Brief regering : Reactie op verzoek van het lid Dobbe, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 1 april 2025, over over het bericht ‘Lagere vergoeding zorgverzekeraars leidt tot sluiting hospices’ (Skipr.nl, 31 maart 2025)
29 509 Palliatieve zorg
Nr. 96
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2025
Sinds 1 januari 2025 geldt voor de verzorging en verpleging in Bijna Thuis Huizen
(BTH’s) die wordt geleverd door een aanbieder van wijkverpleging een dagtarief: één
vast bedrag per gast per etmaal. Dit tarief vormt de basis voor de contractering van
zorgverzekeraars met de aanbieders van wijkverpleging en beoogt een transparantere
financieringsstructuur te bieden voor de verpleegkundige zorg die wordt geleverd in
BTH’s. Begin dit jaar kwamen er van verschillende kanten signalen dat de contractering
tussen zorgverzekeraars en aanbieders van wijkverpleging onvoldoende ruimte aan BTH’s
zou bieden om hun zorgverlening voort te zetten.
In de brief van 14 maart jl.1 heeft mijn ambtsvoorganger in reactie op deze signalen aangegeven dat zorgaanbieders
(van formele en informele zorg), zorgverzekeraars en zorgprofessionals met elkaar
in gesprek zouden gaan over de ontstane problematiek en oplossingen daarvoor. De gesprekken
hebben de afgelopen maanden plaatsgevonden met ActiZ, Zorgverzekeraars Nederland (ZN),
Vrijwilligers Palliatieve Zorg Nederland (VPTZ), V&VN, Zorgthuisnl en NZa. De gesprekken
waren constructief. Partijen onderkennen dat het gaat om een gezamenlijke opgave,
waarbij iedere partij de bereidheid heeft getoond om op zoek te gaan naar een passende
oplossing, ook als dat wat ingewikkelder is.
In de brief werd toegezegd uw Kamer zo spoedig mogelijk in te lichten over de uitkomst
van de gesprekken. Dat doe ik met deze brief. Allereerst zal ik ingaan op de aard
van de problematiek die was ontstaan, welke maatwerkoplossingen zijn overeengekomen
en de wijze waarop de contractering voor 2025 verliep. Vervolgens geef ik aan welke
afspraken zijn gemaakt in de communicatie, voor de contractering voor 2026 en om deze
problematiek in de toekomst te voorkomen.
In deze brief geef ik u tevens mijn reactie op de motie van het lid Dobbe2 waarin de regering wordt verzocht een einde te maken aan het gebruik van omzetplafonds
in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de palliatieve zorg. Mijn reactie heeft
alleen betrekking op de palliatieve zorg. Over de omzetplafonds in relatie tot de
ggz wordt u in een separate brief geïnformeerd.
BTH’s
Een BTH is in beginsel een burgerinitiatief met vrijwilligers. Vrijwilligers zijn
in belangrijke mate verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken. Een externe
aanbieder van wijkverpleging levert de verpleegkundige en verzorgende zorg, vergelijkbaar
met de thuissituatie. Voorheen werd deze zorg per uur en per handeling op naam van
de cliënt geïndiceerd en gedeclareerd, maar het kwam ook voor dat het aantal uren
in het BTH werd gedeeld door het aantal aanwezige gasten. Dit leverde een rechtmatigheidsprobleem
op, waardoor in overleg tussen zorgverzekeraars, zorgaanbieders en BTH’s, onder leiding
van de NZa, is afgesproken om een dagtarief te gaan hanteren (waarbij ook werd afgesproken
om te monitoren of dit goed zou werken en geen onbedoelde effecten zou hebben). Een
wijkverpleegkundige levert namelijk aan meerdere cliënten zorg in hetzelfde huis.
Een dagtarief is dan passender en zorgt voor minder administratieve lasten voor de
wijkverpleegkundige. Het dagtarief is een gemiddelde prijs waarbij rekening kan worden
gehouden met variatie tussen cliënten en variatie per dag. Daarnaast is het gebaseerd
op alle dagen zorg die de wijkverpleegkundigen aan alle cliënten in het huis hebben
geleverd. Het dagtarief scheelt administratie voor de zorgaanbieder, maar vraagt ook
om inkomsten en uitgaven niet per dag of cliënt te bekijken maar naar het totaal per
jaar. Het hanteren van het dagtarief bleek tot onbedoelde problemen bij BTH’s te leiden.
Gezien de variëteit in BTH’s (aantal kamers, aanwezigheid van wijkverpleging) blijkt
meer maatwerk nodig.
Contractering
De contractering van de te leveren verpleegkundige zorg in een BTH en de vergoeding
daarvan verloopt als volgt. De aanbieder van wijkverpleging die actief is in een BTH
onderhandelt met de zorgverzekeraars over de vergoeding van wijkverpleging die hij
levert in het BTH. Met ingang van 2025 is daarbij sprake van bovengenoemd dagtarief.
Het BTH en de aanbieder van wijkverpleging maken onderling afspraken over de zorginhoud:
welke zorg wordt geleverd, wanneer is de aanbieder van wijkverpleging fysiek aanwezig
en wanneer is hij oproepbaar? Er is geen rechtstreeks contact tussen zorgverzekeraar
en BTH. De onderhandelingspartner van de verzekeraar is de aanbieder van wijkverpleging.
Problematiek
Door de op basis van het dagtarief onderhandelde vergoeding tussen de zorgverzekeraars
en de zorgaanbieders bleken vrijwilligers in BTH’s meer (en soms zwaardere) taken
te krijgen, omdat minder uren verpleging en verzorging konden worden ingezet. Professionele
nachtzorg was bijvoorbeeld niet altijd meer mogelijk of er kon niet meer 24/7 iemand
vanuit de wijkverpleging aanwezig zijn. Bij BTH’s waarbij geen sprake was van 24/7
aanwezigheid van formele zorg, was het aantal uren zorg door de aanbieder van wijkverpleging
lager, waardoor vrijwilligers langer en vaker zonder aanwezigheid van een verpleegkundige
in het BTH aanwezig waren. Dit zorgde voor onrust onder vrijwilligers die zich niet
in alle gevallen opgewassen achten tegen een dergelijke verzwaring van hun taken.
Casuïstiek en oplossingen
Nederland telt 275 hospicevoorzieningen, waarvan 109 Bijna Thuis Huizen. BTH’s die
in problemen waren gekomen hebben dit gedeeld met Vrijwilligers Palliatieve Terminale
Zorg Nederland (VPTZ) en ActiZ. Van de casuïstiek die op 10 maart jl. bekend was bij
VPTZ is in afstemming tussen VPTZ, ActiZ en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) een overzicht
opgesteld3. Dit diende als basis voor de besprekingen tussen zorgaanbieders, zorgverzekeraars,
BTH’s en zorgprofessionals.
Het betrof 23 casussen van BTH’s waar problemen waren ontstaan, hierbij waren 24 hospice-vestigingen
betrokken en 18 aanbieders van wijkverpleging. De casuïstiek kan worden ingedeeld
in drie categorieën:
1. BTH’s met 4 of 5 bedden
Een groot deel van de ingediende casuïstiek ging om BTH’s met 4 of 5 bedden waar tot
eind 2024 24/7 een verpleegkundige of verzorgende van de wijkverpleging aanwezig was.
Met invoering van het dagtarief per 1 januari 2025 kon dit financieel niet meer uit
voor de zorgaanbieders. Als de wijkverpleging niet altijd meer aanwezig is in het
BTH, komen er meer taken terecht bij vrijwilligers. Omdat dit vrij abrupt leek te
gaan, zonder overgangsperiode, ontstond hierover onrust bij vrijwilligers. Ook zorgverzekeraars
waren niet op de hoogte van de ontstane situatie, omdat zij onderhandelen met de aanbieder
van wijkverpleging en niet met het BTH.
Met de betreffende organisaties zijn de volgende oplossingen afgesproken:
• Voor één organisatie hebben zorgverzekeraars een overgangsperiode afgesproken waarin
uitbreiding naar 6 bedden kan worden gerealiseerd. Met 6 gasten en een voldoende bedbezetting
is met het dagtarief 24/7 wijkverpleging mogelijk. De uitbreiding is afgelopen zomer
gerealiseerd. Daarnaast zijn nog 2 andere BTH’s in de eerste helft van 2025 uitgebreid
naar 6 bedden, zodat 24/7 wijkverpleging behouden kon blijven.
• Voor 6 organisaties hebben zorgverzekeraars een overgangsperiode afgesproken, waarin
vrijwilligers begeleid en getraind konden worden om hun nieuwe taken en grotere verantwoordelijkheid
te vervullen. In 2 andere BTH’s is ook een overstap gemaakt naar een nieuwe werkwijze
waarin niet langer 24/7 wijkverpleging beschikbaar is. Voor deze BTH’s was al direct
bij de invoering van het dagtarief een overgangsperiode afgesproken, waardoor dit
niet tot problemen heeft geleid.
• Eén BTH is helaas gesloten omdat al langer verschillende zaken speelden die moeilijk
op te lossen waren zoals de gemiddelde bezettingsgraad en het afnemende aantal vrijwilligers
en huisvestingsproblematiek. De dagtarieven kwamen daar nog bovenop, waarbij het BTH
en zijn vrijwilligers een werkwijze zonder 24/7 zorg niet als optie zagen. Het gaat
hier om De Vier Vogels in Rotterdam.
In 2026 zijn er waarschijnlijk geen BTH’s meer met minder dan 6 bedden waar structureel
24/7 wijkverpleging is. Doordat de uitbreidingen en nieuwe werkwijzen in 2025 zijn
doorgevoerd, zal deze problematiek in 2026 naar verwachting niet meer bestaan.
2. BTH’s met 2 of 3 bedden
Het andere grote deel van de ingediende casuïstiek ging over beschikbaarheid van formele
nachtzorg in kleinschalige BTH’s. In vrijwel alle BTH’s in Nederland is ’s nachts
een verpleegkundige of verzorgende aanwezig. Als gevolg van de invoering van het dagtarief
was het voor de zorgaanbieders niet langer mogelijk deze nachtzorg kostendekkend in
te zetten in meerdere BTH’s met 2 of 3 bedden. Vrijwilligers van deze BTH’s gaven
direct al aan dat zij niet de zorg in de nacht kunnen bieden. Omdat het niet mogelijk
is om gasten ’s nachts alleen te laten in het BTH, dreigden enkele BTH’s per direct
te moeten sluiten. Deze problematiek speelde niet bij alle BTH’s met 3 bedden, omdat
bij een hoge bezettingsgraad nachtzorg financieel vaak wel mogelijk was. Anderzijds
waren er ook BTH’s met meer dan 3 bedden, waar de nachtzorg ook onder druk stond.
Dit kwam doordat de bedbezetting in deze hospices relatief laag was.
Met het overgrote deel van de organisaties met deze problematiek hebben zorgverzekeraars
voor 2025 een overgangsperiode afgesproken. In die periode onderzoeken de BTH’s samen
met hun aanbieder van wijkverpleging eventuele alternatieven, zoals uitbreiding, fusie
of alternatieven voor de nacht. In één situatie waar de bedbezetting (en niet de schaalgrootte)
de nachtzorg financieel lastig maakte, heeft het hospice het financiële risico overgenomen
van de thuiszorgorganisatie. Het andere hospice waar bedbezetting een rol speelt,
heeft een plan opgesteld om deze te verhogen.
Omdat in alle gevallen uitbreiding niet kan plaatsvinden op de huidige locatie, zijn
eventuele uitbreidingen niet op korte termijn te realiseren. In slechts één casus
is het te verwachten dat uitbreiding in 2026 gerealiseerd kan worden. In één ander
geval wordt gezocht naar een geschikte locatie.
In alle genoemde casuïstiek is op dit moment goed contact tussen de betreffende BTH’s,
zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Dit geeft vertrouwen dat ook voor 2026 een oplossing
gevonden zal worden. Bij enkele kleinschalige BTH’s is nog wel sprake van onrust over
de toekomst. Er is daarnaast nog een klein aantal BTH’s met 2 bedden waar wel beroepsmatige
nachtzorg is, maar waar deze in 2025 niet onder druk stond.
3. Overig
Daarnaast was er nog een kleiner aantal casussen, die niet onder bovenstaande twee
groepen vallen. In deze gevallen is niet direct duidelijk waarom het in eerste instantie
niet gelukt is om tot een kostendekkend dagtarief te komen. In alle gevallen is het
uiteindelijk gelukt om voor 2025 alsnog een kostendekkend tarief af te spreken. Voor
2026 moeten de onderhandelingen nog gevoerd worden. Omdat onduidelijk is waarom voor
deze BTH’s problemen ontstonden als gevolg van het dagtarief, zullen VPTZ en ActiZ
dit nauw blijven monitoren en waar nodig signalen tijdig delen met ZN.
Communicatielijn
Uit bovenstaande casuïstiek en de lijn van de geboden oplossingen, blijkt dat het
vooral van belang is dat partijen elkaar goed kunnen vinden en tijdig het gesprek
met elkaar kunnen voeren afhankelijk van de situatie. Hiermee kunnen tijdig zorgen
worden weggenomen en groeit het onderling vertrouwen. Om de werkwijze van de afgelopen
periode vast te houden is door partijen een communicatielijn gemaakt. Kern daarvan
is stimuleren om op voorhand informatie uit te wisselen, zodat goede contractafspraken
kunnen worden gemaakt. Als zorgaanbieders en zorgverzekeraars tijdig het gesprek met
elkaar voeren en er indien nodig directe lijnen met het BTH zijn, kan dat onrust onder
zorgprofessionals en vrijwilligers voorkomen. Partijen hebben over deze communicatielijn
gecommuniceerd richting hun achterban.
Leidraad
Vrijwilligers en professionals zijn beide belangrijk in een BTH en vullen elkaar aan.
Uitgangspunt is dat een BTH in beginsel een maatschappelijk initiatief met vrijwilligers
is en in de zorg voor de gast sprake is van een goed samenspel tussen vrijwilligers
en professionals, ieder vanuit hun eigen rol. Partijen (V&VN, VPTZ en ActiZ als auteur,
ZN onderschrijft de leidraad) hebben ten behoeve van een goede samenwerking tussen
formele en informele zorg in een BTH een leidraad gemaakt, zodat als er in de praktijk
knelpunten zijn in de samenwerking, partijen deze leidraad kunnen gebruiken om daarover
het gesprek voeren. Partijen hebben deze leidraad met hun achterban gecommuniceerd.
Capaciteit en schaalgrootte
Ook hebben partijen constructief gesproken over de toekomstbestendigheid van de Bijna
Thuis Huizen. Door de casuïstiek kwam aan het licht dat er verschillen zijn in schaalgrootte
in relatie tot de inzet van formele zorg, zowel overdag als in de nacht. Zie hiervoor
ook het advies dat het Zorginstituut recent heeft opgeleverd4. Het bepalen van een landelijk optimale schaalgrootte voor BTH’s is onmogelijk door
de grote regionale verschillen in bevolkingssamenstelling, sterftecijfers en zorgaanbod.
Afgesproken is dat partijen regionaal de gezamenlijke maatschappelijke opdracht hebben
om de inzet van schaars zorgpersoneel in de palliatief terminale fase zo goed mogelijk
af te stemmen en te verdelen, zowel over hospices als in de thuissituatie. Alle beslissingen
over schaalvergroting of nieuwe initiatieven in de regio dienen aan te sluiten op
de capaciteitsplannen zoals die in vrijwel iedere regio zijn opgesteld in het kader
van het project Versterken Hospicezorg5.
Contractering 2026
Het landelijke dagtarief is voor de meeste zorgaanbieders – en daarmee ook voor de
BTH’s – goed werkbaar, mits er ook ruimte is voor voldoende maatwerk. Naar verwachting
ontstaan er bij de contractering voor 2026 geen problemen, omdat er al maatwerk is
afgesproken daar waar problemen zijn of dreigen te ontstaan. Begin 2026 evalueren
partijen of deze route goed werkt in de praktijk na de lopende contracteringsronde.
Partijen monitoren of er nieuwe casussen ontstaan aan de hand van signalen van BTH’s
en monitoren of de communicatie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders die actief
zijn in een BTH, nu beter verloopt.
In gevallen waar knelpunten dreigen te ontstaan of een eerdere afspraak toch niet
meer passend blijkt, kan direct overleg tussen verzekeraar en BTH ook mogelijk zijn
met betrokkenheid van de aanbieder van wijkverpleging.
Conclusie
Op dit moment is dus tot een passende oplossing gekomen voor vrijwel alle casuïstiek.
In enkele gevallen zijn de problemen structureel opgelost. In andere gevallen is een
overgangsoplossing afgesproken, die geldt voor minimaal 2025. Over het algemeen geldt
dat er in die situaties vertrouwen is in de onderhandelingen voor 2026, die zeer recent
gestart zijn. Echter, goede monitoring en tijdig aan de bel trekken als er problemen
ontstaan blijven van belang. De koepels (VPTZ, ActiZ, ZN en V&VN) hebben er vertrouwen
in dat voor 2026 eventuele problemen eerder kunnen worden opgelost, doordat maatwerk
mogelijk is, door het volgen van de opgestelde communicatielijn en door de opgebouwde
relaties tussen de partijen.
Ik vertrouw erop u hiermee, conform de toezegging gedaan in de brief van 14 maart
jl., voldoende te hebben geïnformeerd.
Omzetplafonds palliatieve zorg
In deze brief geef ik u tevens mijn reactie op de motie van het lid Dobbe6 waarin de regering wordt verzocht een einde te maken aan het gebruik van omzetplafonds
in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de palliatieve zorg. Mijn reactie heeft
alleen betrekking op de palliatieve zorg. Over de omzetplafonds in relatie tot de
ggz wordt u in een separate brief geïnformeerd.
In de brief van 14 maart jl. van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport7 aan uw Kamer is, naar aanleiding van een aantal toezeggingen en moties over palliatieve
zorg en omzetplafonds tijdens het Kamerdebat op 27 november 2024, uitgebreid gereflecteerd
op omzetplafonds in de palliatieve zorg. Daarnaast zijn er vrij recent nog Kamervragen
gesteld en beantwoord over het onderwerp palliatieve zorg in de stervensfase in relatie
tot omzetplafonds8.
In de brief van 14 maart jl. heeft de Staatssecretaris aangegeven dat zorgaanbieders
van wijkverpleging en zorgverzekeraars in hun contract onderling afspraken maken over
omzetplafonds, die gelden voor de gehele wijkverpleging of het eerstelijnsverblijf.
Zorg aan palliatief terminale patiënten maakt daar onderdeel van uit, want palliatieve
zorg betreft onder meer een specifieke vorm van wijkverpleging. Hoewel er dus omzetplafonds
zijn voor het geheel dat aan zorg wordt geleverd, worden deze omzetplafonds in de
praktijk niet toegepast voor palliatief terminale zorg.
Dit uitgangspunt is bevestigd in het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord9, onderdeel C7 «Terminale palliatieve zorg en stervensbegeleiding kunnen ongehinderd
worden geleverd». In C7 is onder meer opgenomen dat mensen in de stervensfase te allen
tijde de palliatieve terminale zorg en ondersteuning die zij nodig hebben, ontvangen.
Ook is hierin opgenomen dat afspraken tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars over
omzetplafonds voor wijkverpleging hier in individuele gevallen op geen enkele wijze
een belemmering in kunnen vormen. In C7 zijn ook nadere afspraken gemaakt zoals dat
zorgverzekeraars en zorgaanbieders tijdig en op zorgvuldige wijze overleg voeren over
de afspraken die betrekking hebben op palliatieve zorg in de stervensfase. Onderdeel
hiervan is dat in 2025 wordt verkend of een leidraad passende zorg in de laatste levensfase
kan worden ontwikkeld om constructief overleg te ondersteunen. Uw Kamer wordt geïnformeerd
over de uitkomst van deze verkenning.
De motie beschouw ik hiermee als afgedaan voor zover het de palliatieve zorg betreft.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
N.J.F. Pouw-Verweij
Indieners
-
Indiener
N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport