverbanden.
4. Monitoring en evaluatie
De visie eerstelijnszorg 2030 en aanvullende stukken geven weer hoe eerstelijnspartijen
gezamenlijk de ontwikkeling van de eerste lijn zien, met daarin de belangrijke regionale
rol voor RESV’s. Het is op voorhand nog niet te voorzien waar exact de behoefte in
de verschillende regio’s ligt. Daarnaast zal de praktijk moeten uitwijzen of de prestatie
goed uitvoerbaar is voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Hetzelfde geldt voor
de mogelijkheden voor toezicht en handhaving door de NZa. Monitoring en evaluatie
van het experiment is daarom noodzakelijk om inzicht te krijgen in de toepassing van
de voorgenomen prestatie in de praktijk. Monitoring en evaluatie maakt bijstelling
van de prestatie mogelijk en helpt bij de besluitvorming over structurele bekostiging
na de experiment fase.
− Ten eerste vraag ik de NZa de praktische invulling van de prestatie te monitoren, met daaraan
gekoppeld een inventarisatie van knelpunten die men in de praktijk ervaart. Per hoofdtaak
moet zodoende minimaal duidelijk worden welke (type) afspraken zijn gemaakt.
− Ten tweede vraag ik de NZa in hoeverre de prestatie bijdraagt aan de realisatie van de doelen
van de visie: houdbare toegankelijke eerstelijnszorg. Er zal gemonitord moeten worden
op impact, doelmatigheid en kostenbeheersing. Alle bij de visie betrokken partijen
zullen een rol moeten hebben in het oordeel of de prestatie in de experimentfase brengt
wat op voorhand werd beoogd.
De monitoringsresultaten zullen jaarlijks worden geëvalueerd met betrokken partijen.
Dit geeft ook zinvolle input voor verdere aanscherping van de contractering van RESV-activiteiten
in de komende jaren. Ik vraag de NZa om de monitoringsresultaten ook te gebruiken
bij beoordeling van het experiment na afloop, als opmaat naar besluitvorming over
de stap naar structurele bekostiging van RESV-activiteiten. Een aandachtspunt bij
de monitoring is dat de RESV-activiteiten inhoudelijk deels kunnen overlappen met
al bestaande activiteiten zoals bijvoorbeeld declaraties via de prestaties voor «organisatie
& infrastructuur» (O&I) in de huisartsenzorg. Het is de gezamenlijk taak van zorgverzekeraars
en aanbieders om duidelijk te maken welke activiteiten vanuit dit experiment worden
gedeclareerd – en waarom – en te bewaken dat activiteiten niet dubbel worden gefinancierd.
Voordat het experiment start, werkt de NZa samen met overheidspartijen uit hoe de
monitoring concreet vorm krijgt. Daarbij zal waar mogelijk worden aangesloten bij
lopende monitoringsactiviteiten vanuit bijvoorbeeld het IZA en die van het multidisciplinair
consortium «Mechanismen voor Ondersteuning van de Versterking Eerste lijn» (MOVE)
vanuit ZonMw. Daarnaast zullen zorgverzekeraars zelf de ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Ik vraag de NZa om alle partijen die betrokken zijn bij de visie eerstelijnszorg te
betrekken bij de evaluatie.
Als onderdeel van de monitoring van de RESV-activiteiten, zullen overheidspartijen
gezamenlijk zorgen voor een inventarisatie en evaluatie van uitvoeringsvraagstukken
en knelpunten in het stelsel die zich mogelijk voor zullen doen bij dit (type) bekostigingsexperiment.
Zoals bijvoorbeeld eventuele marktverstoring en keuzevrijheid voor de patiënt. Dergelijke
aspecten zullen worden meegewogen bij zowel de voortzetting van structurele financiering
van RESV-activiteiten in de eerstelijnszorg als ook bij de bredere toepassing van
bekostiging voor andere vergelijkbare zorgondersteuningsactiviteiten.
5. Zakelijke inhoud van de aanwijzing
Om bekostiging op basis van de in paragraaf 3 genoemde uitgangspunten mogelijk te
maken ben ik voornemens een aanwijzing aan de NZa te geven. Met deze aanwijzing zal
ik de NZa opdragen om op grond van artikel 58 Wmg vanaf 1 januari 2027 beleidsregels
en waar nodig regels vast te stellen voor een nieuw experiment voor de bekostiging
van RESV-activiteiten (met inbegrip van de activiteiten van hechte wijkverbanden)
binnen de Zvw. Ik zal de NZa vragen het volgende op te nemen in haar regelgeving:
− Een prestatiebeschrijving voor een experiment met als doel om invulling te geven aan
uitsluitend de vijf RESV-hoofdtaken (met inbegrip van de eigen taken van hechte wijkverbanden)
uit de visie, en nadere uitwerking in de RESV-notitie. De uitvoering van deze taken
beogen bij te dragen aan de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg in de eerste lijn;
− De prestatiebeschrijving heeft een vrij tarief waarbij lumpsum betalingsafspraken
mogelijk zijn;
− De prestatie kan alleen in rekening gebracht worden wanneer er een overeenkomst is
met een zorgverzekeraar;
− Het beoogde experiment heeft een looptijd van maximaal vijf jaar en eindigt daarmee
uiterlijk op 1 januari 2032.
Zo ontstaat de mogelijkheid tot rechtstreekse declaratie van de RESV-activiteiten
die in afspraak met zorgverzekeraars worden gemaakt. In het AZWA heb ik met partijen
afgesproken dat de kosten van deze activiteiten zullen vallen onder het budgettair
kader multidisciplinaire zorg en daarvoor wordt het kader vanaf 2027 structureel met
€ 70 miljoen opgehoogd. Het (verplicht) eigen risico is niet van toepassing op RESV-activiteiten.
Monitoring en evaluatie maken deel uit van het experiment. Het experiment zal tijdens
de uitvoering jaarlijks door de NZa worden gemonitord en geëvalueerd. In paragraaf
4 beschreef ik de twee hoofdpunten waarop de monitor zal moeten ingaan. De voortgang
van het experiment zal ik naar aanleiding van de jaarlijkse evaluaties bespreken met
de NZa en wordt met de Tweede Kamer gedeeld. Aan de hand van onder meer de evaluatie
zal worden besloten op welke wijze de experimentprestaties kunnen worden voortgezet,
bijvoorbeeld in reguliere prestaties.
Ten slotte
In 2025 zijn nagenoeg alle regio’s met de eerste RESV-activiteiten gestart, met behulp
van de ZonMw uitvoeringssubsidie en daar ben ik erg blij mee. Die subsidie kan worden
ingezet tot en met 2026, waarop vanaf 2027 de in deze voorhangbrief beschreven beoogde
experimentbekostiging zal volgen. De vormgeving van RESV-activiteiten kan zodoende
in de praktijk stap voor stap worden ingevuld en de komende jaren worden uitgebouwd
tot uitvoering van het brede takenpakket in 2030 zoals dat is afgesproken in de visie
en het AZWA.
Ik ben verheugd dat met ingang van 1 januari 2027 de bekostiging van RESV-activiteiten
via dit experiment tot stand komt, zodat de samenwerking in de eerstelijnszorg én
daarbuiten kan worden versterkt. Dit is een mooie en belangrijke stap die we gezamenlijk
met betrokken partijen van de eerste lijn hebben kunnen zetten. De regionale én landelijke
doorontwikkeling zal gedurende de experimentfase nog veel vragen van alle betrokkenen
en daarbij zullen we ongetwijfeld nog tegen een aantal vraagstukken aanlopen. Dat
heb ik in deze brief ook benoemd, maar ik ben ervan overtuigd dat de betrokken zorgaanbieders,
zorgverzekeraars en overheidspartijen deze uitdaging niet uit de weg zullen gaan en
gezamenlijk tot oplossingen komen zoals zij ook gezamenlijk tot de visie zijn gekomen.
Zo werken we allemaal aan een eerstelijnszorg die we voor iedereen toegankelijk houden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.A. Bruijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport