Brief regering : Fiche: Mededeling Europese strategie voor onderzoeks- en technologie-infrastructuur
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4196
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij één fiche die werd opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Europese strategie voor onderzoeks- en technologie-infrastructuur
De Minister van Buitenlandse Zaken,
D.M. van Weel
Fiche: Mededeling Europese strategie voor onderzoeks- en technologie-infrastructuur
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch
en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Een Europese Strategie voor Onderzoeks-
en Technologie-Infrastructuren
b) Datum ontvangst Commissiedocument
15 september 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 497
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52025DC0497R(…)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen (RvC)1
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Ministerie OCW en het Ministerie van EZ
2. Essentie voorstel
Op 15 september jl. publiceerde de Europese Commissie (de Commissie) een strategie
voor onderzoeks- en technologie-infrastructuur (de strategie). Europa en Nederland
streven naar wetenschap en onderzoek van topniveau – en hebben dat ook hard nodig
om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, economische groei te stimuleren en
internationaal concurrerend te blijven. Dit is alleen mogelijk met toegang tot hoogwaardige
onderzoeks- en technologie-infrastructuur (infrastructuur2): geavanceerde apparatuur, telescopen, gespecialiseerde instrumenten en laboratoria,
wetenschappelijke onderzoekscollecties en geavanceerde databases.
De strategie werd op 1 december 2024 aangekondigd in de Mission Letter aan de Eurocommissaris
voor Startups, Onderzoek en Innovatie Ekaterina Zaharieva en is onder andere een reactie
op de rapporten Heitor, Letta, Draghi en Niinistö.3 De rapporten benadrukken de cruciale rol van onderzoeks- en technologie-infrastructuur
om wetenschappelijke doorbraken te faciliteren, onderzoeks-talent op te leiden en
innovatie te versnellen. De meeste onderzoekers kunnen hun werk en onderzoek niet
doen zonder infrastructuur. De infrastructuren functioneren als aanjagers van excellentie
en impact, en verbinden de academische wereld, onderzoeksinstellingen, overheid, bedrijfsleven
(waaronder het mkb) en andere publieke en private stakeholders. Ook zijn infrastructuren
een motor voor private R&D-investeringen en essentieel om bewezen en geteste oplossingen
te ontwikkelen en die naar de markt te brengen. De rapporten pleiten voor een gecoördineerde
ambitieuze aanpak en voor verhoogde investeringen in grootschalige wereldwijd concurrerende
infrastructuur.
In dat kader zet de strategie in op het ondersteunen van wetenschappelijke doorbraken
en het versnellen van de ontwikkeling, testen en validatie van innovaties en technologieën.
De strategie verstevigt de vijfde vrijheid (vrij verkeer van kennis, onderzoek, innovatie
en onderwijs) en daarmee de Europese Onderzoeksruimte en interne markt. De strategie
bestaat uit zes actielijnen.
Als eerste richt de strategie zich op het versterken van het ecosysteem van Europese
onderzoeks- en technologie-infrastructuur door de capaciteit uit te breiden en investeringen
te mobiliseren.
De strategie zet in op nauwere afstemming van EU-, nationale en regionale financiering,
zodat de EU een stevigere rol kan spelen bij het sneller mobiliseren van investeringen
voorde totstandkoming van geavanceerde infrastructuren. Het gaat hierbij om een combinatie
van Europese investeringen en investeringen van de lidstaten. De tweede actielijn
uit de strategie wil het potentieel van digitalisering en kunstmatige intelligentie
(AI) binnen de infrastructuren versterken. De derde lijn gaat over het realiseren
van eenvoudigere en betere toegang tot onderzoeks- en technologie-infrastructuren
voor onderzoekers en innovatieve bedrijven, waaronder start-ups en scale-ups.
Ten vierde wil de strategie talent aantrekken en behouden via sterkere loopbaantrajecten
in onderzoeks- en technologie-infrastructuur voor wetenschappelijke en technologische
deskundigen en ondersteunend personeel. De strategie omvat voorstellen voor het ondersteunen
van personeel bij het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden en het aantrekken van internationaal
talent op het gebied van onderzoek en innovatie, in lijn met de «Choose Europe»-aanpak.
De aanpak is een EU-initiatief om getalenteerde wetenschappers, onderzoekers en hooggekwalificeerde
professionals naar Europa te trekken en een aantrekkelijk onderzoeksklimaat te bevorderen
door middel van investeringen, stabiele financiering en kwalitatief hoogwaardige arbeidsomstandigheden.
Het programma wil de EU positioneren als een topbestemming voor academische vrijheid
en innovatie.
De vijfde actielijn wil de governance voor onderzoeks- en technologie-infrastructuur
vereenvoudigen en versterken, om langetermijninvesteringsbeslissingen te ondersteunen
en prioriteiten van de Europese Unie (EU) beter op elkaar af te stemmen. Hierbij zet
de strategie in op versterkte coördinatie tussen financieringsbronnen en het vergroten
van de impact van overheidsinvesteringen.
Het laatste onderdeel betreft nauwere samenwerking met strategische partners buiten
de EU, met een focus op de opname van kandidaat-lidstaten en geassocieerde landen
in de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Dit onderdeel bevat ook voorstellen voor risicobeheer
voor de toegang tot kritieke data en faciliteiten ter bescherming van de technologische
soevereiniteit van de EU.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Hoogwaardige onderzoeks- en technologie-infrastructuur, waaronder ICT-, data- en digitale
infrastructuur, is een randvoorwaarde om wetenschappelijke en technologische doorbraken
te realiseren, effectieve oplossingen te vinden voor maatschappelijke uitdagingen,
en om concurrentiekracht, verdienvermogen en maatschappelijk welzijn te versterken.
Dit draagt bij aan het aantrekken, opleiden en behouden van (technisch) toptalent.
Daarbij kan Nederland niet zelf al deze grote infrastructuur bouwen en bekostigen.
Om op een breed spectrum van kennis en expertise mee te blijven doen én de Europese
en open strategische autonomie te versterken, is het essentieel om deel te nemen aan
internationale consortia en samenwerkingsverbanden.
Nederland kent in samenwerking met vertrouwde partnerlanden een uitgebreid stelsel
van onderzoek- en technologie-infrastructuren voor excellent en impactvol onderzoek
en innovatie.4 Infrastructuren verbinden de academische wereld, (toegepaste) onderzoeksinstellingen,
overheid, Rijkskennisinstellingen (RKIs), bedrijfsleven (waaronder het mkb), sociale
partners, het maatschappelijke middenveld en andere belanghebbenden. Hierbij brengen
ze ook kennis of technologie voort met een dual-use of defensietoepassing (bijv.: bepantsering, lasers, conflictenanalyse, sensoren en
ICT-toepassingen). De financiering voor nationale investeringen, operationele kosten
en deelname aan internationale samenwerkingsverbanden komt uit de onderzoeksinstellingen,
de infrastructuur-calls van NWO, het programma Faciliteiten Toegepast Onderzoek (FTO),
en uit de bijdragen vanuit de begrotingen van de vakdepartementen.5 Afwegingen over of een infrastructuur voor Nederland belangrijk is, vinden onder
andere plaats via de adviezen van de Permanente Commissie voor Grote Wetenschappelijke
Infrastructuren (PC GWI), de Commissie Digitalisering Onderzoek (DO) en de ad hoc
FTO Commissie.6 Voor de grote wetenschappelijke infrastructuren (GWI) komen de adviezen terecht in
de Nationale Roadmap GWI.
Het Nederlandse stelsel voor onderzoeksinfrastructuur is sterk verbonden met het Europese
en internationale stelsel.7 Om daarin het Nederlandse belang te waarborgen draagt Nederland actief bij aan Europese
beleidsvorming en -implementatie. Dit via actieve deelname aan onder andere het European
Strategy Forum on Research Infrastructures (ESFRI), het European Research Infrastructure
Consortium (ERIC) Committee, het Horizon Europe Programmacomité Onderzoeksinfrastructuur,
ad hoc expertcomités zoals op het terrein van technologie-infrastructuur8 en de acties uit de ERA-beleidsagenda9 op onderzoeks- en technologie-infrastructuur.10
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet steunt de analyse van de Commissie dat het huidige Europese stelsel voor
infrastructuur continue aanpassing nodig heeft om in te kunnen spelen op nieuwe behoeften
en ontwikkelingen. Door de snel wijzigende geopolitieke en economische situatie en
nieuwe maatschappelijke opgaven veranderen infrastructuurbehoeften voor wetenschap,
onderzoek, innovatie en technologie. Aanpassingen van het infrastructuurbeleid zijn
nodig opdat infrastructuur bijdraagt aan het versterken van concurrentievermogen van
de EU, vergroten van de Nederlandse open strategische autonomie en veiligheid, oplossen
van de maatschappelijke uitdagingen en borgen van onze welvaart en welzijn. Naast
deze generieke uitdagingen zijn er praktische problemen die om aandacht vragen. Door
gefragmenteerd beleid en financieringsmogelijkheden is er gebrek aan centrale coördinatie
en blijft samenhang en samenwerking in het landschap achter. Ook kan de toegang tot
infrastructuur verbeterd en vereenvoudigd worden. Verder vragen de technologische
ontwikkeling en de adoptie van ICT en AI om bijscholing en werving van personeel.
Het kabinet is positief over het voorstel, omdat het voortbouwt op de bewezen goede
elementen van het huidige beleid, aansluit bij het nationale beleid, belangrijke knelpunten
aanpakt en in lijn is met Nederlandse voorstellen11. Het kabinet deelt de conclusie dat het huidige Europese en nationale stelsel redelijk
functioneert, maar dat de recente geopolitieke en technologische ontwikkelingen vragen
om bijstelling en investeringen zoals onder meer voorgesteld in de Europese strategie.
Naast de nieuwe generatie fundamentele wetenschappelijke ontdekkingen, is met name
het nieuwe beleid voor technologie-infrastructuur gelet op de economische en geopolitieke
situatie cruciaal voor open strategische en technologische autonomie van de EU. De
strategie is een document op hoofdlijnen en het kabinet zal bij de Commissie aandringen
op een spoedige start van de uitwerking en implementatie in samenwerking met de lidstaten.
Als Nederland wil bijdragen aan een succesvolle implementatie van de strategie en
onze onderzoekers toegang wil verzekeren tot de relevante excellente en impactvolle
onderzoeks- en technologie-infrastructuur, dan is niet alleen onderhoud aan het Europese
stelsel nodig. Vanwege de beschreven verwevenheid tussen het Nederlandse en Europese
stelsel is blijvende aandacht nodig voor de Nederlandse infrastructuur vanuit alle
betrokken partners.
Het vraagt [om] continue investeringen in lijn met de Nederlands ambitie om te voldoen
aan de Lissabondoelstelling om 3% van het BBP uit te geven aan onderzoek en innovatie.
Onder andere in vernieuwing en modernisering van bestaande infrastructuur (inclusief
dataopslag-, reken- en AI-capaciteit), verduurzaming en versterking van het lidmaatschapsportfolio
en ondersteuning van transnationale toegang. Het is aan een volgend kabinet om te
besluiten over eventuele nieuwe beleidsmaatregelen.
In de strategie benoemt de Commissie een voorstel om de infrastructuurcapaciteit te
vergroten en meer gezamenlijk te investeren in infrastructuur, inclusief de inzet
van Europese middelen voor de bouw van infrastructuur. Dit is onderdeel van het voorstel
van de Commissie voor het tiende Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (KP10)
en wordt dan ook in dat kader verder besproken. De Europese bijdrage zou volgens de
Commissie kunnen helpen om te zorgen dat lidstaten elkaar beter en sneller vinden
in het prioriteren en bundelen van de nationale middelen. Het kabinet zal de uitwerking
van dit initiatief nauwlettend volgen. Bij de uitwerking moet worden geborgd dat de
eventuele Europese bijdrage aan de bouw van infrastructuur slechts beperkt ten koste
gaat van de invloed van individuele landen die in een infrastructuur investeren. Ook
vindt het kabinet dat hierbij ruimte moet blijven voor investeringen in een variatie
aan infrastructuren en in vernieuwing en verbetering van bestaande infrastructuren.
Daarnaast moet worden gewogen of en hoe de Europese investeringen in infrastructuur
minder financiële ruimte laten voor andere onderdelen van KP10, bijvoorbeeld talentbeurzen
en de ondersteuning van start-ups en scale-ups.
Het kabinet is ook voorstander van het voorstel om de verordening over de European
Research Infrastructure Consortium (ERIC) te herzien. Hierdoor kunnen landen een ERIC
sneller oprichten. Verder steunt het kabinet de voorstellen om de samenwerking tussen
de verschillende typen infrastructuur te versterken en zo de gescheiden silo’s te
doorbreken en inefficiënties op te lossen (zoals tussen onderzoeks- en technologie-infrastructuur
of met digitale infrastructuur). Dit zodat uitwisseling van middelen, kennis en talent
en het benutten van schaalvoordelen verbetert.
Het kabinet is het eens met de voorstellen om het potentieel van digitalisering en
AI binnen onderzoeks- en technologie-infrastructuur te vergroten. De Commissie stelt
voor de European Open Science Cloud (EOSC) Federation12 als centrale Europese dataruimte voor onderzoek te versterken, waarbij de nadruk
ligt op het delen van hoogwaardige FAIR-gegevens.13 De Commissie streeft naar betere naleving van FAIR-principes en het vergroten van
dataproductiviteit. Voor Nederland, als voorloper in Open Science, zijn dit belangrijke
voorstellen die kunnen rekenen op steun vanuit het kabinet. Het kabinet vindt het
belangrijk dat in de implementatie aandacht is voor de versterking van dataverzameling
en -interoperabiliteit tussen alle domeinen en sectoren. Dit is niet alleen belangrijk
om excellent en impactvol onderzoek en innovatie te faciliteren, maar ook voor de
onderbouwing en evaluatie van beleid van de overheid en andere publieke en private
organisaties.
Daarnaast wordt in de strategie ingezet op het verbeteren van het verzamelen en ontwikkelen
van AI-klare onderzoeksdata en bijbehorende tools om het gebruik van AI in de wetenschap
te versnellen. De AI-ontwikkelingen zijn van groot belang voor onderzoek en innovatie.
Het kabinet is daarom blij dat de Commissie hier specifieke aandacht voor heeft. Het
kabinet vindt wel dat de ambitie op het vlak van digitalisering en AI in de strategie
groter had gemogen. Onder andere vraagstukken over de beschikbaarheid van voldoende
Europese dataopslag, rekencapaciteit en AI-faciliteiten worden niet benoemd, ondanks
dat de Commissie daar wel aan werkt. Het kabinet vraagt daarom in de implementatie
van de strategie hier extra aandacht voor.
Het kabinet steunt de voorgestelde inzet op het openstellen van en beter afstemmen
van beschikbare faciliteiten en diensten op de behoeften van gebruikers (o.a. onderzoekers,
start-ups en scale-ups). De Commissie stelt daartoe voor om een duurzaam geïntegreerd toegangssysteem te
realiseren voor Europese infrastructuren, met een centrale toegangspoort inclusief
AI-ondersteuning. Het kabinet vindt dit een belangrijk initiatief, maar erkent de
technische en praktische uitdagingen voor bijvoorbeeld digitale veiligheid en gebruiksvriendelijkheid
en vraagt hier in de implementatie aandacht voor bij de Commissie. Het kabinet is
blij met de door de Commissie aangekondigde guidance over de staatssteunregels met betrekking tot het openstellen van onderzoek- en technologie
infrastructuur door publieke onderzoeksorganisaties en zal kritisch volgen dat dit
voor het mkb kansen biedt. Het kabinet is van mening dat ook bij de komende herziening
van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, op basis waarvan relatief eenvoudig
en snel geoorloofd minder marktverstorende vormen van staatssteun kan worden verstrekt,
de actuele ontwikkelingen op digitalisering en technologieontwikkeling in ogenschouw
moeten worden genomen.
Verder stelt de strategie voor om programma’s te starten voor transnationale toegang
tot infrastructuren in prioritaire onderzoeksgebieden zoals AI, quantumtechnologie
en biotechnologie. Deze onderzoeksgebieden zijn voor Nederland prioritair en het kabinet
is dan ook voorstander van deze aandacht. Het kabinet vindt het hierbij belangrijk
dat programma’s voor transnationale toegang voor alle onderzoeks- en innovatie-vakgebieden
en -gebruikers beschikbaar zijn. Van bèta en techniek en medische wetenschappen tot
sociale en geesteswetenschappen; van economische sectoren tot maatschappelijke uitdagingen;
en: met toegang voor onderzoekers, bedrijven, burgers, overheden en andere organisaties.
Het kabinet is tevreden met de aandacht die de strategie vraagt voor het aantrekken
en opleiden van onderzoekstalent, in lijn met de Choose Europe-aanpak. Het kabinet vindt het belangrijk dat de diverse vaardigheden en talenten
van het personeel dat werkzaam is bij onderzoeks- en technologie-infrastructuren worden
erkend en gewaardeerd. De infrastructuren functioneren alleen op topniveau dankzij
de inzet van kennis en expertises vanuit de gehele kennisketen en talentwaaier. Daarbij
is het essentieel dat lidstaten ruimte houden voor een eigen invulling van arbeidsmigratie-
en arbeidsmarktbeleid.
Het kabinet is het eens met het voorstel om gezamenlijk met de Commissie, lidstaten
en belanghebbenden te definiëren welke onderzoeks- en technologie-infrastructuren
van essentieel belang zijn voor de EU en daar een prioritering in aan te brengen.
Het kabinet steunt de voorgestelde inzet op het verbeteren en versimpelen van de benodigde
besluitvormings- en beheersprocessen zoals het voorstel om ESFRI te versterken en
aan te sporen haar analysemethoden en indicatoren te herzien. Gezamenlijke prioritering
en besluitvorming ontstaat namelijk niet uit zichzelf, maar heeft effectieve en efficiënte
structuren nodig. Bij het vormgeven van de implementatie van dit voornemen vraagt
het kabinet aandacht voor de mogelijkheid om bestaande gremia te benutten en te consulteren,
zoals het ERIC Committee, het Horizon Europe programmacomité Onderzoeksinfrastructuur
en het EIROforum14 – de vereniging van de grootste onderzoeksorganisaties in Europa. Het uitgangspunt
is om geen nieuwe gremia in te richten en om daarbij zorgvuldig om te gaan met eventuele
veranderingen van rollen en taken zodat de doelstellingen overeind blijven.
Het kabinet is het eens met de voorstellen om de internationale samenwerking van onderzoeks-
en technologie-infrastructuur te versterken. Het kabinet vindt de voorgestelde versterking
verstandig in de context van de veranderde geopolitieke situatie. Daarom steunt het
kabinet de voorstellen voor wetenschapsdiplomatie, wereldwijde promotie van EU-standaarden
en wederzijdse toegang van vertrouwde landen tot elkaars infrastructuren. Ook het
voorstel tot opnemen van kandidaat- en geassocieerde landen in de Europese Onderzoeksruimte,
met speciale aandacht voor Oekraïne, is in deze context volgens het kabinet een goed
idee.
Als laatste verwelkomt het kabinet de maatregelen voor risicobeheer, veilige dataverwerking
en datasoevereiniteit. Bij de uitwerking van deze voorstellen vraagt het kabinet extra
aandacht voor economische en kennisveiligheid en brengt de Nederlandse expertise op
deze onderwerpen in.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De strategie kan rekenen op brede steun onder lidstaten en het Europees Parlement.
Zij benadrukken, in navolging van de rapporten van Heitor, Letta, Draghi, Niinistö
en anderen,15 de fundamentele rol van onderzoeks- en technologie-infrastructuur. Ze geven aan dat
infrastructuur essentieel is om wetenschappelijke doorbraken te faciliteren, toptalent
op te leiden, innovatie te versnellen en marktintroducties van nieuwe toepassingen
te realiseren. De lidstaten en het Europees Parlement steunen dan ook het voorstel
voor een meer gecoördineerde en ambitieuze aanpak voor en verhoogde investeringen
in grootschalige, wereldwijd concurrerende infrastructuur. Dit om maatschappelijke
en mondiale uitdagingen doeltreffend aan te kunnen pakken, het concurrentievermogen
te versterken en de brede welvaart en algemeen welzijn te vergroten. De meeste lidstaten
benadrukken de noodzaak om de afhankelijkheden in onderzoek en innovatie van andere
landen, met name van buiten de EU, te verminderen door versterking van de EU-inzet.
Het voorstel om Europese middelen aan te wenden voor de bouw van infrastructuur, binnen
het tiende Kaderprogramma van onderzoek en innovatie, wordt niet alleen in Nederland
nauwlettend gevolgd, omdat landen willen bewaken dat er voldoende inspraak blijft,
zodat niet een (te) groot deel van het budget naar één of enkele onderzoeksinfrastructuren
gaat en er te weinig ruimte overblijft voor het financieren van een variatie aan infrastructuren
en andere cruciale elementen zoals de vernieuwing en verbetering van bestaande infrastructuren.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet is positief. Op dit terrein is er sprake van een parallelle
bevoegdheid van de EU en de lidstaten, conform artikel 4, lid 3 van het Verdrag betreffende
de werking van de EU (VWEU).
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet is positief. Het voorstel wil via onderzoeks- en technologie-infrastructuur
het concurrentievermogen, de veiligheid en weerbaarheid en de prestaties in onderzoek
en innovatie van de EU versterken. Gezien de benodigde schaalgrootte en grensoverschrijdende
uitdagingen kan dit onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal
niveau worden gerealiseerd. Samenwerking binnen de EU op basis van excellentie, impact
en open competitie creëert de schaalgrootte die nodig is om te komen tot de beste
oplossingen om grensoverschrijdende uitdagingen het hoofd te bieden, nieuwe economische
kansen te ontwikkelen en de kennisbasis te versterken. Alleen via samenwerking kan
de benodigde expertise en financiering bij elkaar gebracht worden. Om die redenen
is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De strategie heeft tot doel via onderzoeks-
en technologie-infrastructuur het concurrentievermogen, de veiligheid en weerbaarheid
en de prestaties in onderzoek en technologie van de EU te versterken. Het voorgestelde
optreden van de Commissie is hiervoor geschikt en gaat bovendien niet verder dan noodzakelijk,
omdat het voorstel zich richt op Europese samenwerking en wereldwijde competitie die
het niveau van lidstaten overstijgt en de impact vergroot. Ook laat het voorstel alle
ruimte aan de lidstaten om eigen nationale initiatieven te ontplooien.
d) Financiële gevolgen
De strategie heeft geen financiële gevolgen voor de EU-begroting 2021–2027, omdat
de werkprogramma’s voor de komende jaren vrijwel af zijn. Indien er toch (extra) EU-middelen
nodig zijn dan is het kabinet van mening dat deze binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 moeten passen en aansluiten bij een
prudente ontwikkeling van de EU-begroting. De strategie heeft ook geen financiële
consequenties voor de nationale begroting.
Mochten er onverhoopt toch budgettaire gevolgen zijn voor het Rijk dan worden deze
ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijk departement, conform de regels
van de budgetdiscipline.
De strategie is in lijn met de onderzoeks- en innovatiecomponenten zoals voorgesteld
in de EU-begroting 2028–2035 en het nieuwe Europese kaderprogramma voor onderzoek
en innovatie voor de periode 2028–2034 (KP10). Het kabinet geeft in het BNC-fiche
over KP10 aan blij te zijn met de in dit ambitieuze kaderprogramma voorgestelde inzet
op onderzoeks- en technologie-infrastructuur.16 Wel zal het kabinet nauwlettend volgen op welke wijze en in welke mate vanuit KP10
wordt geïnvesteerd in de bouw van infrastructuren. Bij de uitwerking is het van belang
dat de investering vanuit Europa slechts beperkt ten koste gaat van de invloed van
individuele landen en de financiële ruimte elders in KP10. Ook moet er ruimte blijven
voor investeringen in diverse infrastructuren en in de vernieuwing en doorontwikkeling
van bestaande infrastructuren. De daadwerkelijke financiële impact van de EU-begroting
voor 2028–2034 is afhankelijk van de uitkomsten van de onderhandelingen over het Meerjarig
Financieel Kader (MFK), waarop niet vooruit gelopen kan worden.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het vereenvoudigen van bestaande procedures is onderdeel van de strategie. Naar verwachting
levert dit een vermindering van de regeldruk op. Het kabinet vindt het verminderen
van regeldruk een belangrijk speerpunt en is blij met de inzet van de Commissie. Op
basis van de informatie uit de strategie is de impact op de regeldruk nu nog niet
volledig te overzien en in te schatten. Het kabinet houdt bij de implementatie de
vinger aan de pols om bij de nieuwe voorstellen, plannen en initiatieven te zien wat
de eventuele gevolgen voor de regeldruk zijn.
Het doel van de strategie is om de Europese samenwerking in onderzoek- en technologie-infrastructuur
te verbeteren en versterken om het concurrentievermogen, open strategische autonomie,
weerbaarheid en de Europese prestaties op het vlak van onderzoek en innovatie te verbeteren.
De verwachte effecten hiervan op de concurrentiekracht, weerbaarheid en open strategische
autonomie zijn in potentie positief.
De huidige geopolitieke uitdagingen vragen om verminderingen van risicovolle afhankelijkheden
en de beschikking over eigen excellente, impactvolle, en internationaal concurrerende
onderzoeks- en technologie-infrastructuurcapaciteit, inclusief acties om de weerbaarheid
van infrastructuur te verbeteren. De inzet op het vervolmaken van de Europese Onderzoeksruimte
(ERA) en de uitwerking van deze strategie draagt er aan bij dat de EU zich kan meten
met andere grootmachten en niet van hen afhankelijk is op het vlak van onderzoeks-
en technologie-infrastructuur. Het kabinet staat hier positief tegenover, omdat dit
bijdraagt aan het versterken van de het concurrentievermogen, de open strategische
autonomie, de weerbaarheid en de slagkracht van de EU en Nederland als geopolitieke
en economische speler.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken