Brief regering : Periodieke Rapportage Emancipatiebeleid 2018-2025
30 420 Emancipatiebeleid
Nr. 433
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2025
Met deze brief bied ik uw Kamer de Periodieke Rapportage «Sturen op (on)gelijkheid»
aan over het emancipatiebeleid in de periode 2018–2025. Het rapport van onderzoeksbureau
Andersson Elffers Felix (AEF) gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van
begrotingsartikel 25 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De doelstelling van begrotingsartikel 25 luidt als volgt: «Het realiseren van gendergelijkheid en gelijkheid wat betreft seksuele oriëntatie,
genderidentiteit en geslachtskenmerken in de Nederlandse samenleving. Dit dient te
geschieden op in ieder geval de terreinen: onderwijs, veiligheid, gezondheid, arbeidsmarkt,
media, politiek, recht en leefvormen.»
Nederland heeft in de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet op het gebied van
gendergelijkheid en lhbtiq+-gelijkheid. Maar tegelijkertijd zijn we er nog niet. Daarom
ben ik blij met de hoofdconclusie van het rapport dat het emancipatiebeleid en de
bestede middelen voor emancipatie aannemelijk doeltreffend en effectief zijn ingezet.
De inzet van het huidige kabinet en haar voorgangers, maatschappelijke partners en
andere betrokkenen hebben bijgedragen aan zaken zoals het bestrijden van seksueel
grensoverschrijdend gedrag, het vergroten van de sociale veiligheid van lhbtiq+ leerlingen
op school en het verhogen van het aandeel vrouwen in de top.
De Periodieke Rapportage is afgebakend tot begrotingsartikel 25, in lijn met de vereisten
vanuit de Regeling periodiek evaluatieonderzoek 2022 (RPE).1 Het is belangrijk om vooraf te benadrukken dat het emancipatiebeleid veel meer behelst
dan begrotingsartikel 25. Als coördinerend bewindspersoon geef ik samen met mijn collega-bewindspersonen
vorm aan het emancipatiebeleid. Het beleid van mijn collega-bewindspersonen, bijvoorbeeld
op het gebied van verlofregelingen of de inzet op gelijke behandeling in de Europese
Unie, draagt daarmee ook bij aan het realiseren van de opdracht van emancipatie. De
doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid vanuit andere departementale begrotingen
valt echter buiten de afbakening van deze Periodieke Rapportage Emancipatiebeleid.2
Het vervolg van deze brief bevat eerst de belangrijkste opbrengsten van het onderzoek
en gaat vervolgens in op de manier waarop het kabinet invulling zal geven aan deze
opbrengsten.
Opbrengsten van de Periodieke Rapportage
Het onderzoek bevat de volgende drie hoofdconclusies:
1. Het emancipatiebeleid heeft aannemelijk bijgedragen aan maatschappelijke verandering,
maar de doeltreffendheid is beperkt meetbaar en toerekenbaar. Emancipatie is een maatschappelijke beweging, gedragen door burgers, bedrijven, maatschappelijke
organisaties en (mede)overheden. Veel beleid richt zich daarom op het scheppen van
de juiste voorwaarden door agendering, kennisdeling en samenwerking. Dit voorwaardenscheppende
karakter maakt harde effectmetingen en het vaststellen van causale verbanden lastig.
2. Het voorwaardenscheppende karakter van emancipatiebeleid vraagt een rijkere kijk op
doeltreffendheid. Hierbij dienen meerdere succesdimensies van beleid aan bod te komen.
3. De doelmatigheid van het emancipatiebeleid is moeilijk te beoordelen, maar het beleid
sluit goed aan bij wetenschappelijke inzichten in vergelijkbare contexten. Eerdere evaluaties bevatten geen expliciete uitspraken over doelmatigheid. Daarom
is meer systematische monitoring van doelmatigheid nodig. De allianties zijn het instrument
waar het meeste geld naartoe gaat. Dit instrument is expliciet als doelmatig geduid
in het onderzoek.
De onderzoekers doen twee aanbevelingen voor het emancipatiebeleid:
1. Formuleer en gebruik een levende beleidstheorie als fundament voor sturing, prioritering
en samenwerking.3 Hierin moet oog zijn voor een breed perspectief op beleidssucces en aandacht voor
intersectionaliteit en co-creatie.
2. Bouw een evaluatiehuis dat past bij de aard en complexiteit van het emancipatiebeleid. De onderzoekers bevelen aan om een «proportionele, meerlagige evaluatie-infrastructuur»
op te zetten om beleidsmaatregelen in samenhang te kunnen beoordelen, aangezien het
voorwaardenscheppende karakter van het beleid directe effectmetingen en evaluaties
van individuele activiteiten lastig maakt.
Daarnaast hebben de onderzoekers diverse beleidsopties uitgewerkt in het geval van
toe- of afnemende budgetten. Zij zijn bij hun berekening uitgegaan van het huidige
emancipatiebudget inclusief incidentele middelen.
1. Optie 20% bezuinigen. Keuzes dienen in geval van bezuiniging normatief en strategisch gemaakt te worden,
want een generieke korting («kaasschaafmethode») ondermijnt de effectiviteit van het
beleid. Een bezuiniging op maatschappelijke partners wordt als riskant geduid, aangezien
een verlies aan maatschappelijke netwerken en infrastructuur moeilijk te herstellen
is.
2. Optie 20% intensiveren. In geval van intensivering kan worden ingezet op een versterking van de allianties
van maatschappelijke partners, of op aanvullende interventies die momenteel onderbenut,
maar wel bewezen kansrijk zijn. Versnippering dient te worden voorkomen.
3. Optie gelijk budget. Vervolgonderzoek kan de evaluatiebasis versterken en witte vlekken invullen. Ook
bij gelijk budget kan een sterkere evaluatiebasis bijdragen aan doelmatigheidswinst.
Bijgevoegd treft uw Kamer een extern oordeel over het uitgevoerde onderzoek aan van
dr. Maria Vliek. Zij was aangesteld als onafhankelijke deskundige bij deze Periodieke
Rapportage. Ik ben blij met haar positieve oordeel en dank haar voor haar bijdrage.
Opvolging van de opbrengsten
Ondanks alle goede stappen die in de afgelopen jaren zijn gezet, blijft inzet op emancipatie
nodig. Want, zo waarschuwen de onderzoekers, emancipatie is «geen voltooid proces».
Het kabinet onderkent dit. Daarom zal het kabinet de volgende acties ondernemen. Over
de voortgang rapporteer ik jaarlijks bij het departementale jaarverslag.
Een levende beleidstheorie
De voorbereidingen voor de ontwikkeling van een nieuwe beleidstheorie zullen in gang
worden gezet. Ik neem hierbij de aanbevelingen van de onderzoekers over de inrichting
van dit proces ter harte. Deze nieuwe beleidstheorie biedt een gedegen kennisbasis
en kan door een volgend kabinet gebruikt worden als instrument voor sturing en prioritering.
Deze beleidstheorie draagt tevens bij aan de kennisgedreven benadering van beleid
die dit kabinet nastreeft.4
Een passende evaluatiestructuur
In samenhang met de beleidstheorie zal een verbeterde evaluatiestructuur worden ontwikkeld
die past bij de voorwaardenscheppende aard van het emancipatiebeleid. De Strategische
Evaluatie Agenda (SEA) voor begrotingsartikel 25 zal ook worden geïntegreerd in deze
bredere evaluatiestructuur.
Nieuwe subsidieperiode 2027–2032
De allianties van maatschappelijke organisaties worden door de onderzoekers als positief
en doelmatig beoordeeld. In 2027 zal een eindevaluatie van de huidige allianties plaatsvinden.
De verbeterpunten uit de (evaluatie)onderzoeken worden meegenomen in de vormgeving
van een nieuwe subsidieperiode.
Tot slot
Om tot een samenleving te komen waarin iedereen vrij, veilig en zelfstandig kan leven,
blijft een doeltreffende en doelmatige inzet op emancipatie noodzakelijk. Met de drie
geschetste acties doet het kabinet recht aan de waardevolle bevindingen van het onderzoek
om ook op langere termijn effectief beleid te kunnen blijven maken.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
K.M. Becking
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap