Brief regering : Fiche: Verordening Europese statistieken over visserij en aquacultuur
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4182
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 1 fiche die werd opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche 1: Verordening Europese statistieken over visserij en aquacultuur
De Minister van Buitenlandse Zaken,
D.M. van Weel
Fiche: Verordening Europese statistieken over visserij en aquacultuur
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de
Europese visserij- en aquacultuurstatistieken en tot intrekking van de Verordeningen
(EG) nr. 1921/2006, (EG) nr. 762/2008, (EG) nr. 216/2009, (EG) nr. 217/2009 en (EG)
nr. 218/2009
b) Datum ontvangst Commissiedocument
30 juli 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM (2025) 435
d) EUR-lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52025PC0435
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2025) 232 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=comnat:SWD_2025_023…
SWD(2025) 233 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=comnat:SWD_2025_023…
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken
h) Rechtsbasis
Artikel 338, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 30 juli jl. heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een voorstel aangaande
de Europese visserij- en aquacultuurstatistieken gepubliceerd (hierna: het voorstel).
Het voorstel maakt onderdeel uit van het programma van de Commissie voor gezonde en
resultaatgerichte regelgeving (REFIT).1 In dat kader heeft de Commissie het bestaande rechtskader voor Europese visserij-
en aquacultuurstatistieken geëvalueerd. Naar aanleiding van de evaluatie heeft de
Commissie een verordening voorgesteld waarin de bestaande verordeningen worden ingetrokken
en volledig geïntegreerd worden in één nieuw gestroomlijnd rechtskader.
De Europese visserij- en aquacultuurstatistieken zijn gekoppeld aan andere rechtshandelingen
in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Teneinde de consistentie
en nauwkeurigheid te waarborgen acht de Commissie het van belang dat dit voorstel
nauw aansluit bij de definities en de methoden vastgelegd in andere wetgeving in het
kader van het GVB, zoals onder meer de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid,2 de controleverordening visserij3 en de verordening voor de verzameling van gegevens in de visserijsector.4
Het doel van het voorstel is om een geïntegreerd rechtskader vast te stellen voor
Europese statistieken over de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen door
visserijactiviteiten en het in de handel brengen daarvan, alsmede over de visserijvloot
van de Europese Unie (hierna: de Unie), de aquacultuurproductie en aquacultuurinrichtingen.
Op basis van het voorstel moeten de lidstaten gegevens verzamelen over het domein
visserijstatistieken waaronder de onderwerpen vangsten, aanvoer en visserijvloot en
het domein aquacultuurstatistieken waaronder de onderwerpen aquacultuurproductie,
met uitzondering van broederijen en kwekerijen, stromen in de aquacultuur en aquacultuurbedrijven,
teneinde in de huidige en toekomstige behoefte aan Europese visserij- en aquacultuurstatistieken
te kunnen voorzien. Dit hangt onder meer samen met het gebruik van statistieken voor
de beleidsvorming, monitoring en evaluaties van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Dit voorstel draagt daarnaast bij om lasten en kosten van de bestaande verordeningen
op het gebied van Visserij en Aquacultuur te herzien. De Commissie stelt voor vijf
bestaande Verordeningen (EG) nr. 1921/2006,5 (EG) nr. 762/2008,6 (EG) nr. 216/2009,7 (EG) nr. 217/2009,8 en (EG) nr. 218/20099 van het Europees Parlement en de Raad op het terrein van Europese visserij- en aquacultuurstatistieken
in te trekken, gezien deze in de nieuwe verordening worden geïntegreerd.
Tevens voorziet het voorstel in een uitbreiding van het toepassingsgebied en de reikwijdte
van de Europese visserij- en aquacultuurstatistieken met nieuwe informatieverplichtingen
aan de Commissie (Eurostat). Voor de visserijstatistieken heeft deze uitbreiding betrekking
op teruggooi,10 recreatieve vangsten11 de aangelande producten door niet-EU schepen in Nederlandse havens. Daarnaast heeft
de uitbreiding betrekking op additionele vertrouwelijkheids- en kwaliteitscontroles
van de gegevens over de visserijvloot, de verstrekking van gegevens over kwetsbare
vissoorten (voor commerciële- en recreatieve vangsten en teruggooi), uitbreiding van
de verstrekking van de gegevens naar wereldwijd en regionale detaillering volgens
de gebiedsindeling van de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties
(FAO), alsmede de verstrekking van de aangelande vissoorten in Nederlandse havens
naar regionale NUTS-2 indeling.12 Voor de aquacultuurstatistieken worden uitbreidingen voorgesteld voor de verzameling
van gegevens over de voor consumptie bestemde biologische productie en verstrekking
van alle gegevens over aquacultuur naar regionale NUTS-2 indeling. Ten aanzien van
de verstrekking van structuurgegevens over aquacultuur voorziet het voorstel in een
frequentieverhoging van eens om de drie jaar naar eens om de twee jaar.
De Commissie introduceert met het voorstel maatregelen die ervoor zorgen dat Eurostat
voor de productie van Europese statistieken over vangsten en de vloot, tenzij een
lidstaat bezwaar maakt, toegang krijgt tot de relevante gegevens van de lidstaten
uit databanken of registers die zijn opgezet krachtens het Unierecht en worden onderhouden
door de Commissie. Het voorstel voorziet eveneens in maatregelen dat Eurostat, tenzij
een lidstaat bezwaar maakt, toegang krijgt tot de relevante gegevens van de lidstaten
uit registraties die op nationaal niveau zijn opgezet waartoe de Commissie toegang
heeft. Bovendien voorziet het voorstel in de mogelijkheid om in de toekomst op dezelfde
wijze Europese statistieken over aanlandingen en aquacultuur op te stellen. De zes
onderwerpen en de tien gedetailleerde onderwerpen waarover de lidstaten gegevens moeten
verzamelen staan in de bijlage bij het voorstel en betreffen de frequentie van indiening,
de referentieperiode en de toepasselijke dimensies, zoals kwetsbare soorten, biologische
productie en regionale uitsplitsing. Het voorstel schrijft de definities, de waarnemingseenheden
en de gegevensvereisten voor. Het voorstel bevat ook voorschriften met betrekking
tot de gegevensbronnen en methoden waarop de lidstaten de gegevens kunnen verzamelen.
Verder schrijft het voorstel voor dat de lidstaten gegevens op ad-hoc basis moeten
verzamelen, wanneer de Commissie het verzamelen van aanvullende statistische informatie
voor haar beleidsvorming noodzakelijk acht. Het voorstel regelt eveneens de uitwisseling
van gegevens met internationale organisaties en de kwaliteitseisen en de kwaliteitsrapportage.
Het voorstel bevat eveneens bepalingen dat de Commissie op basis van de geldende regels
een financiële bijdrage, van maximaal 90% van de subsidiabele kosten, uit de begroting
van de Unie aan de nationale statistische instanties van de lidstaten kan verlenen,
zoals bijvoorbeeld voor de ad-hoc gegevensverzamelingen en het gebruik van innovatieve
methoden en benaderingen, zoals digitale instrumenten en teledetectie.
Verder regelt het voorstel dat de lidstaten worden vrijgesteld van de verplichting
om statistische gegevens over de vangsten van kwetsbare vissoorten en over de recreatievisserij
te verstrekken totdat de desbetreffende gegevens langs elektronische weg beschikbaar
zijn overeenkomstig de artikelen 14 en 55 van Verordening (EG) 1224/2009 (controleverordening
visserij) van de Raad. Bovendien regelt het voorstel dat indien voor de toepassing
van de verordening grote aanpassingen van het nationaal statistisch systeem van een
lidstaat nodig zijn, de mogelijkheid voor de lidstaten bestaat om in aanmerking te
kunnen komen voor een afwijkingsbepaling voor een periode van maximaal twee jaar.
b) Impact assessment Commissie
Het onderhavige voorstel geeft uitvoering aan de gekozen voorkeursoptie: een nieuw,
gestroomlijnd wettelijk kader voor Europese visserijstatistieken waarin vijf bestaande
verordeningen worden geïntegreerd in één rechtskader. Door een efficiëntere inrichting
van de verzamel- en productieprocessen verwacht de Commissie dat de nieuwe verordening
op de middellange- en lange termijn tot een jaarlijkse kostenbesparing voor de lidstaten
en de Commissie van 1,2 miljoen euro kan leiden door de Europese visserij- en aquacultuur
op basis van de op EU-niveau beschikbare administratieve gegevens voor het gemeenschappelijk
visserijbeleid te kunnen produceren. De Commissie geeft in haar impact assessment
geen nadere kwantificering van de eventueel te verwachten jaarlijkse kostenbesparing
per lidstaat.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het visserijbeleid in Nederland wordt grotendeels bepaald door Europese regelgeving
in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Het GVB regelt de visserij-
en aquacultuursector in de Unie door een kader te creëren dat richting geeft aan de
sector, de regels voor het beheer van de vissersvloot van de Unie vaststelt en streeft
naar de economische, ecologische en sociale duurzaamheid van de Europese visserij
op lange termijn, alsmede het externe beleid (afspraken en samenwerking met derde
landen over visserij en visrechten buiten de Unie). Naast de Europese kaders zijn
er ook nationale regels voor de kust- en binnenwateren, en aquacultuur (inclusief
cultures waarbij het uitgangsmateriaal uit wilde bestanden gewonnen wordt). De visserij-
en aquacultuurstatistieken zijn met name nodig voor de beleidsvorming, monitoren en
evalueren van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), met inbegrip van aquacultuur;
en EU-beleid en -wetgeving inzake bijvoorbeeld het beleid inzake de instandhouding
van mariene biologische hulpbronnen, het milieu, aanpassing aan en mitigatie van klimaatverandering,
regio's, volksgezondheid, voedselveiligheid en de Agenda 2030 van de Verenigde Naties
voor Sustainable Development Goals (SDG) en ook de financiële en economische gegevens
die aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en te
zijner tijd aan de Wereldhandelsorganisatie (WTO) geleverd moeten worden. Deze statistieken
worden ook gebruikt voor het monitoren van de impact van de visserij op kwetsbare
soorten en habitats, en van de aquacultuur op de waterkwaliteit. In dat kader zijn
volgens het kabinet kwalitatief hoogwaardige Europese visserij- en aquacultuurstatistieken
essentieel.
Op dit moment verstrekt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) reeds gegevens
aan de Commissie (Eurostat) op basis van bestaande Europese wetgeving voor de productie
van Europese visserij- en aquacultuurstatistieken. In Nederland is de productie van
visserij- en aquacultuurstatistieken efficiënt en kosteneffectief ingericht. De statistieken
zijn gebaseerd op een combinatie van informatie die het CBS ontvangt uit registraties,
zoals de vangstregistratie13 beheerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en ook bestaande enquêtes
van het CBS, bijvoorbeeld de enquête naar de oesterproductie.14 RVO wint de gegevens reeds in op basis van Verordening (EG) 1224/2009 (controleregeling
van de Unie) die de naleving van diverse administratieve verplichtingen van het gemeenschappelijk
visserijbeleid moet garanderen. Het is voor het kabinet van essentieel belang dat
het CBS bij de uitvoering van EU-regelgeving gebruik kan blijven maken van bestaande
registraties en productieprocessen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel en onderschrijft het doel van dit voorstel. Het
kabinet is echter kritisch op de wijze waarop de Commissie dit doel wenst te bereiken
en op de reikwijdte van het toepassingsgebied. Het kabinet staat positief tegenover
het voorstel om zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande administratieve gegevens
om bij productie van deze statistiek de responslast te beperken. De basisgegevens
om de statistieken te kunnen produceren worden namelijk reeds ingewonnen uit de bestaande
registraties. Voor het kabinet is het van essentieel belang dat extra regeldruk bij
bedrijven en instellingen wordt voorkomen.
Het kabinet staat positief tegenover het voorstel om de bestaande vijf verordeningen
te integreren en te stroomlijnen in één nieuwe kaderverordening, omdat het onder meer
een vereenvoudiging betekent van de bestaande juridische architectuur van de statistieken
op het gebied van visserij en aquacultuur. Het kabinet onderkent het belang van het
verzamelen van geharmoniseerde statistieken over de visserij en aquacultuur op EU-niveau
ten behoeve van beleidsafwegingen en onderschrijft daarom het doel van het voorstel.
Geharmoniseerde statistieken zijn van belang voor de beleidsvorming en het evalueren
van de voortgang van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals het monitoren van
de stand van de visserij en aquacultuur in wateren van de gehele Europese Unie en
in de wateren buiten de Unie waar EU-gevlagde vaartuigen visserijen uitoefenen en/of
waar vaartuigen uit derde landen de visserij uitoefenen en hieruit aanlanden in EU-havens.
Daarbij hecht Nederland ten aanzien van visserijproducten aan correcte handelsstatistieken
die gebaseerd zijn op eenduidige definities.
Het kabinet is echter kritisch op twee onderdelen van het voorstel. De Commissie presenteert
het voorstel als onderdeel van het REFIT programma. Daarom had het kabinet verwacht
dat de Commissie met dit voorstel zou inzetten op het verminderen van statistiekverplichtingen.
Het kabinet constateert echter op onderdelen van het voorstel uitbreidingen van het
toepassingsgebied en de reikwijdte van de Europese visserij- en aquacultuurstatistieken
met verschillende nieuwe leveringsverplichtingen15 aan de Commissie (Eurostat).
Het kabinet staat kritisch tegenover deze uitbreidingen, omdat deze leiden tot aanvullende
uitvoeringskosten voor de Rijksoverheid en ook zouden kunnen leiden tot een hogere
enquêtedruk voor bedrijven, in het geval dat de door de Commissie gevraagde informatie
niet uit bestaande registers kan worden gehaald, maar zou moeten worden ingewonnen
op basis van enquêtes. Het kabinet is tegen extra enquêtes voor bedrijven en instellingen
om informatie aan te leveren en is van mening dat het doel van het voorstel moet kunnen
worden bereikt door gebruik te maken van informatie beschikbaar in registraties en
het optimaal hergebruik van reeds beschikbare data.
De concrete invulling van de onderwerpen en de gedetailleerde onderwerpen die zijn
opgenomen in de bijlage bij het voorstel is daarmee op dit moment onbekend. Omdat
het voorstel nog veel onduidelijkheden en open einden bevat, bieden de voorgestelde
gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden volgens het kabinet onvoldoende
waarborg aan zowel bedrijven als aan de nationale statistische instituten van de lidstaten,
die te maken zouden kunnen krijgen met extra verplichtingen om gegevens aan te leveren.
Bovendien laat dit voorstel naar het oordeel van het kabinet te veel ruimte aan de
Commissie bij het vaststellen van de toekomstige verplichtingen. De reikwijdte van
de toekomstige verplichtingen, zoals de beschrijving van variabelen alsmede de mate
van detaillering voor de lidstaten, is niet bekend en niet duidelijk afgebakend.
Zonder duidelijke afbakening kan de Commissie onbeperkt tot nieuwe gegevensverzamelingen
besluiten, indien de Commissie deze noodzakelijk acht. Daarnaast is het kabinet ook
kritisch over de bevoegdheid die in het voorstel is opgenomen voor de Commissie om
door middel van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen ad-hoc statistieken
te laten produceren.
Het kabinet zal daarom in de onderhandelingen kritisch zijn ten aanzien van de reikwijdte
van de toekenning van bevoegdheden om nadere regelgeving vast te stellen. Zo zal het
kabinet zich ervoor inzetten dat er in de verordening duidelijke verwijzingen komen
naar de noodzaak om extra administratieve lasten en uitvoeringskosten te vermijden.
Tevens zal het kabinet zich voor de noodzaak inzetten om eerst proefstudies te laten
uitvoeren voordat er gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen worden voorgesteld alsmede
dat er in een bandbreedte wordt voorzien waarbinnen de Commissie de toegekende bevoegdheden
moet uitoefenen. Op deze manier kan bijvoorbeeld beter worden gewaarborgd dat de Commissie
bij de concretisering van de informatie-verplichtingen eveneens rekening houdt met
de noodzaak van nieuwe verplichtingen voor adequate beleidsvorming en -evaluatie,
de administratieve lasten en de uitvoeringskosten. Het kabinet zal bij de behandeling
van het voorstel hierbij per geval een afweging maken en rekening houden met het gegeven
juridisch kader, de administratieve lasten, de financiële consequenties, beleidsmatige
standpunten, het voorziene krachtenveld en haalbaarheid. Voor een verdere appreciatie
hiervan en toelichting hierop wordt verwezen naar onderdeel 6b.
Wat betreft de aard van de data heeft het kabinet vragen over de definities die gehanteerd
worden in de Verordening (EU) 2019/2152 (Europese bedrijfsstatistieken)16 ofwel de internationale handel in goederen in combinatie met de definities die gehanteerd
worden in dit voorstel.
Het kabinet onderschrijft het belang van het optimaal hergebruiken van reeds beschikbare
gegevens voor de productie van Europese statistieken, om dubbele rapportage door de
lidstaten te voorkomen, zoals opgenomen in artikel 7. Het hergebruik van reeds beschikbare
gegevens kan een bijdrage leveren aan de kosteneffectiviteit, inclusief een vermindering
van informatieverplichtingen van de lidstaten aan de Commissie, omdat gegevens niet
of niet langer meermaals door de lidstaten aan de Commissie moeten worden verstrekt.
Omdat de Commissie in haar voorstel geen duidelijkheid geeft over de concretisering
van de voorgestelde maatregelen, zoals onder meer de kwaliteitsbeoordeling door de
lidstaten op basis van de uit administratieve bronnen op Unieniveau verkregen gegevens
en meetgegevens, zal het kabinet de Commissie om opheldering vragen.
Daarnaast heeft het kabinet een aandachtspunt ten aanzien van de uitwisseling van
gegevens met internationale, intergouvernementele en regionale visserijbeheerorganisaties,
zoals opgenomen in artikel 9. In het voorstel ontbreekt het aan duidelijkheid over
de maatregelen die van toepassing zijn ten aanzien van de statistische geheimhouding
en bescherming van vertrouwelijke gegevens betreffende individuele statistische eenheden,
zoals vastgelegd in hoofdstuk V van Verordening (EG) 223/2009 betreffende de Europese
statistiek.17 In dat kader zal het kabinet het belang benadrukken dat wetgeving aangaande de uitwisseling
van gegevens buiten de Europese Economische Ruimte (EER) en landen zonder adequaatheidsbesluit
wordt omkleed met sterke waarborgen ten aanzien van statistische geheimhouding en
de bescherming van vertrouwelijke gegevens. Het kabinet zal in de onderhandelingen
de Commissie over dit onderwerp om verduidelijking vragen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het voorstel is nog niet besproken tussen de lidstaten. De inschatting is echter dat
een meerderheid van de lidstaten, evenals Nederland, het belang van het verzamelen
van geharmoniseerde statistieken over visserij- en aquacultuur op EU-niveau ten behoeve
van beleidsvorming, monitoring en evaluatie van het gemeenschappelijke visserijbeleid
onderschrijft, maar wel zorgen kenbaar zal maken over het voorstel in zijn huidige
vorm. Daarnaast zullen naar verwachting meerdere lidstaten de bevoegdheidstoekenning
voor de vaststelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen als te ruim beschouwen
en dit tijdens de onderhandelingen aankaarten. De Commissie Visserij (PECH) van het
Europees Parlement zal het voorstel gaan behandelen. Er is op dit moment door het
Europees Parlement nog geen formeel standpunt ingenomen en de rapporteur is op dit
moment nog niet bekend. De inschatting is dat het Europees Parlement positief zal
staan tegenover het initiatief van de Commissie.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het voorstel is gebaseerd op artikel 338, lid 1 VWEU. Artikel 338, lid 1, VWEU geeft
de EU de bevoegdheid tot het aannemen van maatregelen voor de opstelling van statistieken,
voor zover dat nodig is voor de vervulling van de taken van de Unie. Het kabinet kan
zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van de ontwikkeling, productie
en verspreiding van Europese statistieken is er sprake van een gedeelde bevoegdheid
tussen de EU en de lidstaten op grond van artikel 4, lid 1,VWEU. Het oordeel van het
kabinet is positief.
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel heeft
tot doel het vaststellen van gemeenschappelijke voorschriften over de ontwikkeling,
productie en verspreiding van Europese visserij- en aquacultuurstatistieken. Gezien
dit niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden
verwezenlijkt, is een EU-aanpak nodig. Het voorstel regelt de productie van geharmoniseerde
en vergelijkbare statistieken over de ontwikkelingen ten aanzien van het gemeenschappelijk
visserijbeleid, inclusief aquacultuur. Deze statistieken zijn met name nodig voor
de beleidsvorming, voor het evalueren en monitoren van het beleid van de Unie en haar
lidstaten op het gebied van visserij en aquacultuur. Om die redenen is optreden op
het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet is positief, met een kanttekening. Het voorstel heeft
tot doel het vaststellen van gemeenschappelijke voorschriften voor de ontwikkeling,
productie en verspreiding van Europese statistieken over visserij en aquacultuur.
Het voorgestelde optreden is wel geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat
het intrekken, het stroomlijnen en integreren van bestaande statistieken in één juridisch
kader bijdraagt aan de productie van kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare statistieken,
teneinde in de huidige en toekomstige behoeften aan deze statistieken te kunnen voorzien.
Het voorgestelde optreden gaat echter deels verder dan noodzakelijk om de kwaliteit
en de vergelijkbaarheid van Europese statistieken over visserij en aquacultuur te
borgen. Het kabinet vindt het belangrijk dat de informatieverplichtingen als gevolg
van de toekomstige gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen niet zullen leiden tot
nieuwe enquêtes bij het bedrijfsleven, maar deze kunnen worden uitgevoerd op basis
van gegevens die reeds beschikbaar zijn in bestaande registraties van gegevenshouders
van, bijvoorbeeld (semi) overheden.
Het kabinet is van mening dat de voorgestelde ruime bevoegdheidsdelegatie verder gaat
dan noodzakelijk om het doel van het voorstel te bereiken en de productie van statistieken
te borgen en dat is wat het kabinet betreft onwenselijk.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel omvat bepalingen dat de Commissie aan de lidstaten een financiële bijdrage
van 90% van de subsidiabele kosten kan verlenen in de vorm van een subsidie, volgens
de vigerende EU-regels, voor ad-hoc gegevensverzamelingen en het gebruik van innovatieve
methoden en benaderingen, zoals digitalisering en teledetectie. De bedragen voor subsidies
die de lidstaten van de Unie kunnen ontvangen zijn thans onbekend omdat de Commissie
hiervoor nog geen middelen in haar begroting voor heeft opgenomen. Het kabinet is
van mening dat eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de
in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het kabinet wil
niet vooruitlopen op de onderhandelingen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader
(MFK) en de integrale afweging van middelen na 2027.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of medeoverheden
Het onderhavige voorstel is een kaderverordening en beschrijft op hoofdlijnen de doelstellingen.
De aan de Commissie (Eurostat) te verstrekken informatie is in de kaderverordening
summier beschreven. In de bijlage van de verordening worden slechts de onderwerpen
en de gedetailleerde onderwerpen aangegeven waarover gegevens aan de Commissie (Eurostat)
moeten worden verstrekt. De concretisering, zoals de omvang, de beschrijving en de
mate van detaillering van de daadwerkelijk te verzamelen gegevens zijn niet in dit
voorstel opgenomen, maar worden pas later op basis van toekomstige gedelegeerde en
uitvoeringshandelingen vastgesteld.
Omdat het voorstel voorziet in een uitbreiding van het toepassingsgebied en de reikwijdte
van de bestaande Europese statistieken over visserij en aquacultuur met nieuwe statistiekverplichtingen
heeft het voorstel eventuele financiële gevolgen voor het CBS. Het is verder mogelijk
dat er ook voor de RVO, en voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
eventuele financiële gevolgen kunnen voorkomen. Op basis van het onderhavige voorstel
heeft het kabinet echter nog geen realistisch inzicht met betrekking tot de omvang
van de eventuele additionele capaciteit en uitvoeringskosten die benodigd zullen zijn
om aan de verplichtingen te kunnen voldoen.
De voorstellen om de lidstaten op basis van toekomstige gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen
ad-hoc gegevens te laten verzamelen, zullen naar verwachting leiden tot extra uitvoeringskosten
voor het CBS ten opzichte van de bestaande uitvoeringskosten voor de productie van
Europese visserij- en aquacultuurstatistieken. De uiteindelijke omvang (inclusief
ordegrootte) hiervan is echter op dit moment niet bekend.
In het geval dat de door de Commissie gevraagde gegevens niet uit reeds beschikbare
registraties gehaald kunnen worden, maar moeten worden ingewonnen op basis van enquêtes,
kunnen de financiële consequenties hoger uitvallen dan momenteel het geval is. Aan
alle toekomstige voorgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen kunnen
daarnaast additionele en incidentele dan wel structurele uitvoeringskosten voor Nederland
verbonden zijn, omdat de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen tot een
uitbreiding van de informatieverplichtingen kan besluiten. Daarom is de uiteindelijke
omvang (inclusief ordegrootte) van de extra uitvoeringskosten onduidelijk. De budgettaire
gevolgen voor de Rijksbegroting moeten worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels voor budgetdiscipline. Bij de onderhandelingen in Brussel
zal de Nederlandse inzet erop gericht zijn de kosten zo laag mogelijk te houden om
het gestelde doel te bereiken.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk bedrijfsleven en burger
Dit voorstel leidt als zodanig niet tot een additionele verzwaring van de regeldruk
voor bedrijven, instellingen en burgers omdat de brongegevens voor de productie van
de statistieken kunnen worden ingewonnen uit bestaande basisregistraties van overheden,
zoals de vangstregistratie van RVO en de bestaande enquête oesterproductie. Indien
de gevraagde informatie voortkomend uit de toekomstige gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen
niet uit de genoemde bestaande basisregistraties kan worden ingewonnen, maar moet
worden ingewonnen op basis van enquêtes kan het bedrijfsleven daarentegen als gevolg
hiervan wel een verzwaring van de administratieve lastendruk ervaren. Het kabinet
is tegen extra enquêtes en andere mogelijke nieuwe verplichtingen voor bedrijven en
instellingen om informatie aan te leveren en is van mening dat het doel van het voorstel
moet kunnen worden bereikt door gebruik te maken van informatie in bestaande registraties.
Het kabinet zal zodra de voorstellen van de Commissie voor de gedelegeerde handelingen
en uitvoeringshandelingen beschikbaar zijn op basis daarvan de effecten voor het bedrijfsleven
van deze gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen toetsen.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Niet van toepassing.
6. Juridische implicaties
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft geen (juridische) gevolgen voor nationale regelgeving omdat het
CBS voor de productie van de nieuwe/toegevoegde statistieken naast bestaande nationale
gegevensbronnen van overheidsinstanties op basis van artikel 33 lid 1 van de Wet op
het CBS, de reeds aangewezen gegevensbronnen van aangewezen bedrijven kan benutten
op basis van artikel 33 lid 2 Wet op het CBS en de artikelen 2 en 3 van het Besluit
gegevensverwerving CBS. Het voorstel heeft geen invloed op de toepassing van de lex
silencio positivo.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat bevoegdheden voor de Commissie om voor onbepaalde tijd gedelegeerde
handelingen vast te stellen (artikel 4, lid 4, en artikel 5, lid 1). Op grond van
artikel 4, lid 4 betreft het de bevoegdheid tot het wijzigen van de bijlage door toevoeging,
schrapping of wijziging van de gedetailleerde onderwerpen, met inbegrip van de beschrijvingen
daarvan, en door wijziging van de frequentie van de indiening, de referentieperioden
en de toepasselijke dimensies van gedetailleerde onderwerpen zoals vastgesteld in
de bijlage. Op grond van artikel 5, lid 1 betreft het de bevoegdheid om het voorstel
aan te vullen met nieuwe ad hoc gegevensverzamelingen, indien de Commissie deze noodzakelijk
acht.
Het toekennen van deze bevoegdheden is volgens het kabinet mogelijk, omdat het niet-essentiële
onderdelen van de basishandeling betreft en de bevoegdheid voor de Commissie tot wijziging
van het basisinstrument, waartoe ook de bijlage behoort, kan alleen via delegatie
worden verleend.
Het kabinet acht echter dat deze bevoegdheidsdelegatie qua inhoud en duur niet voldoende
afgebakend en daarom niet wenselijk. De bevoegdheid heeft voor wat betreft de reikwijdte
geen inhoudelijke afbakening, wat tot zorgen leidt over de mogelijke uitvoeringslasten
zoals toegelicht onder 5b en 5c. Het kabinet is van mening dat de bevoegdheidsdelegatie,
zoals voor het wijzigen van de inhoud van de verordening, zonder inhoudelijke afbakening
te veel open einden bevat omdat het voor de nationale instanties, zoals het CBS, onvoldoende
waarborgen biedt ten aanzien van de toekomstige te verzamelen gegevens. Het kabinet
zal er daarom voor pleiten dat er in de basisverordening een duidelijke afbakening
van de reikwijdte van deze bevoegdheid komt. Zo zal het kabinet zich ervoor inzetten
dat er in de verordening een bandbreedte wordt voorzien waarbinnen de Commissie de
toegekende bevoegdheden moet uitoefenen. Op deze manier kan bijvoorbeeld beter worden
gewaarborgd dat de Commissie bij de concretisering van de statistiekverplichtingen
eveneens rekening houdt met de noodzaak van de verplichtingen voor adequate beleidsvorming
en -evaluatie, de administratieve lasten en de uitvoeringskosten. Met betrekking tot
de duur van de bevoegdheidsdelegatie voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen
zal het kabinet er ook voor pleiten deze bevoegdheidsdelegatie te verlenen voor de
duur van vijf jaar met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging waarbij de bevoegdheidsdelegatie
geëvalueerd wordt.
Het voorstel bevat bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te
stellen (artikel 4, lid 5, en artikel 5, lid 3, artikel 11, lid 6 en artikel 14, lid 2).
Op grond van artikel 4, lid 5 (gegevensvereisten) en artikel 5, lid 3 (verzamelen
van ad-hoc gegevens) betreft het de bevoegdheid om in het kader vanhet verzamelen
van gegevens bepaalde technische elementen vast te stellen, en de bevoegdheid om in
het kader van het verzamelen van ad hoc gegevens bepaalde technische elementen te
specificeren.
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Toekennen van deze bevoegdheid acht het kabinet mogelijk,
omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van
deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk mits de reikwijdte wordt afgebakend omdat
het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft en daarmee niet belastend
werkt voor de wetgevingsprocedure.
Het kabinet vraagt zich wel af of gedelegeerde handelingen niet meer voor de hand
zouden liggen, omdat het lijkt te gaan over de vaststelling van nadere, aanvullende
regels die voortbouwen op de inhoud van de basishandeling en niet zozeer op de uitvoering
volgens eenvormige voorwaarden. Het kabinet zal de Commissie om opheldering vragen.
Verder geldt ook voor deze voorgestelde uitvoeringshandelingen dat de reikwijdte van
de bevoegdheden onvoldoende is afgebakend. De beschrijving en de mate van detaillering
van de toekomstige informatie-verplichtingen die via uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld, zijn daarmee nog onbekend. Hierdoor bestaat er een risico op hoge uitvoeringskosten
en administratieve lasten. De bevoegdheden zijn op dit moment zo ruim geformuleerd
dat de daadwerkelijke uitvoering van het basisinstrument, onbekend zijn. Het kabinet
zet daarom tijdens de onderhandelingen erop in dat er in een bandbreedte wordt voorzien
waarbinnen de Commissie de toegekende uitvoeringsbevoegdheden moet uitoefenen.
Als laatste bevat het voorstel bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen
vast te stellen waarin praktische regelingen voor de kwaliteitsrapportages en de inhoud
ervan worden bepaald (artikel 11, lid 6) en om, indien nodig, bevoegd uitvoeringshandelingen
voor afwijkingsbepalingen van individuele lidstaten vast te stellen (artikel 14, lid 2).
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het gaat om de vaststelling
van niet-essentiële onderdelen. De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt
hier voor de hand, omdat deze de bevoegdheden erop gericht zijn uniforme voorwaarden
te waarborgen voor de uitvoering van de verordening.
De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld
in artikel 5 van de verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is op zijn
plaats, omdat het hier gaat om handelingen van algemene strekking (zie art. 2, lid 2,
onder a, van Verordening (EU) 182/2011).
c) Voorgestelde datum inwerkingtreding met commentaar t.a.v. haalbaarheid.
Deze verordening treedt in werking op de 20e dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De Commissie stelt voor de verordening van toepassing wordt met ingang van 1 januari
van het jaar volgend op 18 maanden na de vaststelling van de verordening.
Ten aanzien van de verstrekking van gegevens over de vangsten van kwetsbare soorten
en de recreatievisserij wordt een overgangsregeling voorgesteld. De verstrekking van
deze gegevens zijn uitgezonderd van verstrekking totdat er op basis van artikel 15
en 55 van Verordening (EG) 1224/2009 (controle verordening visserij) een elektronisch
systeem dat op nationaal of Unieniveau is ontwikkeld en operationeel is. De haalbaarheid
voor Nederland is momenteel nog niet in te schatten, omdat de daadwerkelijke hoeveelheid
en de mate van detaillering van de toekomstige aan de Commissie (Eurostat) te leveren
gegevens op dit moment onbekend is.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat geen evaluatiebepaling. Het kabinet acht het wenselijk dat deze
wel wordt opgenomen.
e) Constitutionele Toets
Niet van toepassing
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
In artikel 4 van de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek is bepaald dat het
CBS op nationaal niveau belast is met de productie van statistieken ter uitvoering
van bindende rechtshandelingen van de Europese Unie. Het CBS dient de statistische
resultaten in bij de Commissie (Eurostat). De onderhavige voorstellen leiden vanwege
de voorgestelde uitbreidingen tot extra rapportageverplichtingen voor het CBS aan
de Commissie (Eurostat). Het is verder mogelijk dat er voor de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) en voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) uitvoeringsimplicaties
kunnen voortkomen als gevolg van de onderhavige voorstellen (incl. toekomstige gedelegeerde
handelingen en uitvoeringshandelingen van de Commissie). Daarnaast dient te worden
opgemerkt dat er met betrekking tot gegevensleveringen in het kader van de voorgestelde
uitbreidingen van een aantal statistieken, mogelijk aanvullende of nieuwe werkafspraken
moeten worden gemaakt tussen de RVO, de NVWA en het CBS.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken