Brief regering : Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 27-28 oktober 2025
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1730 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID
EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2025
Op 27 en 28 oktober a.s. vindt de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) plaats
in Luxemburg. Met deze brief informeren we de Kamer over de agenda en de Nederlandse
inbreng. Wij zijn voornemens om deze vergadering bij te wonen. Ook informeren wij
met deze brief de Kamer over de vangstadviezen van de International Council for Exploration of the Sea (ICES) en de lopende onderhandelingen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
voor de periode 2028–2034.
I. Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 27–28 oktober 2025
GLB na 2027: Groene architectuur
Het Deens voorzitterschap zal de komende Landbouw- en Visserijraden thematische discussies
agenderen over het GLB na 2027. De eerste tafelronde richt zich op de groenblauwe
architectuur van het GLB. Het gesprek wordt gevoerd aan de hand van twee vragen: (1) In
hoeverre het GLB-voorstel van de Europese Commissie (hierna: Commissie) bijdraagt
aan het doel om het realiseren van de groene transitie door boeren eenvoudiger en
aantrekkelijker te maken, en (2) Hoe, gezien de afwezigheid van specifieke oormerking
van het GLB-budget in het Commissievoorstel, een gelijk speelveld in de groene transitie
gegarandeerd kan worden voor boeren.
Het beter belonen van publieke diensten die boeren leveren is belangrijk voor het
kabinet. Nederland is positief over het samenvoegen van de ecoregeling en het agrarisch
natuurbeheer en de ruimere mogelijkheden om publieke diensten te vergoeden die wettelijk
verplicht zijn, zoals beschreven in het BNC-fiche van september 2025 (Kamerstuk 22 112, nr. 4147). Wij vinden een mate van flexibiliteit voor de lidstaten bij hun inzet op de groene
doelen van het GLB belangrijk. Het gaat hier om de keuze voor interventies en ruimte
voor innovatie en doelsturing. Tegelijk zijn wij van mening dat de groene architectuur
de inzet van alle lidstaten op de groene doelen in het GLB moet garanderen. Bovendien
moet het voor boeren lonen om aan dergelijke interventies deel te nemen en moet de
vergoeding hoger zijn dan de gemaakte kosten en gederfde inkomsten. Wij vinden ten
algemene een gelijk speelveld in de Europese Unie (EU) belangrijk, met oog op het
concurrentievermogen van de agrarische sector. Dit niet in de laatste plaats, gezien
het verwachtte lagere landbouwbudget, het verdwijnen van de verplichte oormerking
voor de groene doelen en de ruimere mogelijkheden voor gekoppelde steun.
Marktsituatie, met name na de invasie van Oekraïne
Tijdens de komende Raad wordt opnieuw stilgestaan bij de marktsituatie in de verschillende
landbouwsectoren. Er is nog geen achtergronddocument beschikbaar. De Commissie zal
naar verwachting ingaan op de ontwikkelingen die van invloed zijn op de landbouwmarkten,
zoals weersomstandigheden, dier- en plantenziektes, geopolitieke onrust en handelspolitieke
spanningen. Daarbij zal de Commissie naar verwachting verwijzen naar de EU Short-term outlook van eind juli. Daarin geeft de Commissie aan dat, ondanks wereldwijde onzekerheden,
de EU-landbouwmarkten over het algemeen veerkrachtig zijn, met stijgende graanproductie,
stabiele melkproductie en goede vooruitzichten voor de pluimveesector; met daarnaast
uiteenlopende ontwikkelingen voor de groenten- en fruitsector en productie trends
wat betreft suiker, wijn en (in mindere mate) de rundvee/schapen sector. Daarnaast
geeft de Commissie aan dat de inputkosten voor de landbouw de afgelopen periode over
het algemeen stabiel waren. De Commissie zal naar verwachting eveneens refereren aan
de bredere geopolitieke context, waaronder ontwikkelingen in de handelsrelaties met
derde landen, zoals Oekraïne, de Verenigde Staten en China. Nederland zal tijdens
de Raad onderschrijven dat de markten grotendeels gestabiliseerd en veerkrachtig zijn,
ondanks dat onzekerheden blijven bestaan over de (geopolitieke) marktontwikkelingen.
Daarbij zal Nederland weer aandacht vragen voor het belang van nauwe monitoring van
markteffecten als gevolg van de door China ingestelde voorlopige heffingen op Europese
varkensproducten en het lopende antisubsidie onderzoek naar Europese zuivel.
ICCAT-jaarvergadering (Sevilla, Spanje, 17–24 november 2025)
De jaarvergadering van de ICCAT (International Convention Conservation Atlantic Tuna)
vindt dit jaar van 17 tot 24 november plaats in Sevilla, Spanje. De jaarvergadering
zal vooral gaan over beheermaatregelen voor zwaardvis, skipjacktonijn (Bonito), blauwvintonijn
en Tropische tonijn. Daarnaast staan de onderwerpen elektronische monitoring en inspectiesystemen
op volle zee op de agenda. Ook zal er gesproken worden over de wensen ten aanzien
van een aankomend Performance Review van het verdrag. Ten slotte zijn er verkennende
gesprekken over de mogelijkheden om de vele verschillende losse afspraken voor het
bestrijden van ongewenste bijvangst van haaien, schildpadden en zeevogels te bundelen
tot een generieke maatregel. Naast de gebruikelijke intensieve quota-onderhandelingen,
worden er geen grote controverses verwacht. De EU is namens het Europese deel van
Nederland lid van ICCAT. Er is op dit moment nog geen formeel vastgestelde EU-onderhandelingsinzet
voor deze jaarvergadering. Tijdens de Raad kunnen lidstaten hun zienswijzen uiten.
Aan de hand hiervan zal de inzet van de EU worden geformuleerd. Er wordt door het
Europese deel van Nederland niet gevist binnen het ICCAT-gebied. Nederland zal zich
in het algemeen dan ook terughoudend opstellen. Nederland zal zich hard maken voor
de noodzaak van goede wetenschappelijke onderbouwing van vangsthoeveelheden en beheermaatregelen
en voor speciale aandacht voor het verder terugdringen van ongewenste bijvangst van
haaien, zeeschildpadden, zeezoogdieren en zeevogels.
Verordening van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2026 in de
Oostzee
Het Deens voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord op de Raadsverordening
vangstmogelijkheden in de Oostzee voor 2026. Dit betreft visbestanden die door de
EU-lidstaten beheerd worden. In tegenstelling tot veel andere visbestanden, worden
de Oostzee visbestanden niet in onderhandeling met derde landen vastgesteld. Uit de
wetenschappelijke adviezen van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee
(International Council for the Exploration of the Sea, ICES) blijkt dat het met veel bestanden in de Oostzee niet goed gaat. Ondanks dat
er afgelopen jaren strenge maatregelen zijn genomen, blijkt er nauwelijks herstel
van de visstand. Voor een aantal visbestanden geldt dat er een nulvangst of zeer lage
vangstmogelijkheden worden geadviseerd. De Commissie stelt voor meerdere visbestanden
daarom een zeer voorzichtige aanpak voor, die soms strenger is dan de wetenschappelijke
adviezen.
De Nederlandse visserijsector heeft geen belangen in de Oostzee. Echter, de Staatssecretaris
hecht er wel waarde aan dat het beheer van visbestanden in alle Europese wateren op
uniforme duurzame wijze geschiedt. Daarom vindt hij het belangrijk dat de vangstmogelijkheden
in lijn met de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) worden
vastgesteld. Daarbij is het belangrijk dat er een gebalanceerd besluit wordt genomen
dat recht doet aan zowel de milieudoelstellingen als de sociaaleconomische doelstellingen
van het GVB.
Net als voorgaande jaren is er voor bepaalde visbestanden in de Oostzee een discussie
ontstaan over de toepassing van de zogenaamde 5%-regel, waarbij de vangstmogelijkheden
zodanig moeten worden vastgesteld dat de waarschijnlijkheid dat het bestand onder
de biologische grenswaarde komt of blijft, niet meer dan 5 procent bedraagt. Zoals
eerder aan de Kamer is gemeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1674), bestaat er juridische onduidelijkheid over de toepassing van dit artikel en bieden
de Meerjarenplannen andere mogelijkheden voor het herstel van visbestanden. Daarom
blijft Nederland zich uitspreken tegen de voorgestelde toepassing van de 5%-regel,
met inachtneming van de sociaaleconomische gevolgen en het verdienmodel van de vissers.
Voortgangsrapporten over de handhaving en uitvoering visserij en landbouw
In de mission letters (startbrieven) die Ursula von der Leyen, president van de Commissie, heeft gestuurd
aan alle Commissarissen in september 2024, heeft zij hen gevraagd jaarlijks een voortgangsrapport
op te stellen over de bereikte resultaten in hun respectievelijke werkdomeinen met
betrekking tot de handhaving en uitvoering. Tijdens de aankomende Raad zullen Commissaris
Kadis van Visserij en Oceanen en Commissaris Hansen van Landbouw en Voedsel de door
hen opgestelde voortgangsrapporten over de handhaving en uitvoering van de visserij
en de landbouw presenteren. Commissaris Varhelyi zal tijdens de Raad van november
zijn voortgangsrapport presenteren. De rapporten zijn nog niet beschikbaar. Wij zullen
de presentaties van de Commissarissen aanhoren.
II. ICES-vangstadviezen
Naast de onderwerpen voor de geannoteerde agenda informeert de Staatssecretaris, zoals
eerder aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1726), de Kamer nader omtrent vangstadviezen die eerder nog niet beschikbaar waren. Recent
heeft ICES het vangstadvies voor de grote pelagische bestanden gepubliceerd. Voor
blauwe wijting en makreel bevatten de adviezen een sterke verlaging van de vangstmogelijkheden
(–41% resp. –70%) ten opzichte van de vangstadviezen van afgelopen jaar. Voor Atlanto
Scandian haring (+33%) en Noordzee tong (+16,4%) betreft dit een verhoging. Voor evervis
betreft dit een verlaging (–22%). Voor Westelijke horsmakreel (–2,1%), Noordzee horsmakreel
(nulvangstadvies) en zilversmelt (–2,8%) betreffen de adviezen nagenoeg gelijke vangstmogelijkheden
als in de adviezen van afgelopen jaar. Daarnaast is het advies voor kabeljauw verschenen
waarvoor dit jaar een nulvangstadvies is afgegeven. De komende tijd beraadt de Staatssecretaris
zich nader over zijn inzet in de EU op deze vangstadviezen. Voor de horsmakreel, waar
net als vorig jaar een nulvangstadvies is gegeven, zal de Staatssecretaris het belang
benadrukken van het waarborgen van dataverzameling met betrekking tot de bestandsschatting,
met het oog op behoud van de kwaliteit van het wetenschappelijk advies.
De Staatssecretaris beoordeelt de verlaging van de vangstadviezen voor meerdere pelagische
visbestanden als zorgelijk. Met name de sterke daling van het makreeladvies baart
grote zorgen. De Staatssecretaris wil hierbij benadrukken dat ondanks de sterke daling,
ICES wel een vangstadvies heeft gegeven dat aangeeft dat makreel voor een hoeveelheid
van ruim 174.000 ton duurzaam gevangen kan worden. Wat betreft blauwe wijting volgt
het sterk afnemende vangstadvies uit de vigerende Long Term Management Strategy. De
dalende trend van veel pelagische visbestanden, zoals makreel, blauwe wijting en Noordzeeharing,
maakt de discussie over robuuste verdeelsleutels nog urgenter. De Staatssecretaris
zal zich binnen de Raad ervoor inzetten dat hierop voortgang wordt geboekt, met oog
voor de Nederlandse belangen in deze discussies. De demersale bestanden in de Noordzee
staan er over het algemeen redelijk goed voor. In de Keltische Zee, de Oostzee en
delen van het Kanaal is dat helaas niet het geval. Ter bevordering van het herstel
van het bestand zal er gekeken worden of er ook aanvullende maatregelen genomen moeten
worden. Ook hier vindt de Staatssecretaris het belangrijk dat dit gebeurt op basis
van de best beschikbare wetenschappelijke adviezen, waarbij maatwerk mogelijk moet
zijn om de sociaaleconomische gevolgen te mitigeren.
Ten slotte is ook het vangstadvies voor Noordzeekabeljauw gepubliceerd. ICES gebruikt
sinds drie jaar een aangepast bestandschattingsmodel, waarbij het kabeljauwbestand
is opgesplitst in drie subbestanden. Omdat één van deze subbestanden, het zuidelijke
subbestand, in slechte staat verkeert, beïnvloedt dit de vangstmogelijkheden voor
de andere twee subbestanden. Dit jaar geldt er een nulvangstadvies voor het zuidelijke
subbestand. Dit leidt in het advies volgens de voorzorgsbenadering tot een nulvangstadvies
voor alle drie de subbestanden. Er wordt aangegeven dat er alternatieve scenario's
zijn om hiervan af te wijken wat uiteraard grotere risico’s voor het herstel van het
bestand met zich meebrengt. De inzet van de Staatssecretaris is erop gericht om bij
het vaststellen van de vangstmogelijkheden als eventuele aanvullende noodzakelijke
maatregelen te kijken welke ruimte er is om de sociaaleconomische impact zoveel mogelijk
te beperken. Ook hierbij moeten de best beschikbare wetenschap en maatwerk een belangrijk
uitgangspunt zijn. Voor tong is er een positief vangstadvies (+16,4%). Zoals eerder
aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1726), was de publicatie van het vangstadvies voor tong vertraagd, maar was de verwachting
dat het advies niet veel zou afwijken van dat van vorig jaar. De Staatssecretaris
zal zich inzetten voor het volgen van het advies. De komende tijd worden de reeds
gepubliceerde en de nog te verschijnen vangstadviezen nader geanalyseerd ten behoeve
van de Nederlandse inzet in de EU. De Staatssecretaris is hierover in gesprek met
relevante stakeholders. Zodra meer bekend is, informeert hij de Kamer via de reguliere
brieven over de Raad.
III. Onderhandelingen GLB 2028–2034
De Tweede Kamer heeft verzocht om een maandelijks verslag bij de geannoteerde agenda
voor de Landbouw- en Visserijraad van de onderhandelingen in de EU rondom het GLB
voor de periode 2028–2034. Zoals bekend zijn de GLB-voorstellen op 16 juli 2025 door
de Commissie gepresenteerd als onderdeel van het pakket aan voorstellen voor het Meerjarig
Financieel Kader voor de EU. Naast het voorstel voor de verordeningen over het GLB
is ook het voorstel voor het Nationale en Regionale Partnerschapsplan (NRPP) uit dit
totaalpakket van belang voor het toekomstige GLB. Er zijn onderlinge verbanden tussen
de voorstellen. Dit is eerder toegelicht in het BNC-fiche over het nieuwe GLB-voorstel
(Kamerstuk 22 112, nr. 4147). Over het GLB-voorstel vindt met grote regelmaat een Raadswerkgroep plaats. Dit
is een ambtelijke werkgroep waarin de verordeningsvoorstellen artikelsgewijs worden
besproken en waarbij op dit moment nog vooral verduidelijkende vragen worden gesteld.
Tijdens de Raad zal het GLB ook besproken worden. Onze inzet vindt de Kamer elders
in deze geannoteerde agenda. Op dit moment zijn er buiten de bandbreedte van de relevante,
eerder gestuurde BNC-fiches, geen nieuwe elementen of ontwikkelingen om de Kamer over
te informeren.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Indieners
-
Indiener
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Medeindiener
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.