Brief regering : Kabinetsreactie op evaluatie Toegepast Onderzoek Organisaties (TO2) 2020-2023 en TO2 strategische plannen 2026-2029
32 637 Bedrijfslevenbeleid
33 009
Innovatiebeleid
Nr. 711
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2025
De TO2-instellingen doen pre-competitief onderzoek ten behoeve van overheden, maatschappelijke
vraagstukken en het versterken van de innovatiekracht van het bedrijfsleven. Ook dragen
ze bij aan beleidsontwikkeling en voeren ze wettelijke taken uit. Ze zijn hiermee
van grote waarde voor de overheid, onze economie en samenleving. Gezamenlijk beschikken
de TO2-instellingen over een zeer brede kennisbasis en een groot aantal kwalitatief
hoogwaardige en strategische onderzoeksfaciliteiten. Met zo’n 10.000 medewerkers in
dienst zijn de TO2-instellingen breed inzetbaar en zijn zij een continue factor van
kennis, ervaring en expertise. Al vele jaren zijn de TO2-instellingen op veel van
hun onderzoeksgebieden excellente kennispartners van wereldklasse.
Op 20 mei 2025 heeft mijn voorganger, mede namens de Minister van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), de resultaten van het evaluatieonderzoek Toegepast
Onderzoek Organisaties (TO2) over de periode 2020 t/m 2023 aan uw Kamer aangeboden1. De evaluatie betrof de vijf TO2-instellingen: de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk
onderzoek (TNO), de Stichting Wageningen Research (WR), het Koninklijk Nederlands
Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR), Deltares en het Maritiem Research Instituut Nederland
(MARIN). Deze instellingen werken samen in de TO2-federatie. De evaluatie stond onder
leiding van de heer prof. dr. Stan Gielen.
Naar aanleiding van de resultaten van deze evaluatie hebben alle TO2-instellingen
een nieuw strategisch plan voor de periode 2026–2029 opgesteld en een gezamenlijk
strategisch kader 2026–2029 van de TO2-federatie. Voor Wageningen Research, die zijn
strategische plan 2025–2028 al eerder had opgesteld, is de uitkomst van deze evaluatie
meegenomen in een addendum op het strategische plan van WUR. Deze plannen stuur ik
met deze brief mee.
Samengevat heeft de evaluatie in het algemeen een positieve uitkomst, maar geeft ook
belangrijke aandachtspunten voor de toekomstbestendigheid van de TO2-instellingen.
De evaluatie laat zien dat het belangrijk is om te blijven investeren in de TO2-instellingen:
in hun portfolio, onderzoeksfaciliteiten en samenwerkingen. De kabinetsreactie gaat
in op de aanbevelingen op deze thema’s.
Als Minister van Economische Zaken (EZ) ben ik systeemverantwoordelijk voor het TO2-stelsel.
Andere departementen zijn nauw betrokken bij de TO2-instellingen. Zo is de Minister
van LVVN financieel verantwoordelijk voor WR en heeft de Minister van Defensie een
wettelijke taak en rol in de Raad voor Defensie Onderzoek (RDO) voor het defensie
onderzoek van TNO. Deze kabinetsreactie wordt mede namens zowel de Minister van LVVN
voor WR als de Minister van Defensie aangeboden aan uw Kamer. Met deze brief ontvangt
uw Kamer de reactie van het kabinet op de uitkomsten van de evaluatie en verleent
het kabinet goedkeuring aan de nieuwe strategische plannen van de TO2-instituten en
het strategisch kader van de TO2-federatie.
Opbouw van deze brief
In deze brief focus ik op de uitkomsten van het overkoepelende evaluatierapport «Toegepast onderzoek voor de toekomst – voor maatschappelijke missies en versterking
concurrentievermogen»2. Hierin zijn ook de belangrijkste uitkomsten van de evaluaties van de individuele
instituten en de econometrische analyse meegenomen. In mijn reactie op de uitkomsten
van de evaluatie3 neem ik, namens het kabinet, mee hoe de TO2-instellingen in hun strategische kader
en strategische plannen aangeven een bijdrage te willen gaan leveren aan de opvolging
van de aanbevelingen. Na de inleiding over de rol en het belang van de TO2-instituten
in paragraaf 1, ga in paragraaf 2 in op de conclusies over de kwaliteit, impact en
vitaliteit van de instellingen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van de rijksbijdrage.
Ook worden de aanbevelingen aangegeven. In de paragrafen 3, 4 en 5 bundel ik de overige
conclusies en ga ik verder in op de aanbevelingen van de evaluatie in de respectievelijke
thema’s: strategische portfolio van de TO2-instellingen, onderzoeksfaciliteiten en
samenwerking. Gezien het belang van ontwikkelingen rondom strategische autonomie,
veiligheid en weerbaarheid besteed ik hier separaat aandacht aan in paragraaf 3. Hetzelfde
geldt voor de digitale ontwikkelingen en grote maatschappelijke uitdagingen. In paragraaf
6 komt de goedkeuring van de strategische plannen aan bod.
Bezien wordt of een deel van de aanbevelingen uit de evaluatie, waar passend binnen
het bestaande beleid, de demissionaire status van het kabinet en bestaande begrotingskaders,
deze kabinetsperiode in gang gezet kunnen worden. Voor andere aanbevelingen, waar
aanvullende publieke middelen nodig zijn of die buiten het kabinetsbeleid vallen,
is nieuwe besluitvorming van een volgend kabinet nodig. In mijn reactie zal ik het
onderscheid hierop duidelijk aangeven.
1. Inleiding: TO2-instellingen doen R&D voor Nederland
Van groot belang voor onze economie, maatschappij en weerbaarheid
TO2-instellingen vervullen een belangrijke brugfunctie tussen fundamentele kennis
(o.a. vanuit technische universiteiten) en de markt, maar ook tussen kennisinstellingen,
de overheid, het bedrijfsleven, het maatschappelijke middenveld en non-profitorganisaties.
Nederland heeft de toegepaste kennisinstellingen hard nodig voor de vele opgaven waar
we voor staan: zo onderzoekt TNO nieuwe toepassingen voor sleuteltechnologieën voor
ons innovatieve bedrijfsleven en ontwikkelt zij kennis voor onze defensie en veiligheid,
werkt Wageningen Research aan veilige, gezonde voeding en leefomgeving, draagt het
werk van Deltares bij aan oplossingen op het gebied van water en ondergrond, staat
MARIN voor toekomstbestendige schepen en duurzaam gebruik van de zeeën en maritieme
veiligheid en werkt het NLR aan duurzame luchtvaart en de ontwikkeling voor ruimtevaarttoepassingen
zoals satellieten.
Bijdrage aan 3% R&D-doelstelling
In de Kamerbrief «Investeren in een weerbare en toekomstbestendige economie: het 3%-R&D-actieplan»
van 11 juli jl.4 heb ik aangegeven hoe belangrijk het is te blijven investeren in onderzoek en ontwikkeling:
«Zonder versterking van het R&D-fundament dreigt ons land niet alleen in te leveren
op concurrentiekracht en economische groei, maar ook aan geopolitieke invloed in te
boeten, gezien het wereldwijd toenemende belang van technologie». Deze Kamerbrief
geeft concrete handvatten om te investeren in onderzoek en ontwikkeling en sluit aan
bij het rapport van Draghi5 en de Nationale Technologiestrategie6.
De TO2-instellingen vormen een belangrijk onderdeel van het R&D-fundament, en in de implementatie van ons innovatiebeleid: zij zijn de spil in onze
innovatie ecosystemen. Ze hebben zicht op de lange termijn perspectieven. Zij kunnen
met hun brede ervaring en onafhankelijke rol private en publieke partijen stimuleren
om hun R&D-activiteiten naar een hoger niveau te tillen. Hun faciliteiten en experimenteerruimtes
maken nieuwe innovaties mogelijk. Ook stimuleren zij dat veelbelovende onderzoeksuitkomsten
en innovaties hun weg vinden naar de markt, onder andere via spin-offs, wat direct
bijdraagt aan de 3% R&D-doelstelling. Deze bijdragen aan innovatie en valorisatie leveren een positieve bijdrage
aan de bevordering van investeringen, ons ondernemersklimaat en vestigingsklimaat.
Met de evaluatie van de TO2-instellingen wordt duidelijk hoe belangrijk het is om
te blijven investeren in de TO2-instellingen: in hun portfolio, onderzoeksfaciliteiten
en samenwerkingen. Een sterke kennisbasis als ook het structureel investeren in onderzoeksfaciliteiten,
waaronder ook het vergroten experimenteerruimte voor R&D-intensieve start- en scale-ups,
zijn cruciaal voor het behalen van de 3% R&D-doelstelling.
2. Belangrijkste uitkomsten van de evaluatie
De evaluatie laat veel positieve uitkomsten zien, maar geeft ook belangrijke knelpunten
aan die opgelost moeten worden voor het goed functioneren van de TO2-instellingen
in de toekomst.
Uit de rapporten blijkt dat over de hele linie de kwaliteit van het werk van de instellingen goed is. Hierbij is gekeken naar de waardering van
het onderzoek door stakeholders en de output.
Op onderdelen behoort het onderzoek van de TO2-instituten tot de wereldtop. Het onderzoek
is complementair aan onderzoek van andere kennisinstellingen zoals universiteiten,
hogescholen en Rijkskennisinstellingen (RKI’s)7. Daarmee vervullen de TO2-instellingen een belangrijke en onmisbare rol in de Nederlandse
samenleving en het kennislandschap.
De evaluatiecommissie constateert dat de maatschappelijke en economische impact
van de TO2-instellingen goed is. Hierbij is gekeken naar de verbindingen met de stakeholders,
het gebruik van de onderzoeksresultaten door de stakeholders en het strategisch belang
van deze kennisbenutting voor de Nederlandse en Europese economie en/of maatschappelijke
uitdagingen. Deze uitkomst wordt ook ondersteund door het econometrisch onderzoek
dat onderdeel was van de evaluatie.
De TO2-instituten leveren een belangrijke bijdrage aan maatschappelijke missies, aan
het onderbouwen van het overheidsbeleid en aan specifieke beleidsdoelstellingen van
verschillende departementen. De groei van programma’s en projecten voor de overheid
illustreert het toenemend belang van de TO2-instituten voor de overheid.
Het toegepast onderzoek levert een bijdrage aan de innovatiekracht en de concurrentiepositie
van Nederland waarmee bedrijven gepositioneerd worden om bij te dragen aan het volbrengen
van de grote maatschappelijke uitdagingen. De advisering en dienstverlening door de
TO2-instituten zijn van hoog niveau.
De vitaliteit van de TO2-instellingen is over het algemeen goed. Hierbij is gekeken naar hoe de
instellingen zijn toegerust en gepositioneerd voor de toekomst, de strategie en de
voorwaarden om hun werk te kunnen doen: financiën, personeel en onderzoeksfaciliteiten.
Aangekondigde en/of mogelijke bezuinigingen leggen echter een grote druk op de financiële
positie van TO2-instellingen in de toekomst. Ook het gebrek aan structurele financiering
voor de vernieuwing, vervanging en exploitatie van hun onderzoeksfaciliteiten vormt
een ernstige bedreiging voor de vitaliteit. De TO2-instituten zijn er de afgelopen
periode in geslaagd om hun personeelsbestand kwalitatief en kwantitatief op peil te
houden en de diversiteit van het personeelsbestand te vergroten.
Specifiek in het geval van Wageningen Research is een dalende trend te zien met betrekking
tot vitaliteit. Gezien de grote opgaven waarvoor de land- en tuinbouwsector staat
en de invloed die dat heeft op andere sectoren zal ik samen met de Minister van LVVN
bezien hoe we er voor kunnen zorgen dat WR een duurzame bijdrage kan blijven leveren.
Tenslotte concludeert de evaluatiecommissie dat de rijksbijdrage aan de instellingen
doeltreffend en doelmatig is ingezet. De TO2-instituten geven over het algemeen op een goede wijze invulling
aan hun hoofdtaken: het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis voor maatschappelijke
uitdagingen en het versterken van ons bedrijfsleven, en het beheren van strategische
onderzoeksfaciliteiten. Het is volgens de evaluatiecommissie niet mogelijk om dezelfde
effecten tegen lagere kosten te bereiken.
Aanbevelingen voor toekomstbestendigheid van het toegepast onderzoek
Naast deze algemene uitkomsten, geeft de evaluatie ook belangrijke aandachtspunten
mee. Geopolitieke ontwikkelingen, de digitalisering en de maatschappelijke vraagstukken
vragen van de TO2-instellingen en de overheid extra inspanningen om tot een toekomstbestendige
inzet van toepassingsgerichte kennis en van het TO2-stelsel te komen. Ook is het verder
versterken van de relatie met het bedrijfsleven van belang. In de conclusies en aanbevelingen
wordt ingegaan op de verschillende knelpunten en aandachtsgebieden voor TO2-instellingen
en voor de overheid, die opgelost moeten worden om te verzekeren dat de TO2-instellingen
nu en in de toekomst blijven bijdragen aan een versterkte inzet van het toegepast
onderzoek. De aanbevelingen, die zijn opgenomen in bijlage 1, zijn hieronder kort
samengevat.
Aanbevelingen uit de evaluatie in het kort:
Voor overheid en TO2-instituten gezamenlijk:
1. Reflecteer op de doelen en taken van TO2-instituten en de benodigde middelen.
Voor de overheid:
2. Zorg voor structurele middelen voor investeringen en onderhoud van faciliteiten.
3. Zorg dat de TO2-instituten kostbare faciliteiten kunnen vernieuwen.
4. Laat periodiek een inventarisatie maken van benodigde infrastructuur.
5. Pas bij eventuele kortingen op subsidie de taken van een TO2-instituut hierop aan.
6. Zorg ervoor dat de activiteiten van de TO2-instituten voor de overheid passen bij
hun budgetten.
Voor de TO2-instituten:
7. Kijk periodiek welke activiteiten of faciliteiten afgebouwd kunnen worden.
8. Maak de kennis en faciliteiten beter toegankelijke voor het mkb.
9. Breid de samenwerking met hogescholen uit.
10. Harmoniseer afspraken met andere kennisinstellingen.
11. Maak samenwerking met andere kennisinstellingen gelijkwaardig.
12. Coördineer meer zaken gezamenlijk.
Reactie kabinet
Het kabinet is blij met deze resultaten van de evaluatie en ziet de uitkomsten als
een ondersteuning van het beleid. Het kabinet wil gezien de vele uitdagingen en opgaven
waar we in Nederland voor staan, voor de komende jaren samen met de TO2-instellingen
aan een versterkte inzet van toegepast onderzoek werken. Het kabinet is van mening
dat het gezamenlijk werken aan een strategische portfolio, sterke faciliteiten en een optimale samenwerking van de TO2-instituten met maatschappelijke partners, bedrijven en (inter)nationale
kennis- en onderwijsinstellingen de belangrijkste aangrijpingspunten zijn voor een
krachtige inzet van het toegepaste onderzoek. Hierop wordt in de volgende paragrafen
verder op ingegaan.
Als belangrijke randvoorwaarden voor een succesvolle inzet ziet het kabinet:
• Aandacht voor impact: het kabinet ondersteunt de suggesties die de evaluatiecommissie daarvoor doet: meer
aandacht voor monitoring, beter sturen en zichtbaar maken van impact, aandacht aan
kennisverspreiding via de media, samenwerking met mkb en start- en scale-ups en samenwerking
met andere partners in het kennis-en innovatie-ecosysteem zoals Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen
maar ook met de andere kennis- en onderwijsinstellingen; universiteiten, kennisinstituten,
hbo en mbo.
• Naast aandacht voor publiek, ook aandacht voor privaat commitment: het kabinet vindt het van groot belang dat de TO2-instituten naast het leveren van
maatschappelijke impact ook sterk blijven inzetten op het versterken van de eigen
en nationale kennisbasis, concurrentiekracht en ons verdienvermogen. Daarbij wordt
rekening gehouden dat voor sommige maatschappelijke uitdagingen private financiering
niet altijd voor de hand ligt, zoals in het domein van natuur.
3. Strategische portfolio TO2-instellingen laten aansluiten op toekomstige ontwikkelingen
(aanbevelingen 1, 5, 6 en 7)
In het evaluatieonderzoek wordt gewezen op de noodzaak om tot een meer strategische
afweging te komen van de (gezamenlijke) portfolio van de TO2-instellingen. Deze noodzaak
vloeit voort uit de sterk veranderende omgeving waarmee nieuwe maatschappelijke en
technologische thema’s centraal komen te staan. Nieuwe ontwikkelingen en thema’s,
zoals op het gebied van klimaatverandering, defensie, technologie, digital twins en AI, vragen om nieuwe kennis. Ook wordt gewezen op de positieve effecten van kennis-spillovers,
bijvoorbeeld wanneer de kennis van een TO2-instituut zijn weg vindt naar marktpartijen
en maatschappelijke organisaties. Deze grote dynamiek in de portfolio vraagt om een
meer strategische inzet (aanbeveling 7).
Deze strategische inzet is ook nodig om invulling te kunnen geven aan financiële druk
(aanbevelingen 5 en 6). Goed gekeken moet worden of een verschuiving naar programmasubsidies voor onderzoeksprogramma’s
niet ten koste gaat van een gezonde kennisbasis van de TO2-instituten vanuit de instituutsfinanciering8. Aansluiting op de toekomstige ontwikkelingen in nationaal en internationaal verband,
zoals defensieonderwerpen, strategische autonomie, kennisveiligheid en maatschappelijke
weerbaarheid, moeten niet alleen bezien worden in een nationale context, maar ook
in een internationale context.
In de evaluatie worden de overheid en de TO2-instellingen gezamenlijk aanbevolen om
te reflecteren op de huidige en toekomstige doelen en taken van de TO2-instellingen,
zodat deze nog beter aan kunnen sluiten op toekomstige ontwikkelingen en om tegemoet
te kunnen komen aan nieuwe (toegepaste) kennisvragen in nationaal en internationaal
verband (aanbeveling 1).
Reactie kabinet
Strategische onderzoekportefeuille en gezonde kennisbasis
TO2-instellingen zijn Nederlandse kennisinstellingen waar we trots op zijn. Het is
belangrijk dat ze goed blijven functioneren, en met ontwikkelingen mee bewegen. Het
is goed te zien dat TO2-instellingen zich daar verantwoordelijk voor voelen en inspelen
op nieuwe en toekomstige kennisvragen. Als een bepaald thema of een innovatie in de
fase is terechtgekomen dat de markt het verder kan oppakken, dan kan de TO2-instelling
deze activiteiten afbouwen, overdragen of in private vorm onderbrengen. Dit geldt
niet alleen voor het onderzoek maar ook voor de betreffende faciliteiten. In de volgende
evaluatie over de periode 2024–2027 zal ik de TO2-instellingen vragen om terug te
blikken welke keuzes ze hierop hebben gemaakt.
Zoals ook de TWIN-rapportage 2023–2029 van het Rathenau-instituut9 laat zien verschuift door het Nationaal Groeifonds de verhouding tussen institutionele
en tijdelijke, in competitie verkregen projectfinanciering verder in de richting van
projectfinanciering. Doordat er zoveel projectfinanciering bijkomt is het belangrijk
aandacht te houden voor het belang van een gezonde kennisbasis voor een breed scala
aan onderwerpen. Alleen met een gezonde kennisbasis kunnen de TO2-instituten nieuwe
en verdiepende kennis opdoen. Daarbij is een defensie-specifieke kennisbasis, zoals
bij de TNO unit Defence, Safety & Security (DSS) die via de TNO-wet gewaarborgd wordt,
niet alleen van belang voor de veiligheid van onze toekomst maar ook voor onze strategische
autonomie en economisch verdienvermogen op de kortere termijn.
Orkestrerende rol binnen innovatietrajecten
De TO2-instellingen zijn goed toegerust om een belangrijke spil te zijn in nationale
en internationale innovatietrajecten. Zij kennen de ecosystemen en coördineren grote
en complexe programma’s, adviseren op ontwikkelingen en ontginnen opkomende thema’s.
Zij signaleren en ontwikkelen kennis op technologieën die in de toekomst van groot
belang gaan zijn voor nieuwe bedrijvigheid. Met deze kennis kunnen ze een rol spelen
bij het samenbrengen van publiek-private en multidisciplinaire samenwerkingsverbanden,
waarin kennis uit verschillende kanten gebundeld wordt, die een nieuwe richting kunnen
inzetten. Binnen het innovatiebeleid zal de overheid nog bewuster gebruik maken van
deze capaciteiten en, waar passend, de TO2-instellingen deze rol gunnen. Bijvoorbeeld
bij de verdere implementatie van de Nationale Technologie Strategie (NTS), de implementatie
van de acties uit het 3%-R&D actieplan10, de uitvoering van het missiegedreven innovatiebeleid en programma’s van het Nationaal
Groeifonds.
Versterken van thematisch opdrachtgeverschap van de overheid voor maatschappelijke
vraagstukken
De overheid doet vaak een beroep op de TO2-instituten om nieuwe kennis te ontwikkelen
en toe te passen om oplossingen te vinden voor maatschappelijke uitdagingen, en ter
ondersteuning van het overheidsbeleid – onder andere om beleidskeuzes te maken die
gebaseerd zijn op relevante kennis («evidence-informed» beleid). Ook zijn een aantal wettelijke taken van de overheid belegd bij TO2-instituten.
Verschillende thema’s liggen op het gebied van meerdere departementen, denk bijvoorbeeld
aan klimaatverandering, duurzaamheid, data-infrastructuur, ondergrond, ruimtevaart,
weerbaarheid en veiligheid. Departementen zullen op deze brede, departement-overstijgende
thema’s meer integraal en gezamenlijk hun thematische kennisvragen voor de TO2-instituten
formuleren, om zo versnippering in het opdrachtgeverschap te voorkomen en juist verder
te versterken. Hierbij wordt uiteraard gekeken welke inspanningen aan de TO2-instituten
worden gevraagd en welke middelen daar tegenover dienen te staan. Dit geldt ook voor
huidige activiteiten die voor de overheid worden uitgevoerd door de TO2-instituten.
Daarbij zal ook de wijze waarop een goede balans kan worden gevonden tussen de instituutsfinanciering
en de programmafinanciering betrokken worden, in dialoog met de TO2 en de betrokken
departementen.
3.1 Ontwikkelingen rondom strategische autonomie, veiligheid en weerbaarheid
Een belangrijke ontwikkeling waar de evaluatiecommissie ook op wijst is de veranderende
geopolitieke situatie. Hierdoor zijn voor ons land thema’s als strategische autonomie,
veiligheid en weerbaarheid in korte tijd heel belangrijk geworden. Afgelopen jaren
is het beroep van de overheid op de TO2-instellingen voor toegepast onderzoek op deze
vlakken toegenomen, en de verwachting is dat dit verder gaat doorzetten. Op het gebied
van strategische autonomie valt bijvoorbeeld te denken aan het minder afhankelijk
worden van bepaalde landen voor onze technologieën en grondstoffen. Veiligheid en
weerbaarheid is breder dan alleen defensie. Zo zijn cyberveiligheid, economische veiligheid,
kennisveiligheid, voedselzekerheid, de infrastructuur in de Noordzee en bescherming
van onze waterkeringen ook van cruciaal belang voor de veiligheid en weerbaarheid
van ons land en onze maatschappij.
Reactie kabinet op ontwikkelingen rondom strategische autonomie, veiligheid en weerbaarheid
TO2-instellingen doen veel werk voor onze strategische autonomie, en hun expertise
en faciliteiten zijn van groot belang daarvoor. De activiteiten van de TO2-instituten
voor de overheid zullen mee ontwikkelen met de behoeftes die er zijn om onze strategische
autonomie te versterken, bijvoorbeeld in het ontwikkelen van technologieën (o.a. van
de NTS) en het bijdragen aan onze maatschappelijke weerbaarheid en veiligheid. Defensie
gaat tevens de strategische samenwerkingspartners TNO, NLR en MARIN meer betrekken
bij het versnellen van kennisopbouw, experimenten en samenwerking met de industrie11. Zo worden zij bijvoorbeeld ook vertegenwoordigd binnen het publiek-private samenwerkingsplatform
Defport12.
3.2 Digitale ontwikkelingen
De evaluatie laat zien dat digitalisering een belangrijke structurele ontwikkeling
is die het toegepast onderzoek ingrijpend verandert: er is meer data beschikbaar,
werk kan efficiënter uitgevoerd worden en het brengt nieuwe vormen van onderzoek en
meetmethodes. De opkomst van digitale technologieën en AI is een algemene trend13 en betekent veel de TO2-instituten. Dit geldt zowel voor de inhoud en manier van
hun werk (ontwikkeling van technologieën, modellen verfijnen, minder fysieke experimenten)
als de organisatie daarvan (data-infrastructuur, personeel en expertise, kennisveiligheid,
cybersecurity, ICT). Dit vraagt om aanpassingsvermogen van de TO2-instellingen.
Reactie kabinet op digitale ontwikkelingen
In de NTS14 zijn meerdere digitale technologieën prioritair: kunstmatige intelligentie (AI) en
data science, en cybersecurity. Ook voor de andere sleuteltechnologieën van de NTS
zijn digitale technologieën ondersteunende technologieën. Als kabinet willen we met
de NTS extra inzetten op de ontwikkeling van deze technologieën. Ook worden met de
Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS)15 en de Digitale Transformatie Strategie Defensie16 deze ontwikkelingen verder versterkt. De TO2-instellingen zijn de partners om hieraan
bij te dragen.
We vinden het belangrijk dat de TO2-instellingen goed zijn toegerust om in hun onderzoek
meer digitale technologie in te zetten, om zo beter en sneller kennisvragen te kunnen
beantwoorden en innovatieve toepassingen te ontwikkelen. De stappen die zij daarop
zetten, met bijvoorbeeld de ontwikkeling van digital twins, data spaces, digitale systemen als GPT-NL en DigiLab Toegepaste Kennis zien we als
positief en we moedigen hen aan om dit verder door te zetten.
3.3 Ontwikkelingen op grote maatschappelijke uitdagingen
De evaluatiecommissie constateert dat de aanpak van grote maatschappelijke uitdagingen
zoals leef- en woonomgeving, klimaatproblematiek en milieu in toenemende mate samenwerking
vergt tussen TO2-instituten en met externe publieke en private partijen in het kennis-
en innovatieveld. Ook is met de huidige opgave ten aanzien van maatschappelijke uitdagingen
en het missiegedreven innovatiebeleid en de NTS, de rol van de TO2-instituten onverminderd
van belang.
Reactie kabinet op ontwikkelingen op grote maatschappelijke uitdagingen
De overheid heeft grote opgaven die door nieuwe inzichten en maatschappelijke ontwikkelingen
constant in beweging zijn, bijvoorbeeld op het gebied van ruimte en ondergrond: om
veilig en prettig te wonen en werken, energie op te wekken (bijvoorbeeld geothermie),
voedsel te produceren, voor schoon drinkwater, ondergrondse kabels en de natuur. De
TO2-instituten zullen een belangrijke rol blijven spelen om al dan niet gezamenlijk
oplossingen te vinden voor deze opgaven, zowel binnen het missiegedreven innovatiebeleid
als bij de ondersteuning van het overheidsbeleid. Als ontwikkelingen op bepaalde onderwerpen
snel gaan en maatschappelijke vragen urgenter worden, groter worden of verschuiven
– zoals door versnelde effecten van klimaatverandering op de fysieke leefomgeving
–, is het nodig dat de TO2-instituten hierop kunnen anticiperen en wendbaar zijn.
Ik ga samen met de departementen hierover in gesprek met de TO2-instituten, en zal
hen daar waar mogelijk ondersteunen om proactief en adaptief met deze onzekerheden
om te kunnen gaan. Met de TO2-instellingen zal daarnaast jaarlijks door de departementen
worden overlegd over hun activiteitenplannen.
4. Onderzoeks- en testfaciliteiten (aanbevelingen 2, 3, 4, 7 en 8)
Eén van de belangrijkste taken van de TO2-instellingen is het beheren van strategische
onderzoeksfaciliteiten, die vaak uniek zijn in Nederland of in Europa. Het gaat hier
om zowel fysieke faciliteiten als om digitale faciliteiten. Zonder deze faciliteiten
kunnen de TO2-instellingen en bedrijven de kennis die onze samenleving en ons bedrijfsleven
nodig heeft niet ontwikkelen en toepassen. Veel van deze faciliteiten zijn ook van
belang voor de veiligheid, weerbaarheid, duurzaamheid, transities in de ruimtelijke
inrichting en strategische autonomie van ons land, en vormen een belangrijk fundament
voor ons innovatiebeleid. Veel aanbevelingen in de evaluatie gaan over deze faciliteiten.
Om tot een optimale onderzoekinfrastructuur te komen moeten verschillende knelpunten
opgelost worden.
Zonder voldoende eigen en hoogwaardige infrastructuur dreigt Nederland de aansluiting
met de wereldtop te verliezen. Binnen Europa is dit ook een belangrijk thema. Zo heeft
in februari jl. een EU-expertpanel advies uitgebracht hoe te komen tot een optimale
Technology Infrastructuur in Europa17. In de volgende paragrafen wordt verder ingegaan op de aanbevelingen over de faciliteiten,
gevolgd door een reactie van het kabinet daarop.
TO2-faciliteiten zijn zowel fysieke faciliteiten waarmee metingen en testen uitgevoerd
kunnen worden, als digitale faciliteiten voor bijvoorbeeld het modelleren en simuleren
van situaties. Voorbeelden zijn de deltagoot van Deltares, waarmee het effect van
extreme golven op dijken, duinen, golfbrekers en andere waterkeringen kan worden getest;
het Seven Oceans Simulator centre van MARIN, waarmee met simulaties en virtual reality
maritieme operaties veiliger en efficiënter gemaakt kunnen worden; onderzoekskassen
van Wageningen Research waarin innovaties worden ontwikkeld om glastuinbouw duurzaam
te maken; laboratoria van TNO waarin kwantum technologie verder wordt ontwikkeld,
en onderzoeksvliegtuigen van NLR om nieuwe vliegprocedures en technologieën te testen.
4.1 Structurele investeringen in faciliteiten met middelen voor Faciliteiten Toegepast
Onderzoek
De evaluatiecommissie constateert dat de tijdelijke middelen Faciliteiten Toegepast
Onderzoek (FTO) niet voldoende zijn, en dat er structurele middelen zouden moeten
zijn voor investeringen in upgrades en nieuwe faciliteiten (aanbeveling 2). Hierbij vraagt de evaluatiecommissie ook aandacht voor de dekking van de kosten
voor exploitatie en onderhoud van faciliteiten.
Met het fonds FTO hebben de TO2-instellingen een impuls gekregen in het vernieuwen
van hun faciliteiten, om op deze manier met de nieuwste technologieën onderzoek te
kunnen blijven doen en toekomstbestendig te blijven. Niet alleen heeft dit geresulteerd
in nieuwe faciliteiten bij de individuele TO2-instellingen18, maar ook in twee grote gezamenlijke faciliteiten die de TO2-instellingen, samen
met enkele RKI’s gaan opzetten en gebruiken19. Hiermee worden alle TO2-instellingen versterkt in hun data-infrastructuur en mogelijkheden
voor onderzoek naar broeikasgassen, en krijgt de samenwerking met de RKI’s vorm.
Reactie kabinet
Deze aanbeveling sluit ook aan bij de aanbeveling over het financieren van faciliteiten
in de Periodieke Rapportage Kennis- en innovatiebeleid LVVN, die in juni jl. naar
uw Kamer is gestuurd20, en de eerder genoemde Kamerbrief 3%-R&D actieplan.
Het kabinet erkent het belang van hoogwaardige en toekomstbestendige faciliteiten
bij de TO2-instellingen. Waar mogelijk zal het huidige kabinet zich inspannen om de
faciliteiten te ondersteunen.
Gezien de demissionaire status van het huidige kabinet, is het aan een volgend kabinet
om een besluit te nemen over eventuele structurele financiering voor investeringen
in faciliteiten.
4.2 Grote investeringen in faciliteiten mogelijk maken
In deze aanbeveling wordt aangegeven dat de overheid de TO2-instellingen in staat dient te stellen om voorzieningen (zoals het opbouwen van reserveringen)
te treffen voor renovatie en vervanging van zeer kostbare faciliteiten van meer dan
40 miljoen euro. De huidige systematiek maakt het niet mogelijk, zodat het steeds
opnieuw een grote uitdaging is om deze benodigde investeringen te realiseren (aanbeveling 3).
Reactie kabinet
Het Ministerie van EZ gaat, in overleg met de TO2-instellingen, de juridische en financiële
mogelijkheden hiervan onderzoeken. Uitkomsten van dit traject zouden ook relevant
kunnen zijn voor investeringen van onder de 40 miljoen euro. Tevens is Defensie, conform
de Kabinetsreactie op het AWTI advies «Kennisadvies voor Defensie»21 en de Defensie Strategie voor Industrie & Innovatie 2025–202922, voornemens te investeren in de test- en onderzoeksfaciliteiten van de TO2-instituten;
enerzijds om hun groei te accommoderen en een toekomstbestendige kennisbasis te waarborgen,
en anderzijds om de samenwerking met partners als industrie te stimuleren. Voor de
vervanging van de High Containment Unit (HCU) van Wageningen Research, de nationale
faciliteit met het hoogste veterinaire beschermingsniveau (vBSL4) voor onderzoek en
diagnostiek naar besmettelijke dierziekten, zoönosen en antimicrobiële resistentie,
heeft de Minister van LVVN samen met WR een bestemmingsfonds ingericht om exploitatietekorten
en de aanstaande vernieuwing te kunnen financieren. In het bovenstaande traject zal
ook bekeken worden of dit voor meer (grote) TO2 faciliteiten een optie is.
4.3 Inventarisatie van benodigde onderzoek infrastructuur
Ten behoeve van een efficiënte, doelmatige en transparante besteding van overheidsmiddelen
voor grote (toegepaste) wetenschappelijke infrastructuur, die dienstbaar is aan het
gehele kennisveld, wordt in de evaluatie aanbevolen om een onafhankelijke commissie
in te stellen, die iedere twee jaar samen met de TO2-instellingen, RKI’s en universiteiten
een meerjarige inventarisatie maakt van de benodigde infrastructuur. Hierbij dient
rekening te worden gehouden met de behoefte en de specifieke rol van elke organisatie
in het kennisveld en rekening houdend met bestaande Europese faciliteiten (aanbeveling 4). Naast de noodzaak voor nieuwe grote faciliteiten voor toegepast onderzoek, dienen
de TO2-instituten kritisch te kijken naar hun eigen faciliteiten met de insteek om,
daar waar dat mogelijk is, af te bouwen. Dat vergt een periodieke reflectie op de
eigen activiteiten en positionering. In elk geval zou zo’n reflectie onderdeel moeten
uitmaken van de periodieke zelfevaluatie (aanbeveling 7).
Reactie kabinet
Het kabinet ziet de meerwaarde van een inventarisatie in. Hiermee kunnen toekomstige
investeringen in faciliteiten die aansluiten bij de strategische prioriteiten zoals
de NTS en kennisvragen voor de TO2-instellingen efficiënter gedaan worden. De afgelopen
jaren is ook al afstemming geweest met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO), het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en EZ rondom
grote (toegepaste) wetenschappelijke infrastructuur. Zo is er afstemming tussen de
Permanente Commissie voor Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur (PC-GWI)
en de adviescommissie FTO.
Ook op Europees niveau vindt afstemming plaats. Zo heeft de Europese Commissie in
septemer 2025 een nieuwe «European Strategy on Research and Technology Infrastructures»
gelanceerd23. Ook is er aandacht voor in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2028–2034 van de
Europese Commissie. Om echt de vruchten te kunnen plukken van deze activiteiten, is
er voldoende investeringsruimte nodig voor faciliteiten bij TO2-instellingen. Het
is belangrijk dat de faciliteiten zodanig innovatief zijn dat ze complementair zijn
aan commercieel beschikbare faciliteiten.
Het kabinet zal daarbij tegelijkertijd aan de TO2-instellingen vragen om in de periodieke
zelfevaluatie kritisch te kijken naar de eigen activiteiten met de insteek om, daar
waar dat mogelijk is, faciliteiten af te bouwen. Ook zal de TO2-instellingen gevraagd
worden om hun asset management goed op orde te hebben, zodat zij een goed overzicht
hebben in wanneer onderhoud en vervanging nodig zijn van hun huidige faciliteiten.
Gezien de demissionaire status van het huidige Kabinet is extra investeringsruimte
in faciliteiten voor toegepast onderzoek aan een volgend kabinet.
4.4 Vergroten toegankelijkheid faciliteiten voor start-ups, scale-ups en het mkb
In het evaluatierapport worden de TO2-instellingen aanbevolen om de toegankelijkheid
van onder andere de faciliteiten van de instellingen te verbeteren. De hoge tarieven
vormen voor mkb-bedrijven, waaronder ook start-ups en scale-ups, een hoge drempel.
Ook zou een bredere groep mkb-bedrijven aangesproken moeten worden (aanbeveling 8).
Reactie kabinet
In de Kamerbrief over het 3%-R&D-actieplan heeft het kabinet aangegeven in te zetten
op een bredere en beter toegankelijke basis van experimenteerruimte voor strategische
innovatie24. Hiervoor zijn twee sporen: verkennen hoe het gebruik van bestaande experimenteerfaciliteiten
voor deze bedrijven betaalbaarder kan worden en daarnaast het uitbreiden van experimenteerruimte
op strategische locaties. Voor beide sporen zijn de TO2-instellingen en hun (toekomstige)
faciliteiten van cruciaal belang. Het kabinet zal hen bij het uitwerken en implementeren
van de acties nauw betrekken.
De TO2-instellingen hebben de onderzoeksfaciliteiten en de expertise om deze bedrijven
te helpen om hun innovaties verder te brengen. Ook voor test- en opschalingsfaciliteiten
hebben zij een goede basis. Recente voorbeelden van uitbreiding hiervan zijn de nieuwe
pilot faciliteiten voor sleuteltechnologieën die nu gebouwd worden: de AI-fabriek
Groningen en de proefproductielijn fotonische chips.
Het in de vorige paragraaf (aanbeveling 3) aangekondigde onderzoek naar de financiële en juridische mogelijkheden voor nieuwe
investeringen (CAPEX) zal ook de tariefstructuur voor operationele kosten van faciliteiten
(OPEX) meenemen. Waar mogelijk kan er worden gewerkt met het model van Total Cost
of Ownership (TCO). Dit geheel moet meer inzicht geven in welke mogelijkheden de overheid
heeft om de betaalbaarheid van de TO2-faciliteiten te vergroten.
Ook zijn de TO2-instellingen zelf aan zet. In het nieuwe strategisch kader geeft de
TO2-federatie aan dat zij aan de slag gaan om hun faciliteiten nog beter toegankelijk
te maken, en dat ze bedrijven nog meer in staat gaan stellen om gericht onderzoek
te doen met hun faciliteiten. Het kabinet zal met de TO2-instellingen in gesprek gaan
over deze trajecten, om een goede opvolging van de aanbeveling te borgen.
5. Samenwerking met andere partijen en onderlinge samenwerking (aanbevelingen 9, 10,
11 en 12)
TO2-instellingen vervullen een belangrijke en onmiskenbare rol in de Nederlandse samenleving
en het Nederlandse kennislandschap. Het onderzoek dat zij verrichten is complementair
aan het onderzoek van andere kennisinstellingen, zoals universiteiten, hogescholen,
instituten en Rijkskennisinstellingen (RKI’s). Om de kwaliteit en de impact van het
onderzoek te vergroten, maar ook om de vitaliteit van de onderzoeksinstellingen te
vergroten is samenwerking tussen de kennisinstellingen belangrijk.
De evaluatiecommissie doet rondom samenwerking verschillende aanbevelingen aan de
TO2-instituten. Deze betreffen samenwerking met andere kennisinstellingen zoals universiteiten
en hogescholen en de TO2-instituten met elkaar. Zo zouden ze de samenwerking met hogescholen
moeten versterken, waardoor ook het mkb in de regio beter bereikt kan worden (aanbeveling 9). Ook kan samenwerking en kennisdeling met andere kennisinstellingen meer geharmoniseerd
en gelijkwaardig worden (aanbevelingen 10 en 11). Gezien veel gezamenlijke uitdagingen is er ook de aanbeveling om in TO2-verband
meer te coördineren en af te stemmen, zoals rondom strategische (inter)nationale ontwikkelingen
(waaronder kennisveiligheid), strategisch beleid ten aanzien van onderzoeksfaciliteiten,
ICT-beleid, cybersecurity, data, AI en communicatie naar de samenleving (aanbeveling 12). Op samenwerking met de departementen is in paragraaf 3 al ingegaan.
Over samenwerking met het bedrijfsleven stelt de evaluatiecommissie dat de focus op
start-ups en scale-ups verbeterd kan worden. Ook moet de relatie met het bedrijfsleven
worden aangehaald, zodat succesvolle toepassing van bij de TO2-instituten ontwikkelde
kennis en technologie toeneemt en de TO2-instituten de mogelijkheid houden om nieuwe
praktijkkennis mee terug te nemen.
Ook verwacht de evaluatiecommissie dat in het kader van onze strategische autonomie,
samenwerking binnen Europa belangrijker gaat worden voor de TO2-instellingen. Samenwerking
met Europese partners zorgt ervoor dat we nieuwe kennis kunnen vergaren, o.a. door
te leren van de partners, en nieuwe toepassingen voor technologie te ontwikkelen die
onze samenleving en ons bedrijfsleven verder kunnen helpen.
Reactie kabinet
Het kabinet ondersteunt de conclusie van de evaluatiecommissie dat de samenwerking
met hogescholen, universiteiten en kennisinstituten in de afgelopen periode is verbeterd,
maar dat er van een gelijkwaardig tweerichtingsverkeer niet altijd sprake is omdat
vergelijkbare kaders (bijvoorbeeld wat betreft deeltijdhoogleraren) voor samenwerking
bij universiteiten en hogescholen nog ontbreken. Het kabinet vindt het hierbij ook
belangrijk om de mogelijkheden tot samenwerking met het mbo te onderzoeken. Een versterkte
samenwerking met hbo en mbo kan tevens ook een brug zijn voor een sterkere samenwerking
met het mkb.
Samenwerking tussen het bedrijfsleven en kennisinstellingen is van groot belang voor
ons verdienvermogen. Initiatieven van de individuele TO2-instellingen, zoals de recent
gestarte strategische samenwerking tussen Invest-NL, Techleap en TNO (dat wordt ondersteund
door ROM-NL) om innovatie en ondernemerschap te versnellen juicht het kabinet toe.
Vanuit Defensie worden de TO2-instellingen nauw betrokken bij veiligheidsvraagstukken
waarbij een brede samenwerking, zoals de evaluatie stelt, vereist is. Dat krijgt o.a.
vorm via Defport als bij het opbouwen van ecosystemen in de regio’s op de vijf NLD
(focus) gebieden (slimme materialen, ruimtevaarttechnologie, quantumtechnologie, intelligente
systemen en sensoren), speerpunten voor dual-use innovatie, kennis en technologieontwikkeling.
Verder erkent het kabinet ook dat meer samenwerking met Europese partners heel belangrijk
is. De Europese Commissie zet hier ook op in met het recent gepubliceerde Meerjarig
Financieel Kader (MFK) 2028–2034, om daarmee Nederland en Europa in staat te stellen
om onafhankelijk, welvarend, veilig en veerkrachtig te zijn in een tijd van geopolitieke
en economische veranderingen. Het kabinet zal waar mogelijk de TO2-instellingen hiermee
verder ondersteunen.
In het nieuwe strategisch kader 2026–2029 geeft de TO2-federatie aan dat ze op verschillende
onderwerpen de komende jaren meer gezamenlijk willen gaan optrekken en samenwerken,
dit wordt in paragraaf 6 verder toegelicht. Het kabinet is verheugd over deze gezamenlijke
inzet van de TO2-federatie en gaat met hen in gesprek hoe de departementen deze activiteiten
verder kunnen ondersteunen, zoals op het gebied van kennisveiligheid.
6. Goedkeuring strategische plannen 2026–2029, en Strategisch kader TO2-federatie
Strategische plannen 2026–2029 van de individuele TO2-instituten
De TO2-instellingen hebben naar de mening van het kabinet de aanbevelingen uit de
evaluatie verwerkt in hun strategische plannen voor de jaren 2026–2029. Op basis daarvan
concludeert het kabinet dat ze goedkeuring kan verlenen aan de strategische plannen
van TNO, Deltares, NLR en MARIN en WR. De instellingen worden per brief op de hoogte
gesteld van dit besluit. Uit de plannen blijkt dat de TO2-instellingen de aanbevelingen
van de commissie voortvarend willen gaan oppakken, en dat dit leidt tot een versterkte
aansluiting op het missiegedreven innovatiebeleid, de Nederlandse kennisbasis en de
kennisbehoeften van departementen. Het kabinet heeft er dan ook vertrouwen in dat
de plannen de komende jaren een uitstekende bijdrage zullen leveren aan het oplossen
van de grote maatschappelijke uitdagingen en het versterken van het toekomstig verdienvermogen
van ons land. De departementen zullen de TO2-instellingen waar mogelijk hierbij ondersteunen.
Strategisch kader TO2-federatie 2026–2029
De TO2-federatie laat in het nieuwe strategisch kader voor de periode 2026–2029 «Kennis
omzetten in kansen», op een overtuigende wijze aangegeven met welke gezamenlijke ambities
de TO2-instellingen zich gezamenlijk gaan inzetten om de kennisbasis en innovatiekracht
van Nederland te versterken. Het kabinet verleent daarom goedkeuring aan dit strategisch
kader, en zal waar mogelijk de TO2-instellingen ondersteunen om deze ambities te verwezenlijken.
De TO2-instellingen zijn in de periode 2026–2029 samen van plan om:
− Duidelijker te communiceren dat ze bij nationale en Europese samenwerkingstrajecten
een bredere, orkestrerende rol kunnen spelen als verbinder en innovatieaanjager.
− Meer onderling af te stemmen, meer te coördineren en meer in gezamenlijkheid technologie
te ontwikkelen.
− Onderling af te stemmen hoe ze het gebruik van hun faciliteiten verder kunnen optimaliseren
binnen Nederland en Europa en hoe ze die nog beter toegankelijk kunnen maken en met
de overheid in overleg te gaan over een structurele aanpak van met name de grote faciliteiten.
− Private en publieke partijen actief te helpen om hun R&D-activiteiten naar een hoger
niveau te tillen.
− Samen met publieke en private partijen bij te dragen aan de weerbaarheid van Nederland.
− Samen met andere partijen digitale systemen ontwikkelen, en de opgedane kennis daarover
te delen met publieke en private partijen.
− Met hun private partners het gesprek aangaan over hoe ze de tijdens de Nationale Groeifonds-trajecten
opgedane kennis verder kunnen brengen met een nieuwe thematische aanpak, waarbij ze
optimaal gebruik willen maken van waar we in Nederland goed in zijn – of goed in willen
worden – en waarbij ze tevens oog hebben voor de kansen die Europa biedt.
− In hun communicatie vaker en nadrukkelijker aangeven dat ze er ook voor mkb’ers zijn,
actiever de samenwerking met hogescholen opzoeken, en gezamenlijk trajecten starten
om mkb’ers op een laagdrempelige manier te helpen sneller tot innovatieve producten
of diensten te komen.
− Samen met universiteiten en hogescholen – en waar relevant met het mbo – een duidelijke
verdieping aanbrengen in de onderlinge samenwerking.
− Een Science Academy op te richten om experts van de vijf TO2-instellingen de gelegenheid
te bieden actiever kennis en best practices te delen, en meer aandacht te besteden
aan dossiers die de individuele instituten overstijgen en waarbij ze samen een grotere
impact kunnen realiseren.
− Zich nadrukkelijker op Europese samenwerking te richten en gezamenlijk te bouwen aan
een sterker portfolio van innovatieprojecten die bijdragen aan de concurrentiekracht
van Nederland én Europa.
− Samen met de overheid te kijken waar de grootste kansen liggen op het gebied van onderzoek
en innovatie.
Tot slot
De evaluatie heeft laten zien dat Nederland over excellente Toegepast Onderzoek Organisaties
beschikt. Ze doen onderzoek van hoge kwaliteit dat bijdraagt aan de realisatie van
de maatschappelijke en economische doelen. Daarbij zoeken ze de verbinding en samenwerking
met andere partners uit het Nederlandse kennis- en innovatielandschap om gezamenlijk
tot oplossingen te komen. Het kabinet zet haar beleid op het gebied van de TO2-instellingen
voort, en wil de komende jaren samen met de TO2-instellingen deze instellingen verder
versterken en toekomstbestendig maken.
Om te zorgen voor een goed financieel instrumentarium in de komende periode, ben ik
voornemens de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek binnen de bestaande
budgettaire kaders te verlengen t/m 31 december 2029, zodat ik de uitkomsten van de
volgende evaluatie over de jaren 2024 t/m 2027 kan gebruiken om een besluit te nemen
over een volgende verlenging van deze regeling. Uw Kamer ontvangt hierover binnenkort
een aparte brief.
De Minister van Economische Zaken,
V.P.G. Karremans
BIJLAGE 1: AANBEVELINGEN UIT DE EINDRAPPORTAGE VAN DE EVALUATIECOMMISSIE TO2: «TOEGEPAST
ONDERZOEK VOOR DE TOEKOMST – VOOR MAATSCHAPPELIJKE MISSIES EN VERSTERKING CONCURRENTIEVERMOGEN»
Voor overheid en TO2-instituten gezamenlijk
1. De overheid en de TO2-instituten dienen gezamenlijk te reflecteren op de huidige en
toekomstige doelen en taken van TO2-instituten en de daarvoor benodigde middelen.
Daarbij staat centraal de vraag hoe deze inhoudelijke doelen en taken nog beter aan
te laten sluiten op toekomstige ontwikkelingen en of het TO2-stelsel als geheel in
staat is om tegemoet te komen aan nieuwe (toegepaste) kennisvragen in nationaal en
internationaal verband (denk hierbij ook aan geopolitieke ontwikkelingen). Deze reflectie
zou als basis moeten dienen om de huidige beleidstheorie opnieuw tegen het licht te
houden.
Voor de overheid
2. Maak het fonds Faciliteiten Toegepast Onderzoek (FTO) structureel. Nieuwe aanvragen
vanuit dit fonds dienen niet alleen een onderbouwing te bevatten van het wetenschappelijk
belang en doelmatigheid van het gehele palet aan faciliteiten van elk instituut, maar
ook een analyse van de kosten voor exploitatie en onderhoud van faciliteiten en de
dekking ervan.
3. De overheid dient de TO2-instituten in staat te stellen om voorzieningen te treffen
(bijv. sparen of reserveringen) voor renovatie en vervanging van zeer kostbare (€ 40
miljoen en hoger) faciliteiten (inclusief gebouwen) die niet vanuit het fonds FTO
gefinancierd kunnen worden en slechts sporadisch voorkomen maar wel voorspelbaar zijn.
4. Ten behoeve van een efficiënte, doelmatige en transparante besteding van overheidsmiddelen
voor grote (toegepaste) wetenschappelijke infrastructuur, die dienstbaar is aan het
gehele kennisveld, dient een onafhankelijke commissie ingesteld te worden, die iedere
twee jaar samen met de TO2-instituten, RKI’s en universiteiten een meerjarige inventarisatie
maakt van de benodigde infrastructuur, rekening houdend met de behoefte en de specifieke
rol van elke organisatie in het kennisveld en rekening houdend met bestaande Europese
faciliteiten. Als voorbeeld kan dienen de wijze waarop de commissie Large-Scale Research
Infrastructure van NWO deze inventariserende taak uitvoert aan de hand van aanvragen
voor investeringen vanuit universiteiten en universitair medische centra.
5. De instituutssubsidie en infrastructuursubsidie staan onder druk, maar zijn essentieel
voor goed functionerende TO2-instituten. Kortingen hierop kunnen niet worden gecompenseerd
door aanvullende middelen voor programma’s, aangezien aanvullende programma’s aanvullende
taken en personeel vergen. Eventuele kortingen of het ontbreken van een automatische
en dekkende indexering dienen derhalve direct consequenties te hebben voor de uit
te voeren taken van het TO2-instituut.
6. Vanuit het perspectief van de krappe financiële middelen en de mogelijke bezuinigingen
op de TO2-instituten, dient de overheid in gesprek te gaan met de TO2-instituten over
de activiteiten, die de overheid wenst te laten uitvoeren, en de daarbij behorende
financiële middelen.
Voor de TO2-instituten
7. Naast aanvragen voor nieuwe grote faciliteiten voor toegepast onderzoek, dienen de
TO2-instituten kritisch te kijken naar hun eigen activiteiten met de insteek om, daar
waar dat mogelijk is, activiteiten of faciliteiten af te bouwen. Dat vergt een periodieke
reflectie op de eigen activiteiten en positionering. In elk geval zou zo’n reflectie
onderdeel moeten uitmaken van de periodieke zelf-evaluatie.
8. De toegankelijkheid tot de kennis en faciliteiten van de TO2-instituten voor het mkb
dient verbeterd te worden. De tarieven van de TO2-instituten vormen daarbij een hoge
drempel. De evaluatiecommissie TO2 heeft wel een aantal best-practices geïdentificeerd,
zoals jaarlijks enige tijd zonder kosten ter beschikkingstellen van faciliteiten voor
het mkb en het aanbieden van gereduceerde tarieven of lagere instaptarieven. Ook heeft
de evaluatiecommissie TO2 een aantal suggesties gedaan, zoals het versterken van de
samenwerking met hogescholen die veelal goede relaties onderhouden met mkb.
9. In lijn met het advies van de vorige evaluatiecommissie TO2 (Commissie van Saarloos)
dienen de TO2-instituten de samenwerking met hogescholen te versterken door uitbreiding
van gezamenlijk toegepast en praktijkgericht onderzoek en door de hogescholen te betrekken
bij aanvragen voor EU-projecten. Met een betere en wederkerige samenwerking met hogescholen
wordt tevens de drempel voor kennisuitwisseling met het mkb lager.
10. De TO2-instituten dienen de overeenkomsten met betrekking tot samenwerking en kennisdeling
met andere kennisinstellingen zo veel mogelijk te harmoniseren. Dit geldt met name
voor de samenwerking met universiteiten ten aanzien van tarieven voor detachering
en huisvesting van personeel, de aanstelling en tariefstructuur van promovendi en
voor delen van IP.
11. De TO2-federatie dient zich in te zetten om de samenwerking met de kennisinstellingen
een wederzijds gelijkwaardige basis te geven. Dat betekent onder andere dat er niet
alleen vanuit de TO2-instituten detacheringen plaats vinden bij de kennisinstellingen,
maar in vergelijkbare mate ook andersom.
12. De TO2-federatie dient meer dan in het verleden de coördinatie en afstemming op zich
te nemen als een van de belangrijke partijen in het complexe nationale en internationale
kennisveld. Dit betreft dan vooral zaken die alle TO2-instituten betreffen ten aanzien
van onder andere strategische (inter)nationale ontwikkelingen, het strategisch beleid
ten aanzien van onderzoeksfaciliteiten, ICT-beleid, cybersecurity, data, AI en communicatie
naar de samenleving.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken