Brief regering : De ramp met de Van Imhoff
36 800 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2026
Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2025
Vandaag zijn de eerste twee exemplaren van de uitkomst van het historisch onderzoek,
het boek «De ramp met de Van Imhoff en het lot van Duitse burgers in Nederlands-Indië, 1940–1945», geschreven door Ellen Klinkers, Linda Terpstra en Maaike van der Kloet, aangeboden
aan beide ondergetekenden. Met deze brief informeert het kabinet uw Kamer over haar
reactie op dit onderzoek.
Bij de scheepsramp met de Van Imhoff op 19 januari 1942 in de Indische Oceaan kwamen 411 Duitse en Oostenrijkse burgers1 en toentertijd als Duitse burgers beschouwde personen om het leven. Deze mannen waren
op 10 mei 1940 door de Nederlandse koloniale overheid in Indonesië geïnterneerd vanwege
hun nationaliteit: zij werden bestempeld als «staatsvijandelijke» burgers. Vanwege
de Japanse aanval op de Indonesische archipel vanaf eind 1941 besloot de koloniale
overheid na overleg in geallieerd verband de Duitse burgergeïnterneerden te verplaatsen
naar India. De reden voor het verplaatsen van Duitse burgers was dat Nederland bang
was dat de Duitse burgers voor de Japanners een vijfde colonne zouden vormen. De Nederlandse
koloniale overheid had hiervoor drie schepen van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij
(KPM) gecharterd en onder bevel geplaatst van de Commandant der Zeemacht in Nederlands-Indië,
die viel onder de Nederlandse Koninklijke Marine.
Het derde en laatste schip – de Van Imhoff – werd circa honderd kilometer ten westen van Sumatra in de Indische Oceaan getroffen
door een Japans bombardement, waarna het begon te zinken. De Nederlandse scheepsbemanning
van de KPM en de bewakingseenheid van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL)
verlieten als eersten het schip en wisten de kust te bereiken. Van de geïnterneerden
kwam het overgrote deel om. Van hen slaagden 65 erin zichzelf in veiligheid te brengen
op vlotten, waarmee zij het Indonesische eiland Nias, ten westen van Sumatra, bereikten.
Daar werden zij opnieuw geïnterneerd. Deze overlevenden waren in staat om het verhaal
van deze ramp na te vertellen.
Aanleiding, doelstelling en opzet van het onderzoek
In 1965 maakte de VARA een documentaire voor Achter Het Nieuws die onder druk van
de VARA-leiding en politiek niet is uitgezonden. Dit leidde toen tot discussie in
de media en Kamervragen. In antwoord op Kamervragen van lid Lankhorst (PSP) verklaarde
Minister van defensie Piet de Jong dat geen onjuiste beslissingen waren genomen en
dat er geen aanleiding was tot strafvervolging.2 Telkens als de scheepsramp in het publieke domein kwam, was er geen (afdoende) reactie
vanuit de regering. In 2017 maakte de BNNVARA een driedelige documentaireserie over
de ramp en de niet-uitgezonden documentaire uit 1965. Naar aanleiding van die uitzendingen
heeft een groep nabestaanden de Nederlandse staat aangesproken op de dood van hun
naasten. Voorts eisten zij eerherstel voor de naam van hun familielid en erkenning
van het leed dat hen en hun familie is aangedaan. In het najaar van 2021 hebben de
Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (als opvolger van het Ministerie
van Koloniën) en van Defensie op basis van gesprekken met nabestaanden het besluit
genomen een breed historisch onderzoek te financieren naar de scheepsramp op 19 januari
1942, de voorafgaande interneringen en de nasleep van de ramp. Met dit brede historische
onderzoek wilden de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie
een andere richting inslaan dan zij tot dusverre hebben bewandeld. De opzet van dit
onderzoek komt tevens tegemoet aan de wensen van de nabestaanden, omdat met deze aanpak
een allesomvattend onderzoek zou plaatsvinden met specifieke aandacht voor het persoonlijke
aspect.
Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) is in de zomer van 2022 met
het onderzoek gestart. Het project omvatte allereerst het historisch onderzoek. Daarna
zijn drie nabestaandenbijeenkomsten, een workshop genealogisch onderzoek naar Indisch-Duitse
voorouders, diverse lezingen en een academische workshop georganiseerd. Het project
omvat tevens een website, te vinden via www.nimh.nl, waarop portretten van de slachtoffers zijn – en nog worden – geplaatst. Door in
samenspraak met de nabestaanden portretten te laten maken, borgt het NIMH dat de slachtoffers
een gezicht krijgen en niet vergeten worden.
Uitkomsten onderzoek naar de scheepsramp en de nasleep
Het onderzoek begint met de voorgeschiedenis van de Duitse aanwezigheid in de Indonesische
archipel, de verschillende vormen van het in de jaren dertig opgekomen nationaalsocialisme
in Nederlands-Indië en de interneringen van personen op basis van de Duitse nationaliteit
op 10 mei 1940, nadat Duitsland Nederland was binnengevallen. Vervolgens komen de
periode van internering en het besluit eind 1941 de geïnterneerde Duitse burgers naar
veilig gebied te verplaatsen aan bod. Volgens de onderzoekers was dit geoorloofd en
goed verklaarbaar tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog. De onderzoekers
reconstrueerden de ramp en onderzochten de nasleep ervan bij de overlevenden en nabestaanden
van slachtoffers.
De onderzoekers beschrijven de acute crisissituatie die op dat moment in Nederlands-Indië
heerste en die de besluitvorming en uitvoering aanzienlijk beïnvloedde. Ook gaat het
onderzoek in op wat er na de ramp gebeurde, onder andere met individuele overlevenden
en met nazaten van de slachtoffers. Vervolgens beschrijft het onderzoek welke maatregelen
het Duitse regime in Nederland nam naar aanleiding van de ramp en hoe de KPM ertoe
werd gebracht in 1943 een voor de nazaten bedoeld bedrag van vier miljoen gulden aan
de Auslandsorganisation van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)
te betalen ter compensatie. Het onderzoek legt bloot hoe de Nederlandse regering en
het parlement na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog zijn omgegaan met de ramp,
zowel in praktische als gevoelsmatige zin. Nederland gaf bijvoorbeeld een gedeeltelijke
compensatie aan de KPM onder voorwaarde van finale kwijting. Het onderzoek beschrijft
voorts hoe de Nederlandse autoriteiten lange tijd worstelden met het gegeven dat Nederland
kennelijk niet alleen slachtoffer was in de oorlog, maar ook zelf slachtoffers had
veroorzaakt. De vrees voor het doorkruisen van besprekingen over herstelbetalingen
met (West-)Duitsland in de jaren vijftig en zestig en het daarmee schaden van de kwetsbare
bilaterale betrekkingen speelde eveneens een rol.
In de slotbeschouwing verklaren de onderzoekers dat er sprake was van een opeenstapeling
van verkeerde keuzes, dubieuze beslissingen en moreel laakbare handelingen van de
Nederlandse overheidsfunctionarissen in de aanloop tot en in de nasleep van de ramp
en van de gezagvoerders van de Van Imhoff en de Boelongan – één van de uitgestuurde schepen – tijdens de reddingspogingen. Volgens de onderzoekers
werden in de nasleep van de ramp gebeurtenissen verbloemd door de overheid en blijkt
laat en oppervlakkig onderzoek te zijn gedaan naar strafrechtelijke aspecten van de
bevelvoering op de bij de ramp betrokken schepen. Daarnaast concluderen de onderzoekers
dat nabestaanden van de slachtoffers ervaarden dat het verdoezelen en wegkijken van
de Nederlandse overheid als uiterst pijnlijk is ervaren. Hun leed kreeg hiermee geen
erkenning. Het historisch onderzoek levert zodoende een belangrijke bijdrage aan het
vergroten van de kennis over de scheepsramp met de Van Imhoff en geeft inzicht in de ingewikkelde maatschappelijke en geopolitieke verhoudingen
in de aanloop tot de ramp en in de afwikkeling en nasleep van de ramp.
Kabinetsreactie op het onderzoek naar de scheepsramp met de Van Imhoff
Het kabinet onderschrijft de uitkomsten van het onderzoek. De Ministers van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie hebben vandaag namens het kabinet tijdens
de presentatie van het boek ten overstaan van tientallen nazaten excuses aangeboden
over het ontbreken van deugdelijke reddingspogingen en dat niet eerder rekenschap
is afgelegd over het handelen van de Nederlandse autoriteiten. Hoewel het interneren
en het verschepen van de geïnterneerden rechtmatig was en te verklaren is in de context
van de Tweede Wereldoorlog, betreurt het kabinet de houding van de Nederlandse overheid
tijdens de aanval op de Van Imhoff en de nasleep van de ramp. Overlevenden en nazaten
werd geen recht gedaan aan de afschuwelijke gebeurtenissen die de slachtoffers zijn
overkomen, de ontberingen die zij hebben geleden en de nawerking van traumatische
ervaringen bij de nazaten.
De Nederlandse regering erkent dat de scheepsramp en de nasleep ernstig leed hebben
veroorzaakt; dat het de levens van nazaten ingrijpend en onherstelbaar heeft getekend.
Het is pijnlijk te constateren hoe indertijd is omgegaan met de weerloze geïnterneerden
aan boord van het schip en dat zij niet de hulp hebben gekregen die nodig was om de
ramp te overleven. Hoewel de pijn van het verleden niet volledig weggenomen kan worden,
draagt dit onderzoek hopelijk bij aan erkenning van de ramp, het leed van de slachtoffers
en nabestaanden en het Nederlands handelen daarin. In dat licht kan dit onderzoek
mogelijk voor de nazaten een stap zijn in de richting van afsluiting en innerlijke
rust.
Namens het kabinet danken wij het NIMH voor zijn gedegen onderzoek en de aandacht
die via zijn website blijvend geschonken wordt aan de ramp en aan de slachtoffers.
Hoewel vragen zullen blijven, en wellicht nieuwe vragen opkomen, biedt de studie van
het NIMH in ieder geval helder inzicht in wat zich indertijd heeft voorgedaan. De
geschiedenis van de ramp die de Van Imhoff en met name de Duitse opvarenden heeft getroffen, blijkt verre van fraai; het boek
geeft inzichten die tot op de dag van vandaag confronterend zijn en die openheid verdienen.
Wij zijn de onderzoekers erkentelijk en ook de nabestaanden, die altijd zijn blijven
vechten voor waarheidsvinding.
De Minister van Defensie, R.P. Brekelmans
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties