Brief regering : Verzamelbrief Digitalisering oktober 2025
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1423
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2025
Met deze Kamerbrief informeer ik u over openstaande moties en toezeggingen op het
gebied van digitalisering. Verder neem ik u mee in de stand van zaken betreffende
een aantal beleidsonderwerpen. In bijlage 1 heb ik opgenomen aan welke moties ik uitvoering
geef en welke toezeggingen ik met deze brief als afgedaan beschouw.
In deze brief zal ik allereerst stilstaan bij onderwerpen op het gebied van Informatiepunten
Digitale Overheid (IDO) en ontwerpprincipes in Nederlandse Digitaliseringsstrategie.
Ten tweede zal ik Cloud, informatiebeveiliging en de ICT-activiteit Gemeenschappelijke
Centrale Meldkamer (GCMK) behandelen. Ten derde behandel ik de publicatie van de Meerjarenvisie
Digitale overheid 2030 en enkele onderzoeken en beleidsevaluaties. Ten slotte zal
ik ingaan op onderwerpen onder de noemer van algoritmen, schadelijke content en online
kinderrechten.
1. Informatiepunten Digitale Overheid en Nederlandse Digitaliseringsstrategie
Informatiepunten Digitale Overheid (IDO)1
In het wetgevingsoverleg van 30 juni 2025 (Kamerstuk 36 740 VII, nr. 37) heb ik toegezegd dat uw Kamer informatie ontvangt naar aanleiding van de gesprekken
over (het behoud van) de Informatiepunten Digitale Overheid. Dit naar aanleiding van
vragen van de leden Valize en Kathmann. Zoals toegezegd informeer ik u hieronder over
de stand van zaken.
In de brief van 28 augustus 2025, genaamd Plan van aanpak aangenomen ontraden moties
ingediend tijdens het Wetgevingsoverleg Digitale Zaken op 30 juni 20252, heb ik u reeds geïnformeerd over het plan van aanpak voor de uitvoering van de door
uw Kamer aangenomen motie Kathmann.3 In deze motie verzoekt het lid Kathmann om structureel extra middelen beschikbaar
te stellen aan gemeenten voor de uitvoering van de Informatiepunten Digitale Overheid
(IDO’s) door bibliotheken, en dit voor de komende jaren te dekken uit de vrij te besteden
middelen ten behoeve van betere overheidsdienstverlening. Daarnaast verzoekt het lid
Kathman de regering om een voorstel uit te werken dat tenminste de huidige kosten
en jaarlijkse indexering van de IDO’s dekt en dit te verwerken in de begroting van
het komende jaar.
In het notaoverleg van 29 september jl. heb ik toegezegd dat ik de korting van 10%
door de overheveling van de SPUK’s naar het gemeentefonds zal compenseren. Daarbij
volg ik nog steeds de lijn die met de breed gedragen beleidsvisie «Persoonlijk en
Dichtbij» is vastgesteld.4 Het versterken van het lokale ecosysteem voor publieke dienstverlening staat daarin
centraal. Ik zet in op het verbinden van formele en informele netwerken en het beter
inbedden van bestaande overheidsbrede ingangen, zoals de dienstverlening geboden door
de IDO’s en overheidsbrede loketten. De IDO’s in bibliotheken zijn echter niet de
enige plekken waar mensen die hulp nodig hebben komen. Daarom zet ik de middelen ook
niet exclusief voor bibliotheken in, en investeer ik in het vergroten van het bereik
van de mensen die deze vorm van hulp nodig hebben, waarbij gemeenten de regie voeren.
Met andere woorden het instrument is ondergeschikt aan het doel. Het is mijn inzet
om het héle netwerk aan publieke dienstverlening te versterken. Zo geef ik inhoudelijk
invulling aan de middelen, die uw Kamer heeft toegekend vanuit het regeerprogramma
(paragraaf Goed Bestuur). Daarin wil ik overheidsbrede dienstverlening aanbieden op
plekken die voor mensen logisch en dichtbij voelen, om zo het bereik van de dienstverlening
te vergroten. Dit kan IDO-dienstverlening in de bibliotheek zijn, maar ook andere
plekken zijn denkbaar, zolang het niveau van de dienstverlening gegarandeerd blijft
en er meer mensen worden bereikt.
Zoals beschreven in de beleidsvisie «Persoonlijk en Dichtbij», voeren gemeenten regie
op het vormgeven van het lokale ecosysteem aan publieke dienstverlening. Vanuit mijn
coördinerende rol op publieke dienstverlening bewaak ik de samenhang tussen verschillende
initiatieven. Ik faciliteer en jaag aan. In dat kader ben ik in gesprek met gemeenten
over de wijze van het bestendigen van afspraken over de te bieden dienstverlening.
Ook wil ik de structuur om de informatiepunten digitale overheid te ondersteunen overeind
houden, door net als nu het geval is te zorgen voor monitoring, kwaliteitsbewaking
en deskundigheidsbevordering. Hierbij betrek ik ook de bibliotheeksector. Ik zal uw
Kamer hierover in het vierde kwartaal van 2025 verder informeren. Het uitgangspunt
hierbij blijft dat publieke dienstverlening wordt aangeboden op plekken die voor mensen
logisch en dichtbij voelen.
Ontwerpprincipes in Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS)5
Ik heb uw Kamer in het commissiedebat Digitaliserende overheid op 23 april (Kamerstuk
26 643, nr. 1345) toegezegd om in de NDS de term «ontwerpprincipes» op te nemen. In de NDS zijn de
ontwerpprincipes in de uitwerking van de prioriteit Burger en ondernemer centraal opgenomen als onderdeel van het versnellen van uniformering en standaardisering voor
toegankelijke en logische overheidsbrede dienstverlening.6 Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.
2. Cloud, informatiebeveiliging en gemeenschappelijke centrale meldkamer
Integrale aanpak moties Cloud7
Uw Kamer is tijdens het Wetgevingsoverleg van 30 juni 2025 een integrale aanpak toegezegd
voor de diverse aangenomen cloudmoties. U kunt deze brief aan het begin van het vierde
kwartaal verwachten. Hierin zal de status van de diverse moties behandeld worden.
Aanscherping Rijksbreed Cloudbeleid
Hierbij deel ik u mede dat de door mij aan uw Kamer gedane toezegging dat de aanscherping
van het Rijksbreed cloudbeleid na het zomerreces afgerond zou zijn, niet binnen de
gestelde termijn gehaald kan worden.
De voorgenomen aanpassingen roepen interdepartementaal veel vragen op met betrekking
tot de implementatie van voorgenoemde aanpassingen. Onder meer in het kader van de
activiteiten in de NDS onder de prioriteiten «cloud» en «digitale autonomie» is het
van belang dat deze goed op elkaar afgestemd worden, inclusief de door uw Kamer ingediende
moties omtrent deze beide onderwerpen. De aanscherping van het cloudbeleid zal naar
verwachting later dit jaar aan uw Kamer toegestuurd worden.
Uitwerking aandachtspunten rijkscloudbeleid8
Uw Kamer is op 17 december 2024 toegezegd dat er richting februari 2025 een brief
met uw Kamer gedeeld zou worden aangaande de uitwerking van diverse aandachtspunten
rondom het huidige rijkscloudbeleid. Hierin zullen de resultaten van de onderzoeken
van het CIO Rijk, de Algemene Rekenkamer en de ADR worden meegenomen.
Hier is invulling aan gegeven met het toesturen van de reactie op het rapport «Het
Rijk in de cloud; Donkere wolken pakken samen» aan uw Kamer op 15 januari jl.9 Voorts verwijs ik naar de evaluatie van het rijksbreed cloudbeleid,10 waarin diverse aandachtspunten rondom het huidige rijkscloudbeleid aan de orde komen
en die mede is gebaseerd op basis van informatie van de Algemene Rekenkamer en Auditdienst
Rijk. Deze heeft uw Kamer al op 16 oktober 2024 ontvangen. Hiermee beschouw ik deze
toezegging als afgedaan.
Motie Kathmann – verkenning mogelijkheden IT-jaarverslag11
De motie van het lid Kathmann verzoekt de regering om met overheidsorganisaties en
het bedrijfsleven te verkennen hoe het cyberjaarverslag, op basis van de Internationale
Digitale Rapportage Standaard (IDRS), ingevoerd kan worden als brede standaard op
een wijze die leidt tot lastenverlichting en het verbeteren van de veiligheid, en
in de eerstvolgende verzamelbrief digitalisering te informeren over de uitkomsten.
Deze verkenning richt zich op zowel de overheid als het bedrijfsleven. Hierdoor is
de uitvoering verdeeld tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) en het Ministerie van Economische Zaken (EZ).
Als reactie op de motie zijn BZK en EZ gestart met de voorbereiding van een verkenning
naar de mogelijkheden van een IT-jaarverslag op basis van de IDRS. Deze verkenning
heeft als doel het verbeteren van de IT-beheersing en het verminderen van de administratieve
lasten. Bij de opzet van deze verkenning wordt aangesloten bij bestaande trajecten
en ervaringen. In een volgende verzamelbrief zal uw Kamer geïnformeerd worden over
de voortgang.
Vernieuwde Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO2)
In het kader van het toenemende belang van digitalisering, de continue veranderende
dreigingen en de noodzaak tot versterking van onze cyberweerbaarheid die daaruit ontstaat,
is de vernieuwde Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO2) op 23 september vastgesteld
in het Overheidsbrede Digitaliseringsoverleg (OBDO). Deze herziene versie is bedoeld
als overkoepelend normenkader voor informatiebeveiliging binnen de gehele publieke
sector. De BIO2 weerspiegelt de internationale beveiligingsnormen12 en vervangt de huidige indeling in drie Basisbeveiligingsniveaus door een risico
gestuurde benadering. Hiermee kunnen overheidsinstanties maatregelen afstemmen op
specifieke risico’s zonder vast te zitten aan vaste beveiligingsniveaus.
Per ingang van 23 september vervangt de BIO2 de BIO (versie 1.04) als verplichtende
zelfregulering voor de provincies, waterschappen en het Rijk. De gemeenten gaan de
BIO2 toepassen als richtinggevend kader en blijven daarnaast de BIO versie 1.04 als
verplichtende zelfregulering hanteren tot de inwerkingtreding van de Cyberbeveiligingswet
(Cbw).
Voorzien is om de BIO2 op te nemen in de nadere regelgeving van de Cbw voor de overheid.
Voortgang ICT-activiteit Gemeenschappelijke Centrale Meldkamer (GCMK)13
Ten aanzien van de toezegging uit de Kamerbrief Vervolg GCMK d.d. 12 juni 2020 om
de Tweede Kamer te informeren over de verdere voortgang van de Gemeenschappelijke
Centrale Meldkamer (GCMK) Den Haag, kan worden gemeld dat de eerste fase van de GCMK
is opgeleverd. Hiermee is een solide basis gelegd voor de aansluiting van de beveiligingsinstallaties
van de rijkskantoren Turfmarkt 147 (BZK, VRO, J&V, A&M), Rijnstraat 8 (BZ, I&W), de
Hoftoren (OCW) en de Resident (VWS, SZW).
Naar verwachting zal in het najaar 2025 rijkskantoor Turfmarkt 147 als eerste pand
worden aangesloten op de GCMK. In 2026 volgen Rijnstraat 8 en de Hoftoren. In 2027
wordt de Resident aangesloten. Na afronding van dit project is er nog ruimte voor
enkele andere panden om aan te sluiten op de GCMK. Hiermee doe ik de toezegging gestand
om uw Kamer stapsgewijs te informeren over de vorderingen omtrent de GCMK.
3. Publicatie meerjarenvisie Digitale Overheid en evaluaties coördinerende rol en
I-domein
Meerjarenvisie Digitale Overheid 2030
In de Meerjarenvisie Digitale Overheid 2030 (bijlage 2) schetsen we hoe Rijk, provincies,
gemeenten, waterschappen en andere overheden samen bouwen aan een overheid die digitaal
verbonden, wendbaar en dienstbaar is aan burgers en ondernemers. De Meerjarenvisie
Digitale Overheid 2030 is de opvolger van de generieke digitale infrastructuur (GDI)-Meerjarenvisie. Deze nieuwe visie is afgestemd op, en ondersteunend aan, de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
en de daarin gestelde politiek-bestuurlijke doelen. Voor algemeen belang en nut financieren
en realiseren we gezamenlijke, generieke stelsels, standaarden en voorzieningen die
door elke overheidsorganisatie (her-)gebruikt kunnen worden. Deze visie biedt een
stip op de horizon. Het biedt het kader voor de GDI: de digitale ruggengraat van de
overheid.
Evaluatie I-strategie Rijk 2021–2025
Met het einde van de looptijd van de I-strategie Rijk 2021–2025 in zicht is een evaluatie
van dit instrument uitgevoerd. Hierbij bied ik u de eindrapportage van het evaluatieonderzoek
aan (bijlage 3).
De I-strategie is in 2021 ontwikkeld door CIO Rijk14 samen met de Chief Information Officers (CIO’s) van de ministeries en van enkele
uitvoeringsorganisaties.15 In de I-strategie staan de gezamenlijke prioriteiten voor het Rijk op het gebied
van informatievoorziening, verspreid over in totaal 10 thema’s. Voor de uitvoering
van de strategie zijn per thema portefeuillehouders aangesteld vanuit het CIO Beraad.
Voor enkele thema’s zijn daarnaast interdepartementale stuurgroepen ingericht voor
de sturing op de realisatie.
De evaluatie is positief over het instrument. Een gezamenlijke strategie zorgt voor
houvast op koers en ambities en bevordert samenwerking op digitalisering. De onderzoekers
constateren dat het gezamenlijke totstandkomingsproces en de gezamenlijke uitvoering
van de strategie belangrijke succesfactoren zijn voor het behalen van resultaten.
Dit is versterkt doordat actief is geïnvesteerd in het bouwen en onderhouden van de
CIO-community binnen de Rijksoverheid. Op alle thema’s zijn de afgelopen jaren resultaten
behaald die in lijn lagen met de afspraken in de I-strategie. Daarbij constateren
de onderzoekers dat er voldoende flexibiliteit was om nieuwe, niet op voorhand voorziene,
activiteiten binnen thema’s op te pakken. Dat is ook regelmatig nodig gebleken naar
aanleiding van politieke of bestuurlijke urgentie op onderwerpen als (generatieve)
AI, quantumveilige cryptografie of digitale soevereiniteit.
Kritische noten zijn er ook. Bijvoorbeeld dat de thema’s niet eenduidig zijn uitgewerkt
en dat er veelal concrete doelen missen. Vaak is wel beschreven welke acties worden
ondernomen of welke producten worden opgeleverd (output), maar niet wat daarmee beoogd
wordt te bereiken voor bijvoorbeeld burgers of ondernemers (outcome). Voor de onderzoekers
was het daardoor niet mogelijk om conclusies te trekken over het bereiken van de doelen.
Ook is niet op alle thema’s evenveel voortgang geboekt. Hiervoor zijn verschillende
oorzaken geconstateerd:
• Financiering. Er was geen aanvullende financiering beschikbaar voor de I-strategie
als geheel. Thema’s waar wel (incidenteel) aanvullende financiering beschikbaar kwam,
zoals digitale weerbaarheid en digitaal vakmanschap, hebben meer voortgang kunnen
boeken.
• Aansturing. Er is beperkt centrale regie gevoerd op de realisatie van de I-strategie.
De uitvoering en voortgang daarvan is niet consequent gemonitord of besproken. Daarbij
zijn er veel personele wisselingen geweest in de aansturing en uitvoering. Dit heeft
impact gehad op de continuïteit van de uitvoering.
• Omgeving. Het digitaliseringsdomein is veelomvattend en kenmerkt zich door verdeelde
verantwoordelijkheden, veel spelers op het speelveld en meerdere naast elkaar bestaande
strategieën. Dit maakt regie voeren en focus houden een grote uitdaging waar veel
tijd in gaat zitten.
Ik herken de bevindingen en conclusies van de evaluatie. De I-strategie Rijk heeft
positief bijgedragen aan rijksbrede regie en samenwerking op de uitdagingen binnen
het digitaliseringsdomein. Ik kan dan ook goed plaatsen dat de onderzoekers concluderen
dat er binnen de Rijksoverheid behoefte is aan een nieuwe «I-strategie». Tegelijkertijd
is men het er ook over eens dat er door de veelheid in thema’s en activiteiten minder
is bereikt dan gewenst en dat er steviger had kunnen worden gestuurd. De aanbevelingen
van de onderzoekers dat er focus en aansluiting bij de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
(NDS) nodig is steun ik daarom van harte.
In de NDS hebben we gezamenlijk de focus bepaald om als één overheid te kunnen versnellen,
knelpunten weg te nemen en doorbraken te realiseren. Daarbij is van belang dat de
overheid burgers en ondernemers centraal stelt in de (digitale) dienstverlening. Mijns
inziens is de NDS daarom ook geschikt als leidraad voor de strategische agenda binnen
de Rijksoverheid. Ik ben verheugd dat de CIO’s van de Rijksoverheid dit ook zo zien.
Zo zorgen we voor focus, zetten we burgers en ondernemers centraal, versterken we
de samenwerking en voorkomen we naast elkaar bestaande strategieën die met elkaar
conflicteren.
De bevinding dat er steviger had kunnen worden gestuurd is in lijn met de eerder uitgevoerde
evaluatie van het CIO Stelsel.16 Naar aanleiding daarvan is het afgelopen jaar gewerkt aan de herziening van het besluit
CIO-stelsel. Hierin zijn goede afspraken gemaakt over hoe de coördinerende rol van
BZK wordt ingevuld en hoe we binnen het stelsel daadkrachtiger, opgavegericht en multidisciplinair
gaan samenwerken. Hierin is ook een belangrijke rol weggelegd voor (de leden van)
het CIO Beraad om strategisch te adviseren over digitaliseringsbeleid. Met de vaststelling
en implementatie van het herziene besluit geef ik invulling aan de aanbevelingen op
dit vlak. Ik verwacht u het herziene besluit voor het eind van het jaar toe te sturen.
Onderzoek ruimte en belemmeringen voor invulling coördinerende rol op digitalisering17
In het Commissiedebat Digitaliserende Overheid van 23 april jl. is toegezegd uw Kamer
na de zomer van 2025 te informeren over hoe invulling te geven aan een onderzoek naar
de ruimte die wordt geboden door artikel 44 in de Grondwet (ook in het kader van één
digitale overheid). In antwoord op een vraag van de Eerste Kamer over de voortgang
van dit onderzoek is aangegeven het onderzoek niet te willen beperken tot artikel
44 van de Grondwet, maar het bredere vraagstuk van de sturing op digitalisering centraal
te stellen.
Dit bredere vraagstuk raakt aan de coördinerende rol van BZK op het gebied van digitalisering
en onderzoekt eventuele versterking en verbreding daarvan, ook gericht op ZBO’s en
medeoverheden. Voor de zomer is gestart met een eerste interne analyse van deze vraag.
Binnen het Ministerie van BZK is immers veel expertise aanwezig waar het gaat om (art.
44 van) de Grondwet, maar bijvoorbeeld ook de Wet digitale overheid en de Wet open
overheid. Op basis van deze eerste inventarisatie zal vervolgens worden bezien of
er nog een behoefte is aan nader onderzoek (eventueel met extern advies en/of ondersteuning)
of dat er voldoende informatie beschikbaar is om een aanpak te ontwikkelen om de geïdentificeerde
knelpunten weg te nemen. Ik zal uw Kamer hier in een volgende verzamelbrief over informeren.
Aanbieding rapportage grote ICT-activiteiten 2024
Hierbij stuur ik u de rapportage Grote ICT-activiteiten 2024 toe (bijlage 4). De rapportage
geeft een gedetailleerd overzicht van de activiteiten met een ICT-component van meer
dan € 5 miljoen die gepubliceerd zijn op het Rijks ICT-dashboard.18 Het rijksbrede beeld en kengetallen daarbij heeft u reeds ontvangen in de Jaarrapportage
Bedrijfsvoering Rijk 2024.19 Deze rapportage is een uitbreiding daarop.
Er waren in 2024 in totaal 184 grote ICT-activiteiten actief. Van iedere grote ICT-activiteit
wordt een overzicht gegeven van het doel, de status in 2024, de verwachte doorlooptijd,
de geschatte kosten en de uitgaven. Daarnaast zijn de wijzigingen, kwaliteitstoetsen,
behaalde mijlpalen en Kamerbrieven uit 2024 opgenomen. Het gehele overzicht van alle
jaren is op het Rijks ICT-dashboard terug te vinden.
We krijgen een steeds beter inzicht in de grote ICT-activiteiten. Per ICT-activiteit
wordt in deze rapportage aangegeven of er sprake is van vernieuwing of beheer en onderhoud.
Ook is aangegeven of het Adviescollege ICT-toetsing een advies heeft uitgebracht.
Ik vind het ook belangrijk dat duidelijk is waarom we grote ICT-activiteiten uitvoeren.
Daarom is in de rapportage ook terug te vinden aan welk beleidsterrein de activiteit
is verbonden.
Overheidsorganisaties streven ernaar om een grote ICT-activiteit op tijd en binnen
budget op te leveren, dat de beoogde baten kunnen worden gerealiseerd en dat de (eind)gebruikers
tevreden zijn. Om daarvoor te zorgen zijn kwaliteitsafspraken gemaakt en bestaan er
verschillende hulpmiddelen. Daarnaast kan het Adviescollege ICT-toetsing een grote
ICT-activiteit toetsen en daar een advies over uitbrengen.
In de rapportage is desondanks te zien dat grote ICT-activiteiten uitlopen in tijd
en budget. De meest voorkomende redenen hiervoor zijn tegenvallers binnen het project,
interne scopewijzigingen en aanpassingen van (business)doelen of eisen. Het is niet
altijd te voorkomen dat er in dit soort grote complexe projecten sprake is van enige
uitloop. Ik vind het vooral van belang dat als dat aan de orde is, er adequaat wordt
gehandeld om het project succesvol af te kunnen ronden.
Daarnaast liggen de redenen voor de uitloop vaak in de eigen beïnvloedingssfeer van
het departement. Door adequate sturing en voorbereiding kan uitloop in de toekomst
worden voorkomen of beperkt. Daarom werk ik aan een voorstel hoe we de kwaliteit van
de grote ICT-activiteiten én de beheersmaatregelen kunnen verbeteren.20 Ik verwacht u dit voorstel eind 2025 aan te kunnen bieden.
Beleidsevaluatie I-vakmanschap
Sinds 2018 voert de Rijksdienst beleid ter versterking van het I-vakmanschap, dat
binnen de I-Strategie Rijk 2021–2025 verder is vormgegeven.21 De recente onafhankelijke evaluatie, uitgevoerd tussen september 2024 en mei 2025,
toont aan dat er aantoonbare resultaten zijn behaald. Deze vindt u bij deze brief
als bijlage 5. Zo is het Kwaliteitsraamwerk-IV technisch geïmplementeerd, zijn er meerdere wervingscampagnes met groot
bereik gevoerd en is een succesvol leeraanbod door de Rijksacademie van Digitalisering
en Informatisering gerealiseerd. Wel is er ruimte voor verbetering. Dit geldt volgens
de evaluatie op het gebied van governance, afstemming tussen beleid en uitvoering
en integratie met bredere strategische agenda’s zoals de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
(NDS).
Ik onderschrijf de evaluatieconclusies en neem de zes kernaanbevelingen over, waaronder
het formaliseren van de governance, het versterken van samenwerking met HR en Inkoop, en het beter verbinden van I-vakmanschap
met andere strategische thema’s. Er zijn concrete acties in gang gezet om dit te verbeteren.
Zo hebben HR en Inkoop een rol gekregen in de stuurgroep van I-Vakmanschap. Daarnaast
is de rol van de stuurgroep uitgebreid ten behoeve van de NDS prioriteit Digitaal
Vakmanschap. Hierdoor wordt de integratie met de bredere strategische agenda geborgd.
Ook wordt invulling gegeven aan het structureel borgen van bewezen effectieve activiteiten
zoals het Kwaliteitsraamwerk IV (KWIV), I-Arbeidsmarktcommunicatie & Werving en I-Stages.
Ook de governance van het programma wordt herzien met het oog op het versterken van de verbinding tussen
beleid en uitvoering. Ik erken de complexiteit van het aantonen van directe effecten,
maar werk met prestatie-indicatoren om voortgang en impact zo goed mogelijk inzichtelijk
te maken. De ambitie blijft om I-vakmanschap stevig te positioneren als fundament
voor een toekomstbestendige en digitaal competente overheid.
Onderzoek Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) naar betrouwbaarheid gegevens Basisregistratie
Personen (BRP)
In september 2024 is aangekondigd dat het CBS opnieuw onderzoek verricht naar de betrouwbaarheid
van gegevens in de BRP.22 Het resultaat is gepubliceerd op de website van het CBS.23 Dit onderzoek is ook in 2016, 2018 en 2021 uitgevoerd.
Uit het CBS-onderzoek blijkt dat de adreskwaliteit gelijk is gebleven in vergelijking
met de metingen van 2018 en 2021. De lichte daling die de cijfers tonen zijn niet
statistisch significant.
− Op persoonsniveau is de kwaliteit 97,0% (ten opzichte van 97,4% in 2021). Dat betekent
dat in 97,0% van de gevallen de personen die in de BRP op een adres staan ingeschreven,
er ook daadwerkelijk wonen.
− Op adresniveau is de kwaliteit 94,5% (ten opzichte van 95,2% in 2021). Hiermee wordt
bedoeld dat in 94,5% van de gevallen alle in de BRP ingeschreven personen op een bepaald
adres daar ook daadwerkelijk wonen.
De onderzoekers concluderen dat de kwaliteit van de BRP stabiel is. Het CBS doet geen
onderzoek naar factoren die de kwaliteit beïnvloeden. Voor de BRP zijn er verschillende
kwaliteitsmaatregelen, zoals de controle van verhuisaangiftes, de Terugmeldvoorziening
(TMV), de Permanente Monitor Dubbelinschrijvingen (PMD) en de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit
(LAA).
Mijn aandacht heeft ook het verbeteren van de registratie van arbeidsmigranten. In
te veel gevallen blijven arbeidsmigranten geregistreerd staan als niet-ingezetene,
terwijl ze wel langdurig in Nederland verblijven. Diverse maatregelen moeten ertoe
bijdragen dat zij zich tijdig inschrijven bij de gemeente. Op 9 september heeft de
Minister van SZW mede namens mij daarover gerapporteerd aan de Tweede Kamer.24 Zo is dit voorjaar de zorgplicht voor uitleners bij de registratie van arbeidskrachten
aangenomen in de Tweede Kamer. Met deze zorgplicht worden uitleners verantwoordelijk
om de registratie van arbeidskrachten te bevorderen en vervolgens te controleren of
de persoon zich daadwerkelijk heeft laten inschrijven als ingezetene in de BRP. In
het commissiedebat arbeidsmigratie van maart 2025 is door de leden Podt en Vijlbrief
een motie ingediend om te kijken naar de Belgische aanwezigheidsmelding.25 De toegevoegde waarde van een dergelijke aanwezigheidsmelding in de Nederlandse context
wordt onderzocht. Gezien de relatieve stabiliteit en kwaliteit van de gemeten BRP-gegevens
ben ik voornemens de volgende meting over drie jaar opnieuw uit te voeren.
4. Algoritmen, schadelijke content en online kinderrechten
Motie Van Baarle c.s. over het documenteren van de totstandkoming van een risicomodel26 en motie Van Nispen over «blind» beoordelen als werkwijze bij geautomatiseerde risicoselectie27
Uw Kamer heeft eerder dit jaar twee moties aangenomen die verzoeken om aanvullende
richtlijnen bij het gebruik van geautomatiseerde risicoselectie door overheden. In
januari verzochten de leden Van Baarle, Dijk en Kostić om als beleid te hanteren dat
overheden de totstandkoming van een risicomodel goed documenteren. In mei verzocht
het lid Van Nispen om, waar mogelijk, als werkwijze te hanteren en te stimuleren dat
overheidsorganisaties het gebruik van geautomatiseerde risicoselectie zo inrichten
dat beslismedewerkers dossiers «blind» beoordelen, met als doel betekenisvolle menselijke
tussenkomst te garanderen en mogelijke tunnelvisie en vooringenomenheid te voorkomen.
Ik kan u als volgt berichten over de uitvoering van de moties.
Overheidsorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor het waarborgen van een verantwoorde
inzet van algoritmen, waaronder geautomatiseerde risicoselectie-instrumenten. Het
Ministerie van BZK heeft verschillende instrumenten ontwikkeld om overheden hierbij
te ondersteunen, zoals het Algoritmekader. Dit kader geeft een overzicht van de wettelijke
vereisten voor het gebruik van algoritmen en beschrijft concrete maatregelen en hulpmiddelen
om aan de vereisten te voldoen. In september is een nieuwe versie van het Algoritmekader
beschikbaar gekomen. Het Ministerie van BZK heeft aan deze versie een nieuwe pagina
over geautomatiseerde risicoselectie toegevoegd.28 Deze pagina geeft een overzicht van de belangrijkste wettelijke vereisten, relevante
kaders en aanvullende richtlijnen voor het gebruik van zulke instrumenten door overheden.
Relevante kaders zijn onder meer het «Toetsingskader risicoprofilering» van het College
voor de Rechten van de Mens en het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)
over artikel 22 van de AVG en geautomatiseerde selectie-instrumenten van 10 oktober
2024, waarin de AP ook ingaat op de waarborgen voor geautomatiseerde risicoselectie.29
De richtlijn waartoe de leden Van Baarle, Dijk en Kostić verzoeken is opgenomen op
deze nieuwe pagina van het Algoritmekader. Ik onderschrijf dat de documentatie van
de gemaakte keuzes en de manier waarop waarborgen zijn ingericht, onderdeel is van
een verantwoorde inzet van geautomatiseerde risicoselectie. In het Algoritmekader
is als aanvullende richtlijn opgenomen dat overheden de onderliggende besluitvorming
over en verantwoording van het doel en de ontwikkeling van het model, de verantwoording
van de gebruikte data en selectiecriteria, en de wijze waarop de waarborgen worden
getroffen, documenteren.
Ook de werkwijze waartoe het lid Van Nispen verzoekt is toegevoegd aan de pagina in
het Algoritmekader. Het «blind» beoordelen van dossiers wil zeggen dat beslismedewerkers
geen kennis hebben van het feit dat risicoselectie de reden is geweest voor behandeling
van een dossier. Ik onderken het belang van betekenisvolle menselijke tussenkomst
en het tegengaan van vooringenomenheid en tunnelvisie. Meer algemeen is het van belang
dat de werkwijze zo is ingericht dat de risicoselectie geen invloed heeft op de inhoudelijke
beoordeling van een dossier. De risicoselectie is immers alleen een aanleiding voor
verdere behandeling, maar kan op zichzelf niets zeggen over een individuele casus.
Het is dus niet de bedoeling dat de risicoselectie door de beslismedewerker bijvoorbeeld
gezien wordt als «bewijs» dat sprake is van fraude of misbruik van voorzieningen.
Ook de AP signaleert in de recent gepubliceerde handvatten voor betekenisvolle menselijke
tussenkomst dit risico en, meer algemeen, het risico dat beslismedewerkers de output
van een algoritme te gemakkelijk als waarheid aannemen (ook wel automation bias genoemd).30 Wanneer algoritmen worden ingezet in besluitvormingsprocessen, is het van belang
de menselijke tussenkomst zo in te richten dat het daadwerkelijk betekenisvol is en
dit risico wordt ondervangen. Het «blind» voorleggen van dossiers aan beslismedewerkers
is een mogelijkheid om mogelijke vooringenomenheid tegen te gaan. Een aantal overheidsorganisaties
hanteert deze werkwijze. Deze werkwijze zal echter niet altijd mogelijk zijn, omdat
het juist ook wenselijk kan zijn dat de beslismedewerker de risicoselectie controleert
en daar dus kennis van moet hebben. De inrichting van betekenisvolle menselijke tussenkomst
is eveneens een manier om te voorkomen dat beslismedewerkers te veel op de output
van de risicoselectie vertrouwen. De AP adviseert in de genoemde handvatten dan ook
om bij de inrichting van betekenisvolle menselijke tussenkomst goed na te denken over
de manier waarop de output aan de beslismedewerker wordt gepresenteerd, de verschillende
opties te testen en dit te monitoren. Het kan bijvoorbeeld helpen wanneer de risicoselectie
neutraal wordt gepresenteerd en de beslismedewerker aanvullende vragen te zien krijgt
die eigen onderzoek van een dossier stimuleren. Op de nieuwe pagina over geautomatiseerde
risicoselectie in het Algoritmekader is als aanvullende richtlijn opgenomen dat overheidsorganisaties
ervoor moeten zorgen dat de risicoselectie geen invloed heeft op de inhoudelijke beoordeling
van een dossier, waarbij wordt verwezen naar de mogelijkheid van «blind» beoordelen
als werkwijze en de handvatten voor betekenisvolle menselijke tussenkomst als alternatief
hiervoor. Overheidsorganisaties moeten zelf afwegen wat voor hun processen de beste
aanpak is om vooringenomenheid te voorkomen.
De nieuwe pagina over geautomatiseerde risicoselectie in het Algoritmekader met de
aanvullende richtlijnen zal door het Ministerie van BZK verspreid worden onder de
departementen, uitvoeringsorganisaties en medeoverheden. Het Algoritmekader wordt
met regelmaat bijgewerkt om de informatie actueel en relevant te houden. Mochten er
nieuwe ontwikkelingen, inzichten of voorbeelden van best practices zijn met betrekking
tot het gebruik van geautomatiseerde risicoselectie kunnen deze worden toegevoegd
aan het kader.
Motie van Nispen betreffende risicoprofilering en geautomatiseerde selectie-instrumenten31 en motie Six Dijkstra betreffende de voortgangsbrieven over hoogrisico-AI en impactvolle
algoritmen32
Op 15 mei jl. diende het lid van Nispen via een motie een verzoek in om alle algoritmes
die mogelijk gebruikmaken van risicoprofilering en geautomatiseerde selectie-instrumenten
in het Algoritmeregister te publiceren. Dit type algoritmen vallen onder zogeheten
impactvolle algoritmen, ofwel categorie B uit de handreiking Algoritmeregister. Eerder
riep het lid Six Dijkstra via een motie het voltallige kabinet op om een planningsbrief
te sturen voor het publiceren van deze categorie algoritmen. Hieronder geef ik u aan
op welke wijze het kabinet aan de moties uitvoering geeft.
Voor het zomerreces hebben inmiddels alle departementen uw Kamer aparte planningsbrieven
gestuurd conform de motie Six Dijkstra. Hierin gaven zij o.a. aan dat zij zich nu
focussen op het inventariseren en publiceren van deze algoritmen, inclusief risicoselectie
technieken. In de brieven beschrijven de bewindspersonen de departementale en/of organisatie
specifieke planning voor het publiceren van algoritmen uit categorie B. Het streven
is dat eind 2026 alle bekende impactvolle algoritmen in het Algoritmeregister zijn
opgenomen. Dit betreft de eerste stap, de inventarisatie moet structureel worden bijgehouden
en is daardoor een doorlopend proces. Sommige departementen geven in de planningsbrieven
aan reeds klaar te zijn, of al eerder dan eind 2026. Ik zal uw kamer hierover opnieuw
informeren middels de voortgangsbrief eind 2025.
Dit is bovenop de bestaande afspraak dat alle hoog-risico AI-systemen zoals gedefinieerd
in de AI-verordening (ofwel categorie A uit de handreiking Algoritmeregister) die
de rijksoverheid in gebruik heeft uiterlijk eind 2025 in het Algoritmeregister gepubliceerd
zijn.
Eind 2025 stuur ik uw Kamer een voortgangsbrief rondom het Algoritmeregister, ook
conform de motie Six Dijkstra. Hierin komen de ontwikkelingen van het register aan
bod, evenals stappen die ik neem om de vulling in 2026 te blijven stimuleren. Daarnaast
zal ik ook aangeven hoe de overheid het AP-advies invult via het Algoritmeregister.
Motie Kathmann betreffende aandringen op Europees verbod op verslavende en polariserende
ontwerpen van social media33 en motie Dral en Ceder betreffende afspraken maken over verwijderen schadelijke content
en beperken verslavende algoritmes34
Tijdens het Tweeminutendebat Online kinderrechten van 20 februari 2025 heeft het lid
Kathmann middels een motie het kabinet verzocht om blijvend en ondubbelzinnig aan
te dringen op een verstrekkend Europees verbod op verslavend en polariserend ontwerp
op sociale media en dit op alle mogelijke manieren uit te dragen. Tijdens hetzelfde
debat hebben de leden Dral en Ceder een motie ingediend met het verzoek aan de regering
om op korte termijn en met voorrang wat betreft kinderen met de platforms afspraken
te maken om schadelijke content te verwijderen en verslavende algoritmes binnen de
platforms zoveel mogelijk te beperken en aan de Tweede Kamer te rapporteren over de
inhoud van de afspraken en de voortgang daarvan. Als voorgaande onvoldoende effect
heeft, verzoeken de leden Dral en Ceder de regering hiertoe passende regelgeving te
maken.
Ik kan uw Kamer melden dat ik mij samen met de Minister van Economische Zaken in aanloop
naar de aangekondigde Digital Fairness Act inzet voor het op Europees niveau verdergaand
aan banden leggen van verslavende algoritmen en ontwerptechnieken. We zullen op Europees
niveau blijven aandringen op het verdergaand reguleren van verslavende algoritmen
en ontwerptechnieken. Ook is mijn ministerie in gesprek met online platforms en andere
verstrekkers van digitale diensten aan minderjarigen over het inperken van risico’s,
waaronder schadelijke content.
Motie Ceder betreffende verplichte kinderrechtencheck op onderwijstechnologie introduceren
middels een Kinderrechten Impact Assessment (KIA)35 en toezegging mogelijkheden tot nationale kinderrechtentoets en -impactassessment36
Op 20 februari jl. diende het lid Ceder een motie in met het verzoek aan de regering
om een verplichte kinderrechtencheck op onderwijstechnologie te introduceren middels
een Kinderrechten Impact Assessment (KIA). Ook is uw Kamer toegezegd dat ik terug
zou komen op de mogelijkheden om tot een nationale kinderrechtentoets en -impactassessment
te komen.
Ik verken met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de mogelijkheden
voor aanvullingen vanuit het KIA in de Best Interest Child assessment (BIA). Het BIA
is de standaard die doorgaans wordt toegepast bij het in kaart brengen van risico’s
van onderwijstechnologie. Aanvullingen vanuit het KIA verken ik op basis van het KIA-instrument
dat onlangs is doorontwikkeld. Wat betreft het verzoek om een nationale kinderrechtentoets
en -impactassessment kan ik vermelden dat de toegepaste KIA’s op TikTok, Snapchat
en Instagram naar uw Kamer zijn verzonden op 4 september.37 Dit najaar zal de toepassing van KIAs op games en streamingdiensten starten. Daarnaast
is een belangrijke ontwikkeling dat de in opdracht van BZK ontwikkelde KIA is opgenomen
in de richtsnoeren die de Europese Commissie heeft uitgebracht onder artikel 28 van
de DSA. Toezichthouders kunnen op basis van deze richtsnoeren bij online platforms
aandringen op het uitvoeren van kinderrechten impact assessments.
Evaluatieonderzoek contentmoderatie zeer grote online platforms en zoekmachines38,
39
Op 11 november 2024 en 16 januari 2025 heeft de Staatssecretaris toegezegd de Tweede
Kamer te informeren over de resultaten van het onderzoek naar content moderatie op
zeer grote online platforms en zoekmachines. Hierbij bied ik u de resultaten van dit
onderzoek aan (bijlage 6).40
Een van de belangrijkste bevindingen is dat de toegang tot data voor onderzoekers
vaak niet voldoende is. Application Programming Interfaces (API’s) voor onderzoek
zoals beschreven in de Digital Services Act (DSA) zijn er niet of onvoldoende, en
recent slechter geworden. Daarnaast biedt de DSA Transparency Database, die moderatie
registreert per categorie, onvoldoende informatie voor onderzoekers.
De Europese Commissie heeft op 2 juli de «Delegated Act Data Access for Researchers»
gepubliceerd41 en heeft recent een «Data Access Portal»42 voor onderzoekers opgezet om toegang te verbeteren. Tegen platformen van Temu, Meta,
AliExpress, Tiktok en X is de Europese Commissie als toezichthouder formele handhavingsprocedures
gestart over ontoereikende data toegang voor wetenschappers.
Daarnaast kan er verbetering kan plaatsvinden in de communicatie over beslissingen
aangaande contentmoderatie. Platformen zijn verplicht burgers te informeren wanneer
berichten worden verwijderd of minder zichtbaar gemaakt, zodat burgers in bezwaar
kunnen gaan. Ook op dit onderwerp is de toezichthouder al verschillende handhavingsprocedures
gestart43.
Als laatste wordt er gewezen op het consistent toepassen van regels en beleid. Zowel
als het gaat om verwijderen of het verminderen van zichtbaarheid, als om het toevoegen
van labels of extra informatie. Er wordt geobserveerd dat er in verschillende talen,
verschillend beleid wordt gevoerd op dezelfde inhoud.
Naast deze bevinding over de breedte van dit onderzoek, zijn er ook zeer interessante
resultaten en aanbevelingen voor specifieke platformen en issues. Denk hierbij aan
onderzoek naar minderjarige content op Instagram, Community Notes als moderatiesysteem
of het verrijken van zoekresultaten met AI op Google en Bing. Maar ook Pornhub, Amazon,
Youtube, Facebook, TikTok, Telegram, Appstores en Large Language Models (LLM’s). We
hebben deze resultaten gedeeld met de verantwoordelijke toezichthouders. Hiermee doe
ik de toezeggingen gestand om uw Kamer te informeren over het onderzoek naar contentmoderatie
en de resultaten met uw Kamer te delen.
Start publiekscampagne «Blijf in Beeld»44
Uw Kamer is toegezegd dat ik u zou informeren over (de uitkomsten van) de multimediale
publiekscampagne over smartphonegebruik van jongeren die in 2025 van start zou gaan.
Hierover kan ik u melden dat de publiekscampagne «Blijf in Beeld»45 op 8 september is gelanceerd en dat de Kamer na afloop van de campagneperiode wordt
geïnformeerd over de uitkomsten van het campagne effect onderzoek. Dit zal naar verwachting
in het december van 2025 zijn. De uitkomsten van dit onderzoek worden ook meegenomen
in het vervolg van de meerjarige publiekscampagne.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. van Marum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties