Brief regering : Bijstandsbudgetten 2025 en 2026
30 545 Uitvoering Wet Werk en Bijstand
Nr. 201
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2025
Gemeenten ontvangen jaarlijks een budget voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies
(LKS)1. Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten voor 2025 en 2026. Ik geef een
toelichting op het macrobudget en de uitkomsten van de verdeling voor 2026.
Op 30 september 2025 zijn de budgetten 2025 en 2026 voor alle gemeenten bekendgemaakt
op rijksoverheid.nl. Daarnaast heb ik de gemeenten beschikkingen gestuurd met het
definitieve budget voor 2025 en het voorlopige budget voor 2026. Gemeenten ontvangen
ook middelen voor uitvoeringskosten en de begeleiding en re-integratie van mensen
die vallen onder de Participatiewet. Deze middelen worden verstrekt via het Gemeentefonds
en staan los van het budget dat in deze brief wordt toegelicht.
Macrobudget
Uitgangspunt in de financieringssystematiek voor bijstand en LKS is dat voor alle
gemeenten samen een toereikend macrobudget wordt vastgesteld. Dit macrobudget komt
tot stand door uit te gaan van de realisaties in het voorgaande jaar, een inschatting
van het effect van de conjunctuur op de bijstand, de effecten van rijksbeleid en van
een indexering voor de loon- en prijsontwikkeling. Voor de conjunctuurraming volg
ik de actuele en onafhankelijke rekenregel van het Centraal Planbureau (CPB).
Definitieve macrobudget 2025
Het definitieve macrobudget 2025 voor bijstand en LKS bedraagt € 7.779,8 miljoen.
Dit definitieve macrobudget is € 301,1 miljoen hoger dan het voorlopige macrobudget
2025 en € 439,6 miljoen hoger dan het definitieve macrobudget 2024 (beide zijn bekendgemaakt
op 1 oktober 2024).2 De stijging ten opzichte van het voorlopige macrobudget 2025 wordt met name veroorzaakt
door het verwerken van de loon- en prijsbijstelling.
Ook zorgt het feit dat de banenafspraak niet geheel is gehaald, waardoor een deel
van de eerder geboekte besparing op de bijstand vervalt, voor een kleine opwaartse
bijstelling. De conjunctuurverwachting van het CPB zorgt juist voor een kleine neerwaartse
bijstelling van het macrobudget 2025.
Voorlopig macrobudget 2026
Het voorlopig macrobudget 2026 bedraagt € 7.946,0 miljoen. Hiervan is € 4,2 miljoen
gereserveerd om de vangnetuitkeringen over 2024 te bekostigen. Het voorlopige macrobudget
2026 is € 166,2 miljoen hoger dan het definitieve budget voor 2025. Dit is voornamelijk
het gevolg van een hogere CPB-voorspelling van de werkloze beroepsbevolking in 2025.
Het voorlopige macrobudget 2026 wordt in de loop van het jaar bijgesteld als gevolg
van realisatiecijfers over 2025, de effecten van de conjunctuur, het rijksbeleid en
de verwerking van de loon- en prijsontwikkeling. Ik zal gemeenten in het voorjaar
2026 informeren over het nader voorlopige budget en uiterlijk 1 oktober 2026 over
het definitieve macrobudget 2026.
Verdeelmodel bijstand
Voor de verdeling van het macrobudget wordt gebruik gemaakt van een objectief verdeelmodel.
Met het verdeelmodel wordt voor ieder huishouden in Nederland de kans op bijstand
geschat. Daarnaast wordt per huishouden ingeschat hoe hoog een eventuele bijstandsuitkering
is, gegeven de specifieke kenmerken van het huishouden (die van invloed zijn op de
te hanteren bijstandsnorm) en de lokale arbeidsmarktsituatie (die van belang is voor
de kans op deeltijdwerk). Het objectief verdeelmodel wordt volledig toegepast voor
gemeenten met meer dan 40.000 inwoners. Gemeenten met minder inwoners krijgen (deels)
een budget op basis van historische gegevens (gerealiseerde uitgaven van twee jaar
eerder). Daarnaast verdelen we de middelen ten behoeve van uitkeringen aan instellingsbewoners,
dak- en thuislozen en de loonkostensubsidies op basis van gerealiseerde uitgaven.
Oekraïense ontheemden
Dit jaar is het verdeelmodel aangepast om rekening te houden met Oekraïense ontheemden
die na 24 februari 2022 naar Nederland zijn gekomen. Oekraïense ontheemden die niet
zelf in hun bestaan kunnen voorzien ontvangen leefgeld, waardoor ze geen recht op
bijstand hebben. In het verdeelmodel voor 2026 zijn nieuwe kenmerken opgenomen om
recht te doen aan de afwijkende bijstandskans van Oekraïense ontheemden.
Aanvullende jongerennorm
Jongeren in de bijstand van 18 tot en met 20 jaar die geen aanspraak kunnen maken
op financiële ondersteuning van hun ouders, kunnen een aanvulling krijgen op de jongerennorm.
Voorheen werd dit door gemeenten verstrekt vanuit de bijzondere bijstand. Met Participatiewet
in Balans wordt geregeld dat gemeenten hier vanaf 2026 via het macrobudget voor bijstandsuitkeringen
en loonkostensubsidies middelen voor ontvangen. Voor de aanvullende jongerennorm is
er een (tijdelijk) deelbudget binnen het macrobudget bijstand ingericht, dat wordt
verdeeld op basis van het aandeel niet-studerende jongeren in de gemeente. De middelen
voor dit deelbudget worden overgeheveld van het gemeentefonds naar het macrobudget
voor bijstand en loonkostensubsidie.
Uitkomsten budgetverdeling 2026
Elk jaar wordt het model waarop de gemeentelijke budgetten zijn berekend, herschat
en geactualiseerd, waarbij wordt uitgegaan van zo recent mogelijke CBS-gegevens. De
rapporten van de onderzoekers van SEO Economisch Onderzoek en Atlas Research met de
uitkomsten van de nieuwe budgetverdeling zijn als bijlagen bij deze brief opgenomen.
Naast het hoofdrapport (bijlage 1) zijn er twee technische achtergrondrapportages
(bijlage 2 en 3) met een uitgebreide verantwoording van de berekeningen.
De actualisatie van het model en de veranderende omstandigheden in de gemeente, zoals
het aantal huishoudens, de samenstelling van de huishoudens en de regionale arbeidsmarktsituatie
leiden tot budgetverschuivingen ten opzichte van 2025. De budgetmutaties voor de verdeling
2026 zijn gemiddeld ongeveer even groot als een jaar geleden.
Rekentool bijstand
Evenals in voorgaande jaren kunnen gemeenten gebruik maken van een rekentool om meer
inzicht te krijgen in de uitkomsten van de budgetverdeling in relatie tot de eigen
uitgaven. Met de rekentool krijgen gemeenten handvatten voor verbetering van hun beleid
en uitvoeringspraktijk. Zo geeft de rekentool gedetailleerde informatie over de voorspelde
bijstandskans van verschillende typen huishoudens in een gemeente.
Het voorspelde aantal huishoudens met bijstand in een gemeente kan vervolgens worden
vergeleken met het feitelijke aantal huishoudens met bijstand. Daarnaast maakt de
rekentool het makkelijker voor gemeenten om van elkaar te leren. Gemeenten kunnen
zichzelf vergelijken met andere gemeenten, bijvoorbeeld om te zien hoe zij het relatief
doen voor verschillende typen huishoudens.
Vangnet
Om gemeenten te compenseren bij grote tekorten op het budget voor bijstand en LKS
kunnen zij een beroep doen op de vangnetuitkering. De Toetsingscommissie vangnet Participatiewet
beoordeelt de aanvragen van gemeenten. De eigenrisicodrempel voor gemeenten is 7,5%.
Voor het tekort tussen de 7,5% en de 12,5% wordt de helft vergoed en tekorten boven
de 12,5% worden volledig vergoed. Het maximale eigen risico voor een gemeente is daarmee
10%. Binnen het voorlopige macrobudget 2026 is € 4,2 miljoen gereserveerd om de vangnetuitkeringen
over 2024 te bekostigen.
Uitbreiding vangnet voor meerjarige tekortgemeenten
Per 1 januari 2026 wordt het vangnet Participatiewet uitgebreid voor gemeenten met
meerjarige tekorten. Gemeenten die in drie van vier opeenvolgende jaren, waaronder
het laatste budgetjaar, een tekort realiseren van minstens 5%, komen in aanmerking
voor een verlaagde eigenrisicodrempel. Voor deze gemeenten wordt het tekort tussen
de 5% en 10% voor de helft vergoed en tekorten boven de 10% worden volledig vergoed.
Het maximale eigen risico voor meerjarige tekortgemeenten wordt daarmee verlaagd naar
7,5%. Wanneer deze tekorten nog twee jaar aanhouden, kan een gemeente onder voorwaarden
in aanmerking komen voor een verdere verlaging van de eigenrisicodrempel naar 2,5%.
Dit vermindert de financiële druk voor gemeenten die meerjarig te maken hebben met
tekorten op het bijstandsbudget. De uitbreiding van het vangnet is, samen met de aanpassingen
aan het verdeelmodel, vastgelegd in een wijziging van het Besluit Participatiewet.3
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid