Brief regering : Verzamelbrief Natuur
33 576 Natuurbeleid
Nr. 467
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2025
Graag informeer ik de Tweede Kamer over een aantal onderwerpen in mijn portefeuilles
natuur en grote wateren, waaronder over de stand van zaken van door de Kamer aangenomen
moties en aan de Kamer gedane toezeggingen.
Eerder is uw Kamer geïnformeerd over de middelen die het demissionaire kabinet heeft
gereserveerd voor een vervolgpakket gericht op emissiereductie en natuurherstel. Voor
natuurherstel wordt met vervolgpakket tezamen met het startpakket in totaal € 500
miljoen voorzien. Dit pakket is een extra financiële impuls, die een boost moet geven
aan de gebieden waar natuurherstel het meest urgent is. Vanuit dit pakket wordt er
€ 12,5 miljoen per jaar extra voorzien op de LVVN-begroting om de natuur te monitoren,
bovenop de reeds toegevoegde € 12,5 miljoen uit het startpakket. Monitoring is belangrijk,
omdat we willen werken aan betere, meer uniforme en gebiedsgerichte data binnen en
buiten natuurgebieden, met meer inzicht in systeemherstel en effectiviteit van maatregelen.
Hier blijf ik mij ook de komende tijd voor inzetten.
De volgende onderwerpen komen in deze brief aan bod:
• Soorten:
– Ontwikkelingen op het Wolvendossier en de Landelijke Aanpak Wolven,
– Zwarte wiek bij windturbines op land,
– Appreciatie RDA-zienswijze «Een hazenpad voor dieren in de natuur»
– Uitheemse rivierkreeften,
– Stand van zaken motie Grinwis/Van der Plas over gebruik van lijm bij plaagdierbestrijding,
– De herziening van het stelsel jacht- en faunabeheer, specifiek m.b.t. de gans.
• Gebiedsbescherming:
– Uitspraak Raad van State Bruine Bank,
– Waddenzee – Unesco,
– Waddenzee – brief commentaar Waddenvereniging,
– Natuurcompensatie Voordelta.
• Internationaal:
– Allemansrecht,
– Appreciatie roadmap Nature Credits,
– Inbreukprocedure Vogelrichtlijn over de grutto.
• Overige onderwerpen:
– Gesprek met experts van o.a. Leiden/Naturalis maatregelen biodiversiteit en voedselzekerheid,
– Natuurlijk kapitaal en vergroenen financiële sector.
Soorten
Landelijke Aanpak Wolven
Samen met de provincies wordt er hard gewerkt aan de implementatie van de Landelijke
Aanpak Wolven (LAW). Onderdeel daarvan is het ontwerpbesluit houdende wijziging van
het Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving in
verband met de bescherming van de wolf en goudjakhals. Op 10 september jl. heeft de
Afdeling Advisering van de Raad van State een advies gepubliceerd inzake voornoemd
ontwerpbesluit. Dit advies heb ik uw Kamer per brief aangeboden (Kamerstuk 33 118, nr. 303) met de melding dat ik het advies zal bestuderen en dat u mijn appreciatie van het
advies nog ontvangt. Tegelijkertijd met die appreciatie stuur ik u ook de nota van
antwoord waarin ik mijn reactie geef op de zienswijzen die ik heb ontvangen naar aanleiding
van deze ontwerp AMvB (toezegging TZ202506–076). Op 19 september heb ik uw Kamer geinformeerd
over de uitkomsten van het onderzoek naar de Staat van Instandhouding van wolven in
Nederland (Kamerstuk 33 576, nr. 466). Ik heb in die brief beschreven in welke mate de uitkomsten van dit onderzoek voor
mij bruikbaar zijn en dat ik een aanvullend onderzoek laat uitvoeren waarin de maatschappelijke
en economische mogelijkheden en onmogelijkheden in Nederland worden meegenomen.
Met deze brief informeer ik de Kamer graag over een aantal andere onderdelen van de
LAW, waarop goede stappen voorwaarts worden gezet. Ik ben blij om te kunnen melden
dat de samenwerking met provincies op de uitvoering van het Landelijk Informatiepunt
Wolven, dat door BIJ12 wordt beheerd, voortvarend loopt. Het Landelijke Informatiepunt
Wolven biedt één centrale plek voor actuele, feitelijke en betrouwbare informatie
over wolven. De website en het telefoonnummer van dit informatiepunt zullen half oktober
worden geopend. Daarnaast worden er onder de LAW ook goede stappen gezet op het gebied
van veebescherming. De provincies ontvangen vanaf september de eerste financiële middelen
vanuit de Landelijke Aanpak Wolven voor het uitvoeren van initiatieven die bijdragen
aan het verkleinen van de risico’s van aanvallen op gehouden dieren door wolven. Het
eerste initiatief is in augustus ingediend door de provincie Drenthe en positief ontvangen.
De aanbesteding is inmiddels in gang gezet om in oktober te starten met een praktijkproef
waarbij kennis wordt opgedaan en dierhouders worden ondersteund in het (ver)plaatsen
van mobiele wolfwerende rasters.
Niet aanwijzen Veluwe als Natura 2000-gebied voor wolven
Op 31 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in het beroep dat Stichting
De Faunabescherming had ingesteld tegen de afwijzing van het verzoek om het Habitatrichtlijngebied
Veluwe aan te wijzen voor de wolf. De rechtbank heeft dit besluit vernietigd, omdat
zij oordeelt dat LVVN het besluit onvoldoende heeft onderbouwd. Daarbij stelt zij
dat de beoordeling over het aanwijzen van gebieden voor nieuwe of teruggekeerde inheemse
soorten waarnaar in het besluit wordt verwezen, niet is vastgelegd in beleid. Ik ben
tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan en ga parallel hieraan een nieuw onderbouwd
besluit opstellen. Het nieuwe besluit kan dan in de procedure van het hoger beroep
worden betrokken.
Zwarte wiek bij windturbines op land
Op 29 november 2022 is de motie van de leden Wassenberg en Van Raan aangenomen over
één gekleurd rotorblad (zwarte wiek) voor windturbines op land (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1373). Die motie verzoekt om ook op land één rotorblad te kleuren en refereert aan de
eerdere motie die in de Eerste Kamer was aangenomen van het lid Berkhout c.s. die
verzoekt om een zwart rotorblad op te nemen als vereiste bij toekomstige tenders voor
windenergie op zee (Kamerstuk 35 092, G).
Op 4 april 2023 is uw Kamer geïnformeerd over hoe gehoor wordt gegeven aan de motie
Wassenberg en Van Raan. In deze brief (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 120) is aangegeven dat in de Eemshaven in de Provincie Groningen een onderzoek naar het
toepassen van de zwarte wiek loopt. In de brief wordt de opzet en voortgang van het
onderzoek beschreven. Het onderzoek betreft 14 windturbines in het Eemshavengebied.
Van 7 turbines is een rotorblad zwart geschilderd, de overige 7 turbines bleven onveranderd
en dienen als controlegroep. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de luchtvaartveiligheid.
In de brief van 29 november 2022 heeft mijn voorganger toegezegd uw Kamer na afloop
van het onderzoek te infomeren over de resultaten. Met deze brief kom ik tegemoet
aan deze toezegging en beschouw deze als afgedaan.
Het onderzoek in de Eemshaven is inmiddels afgerond en de eindresultaten zijn gepubliceerd
1. Op de locatie in de Eemshaven vallen niet minder slachtoffers onder vogels door
het zwart verven van één rotorblad. Op basis van eerdere onderzoeksresultaten uit
Noorwegen waar deze maatregel tot een vermindering in vogelslachtoffers van 70% zou
hebben geleid, was dit wel de verwachting. Mogelijk is het uitblijven van een effect
locatiespecifiek. De onderzoekers opperen verschillende mogelijkheden waarom op deze
specifieke locatie een significant effect achterwege bleef, zoals dat de enkele zwarte
wiek mogelijk niet genoeg contrasteert met de (drukke) achtergrond in het Eemshavengebied.
De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding om in Nederland op meer plekken
over te gaan tot het kleuren van één rotorblad bij windturbines op land. Partijen
van het samenwerkingsverband van private partijen in de windindustrie, verschillende
ministeries, provincies en de natuursector beraden zich over een eventueel vervolgonderzoek.
Appreciatie RDA-zienswijze «Een hazenpad voor dieren in de natuur»
De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) heeft, als onafhankelijke adviesraad, op
eigen initiatief in haar zienswijze «Een hazenpad voor dieren in de natuur»2 verkend wat de verwachte impact is van het veranderende klimaat op het welzijn, inclusief
de gezondheid, van dieren in de natuur in Nederland. Er wordt stilgestaan bij hoe
het klimaat in Nederland verandert en wat dieren in de natuur daarvan zouden kunnen
gaan merken. De RDA beschrijft de afwegingen die spelen tussen het welzijn van individuele
dieren in de natuur en de ecologische effecten voor populaties. De zienswijze geeft
een indruk van de effecten van verschillende soorten extreem weer op dieren in de
natuur en mogelijke oplossingsrichtingen om deze dierenwelzijnseffecten te beperken
en schetst de al bestaande maatregelen en oplossingsrichtingen. In haar reflectie
geeft de RDA aan dat dieren in de natuur het steeds moeilijker krijgen door de klimaatverandering:
weersextremen komen steeds vaker voor en bedreigen hun welzijn. Door de inrichting
van het Nederlandse landschap is het voor deze dieren, volgens de RDA, bovendien vaak
lastig om te vluchten voor extreme weersomstandigheden. Er zijn daarom meer gerichte
maatregelen nodig, zodat wilde dieren zich ook in dit soort situaties kunnen redden.
Op basis van de verkenning denkt de RDA aan maatregelen voor zowel de korte termijn,
waaronder de aanleg van waterputten en vluchtheuvels, als voor de lange termijn, onder
andere aanpassingen in het landschap zoals een verhoging van de grondwaterstand en
de aanleg van verbindingszones.
Deze zienswijze geeft inzicht in de mogelijke gevolgen van klimaatverandering voor
dieren in de natuur. De RDA concentreert zich in deze verkenning op het welzijn van
individuele dieren en niet op de ecologische veranderingen als gevolg van een veranderend
klimaat. Voor mij zijn zowel het welzijn van dieren als de ecologie van belang. Ik
zet me in voor een robuuste natuur met aandacht voor soorten en biodiversiteit. De
zienswijze zie ik als een goed signaal aan de partijen die werken aan de uitvoering
van het natuurbeleid om dit mee te nemen in hun planvorming. Ik waardeer daarom het
initiatief van de RDA om met terreinbeheerders en andere partijen over de zienswijze
in gesprek te gaan om zo in beeld te brengen wat er in de praktijk mogelijk is. Voor
het Ministerie van LVVN zie ik hierin geen verdere rol.
Uitheemse rivierkreeften
Tijdens het Commissiedebat Natuur van 27 juni (Kamerstuk 33 576, 462) is mij verzocht te onderzoeken of de regelgeving kan worden aangepast om sportvissers
toe te staan om op uitheemse rivierkreeften te vissen en hierover met belanghebbenden
in gesprek te gaan (toezegging TZ202506–079).
Sportvissers mogen met een hengel op uitheemse rivierkreeften vissen, dit is echter
geen vistuig wat geschikt is om de rivierkreeftpopulatie grootschalig terug te dringen.
De beroepsvistuigen die momenteel gebruikt worden om ook grootschalig uitheemse rivierkreeften
te bevissen, zoals fuiken, zijn gemaakt om grootschalig vis mee te kunnen vangen.
Om de rivierkreeftpopulatie in een gebied effectief te verminderen zou in alle watergangen
iedere 30 tot 50 meter aan beide oevers fuiken of andere vistuigen geplaatst moeten
worden. Echter, omdat deze vistuigen ook vissen en andere dieren vangen kan het zeer
nadelige gevolgen hebben voor de natuur en biodiversiteit als deze ongestructureerd
en grootschalig worden toegepast. Het is daarom niet wenselijk dat iedere burger of
sportvisser deze beroepsvistuigen kan inzetten om op uitheemse rivierkreeften te gaan
vissen. Daarbij moet het wegvangen van uitheemse rivierkreeften plaatsvinden in combinatie
met andere maatregelen om effectief te zijn. Om deze redenen blijft het mijn inzet
de mogelijkheden van het bevissen van uitheemse rivierkreeften te verbreden door selectieve
rivierkreeftvistuigen in de regelgeving op te nemen, en het gebruik daarvan door waterschappen
en beroepsvissers toe te staan. Hiermee geef ik tevens invulling aan de motie van
de leden Van Campen, Valstar en Grinwis (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 12). Deze regelgeving zal volgend jaar in werking treden. Deze lijn is eerder door mijn
ambtsvoorganger per brief met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 79).
Uit overleg met Sportvisserij Nederland is gebleken dat ze zelf ook moeilijkheden
zien bij het inzetten van sportvissers bij het beheersen van uitheemse rivierkreeften
en geen voorstander zijn van dat sportvissers grootschalig aan de slag gaan met beroepsvistuigen.
Wel heeft Sportvisserij Nederland aangegeven graag te willen samenwerken met waterbeheerders.
Bijvoorbeeld in de communicatie met lokale sportvisserijverenigingen wanneer waterschappen
in een gebieden met actieve sportvisserij de uitheemse rivierkreeften willen gaan
bevissen. Ik zal het gebruik van beroepsvistuigen voor het bevissen van uitheemse
rivierkreeften nu dan ook niet toestaan voor sportvissers. Op basis van bovenstaande
beschouw ik de genoemde toezegging als afgedaan.
Zoals ik heb aangegeven in de verzamelbrief van 16 juni jl. (Kamerstuk 33 576, nr. 451) werken de betrokken overheden en stakeholders, onder wie Sportvisserij Nederland,
binnen het programma Ontwikkeling Beheersingsaanpak Uitheemse Rivierkreeften (OBUR)
aan het ontwikkelen van een oplossing om de uitheemse rivierkreeften zo goed mogelijk
onder controle te krijgen. Hiervoor laat ik, in samenwerking met de partijen uit het
programma, een afwegingskader ontwikkelen, om sturing te geven aan welke maatregelen
in verschillende omstandigheden het meest geschikt zijn tegen uitheemse rivierkreeften.
Om invulling te geven aan dit afwegingskader laten we onderzoeken doen naar de kosteneffectiviteit
van maatregelen. Daarbij maken we gebruik van naast de kennis en ervaring die de afgelopen
jaren binnen het onderzoeksprogramma van het programma OBUR al is opgedaan. Hiervoor
zijn middelen vrijgemaakt vanuit de Voorjaarsbegroting. Dit afwegingskader zal telkens
worden geactualiseerd als nieuwe relevante kennis ter beschikking is gekomen.
Ook heb ik de Wageningen University & Research gevraagd om onderzoek op te starten
naar het verhogen van de weerbaarheid van watersystemen tegen uitheemse rivierkreeften.
Daarnaast ben ik in overleg met de Minister van IenW en de Unie van Waterschappen
om snel te komen tot een volgend pilotproject rivierkreeften. Dat moet helpen om nog
beter in beeld te krijgen wat de meest (kosten) effectieve beheersingsaanpak is.
Stand van zaken motie Grinwis en Van der Plas over gebruik van lijm bij plaagdierbestrijding
De motie Grinwis en Van der Plas (Kamerstuk 35 756, nr. 13) verzoekt de regering de mogelijkheid voor een provinciale ontheffing voor gebruik
van lijm als actieve stof in te trekken. Een van de overwegingen in de motie is dat
het gebruik van lijmstrips tegen de eikenprocessierups ineffectief is en grote risico’s
op schadelijke neveneffecten, onder meer op dierenwelzijn, met zich meebrengt. Dierenwelzijn
vind ik belangrijk en ik begrijp dan ook de zorgen van de Tweede Kamer. Vang- en dodingsmiddelen
moeten op zo’n manier ingezet worden, dat deze het beoogde doel behalen en het onnodig
lijden van dieren daarbij wordt voorkomen. Daarom heb ik het kennisplatform processierups
gevraagd om informatie over de beheersing, bestrijding en regels omtrent lijm en de
eikenprocessierups actief te verspreiden. Het kennisplatform heeft daar inmiddels
gehoor aan gegeven3.
Ik heb met de provincies gesproken over het al dan niet wegnemen van de mogelijkheid
tot het afgeven van een omgevingsvergunning voor het gebruik van lijm in de buitenlucht.
Provincies hebben daarbij aangegeven zich bewust te zijn van de gevolgen voor dierenwelzijn
bij het gebruik van lijm en daarom in de praktijk geen omgevingsvergunningen af te
geven voor de beheersing van plaagdieren. Het eventueel weghalen van de bevoegdheid
van de provincies om deze omgevingsvergunning af te kunnen geven is echter onwenselijk.
Het gebruik van lijm is in bepaalde gevallen namelijk wel nodig voor onderzoek en
monitoring.
Wat betreft het voorkómen van onnodig lijden bij het gebruik van lijm in binnenruimtes
ben ik, zoals toegezegd in mijn antwoord op Kamervragen van lid Kostic (Aanhangsel
Handelingen II 2024/25, nr. 2299), met de Nationale Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), dierenwelzijn experts en de
brancheverenigingen voor plaagdierbeheersers in gesprek. De brancheorganisaties onderkennen
dat het in de praktijk voorkómen van onnodig lijden bij het gebruik van lijm als vangstmiddel
weerbarstig is gebleken. Echter, vergelijkbaar met de Integrated Pest Management (IPM)
werkwijze rondom rodenticiden, is de branche van mening dat onnodig lijden voorkomen
kan worden wanneer het gebruik omkleed wordt met randvoorwaarden tezamen met een verkoop-
en gebruiksverbod voor niet gecertificeerde plaagdierbeheersers. Vervolggesprekken
moeten hierover uitsluitsel geven. Ik verwacht in het tweede kwartaal van 2026 uw
Kamer te kunnen informeren over de uitkomsten en het beoogde vervolgtraject.
De herziening van het stelsel jacht- en faunabeheer, specifiek m.b.t. de gans.
Op 3 juli jl. heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de voortgang met de stelselwijziging
jacht en faunabeheer. Uw Kamer heeft daarop een motie aangenomen (Kamerstuk 33 576, nr. 455) die oproept om het huidige stelsel door een onafhankelijke, externe partij te laten
evalueren, en om lopende deze evaluatie geen onomkeerbare stappen te zetten ten aanzien
van het stelsel voor jacht en faunabeheer.
Ik voer uw motie uit. Een evaluatie is in voorbereiding. Ik verwacht dat de evaluatie
medio 2026 kan worden afgerond.
Rond jacht en faunabeheer spelen echter problemen die ook op de kortere termijn aandacht
nodig hebben. Hierbij doel ik hoofdzakelijk op de omvang van schade aan landbouw door
ganzen die in 2024 verder is gestegen tot in totaal ruim 53 miljoen euro. Ik doe hierbij
een beroep op de provincies zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande wettelijke
mogelijkheden om schade te voorkomen, door meer in te zetten op een gecoordineerde
aanpak van de uitvoering, en de samenwerking met de verschillende betrokken partijen
te bevorderen.
Tegelijkertijd zie ik binnen het stelsel ruimte om ook landelijk meer beheermogelijkheden
te bieden. Ik zal daarom onderzoeken of de grauwe gans landelijk als vergunningvrij
geval aan kan worden gewezen, en zal de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek
informeren.
Gebiedsbescherming
Gevolgen van de uitspraak van de Raad van State over aanwijzingsbesluit Bruine Bank
Op 16 juli heeft de Raad van State in hoger beroep geoordeeld dat in het aanwijzingsbesluit
voor het Noordzeegebied Bruine Bank te weinig vogelsoorten beschermd zijn. Alle vogelsoorten
die in significante (meer dan verwaarloosbare) aantallen in het gebied voorkomen,
moeten worden beschermd. Dat betekent dat ze in het besluit moeten worden genoemd
en dat er voor deze soorten een instandhoudingsdoelstelling moet komen. Deze uitspraak
past hiermee voor het eerst een recent arrest van het Europese Hof van Justitie toe,
waarin het Hof in antwoord op prejudiciële vragen van de Griekse Raad van State, de
Vogelrichtlijn op dit punt nader heeft uitgelegd. Het Nederlandse beleid om alleen
vogels in een gebied te beschermen als er een bepaald percentage van de (inter)nationale
populatie aanwezig is, blijkt in strijd met de Vogelrichtlijn en dat beleid moet dus
worden aangepast. Er moet volgens de uitspraak een lage drempel komen die vergelijkbaar
is met die van de Habitatrichtlijnbesluiten, in plaats van de tot nu toe gehanteerde
relatieve drempels. In de uitspraak is twee jaar de tijd gegeven om het besluit aan
te passen. Daarvoor moet het beleidskader worden aangepast, waarna ook de andere VR-gebieden
(Natura 2000-gebieden waarin vogels worden beschermd) kunnen worden aangepast. De
komende tijd zal de aanpassing van het beleidskamer voorbereid worden; het is aan
mijn opvolger om hierover te besluiten. Daarbij zal worden verkend in hoeverre de
daadwerkelijke behoefte die vogelsoorten hebben aan bescherming in VR-gebieden een
rol kan spelen bij de aanwijzingsbesluiten. In ieder geval blijkt uit de uitspraak
dat bij het nemen van maatregelen prioriteiten kunnen worden gesteld, al naar gelang
de beschermingsbehoefte van de soorten.
Het hoger beroep was niet gericht tegen de begrenzing van de Bruine Bank. Die grens
blijft dus hetzelfde en de uitspraak geeft dus geen aanleiding om de landelijke criteria
daarvoor aan te passen.
Waddenzee – Unesco
Op 28 januari jl. heb ik u geïnformeerd over de concept State of Conservation (Kamerstuk
32 725, nr. 6). De State of Conservation (SoC) is vervolgens door Denemarken bij Unesco ingediend.
Op 9 juli 2025 heeft Unesco de SoC voor de trilaterale Waddenzee vastgesteld4. Dit is een vervolg op eerdere besluiten uit 2023 en 2024. Unesco geeft aan dat ze
positief is over het voorlopige besluit geen nieuwe gaswinning toe te staan onder
de Waddenzee. Het uitblijven van een definitief besluit om niet te boren bij Ternaard
en de vertraging bij het uitvoeren van de trilaterale strategische MER, een strategic environmental assessment (SEA) zijn volgens Unesco wel reden tot zorg. De vertraging van de SEA is ontstaan
door enerzijds de complexe inhoud en anderzijds door de afstemming van trilaterale
en nationale procedures die veel tijd kosten. Nieuw in deze SoC is het verzoek om
een bufferzone aan te wijzen rondom de Waddenzee. Ik onderzoek momenteel wat dit betekent
voor het Nederlandse Waddengebied.
Unesco vraagt Duitsland, Denemarken en Nederland om per 1 februari 2026 een nieuwe
SoC in te dienen. Ik bereid dit voor samen met Duitsland en Denemarken en stem dit
af binnen de Nederlandse Wadden governance net als in 2024. Uw Kamer zal geïnformeerd
worden voordat de SoC aan Unesco wordt verstuurd.
Waddenzee – brief commentaar Waddenvereniging
De vaste commissie van Infrastructuur en Waterstaat heeft de Minister van IenW op
20 februari jl. (Kenmerk 2025Z01972/2025D07348) gevraagd om een reactie op de brief van de Waddenvereniging mede namens de Coalitie
Wadden Natuurlijk (CWN), ten behoeve van het commissiedebat Wadden van 6 februari
jl. (Kamerstuk 29 684, nr. 292). De Waddenvereniging geeft aan dat het niet goed gaat met de natuur in de Waddenzee
en vraagt specifiek aandacht voor het in ontwikkeling zijnde Beleidskader Natuur Waddenzee
en Klimaatverandering en groene Energietransitie. De brief was bedoeld om input te
leveren voor het commissiedebat en betreffende onderwerpen zijn ook aanbod geweest
tijdens het debat. In overleg met de Coalitie Wadden Natuurlijk is afgesproken dat
er daarom geen reactiebrief behoeft te komen en er gewerkt wordt aan de genoemde thema’s
in relatie tot de natuur van de Waddenzee.
Natuurcompensatie Voordelta
Op 11 juli jl. informeerde ik uw Kamer over mijn voorgenomen besluit over maatregelen
ter compensatie van de Tweede Maasvlakte (Kamerstuk 29 664, nr. 214). Helaas bleek daarin een onvolkomenheid te zitten; een sinds jaren in gebruik zijnde
locatie voor mosselzaadinvanginstallaties ligt binnen de begrenzing van de no take-zone
in de Voordelta. Ik werk aan een oplossing om deze onvolkomenheid te corrigeren en
zal u hierover zo snel mogelijk informeren.
Internationaal
Allemansrecht
Tijdens het Commissiedebat Natuur van 19 juni 2025 (Kamerstuk 33 576, nr. 462) heb ik toegezegd om de Kamer te informeren over het Noors model inzake het «allemansrecht»
(TZ202506–083), bij deze geef ik invulling aan deze toezegging en beschouw ik deze
als afgedaan. In Noorwegen kent men het zogenoemde allemansretten – het allemansrecht –, een traditioneel gebruik dat iedere burger toegang biedt tot
de natuur. Het geeft mensen het recht onder bepaalde voorwaarden vrij de natuur in
te gaan, en (wild) te kamperen in bossen en bergen en langs meren en kusten, ook op
privéterrein buiten de bebouwde kom, mits dit gebeurt met respect voor de natuur en
anderen. Sinds 1957 is dit traditionele gebruik ook daadwerkelijk verankerd in de
Noorse wet. Vanwege de specifieke omstandigheden in Nederland, waaronder de hoge bevolkingsdichtheid,
de beperktere omvang van natuurgebieden en de reeds bestaande drukfactoren, zie ik
onvoldoende mogelijkheden om dit concept in Nederland op verantwoorde wijze te implementeren.
Wel zie ik het Noorse model van allemansrecht als een sympathiek en inspirerend voorbeeld
om de natuur toegankelijk te maken voor iedereen.
Roadmap Nature Credits
Op 7 juli jl. heeft de Europese Commissie de mededeling «Roadmap towards Nature Credits»
gepubliceerd. Daarin worden natuurkredieten gepresenteerd als een kansrijk middel
om aanvullende financiering te mobiliseren voor natuurherstel. Het idee is dat natuurkredieten
een beloning vormen voor aantoonbare additionele acties die de natuur ten goede komen.
Daarmee wil de Commissie bijdragen aan het verkleinen van het financieringstekort
voor de wereldwijde biodiversiteitsdoelen.
De Commissie ziet natuurkredieten als eenheden gebaseerd op meetbare verbeteringen
van de biodiversiteit die ontstaan na succesvolle uitvoering en verificatie van natuurpositieve
acties. De Commissie voorziet een gefaseerde aanpak tot en met 2027, met inzet op
methodologieontwikkeling, governance-kaders, marktverkenning en internationale samenwerking.
Het kabinet waardeert de inzet van de Commissie om deze innovatieve financieringsmethode
verder te onderzoeken en stimuleren. Nederland zal actief de samenwerking met de Commissie
over dit onderwerp opzoeken, om een zo effectief mogelijk systeem te creëren. Dit
moet een betrouwbaar systeem zijn dat ecologische kwaliteit, transparantie en echte
meerwaarde waarborgt. Dit zijn belangrijke randvoorwaarden voor stakeholders om rekening
mee te houden, zodat natuurkredieten een waardevolle toevoeging aan het instrumentarium
voor natuurherstel kunnen worden.
Inbreukprocedure Vogelrichtlijn over de grutto
In de Kamerbrief van 17 juli 2025 (Kamerstuk 33 576, nr. 463) heb ik u gemeld dat Nederland een met redenen omkleed advies (hierna: MROA) heeft
ontvangen van de Europese Commissie in de inbreukprocedure over de Vogelrichtlijn
gericht op de bescherming van de grutto. De Commissie verzoekt Nederland de benodigde
maatregelen te nemen om aan de verplichtingen te voldoen. Nederland heeft tot 17 december
2025 de tijd om te reageren op het MROA. Als de Commissie de reactie niet voldoende
vindt, kan zij een procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie inleiden.
Ik ben met de reactie aan de slag. Ik informeer de Kamer wanneer de Nederlandse reactie
naar de Europese Commissie is verzonden. Dan is het ook mogelijk, ter beantwoording
van het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en
Natuur inzage te geven in de Nederlandse reactie op het MROA (brief d.d. 11 september
2025, kenmerk 2025Z16760/2025D38687), de reactie vertrouwelijk ter inzage te leggen voor de leden bij het Centraal Informatiepunt
(CIP) van de Tweede Kamer. De inbreukprocedure is vertrouwelijk en de stukken die
in dat kader worden gewisseld zijn niet openbaar tijdens een lopende procedure.
Ondertussen werk ik door aan de uitvoering van de maatregelen genoemd in de Kamerbrief
van 25 maart 2025 (Kamerstuk 33 576, nr. 441) voor een betere bescherming van de grutto. Voor aanvullende bescherming van de grutto
in 25 bestaande Vogelrichtlijngebieden heb ik afgelopen zomer ontwerpbesluiten gepubliceerd5. De zienswijzen die zijn ingediend op de ontwerpbesluiten zijn in behandeling en
betrek ik bij de overwegingen voor de definitieve besluiten.
Overige onderwerpen
Gesprek met experts van o.a. Leiden/Naturalis maatregelen biodiversiteit en voedselzekerheid
Middels deze brief informeer ik de Kamer tevens over de toezegging gedaan aan het
lid Kostic om met experts in gesprek te gaan over maatregelen ter bevordering van
biodiversiteit en voedselzekerheid (TZ202504–021) van 2 april 2025 (Kamerstuk 35 334, nr. 365). Deze zomer is hierover gesproken met experts van Naturalis, Wageningen Environmental
Research, EIS Kenniscentrum Insecten en de Vlinderstichting. Met onderstaande terugkoppeling
van dit gesprek beschouw ik genoemde toezegging als afgedaan.
Doel van het gesprek was om input te verzamelen over de opgave en mogelijke herstelmaatregelen
in het kader van artikel 10 van de Natuurherstelverordening (NHV), gericht op het
keren van de negatieve trend bij bestuivers voor 2030. Daarbij is tevens gebruikgemaakt
van de reeds beschikbare kennis vanuit de Nationale Bijenstrategie.
De input van de experts wordt gebruikt in het proces naar het natuurplan toe, die
1 september 2026 ingediend moet worden. Bij de uitwerking van artikel 10 van de NHV
wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de vele mogelijkheden om de verbinding te
leggen met andere artikelen van de NHV. De uitwerking van de NHV en het proces om
te komen tot het Natuurplan wordt verder toegelicht in het Programmaplan, deze is
op 15 september met uw Kamer gedeeld (kamerstuk 33 576, nr. 465).
Natuurlijk kapitaal en vergroenen financiële sector
Hierbij bied ik uw Kamer het rapport Beleidsevaluatie
Natuurlijk Kapitaal en Vergroenen Financiële Sector – periode: 2017–2023 aan. Conform de Strategische Evaluatieagenda heb ik SEO Economisch Onderzoek en NewForesight
opdracht gegeven het betreffende begrotingsinstrument te evalueren. Ik zet het begrotingsinstrument
in om de impact, afhankelijkheden en risico’s rondom biodiversiteitsverlies en ecosysteemdiensten
zichtbaar te maken en een plek te geven in de besluitvorming en verantwoording van
bedrijven, financiële instellingen en overheden. Dit draagt bij aan een economie en
financiële sector waarin natuur duurzaam wordt benut en versterkt. Hieronder ga ik
in op de evaluatie en de gebruikte methoden, conclusie en aanbevelingen, en de wijze
waarop we invulling geven aan deze aanbevelingen.
De evaluatie heeft betrekking op de periode 2017–2023 en beoogt inzicht te geven in
de doeltreffendheid en doelmatigheid van dit instrument. Voor het terugkijkende deel
zijn per doelgroep de bestede middelen, resultaten en impact in relatie tot beleidsdoelen
geanalyseerd. Daarnaast zijn de resultaten geïnterpreteerd via het TransMissie-model,
dat transitiefasen en bijbehorende sleutelprocessen in kaart brengt. Het begrotingsinstrument
is hierbij beoordeeld als overwegend doeltreffend en doelmatig. Het heeft bijgedragen
aan het vergroten van kennis over natuurlijk kapitaal en het bewustzijn van financieel-economische
risico’s rondom biodiversiteitsverlies, het stimuleren van het gebruik van meetinstrumenten,
het opzetten van internationale private samenwerkingsverbanden, het ontwikkelen van
de eerste biodiversiteit positieve fondsen en het aanzetten tot toepassing in besluitvorming.
Structurele verankering van natuur in besluitvorming en bedrijfsvoering vindt nog
beperkt plaats en om dit verder te brengen zijn onder andere beleidskaders, standaardisering
en economische prikkels nodig. Aanbevelingen richten zich dan ook op het opzetten
van een integraal programma met monitoring, versterkte inzet en samenwerking met andere
ministeries.
Het kabinet gaat verkennen hoe de aanbevelingen van deze beleidsevaluatie effectief
kunnen doorwerken in de lopende en geplande activiteiten.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur