Brief regering : Reactie op advies Hoofdzaak van de Nederlandse Sportraad
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 429
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2025
Op 5 juni 2025 (Kamerstuk 30 234, nr. 406) stuurde mijn ambtsvoorganger het advies Contactsport en hersenletsel op de lange termijn van de Gezondheidsraad (GR) naar uw Kamer. Op 3 september van dit jaar stuurde ik
u daaropvolgend een verdere uitwerking van het advies van de GR door de Nederlandse
Sportraad (NLsportraad). Dit advies, genaamd Hoofdzaak. Advies om hersenletsel door sport te voorkomen, bevat concrete handelingsperspectieven voor beleidsmakers en diverse sportbetrokkenen,
zoals sporters, ouders en trainers/coaches. Hierbij ontvangt u de eerder aangekondigde
reactie op beide adviezen.
Allereerst dank ik de GR en de NLsportraad voor het belangrijke werk dat zij verricht
hebben. We weten dat sporten naast heel leuk ook gezond is, zowel lichamelijk, mentaal
als sociaal. De beweegrichtlijnen geven daarbij aan: «bewegen is goed, meer bewegen
is beter». Het is goed op te groeien met vallen en opstaan, en dat bedoel ik in dit
geval ook letterlijk. De NLsportraad benoemt terecht dat sport voor veel kinderen
en volwassenen een van de weinige activiteiten is waarin ze bewust – binnen de spelregels
– grenzen en risico’s kunnen opzoeken en verkennen. Simpelweg voor het plezier, of
juist om de top te behalen. Dat is precies hoe ik kijk naar opgroeien, want risico’s
nemen hoort nu eenmaal bij spelen, bij sporten en ontwikkelen. Deze elementen van
zelfontplooiing, gezondheid en plezier willen we behouden. De NLsportraad hoopt dat
de opgestelde adviezen «leiden tot een gebalanceerde discussie over een gezonde toekomst
van sporten in Nederland». Die gebalanceerde discussie begeleid ik graag en houd ik
op de agenda.
Anders dan een verstuikte enkel, een spierscheuring of botbreuk is hersenletsel van
invloed op vrijwel alle facetten van het dagelijks leven. Beschadigde hersenen kunnen
blijvende schade tot gevolg hebben en daardoor een leven lang belemmeringen opleveren.
Denk hierbij aan moeilijkheden bij onder andere werken, leren, praten en slapen. De
GR concludeert bovendien dat «blootstelling aan herhaald hoofdcontact het risico verhoogt
op chronisch hersenletsel, in het bijzonder dementie». Het is daarom belangrijk zorgvuldig
om te gaan met hoofdcontact en dit onderwerp op de agenda te hebben en te houden.
Door het gedetailleerde niveau van de adviezen en handelingsperspectieven wordt dit
mogelijk gemaakt, en daarvoor waardeer ik het werk van de beide raden.
In deze brief benoem ik onder 1 de adviezen van GR en de NLsportraad en ga ik onder
2 in op de beleidsvoornemens op dit onderwerp. Daarnaast ga ik in deze brief in op
de opvolging van de motie van het lid Saris1 (3).
1. Beleidsvoornemens naar aanleiding van adviezen GR en NLSportraad
De GR heeft in zijn advies aangegeven dat de commissie op basis van de huidige stand
van de wetenschap voldoende aanleiding ziet om blootstelling aan herhaald hoofdcontact
bij sporters te beperken, zowel bij professionele sporters en jongeren die deelnemen
aan talentprogramma’s als bij amateursporters. Daarnaast adviseerde de Gezondheidsraad
ook in te zetten op voorlichting, naleving van richtlijnen en verder onderzoek naar
de effecten van herhaald hoofdcontact in de sport.
Op basis van deze adviezen van de GR stelt de NLsportraad dat een gecombineerde aanpak
nodig is om de risico’s van herhaald hoofdcontact en traumatisch hersenletsel te verkleinen.
Voorlichting en educatie alleen zijn volgens de NLsportraad niet genoeg, dit zou samen
moeten gaan met andere maatregelen op het gebied van onder andere beleid, protocollen,
spelregelwijzigingen en beschermingsmiddelen. De sporter moet consistent en eenduidig
begeleid worden, zo geeft de raad aan in zijn advies (zie bijlage 1).
Gezien de potentiële impact van de voorgestelde maatregelen op de sport, die groot
kan zijn, licht ik het advies van de NLsportraad uit om herhaald hoofdcontact bij
vechtsporten, voetbal en rugby te voorkomen (1.2). Dit geldt in het bijzonder voor
kinderen en jongeren, omdat de overheid een extra beschermingsplicht heeft voor deze
groep.
Het advies van de NLsportraad is daarom:
• Verbod op herhaalde klappen en stoten tegen het hoofd voor kinderen jonger dan 12
jaar.
• Sterk ontraden van herhaalde klappen en stoten tegen het hoofd voor
• 12–18 jarigen.
• Verminder herhaalde klappen en stoten tegen het hoofd onder 18 jaar en ouder.
Als het gaat om de geadviseerde inzet op verdere kennisontwikkeling over dit onderwerp,
benoemt de NLsportraad expliciet dat extra aandacht voor onderbelichte groepen zoals
vrouwen en parasporters vereist is. Het advies om te zorgen voor een verbeterde afstemming
tussen sport- en zorgsector kan volgens de auteurs goed ingevuld worden door internationale
voorbeelden van geharmoniseerde protocollen te gebruiken.
2. Opvolging advies Hoofdzaak
Voordat ik inga op de wijze waarop ik opvolging geef aan de adviezen, benoem ik mijn
eigen rol als Staatssecretaris op dit beleidsterrein. De sportsector bepaalt zelf
de eigen regels, op basis van jarenlange ervaring en kunde, maar ook door nieuwe kennis.
De laatste jaren ontwikkelt de sport zich zichtbaar. Of het nu gaat om regels in de
vechtsport, beschermingsmaterialen bij risicosporten of de protocollen in het voetbal;
veel sporten hebben de afgelopen jaren echt stappen vooruit gezet op dit thema.
In eerste instantie zie ik het als mijn verantwoordelijkheid dit onderwerp bij alle
relevante partijen op de agenda te zetten en te houden. Spelregels en gebruik van
(beschermende) materialen zijn in eerste aanleg de verantwoordelijkheid van de sport
zelf. Wanneer deze regels of materialen in strijd zijn met de volksgezondheid kan
de rijksoverheid hierover in gesprek gaan met de sport. Het heeft de voorkeur dat
eventuele veranderingen in de regels of gebruik van (beschermende) materialen organisch
hun weg vinden. Op basis van deze rolopvatting kom ik in het licht van het advies
Hoofdzaak tot onderstaande inzet. Voorafgaand daaraan plaats ik de kanttekening dat «de sport»
aanzienlijk groter is dan het georganiseerde deel ervan. Velen van ons, in het bijzonder
kinderen, sporten en spelen op straat of elders buiten. En dat moeten ze ook vooral
blijven doen!
Mijn inzet is als volgt:
1. Conform het advies van de NLsportraad ga ik in gesprek met de sportbonden en sportkoepel NOC*NSF over de huidige maatregelen en sportspecifieke plannen om herhaald hoofdcontact en
traumatisch hersenletsel te voorkomen. Daarin zal ik mij uitspreken over de noodzaak
van het verminderen en voorkomen van herhaald hoofdcontact en traumatisch hersenletsel.
Dit gesprek staat gepland voor oktober 2025.
2. Ik agendeer de kwaliteit van opleidingen en licentiesystemen bij de Human Capital Agenda Sport en Bewegen. In dit periodieke overleg (HCA-tafel
Sport en Bewegen) vraag ik aandacht voor de kennis en vaardigheden van trainers, officials
en medische begeleiders als het gaat om hoofdcontact.
3. Door het internationale karakter van de spelregels in de (top)wedstrijdsport is het
van belang om dit onderwerp ook internationaal te agenderen. Daarbij hoop ik te leren van de maatregelen in andere landen zoals Engeland, Canada
en Australië. Daarnaast verken ik de mogelijkheid om toe te werken naar een uniforme
internationale aanpak van de bescherming van sporters tegen hersenschade. De eerstvolgende
mogelijkheid hiervoor is, afhankelijk van de aanwezige landen, de Europese Sportraad
op 28 november.
4. Ik ga in gesprek met onze kennispartners (Mulier Instituut, RIVM, VeiligheidNL) over
de mogelijkheden om de maatregelen en de opvolging daarvan te monitoren. Bijvoorbeeld als het gaat om helmplicht bij georganiseerde sportbeoefening. Waar
mogelijk kijken we of ook de gezondheidseffecten daarin kunnen worden meegenomen.
5. Ik ga in gesprek met VeiligheidNL om te bezien welke mogelijkheden zij zien om de
door de NLsportraad gesuggereerde functie van coördinerend expertisecentrum uit te voeren. In dat gesprek is expliciet aandacht voor een internationaal kennisnetwerk
en het belang van kennisontwikkeling voor specifieke doelgroepen die nu ondervertegenwoordigd
zijn in de kennisontwikkeling, te weten vrouwen en parasporters.
6. Met NOC*NSF verken ik de mogelijkheden om herhaald hoofdcontact en traumatisch hersenletsel te laten registreren door sportbonden. Aanvullend vraag ik hen wat nodig is om samen met Sportgeneeskunde
Nederland te komen tot eenduidige richtlijnen voor terugkeer in de sport na hersenletsel.
Hiermee geef ik opvolging aan de adviezen van de NLsportraad zoals zij die toeschrijft
aan de rijksoverheid. Het advies om «subsidie beschikbaar te stellen via ZonMw om calls uit te schrijven voor onderzoek» (2.2c) volg ik niet op. Dit is het gevolg van de beperkte financiële kaders. Wel
ga ik met ZonMw in gesprek over de mogelijkheid om onderzoek naar hersenschade in
de sport via alternatieve financieringsmethoden mogelijk te maken. Het gaat dan bijvoorbeeld
om bestaande programma’s waarin de kaders het mogelijk maken om (ook) aandacht te
besteden aan hersenschade in de sport.
Tot slot
Ik sluit me volledig aan bij het advies van de NLsportraad dat dit onderwerp primair
door de sport eigen gemaakt moet worden. En, zoals ik eerder in deze brief benoemde,
ik zie nu al veel enthousiasme en urgentie bij de sport om hier verantwoordelijkheid
in te nemen. In de medische wereld is bovendien steeds meer kennis beschikbaar om
hierin passend op te treden of te ondersteunen. Die ontwikkeling was al ingezet, ruim
voor wij deze adviezen onder ogen kregen. De toegenomen aandacht is een mooie steun
in de rug voor de sporters, trainers, ouders, bonden en beleidsmakers die een stap
willen zetten, maar niet precies weten wat de beste manier daarvoor is. Daar wordt
nu hulp bij geboden.
Hierbij zeg ik uw Kamer toe dat ik medio 2026 de uitkomsten van alle aangekondigde
gesprekken en de daaropvolgende acties met u deel.
3. Opvolging motie van het lid Saris
Hierbij ontvangt u van mij de opvolging van de motie van het lid Saris2 (NSC) om te verkennen of de taken en verantwoordelijkheden in het sport- en beweegbeleid
voor alle lagen van de overheid kunnen worden vastgelegd.
Door de financiering en invulling van het actieplan Nederland Beweegt (2023–2025)
geef ik invulling aan het verzoek om taken en verantwoordelijkheden in het beweegbeleid
vast te leggen. Een belangrijk onderdeel van dit actieplan is om met relevante ministeries
in gesprek te gaan en afspraken te maken om de juiste voorwaarden te creëren om bewegen
gedurende de hele dag te stimuleren. Dit gebeurt bijvoorbeeld via de Stuurgroep Impact
op gezondheid, waarin de afstemming rondom de beleidsagenda «Gezondheid in alle beleidsdomeinen»
plaatsvindt. Daarin werken de Ministeries van VWS, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Infrastructuur en Waterstaat, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Economische Zaken,
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
samen op thema’s die de gezondheid beïnvloeden, zoals bewegen, maar zich (deels) buiten
de beleidsterreinen van VWS bevinden. Daarmee geef ik invulling aan het tweede deel
van de motie waarin verzocht wordt om te onderzoeken hoe samen met andere ministeries
een gezamenlijke aanpak van de beweegarmoede gemaakt kan worden.
Het actieplan Nederland Beweegt wordt geëvalueerd. Onderdeel daarvan is om bij de
betrokken departementen na te gaan welke kansen en knelpunten er zijn om nog meer
samen te werken. De uitkomsten van de evaluatie van het gehele actieplan verwacht
ik begin 2026 naar uw Kamer te sturen. Tot slot verwijs ik hierbij ook naar de bestaande
toezegging3 die ik deed in het Commissiedebat Sportbeleid van 1 juli 2025 (kamerstuk 30 234, nr. 410): in het voorjaar van 2026 ontvangt uw Kamer een brief over het stappenplan om te
komen tot een Sportwet. Hiermee doe ik deze motie af.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.Z.C.M. Tielen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport