Brief regering : Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17 november 2025 + voortgang onderhandelingen Gemeenschappelijke Landbouwbeleid van 2028 - 2034
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Nr. 1733
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID
EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2025
Op 17 november a.s. vindt de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) plaats in Brussel.
Met deze brief informeren we de Kamer over de agenda en de Nederlandse inbreng. Wij
zijn voornemens om deze vergadering bij te wonen. Daarnaast informeren we de Kamer
middels deze brief over de onderhandelingen over het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid
van 2028–2034.
I. Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17 november
Verordening van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2026 in de
Atlantische Oceaan en de Noordzee
Tijdens de Raad zal een eerste gedachtewisseling plaatsvinden over het voorstel van
de Raad voor een verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden in de Atlantische
Oceaan en de Noordzee. Het Deens voorzitterschap streeft ernaar een politiek akkoord
te sluiten op de Raad van 11 en 12 december 2025. Op het moment van schrijven is het
voorstel voor deze verordening nog niet gepubliceerd. Het voorstel voor de vangstmogelijkheden
voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee zal nader worden vormgegeven op basis van
de uitkomsten van de onderhandelingen met derde landen, zijnde het Verenigd Koninkrijk,
Noorwegen en de (overige) kuststaten, en in de Regionale Visserijbeheer Organisatie
voor de Noordoost Atlantische Oceaan (NEAFC). Het grootste deel van deze onderhandelingen
loopt naar verwachting nog door tot eind november.
Zoals eerder met de Kamer gedeeld (o.a. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1679, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1680, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1730) is onze inzet in de onderhandelingen gebaseerd op de doelstellingen uit het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid (GVB). Zo wordt onder meer beoogd dat bestanden op het niveau van maximale
duurzame opbrengst kunnen worden bevist en dat er aandacht is voor de mogelijke sociaaleconomische
gevolgen. De verschillende pijlers van het GVB, te weten de ecologische, sociale en
economische duurzaamheid, dienen in evenwicht te zijn. Langs deze lijn zal de Staatssecretaris
interveniëren tijdens de Raad. De Europese Unie (EU) en de overige kuststaten hebben
voor blauwe wijting overeenkomstig het wetenschappelijk advies een totale hoeveelheid
aan visserijmogelijkheden van 851.344 ton voor 2026 vastgesteld; dit is een daling
van 41% ten opzichte van het advies van vorig jaar. Voor wat betreft Atlanto Scandian
haring hebben de kuststaten eveneens overeenkomstig het wetenschappelijk advies een
totale hoeveelheid van 533.914 ton vastgesteld; dit is een stijging van 33% ten opzichte
van het advies van vorig jaar. Voor deze bestanden is geen verdeelsleutel tussen de
kuststaten overeengekomen. De EU zal haar aandeel baseren op het historisch deel,
zoals in voorgaande jaren. Voor makreel is op het moment van schrijven nog geen overeenkomst
tussen de EU en de kuststaten over de totale visserijmogelijkheden. Mede gezien de
bijzonder sterke daling van het advies voor makreel zal de Staatssecretaris, zoals
ook aangegeven in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van september jl. (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1729), zijn zorg kenbaar maken over het eventueel inroepen van de Haagse Preferenties
door Ierland, waardoor Ierland bij verlies van quotum tot onder een bepaalde waarde,
voor dit bestand gecompenseerd wordt ten koste van andere lidstaten.
Verordening van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden in de Middellandse
Zee en de Zwarte Zee voor 2026
Er zal verder ook een gedachtewisseling zijn over de vangstmogelijkheden in de Middellandse
Zee en de Zwarte Zee voor 2026. Ook hiervoor geldt dat dit de opmaat zal zijn naar
het beoogde politieke akkoord tijdens de Raad in december. De Europese Commissie (hierna:
Commissie) heeft op 22 september 2025 haar voorstel voor een verordening van de Raad
tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte
Zee in 2026 gepubliceerd. De Commissie baseert haar voorstel op de wetenschappelijke
vangstadviezen van het International Council for the Exploration of the Sea (ICES)
en de relevante meerjarenplannen. Het voorstel is op veel punten nog niet ingevuld,
in afwachting van de adviezen en uitkomsten van onderhandelingen met derde landen.
De Nederlandse visserijsector heeft geen vangstmogelijkheden in deze wateren. Nederland
hecht er echter wel aan dat het beheer van visbestanden in alle Europese wateren op
uniforme duurzame wijze geschiedt. Dit houdt onder meer in dat het voorstel in lijn
is met de wetenschappelijke adviezen, en conform de relevante meerjarenplannen en
dat rekening wordt gehouden met de sociaaleconomische gevolgen. Wij zullen het voorstel
dan ook hierop beoordelen. In het bijzonder gaat onze aandacht uit naar de voorstellen
over het beheer van aal. Dit is een visbestand dat zich in meerdere zeebekkens bevindt.
Mogelijke afspraken voor het Middellandse Zeegebied kunnen een precedent vormen voor
andere Europese zeebekkens. Er zijn evenwel op dit moment geen indicaties dat dit
voor aal het geval zal zijn.
Handelsgerelateerde landbouwkwesties, inclusief nauwere betrekkingen tussen de EU
en Oekraïne
Dit agendapunt staat met enige regelmaat op de agenda van de Raad, meest recentelijk
op 22 en 23 september jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1729). Op het moment van schrijven is er nog geen achtergronddocument beschikbaar.
De Commissie zal onder dit agendapunt naar verwachting de Raad informeren over de
stand van zaken van de werkzaamheden op het gebied van de internationale handel in
landbouwgoederen en lopende multilaterale onderhandelingen (o.a. in het kader van
de Wereldhandelsorganisatie). Daarnaast zal de Commissie een update geven over de
stand van zaken van lopende en afgeronde bilaterale onderhandelingen over handelsakkoorden.
De Kamer wordt hierover geïnformeerd via de reguliere Voortgangsrapportage Handelsakkoorden,
die als bijlage wordt verzonden bij de geannoteerde agenda van de (informele) Raad
Buitenlandse Zaken Handel, meest recentelijk in oktober jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3249, bijlage). De verwachting is dat de Commissie in zal gaan op de onderhandelingen
met de Verenigde Arabische Emiraten, Thailand en India, alsmede op het op 23 september
jl. bereikte onderhandelaarsakkoord met Indonesië. Evenals tijdens de Landbouw- en
Visserijraad in september en oktober zal Nederland zorgen uitspreken over de door
China ingestelde voorlopige heffingen op Europese varkensproducten en het lopende
antisubsidie onderzoek naar Europese zuivel. Nederland zal ook het belang van nauwe
monitoring van markteffecten als gevolg hiervan benadrukken. Wat betreft de nauwere
relaties tussen de EU en Oekraïne zal de Commissie naar verwachting stilstaan bij
het van kracht worden van de wijziging van de Deep and Comprehensive Free Trade Agreement
(DCFTA) onder de associatieakkoorden met Oekraïne en Moldavië. Nederland heeft dit
reeds verwelkomd in lijn met de door de Kamer op 29 augustus jl. ontvangen kabinetsappreciatie.
Op basis van de gemaakte afspraken in het DCFTA zal Oekraïne verder werken aan de
overname en implementatie van de overeengekomen EU-regelgeving en standaarden.
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2027 – Voedselzekerheid en gerichte steun
Er is een beleidsdiscussie geagendeerd over de nieuwe voorstellen voor het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) na 2027. Deze zal specifiek gaan over voedselzekerheid en het
gerichter inzetten van financiële steun. De Commissie houdt voedselzekerheid als kerndoel
van het GLB, middels een concurrerende en weerbare landbouw, generatievernieuwing
en steun voor actieve boeren binnen het bredere Nationaal Regionaal Partnerschaps-fonds.
Nederland steunt het belang van voedselzekerheid en beschouwt dit als essentieel voor
de weerbaarheid en strategische autonomie van de EU. Daarom zal Nederland tijdens
de Raad pleiten voor een toekomstgerichte en vooral innovatieve landbouwsector die
voldoende voedsel van eigen bodem garandeert en boeren een billijk inkomen biedt.
Nederland zal benadrukken dat het GLB dit moet ondersteunen via basisinkomenssteun,
kennis en innovatie, en beloning van ecosysteemdiensten (via ecoregelingen en Agrarisch
Natuur- en Landschapsbeheer). De Commissie wil steun eerlijker en doelgerichter maken,
gericht op actieve boeren die deze steun het meest nodig hebben, met plafonnering
van de degressieve inkomenssteun, en mogelijkheden voor specifieke doelen (bijvoorbeeld
voortkomend uit de Vogel- en Habitatrichtlijn of Kaderrichtlijn Water). Nederland
steunt het principe van meer gerichte steun en is het eens met de Commissie dat deze
moet gaan naar boeren die dit het meest nodig hebben en dat dit actieve boeren moeten
zijn. Eveneens ziet Nederland plafonnering als middel voor een gelijk speelveld in
de EU. Verder zal Nederland tijdens de Raad pleiten voor flexibiliteit voor lidstaten,
tegen het verplicht openstellen van interventies en voor vereenvoudiging waarbij geen
extra bureaucratie ontstaat.
II. Maandelijkse voortgangsrapportage over voortgang onderhandelingen Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid 2028–2034
Tijdens het schriftelijk overleg van 15 september 2025 in het kader van het behandelvoorbehoud
op sectorale voorstellen van het GLB in het Meerjarig Financieel Kader 2028–2034 heeft
de Minister toegezegd om de Kamer maandelijks, via de geannoteerde agenda van de Raad,
te informeren over de voortgang van de onderhandelingen. Op 28 oktober jl. stond de
groene architectuur van het GLB geagendeerd op de Landbouw- en Visserijraad. Daarbij
werd ook een door Oostenrijk afgegeven verklaring besproken waarin de Commissie verzocht
wordt om een gestructureerde analyse te maken van artikelen uit de Nationaal Regionaal
Partnerschap Plan-verordening en de Prestatie-verordening die het GLB aangaat. Deze
verklaring werd gesteund door 17 lidstaten. In het verslag van de afgelopen Landbouw-
en Visserijraad van 27 en 28 oktober jl. kunt u onze inbreng hierover teruglezen (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1732).
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.