Brief regering : Diverse onderwerpen op het gebied van migratie
30 573 Migratiebeleid
19 637
Vreemdelingenbeleid
Nr. 237
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2025
In deze brief kom ik, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
terug op een aantal moties en toezeggingen aan uw Kamer met betrekking tot de diverse
onderwerpen op het gebied van Migratie (I). Daarnaast wordt u, over de volgende onderwerpen
nader geïnformeerd:
(II) Subsidieverstrekking Vluchtelingenwerk Nederland (VWN)
(III) Jaarbrief terugkeer vreemdelingen 2024
(I) Moties en toezeggingen over diverse onderwerpen op het gebied van migratie
Toezegging over het op papier of via email communiceren met advocaten1
Tijdens het debat met uw Kamer over regulier verblijf, is toegezegd uw Kamer te informeren
over de uitkomst van een gesprek met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over
het op papier of via email communiceren met advocaten.
Vanaf 1 april 2025 maakt de IND geen gebruik meer van communicatie via de fax. In
plaats daarvan zijn er veilige, moderne communicatiemiddelen geïmplementeerd. De bestaande
portalen, zoals Mijn-IND en het zakelijke portaal, blijven beschikbaar en het nieuwe
Portaal voor Advocaten is geïntroduceerd. Dit portaal faciliteert alle communicatie
tussen advocaten en de IND binnen het asielproces. Het streven is om het Portaal voor
Advocaten op termijn breder in te zetten, zodat het ook gebruikt kan worden voor procedures
onder de directie Regulier Verblijf en Nederlanderschap. Daarnaast blijft communicatie
met de IND mogelijk via beveiligde e-mail (Zivver).
Toezegging over het informeren van de Kamer over het contact met de burgemeester van
Venlo met betrekking tot de zorgen over de veiligheid bij komst van een AZC in voormalig
klooster
In het tweeminutendebat van 24 april jl. is door mijn voorganger aan uw kamer toegezegd
u te informeren wanneer het contact tussen het ministerie en de gemeente Venlo over
het azc in voormalig klooster Bethanië heeft plaatsgevonden. Er heeft ambtelijk contact
plaatsgevonden tussen de gemeente en het Ministerie van Asiel en Migratie. Daarin
is afgesproken dat nader contact plaatsvindt zodra de veiligheidssituatie daarom vraagt.
Toezegging over een voortgangsbrief met duiding van het verschil in situatie Zweden
en toepassing kwalificatierichtlijn door Nederland.
De toezegging volgt op een ontraden motie van het lid Van Zanten (BBB) (Kamerstuk
19 637, nr. 3442).
In de motie verzoekt het lid – «overwegende dat Zweden recent wetgeving heeft ingevoerd
waarbij herhaalde asielaanvragen alleen ontvankelijk worden verklaard als de betrokkene
het land en de Schengenzone daadwerkelijk heeft verlaten» – de regering om een voorstel
uit te werken waarin wordt vastgelegd dat een herhaalde asielaanvraag slechts in behandeling
wordt genomen indien de betrokkene Nederland en het Schengengebied daadwerkelijk heeft
verlaten.
Allereerst wordt verwezen naar de brief «Rapportage wijzigingen in het asielbeleid
in omringende landen Q4 2024» van 23 april 2025 aan uw Kamer. In deze brief is inhoudelijk
gereageerd op een overeenkomstig verzoek van het lid Van Zanten op 19 december 2024.
Aanvullend volgt een nadere toelichting.
In Zweden wordt net als in Nederland binnen de kaders van het unierecht, in dit geval
de Procedurerichtlijn2 in relatie tot de Kwalificatierichtlijn, waaraan Zweden en Nederland in gelijke zin
aan gebonden zijn, een opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Indien er door de vreemdeling
nieuwe elementen of bevindingen worden ingebracht is het asielverzoek ontvankelijk
en wordt het verder behandeld, los van de vraag of de vreemdeling het Schengengebied
heeft verlaten. Dit uitgangpunt volgt uit EU-regelgeving en ook uit jurisprudentie
van het EHRM ter zaken van artikel 3 EVRM. Het verzoek tot uitwerking van een voorstel
waarin wordt vastgelegd dat een opvolgende asielaanvraag slechts inhoudelijk in behandeling
wordt genomen indien de betrokkene Nederland en het Schengengebied daadwerkelijk heeft
verlaten ongeacht de aanwezigheid van relevante nieuwe feiten en omstandigheden, zou
in strijd zijn met het internationale recht en wordt niet gevolgd.
Het verschil in het kader van de berichtgeving, waar het Lid Van Zanten naar verwijst,
van de Zweedse regelgeving met die van Nederland zit in de toepassing van een verjaringstermijn.
In Zweden is per 1 april 20253 een wet in werking getreden waarmee de datum van ingang van de verjaringstermijn
gelijk is gesteld aan het moment van daadwerkelijk vertrek van de vreemdeling uit
Zweden en de verjaringstermijn naar vijf jaar is verlengd. De verjaringstermijn kan
niet eindigen zolang een eventueel opgelegd inreisverbod nog steeds van kracht is.
Ná de verjaringstermijn toets de Zweedse migratiedienst een opvolgende asielaanvraag
weer opnieuw en volledig. De toets beperkt zich dan niet tot nieuwe feiten en omstandigheden.
Anders dan in Zweden wordt in Nederland geen verjaringstermijn gekoppeld aan het terugkeerbesluit.
Het terugkeerbesluit dat in rechte vast is komen te staan blijft in Nederland geldig
totdat de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten. Dat betekent
dat een herhaald asielverzoek waaraan geen nieuwe feiten ten grondslag liggen, in
Nederland ook nu al onder omstandigheden niet ontvankelijk wordt verklaard. Dat is,
anders dan in Zweden, ook het geval als meer dan 5 jaar is verstreken en de vreemdeling
de EU niet heeft verlaten.
Voor de volledigheid wordt gemeld dat in de door de Tweede Kamer reeds aangenomen
asielnoodmaatregelenwet twee maatregelen zijn opgenomen die een restrictievere toepassing
van de ontvankelijkheidstoets bij opvolgende aanvragen mogelijk moeten maken.
Motie Boomsma (NSC) en Rajkowski (VVD) over de termijn voor naturalisatie te verlengen
naar tien jaar4
De voorgenomen verlenging van de naturalisatietermijn van vijf naar tien jaar vergt
een wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het wetsvoorstel daartoe wordt
op 30 september 2025 in (internet)consultatie gegeven. Parallel hieraan zullen uitvoeringstoetsen
worden gedaan. Daarna wordt het ter advisering aanhangig gemaakt bij de Afdeling advisering
van de Raad van State, en vervolgens bij de Tweede Kamer ingediend. Inzet van de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid is uiteraard om het wetsvoorstel zo snel mogelijk in te
dienen bij de Tweede Kamer.
Motie Becker (VVD) en Rajkowski (VVD) over uitvoering geven aan de motie-Becker5 door een taaltoets op B1-niveau als voorwaarde voor een Nederlands paspoort in te
voeren6
De voorgenomen verhoging van het taalniveau voor naturalisatie van niveau A2 naar
niveau B1 vergt een grondige herziening van het Besluit naturalisatietoets. Dit is
een algemene maatregel van rijksbestuur. Een concept Besluit naturalisatietoets wordt
op dit moment afgerond en op korte termijn door de Staatssecretaris van Justitie en
Veiligheid in (internet)consultatie gegeven. In dit concept besluit is de uitwerking
van de motie meegenomen. Parallel aan het in (internet)consultatie geven van het concept
Besluit zullen uitvoeringstoetsen worden gedaan. Na akkoord in de Rijksministerraad
wordt het concept vervolgens aanhangig gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad
van State. Omdat dit een wijziging betreft van een algemene maatregel van rijksbestuur
wordt het voorstel daarna niet bij de Tweede Kamer ingediend. Het vervolgtraject voor
akkoord is afhankelijk van de status van het Kabinet. Bij een demissionair kabinet
moet de Rijksministerraad opnieuw akkoord geven. Daarna kan het in werking treden.
Motie Diederik van Dijk (SGP) over het verruimen van de mogelijkheden tot afwijzing
van aanvragen van asielzoekers als de aanvrager niet meewerkt aan de procedure7
Tijdens het debat ten aanzien van de asielnoodmaatregelenwet heeft uw Kamer op 26 juni
jl. een motie aangenomen van het lid Diederik van Dijk (SGP), waarin de regering werd
verzocht zich in Europees verband in te zetten voor het verruimen van de mogelijkheden
tot afwijzing van aanvragen van asielzoekers op grond van het feit dat de aanvrager
niet meewerkt aan de procedure, zoals bij het niet-verschijnen bij een gehoor, zodat
aanvullend onderzoek niet meer noodzakelijk is. Hieronder ga ik in op dit verzoek.
Op dit moment is het al mogelijk voor de IND om, bij het niet verschijnen op een gehoor
zonder verschoonbare reden, een asielverzoek buiten behandeling te stellen. Dit kan
– zoals de motie beoogt – zonder het uitvoeren van aanvullend onderzoek door de IND
en kan op basis van de huidige Vreemdelingenwet. Consequentie is dat de IND een nieuwe
asielaanvraag van dezelfde vreemdeling als eerste aanvraag moet behandelen.
Als onderdeel van de asielnoodmaatregelenwet is een aanvullende maatregel aangekondigd,
voortvloeiend uit Europese regelgeving, die ziet op het verruimen van de mogelijkheid
om tot een afwijzing van asielverzoeken te komen bij het niet verschijnen bij een
gehoor zonder verschoonbare reden. Volgens de Procedurerichtlijn is het onder voorwaarden
namelijk mogelijk een asielaanvraag bij het zonder goede reden niet verschijnen op
gehoor (kennelijk) ongegrond te verklaren. Mede dankzij de Nederlandse inzet in Europa
ten bate van de toekomstige Procedureverordening, blijft deze mogelijkheid ook na
12 juni 2026 overeind. Met de asielnoodmaatregelenwet wordt ter uitvoering hiervan
een nationale grondslag gecreëerd in het voorgestelde artikel 31a van de Vreemdelingenwet.8 Achtergrond van deze maatregel is de wens om efficiënter om te kunnen gaan met aanvragen
van vreemdelingen die bewust niet meewerken aan de procedure.
Bij de beoordeling of sprake is van een toereikend onderzoek naar de noodzaak van
internationale bescherming, kunnen verschillende omstandigheden een rol spelen. Eén
van deze omstandigheden is dat de vreemdeling op voorhand nadrukkelijk gewaarschuwd
is dat bij het toerekenbaar niet verschijnen bij een gehoor wordt aangenomen dat geen
sprake is van reële asielmotieven. Voorts kan sprake zijn van een gedragspatroon waaruit
kan worden afgeleid dat de vreemdeling niet daadwerkelijk prijs stelt op internationale
bescherming. Daarbij kan worden gedacht aan vreemdelingen die al eerder in Nederland
of andere lidstaten asielaanvragen hebben ingediend, maar steeds zonder de uitkomst
af te wachten met onbekende bestemming zijn vertrokken. De IND zal alle omstandigheden
die uit het dossier naar voren komen en die bekend zijn geraakt uit het onderzoek
betrekken bij de beoordeling of de bezoeker niet in aanmerking komt voor internationale
bescherming.
Het ongegrond verklaren van een asielaanvraag heeft tot het gevolg dat de bewijslast
bij een eventuele opvolgende aanvraag primair bij de vreemdeling komt te liggen en
het aan de vreemdeling is om nieuwe elementen of bevindingen voor te leggen. Indien
de vreemdeling dit nalaat, kan de opvolgende aanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard
en kan – indien dit niet nodig is voor het nemen van het besluit – worden afgezien
van het horen van de vreemdeling. In dat geval hoeft een opvolgende aanvraag niet
te worden behandeld als een eerste aanvraag waarbij de vreemdeling altijd gehoord
moet worden. Hierdoor kan de IND mogelijke vervolgaanvragen efficiënter behandelen.
De huidige en toekomstige regelgeving tezamen en de beoogde uitvoeringspraktijk stroken
dan ook reeds met de in de motie benadrukte strekking de IND geen onderzoek te laten
uitvoeren wanneer de vreemdeling niet meewerkt. Met de invoering van artikel 31a Vreemdelingenwet
wordt bovendien beoogd om efficiënter om te kunnen gaan met aanvragen van vreemdelingen
die bewust niet meewerken aan de procedure. Of met de invoering van deze maatregel
het beoogde effect behaald wordt, zal gemonitord moeten worden. De Nederlandse inzet
in Europa zal erop gericht blijven om de regelgeving die dit mogelijk maakt, te behouden.
(II) Subsidie Vluchtelingenwerk Nederland
Op 10 februari jl.9 is uw Kamer geïnformeerd over de afbouw van de subsidie aan Vluchtelingenwerk Nederland
(hierna VWN). De afbouw van de subsidie aan VWN betekent dat de organisatie enkele
taken niet meer of slechts gedeeltelijk kan blijven uitvoeren. Over de gevolgen hiervan
zijn de afgelopen maanden gesprekken gevoerd met VWN en de organisaties uit de migratieketen
(IND, COA, DTenV en Nidos).
In de gesprekken is bezien wat de door het ministerie opgelegde bezuiniging betekent
voor de taken en activiteiten van VWN. VWN zal haar taken per 2026 gaan afbouwen naar
het beschikbare subsidiebedrag op de Rijksbegroting van ca. 13 miljoen. Dit betekent
dat VWN niet alle activiteiten die zij nu vervult kan continueren. De belangrijkste
wijzigingen zijn dat VWN de taken omtrent nareis per 1 december 2025 niet meer zal
uitvoeren. De individuele begeleiding door VWN zal vervangen worden door een nieuw
proces bij de IND dat zich richt op de zelfredzaamheid van de vreemdeling. Hierbij
investeert de IND in de verbetering van de voorlichting en communicatie in het nareisproces
en een vereenvoudiging van het aanvraagproces van nareisaanvragen. De IND zal maatwerk
leveren als de vreemdeling extra begeleiding nodig heeft. Naast het volledig afbouwen
van de nareisactiviteiten gaat VWN de voorlichtingsactiviteiten effectiever inzetten,
door bijvoorbeeld gebruik te maken van meer digitale voorlichting. Verder is VWN op
dit moment aanwezig op (bijna) alle COA-locaties voor het voeren van spreekuren waar
asielzoekers hun vragen kunnen stellen. VWN werkt op dit moment aan een plan om het
aantal locaties waar zij aanwezig zijn te reduceren. Hierbij wordt rekening gehouden
met onder andere de bereikbaarheid van de locaties waar zij aanwezig blijven.
Ik ben nog in gesprek met VWN over de precieze uitwerking van deze plannen. Zodra
hier een volgende stap in is genomen zal ik uw Kamer nader informeren.
(III) Jaarbrief terugkeer vreemdelingen 2024
Tot slot informeer ik uw Kamer over de Jaarbrief terugkeer vreemdelingen 2024. In
de Jaarbrief terugkeer vreemdelingen 2024 rapporteert de Inspectie voor Justitie en
Veiligheid over het oordeel dat zij heeft gevormd over de voorbereiding en begeleiding
van terugkeer van vreemdelingen naar hun herkomstland of een derde land van bestendig
verblijf in 2024.
De Inspectie JenV houdt toezicht op gedwongen vertrek en andere vormen van begeleid
vertrek van vreemdelingen uit Nederland. Hierbij richt de Inspectie zich op onderzoek
naar individuele terugkeeroperaties, monitoring van het verloop van terugkeeroperaties
aan de hand van rapportages van betrokken uitvoeringsorganisaties en thematisch onderzoek
op het gebied van terugkeer. Tevens inspecteert zij internationale terugkeeroperaties,
gecoördineerd door het Europees Grens- en kunstwachtagentschap Frontex. Aanbevelingen
uit deze rapportages kunnen door betrokken uitvoeringsorganisaties worden gebruikt
om hun werkprocessen verder te verbeteren.
Ook over 2024 stelt de Inspectie JenV vast dat terugkeer in de regel zorgvuldig, veilig
en humaan wordt voorbereid en uitgevoerd. Op basis van eerdere jaarbrieven en de in
2024 geïnspecteerde uitzettingen benoemt de Inspectie JenV informatie-uitwisseling
tussen de betrokken uitvoeringsorganisaties en de toepassing van hulpmiddelen als
belangrijkste thema’s. De inspectie heeft hiertoe een aantal aanbevelingen gedaan
bij de betrokken ketenpartners.
De Minister van Asiel en Migratie,
D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie