Brief regering : Actuele situatie asielketen en Oekraïense ontheemden
19 637 Vreemdelingenbeleid
36 045
Situatie in Oekraïne
Nr. 3478
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE EN DE MINISTER VOOR ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2025
Het is een roerige periode op het gebied van asiel en migratie. De situatie in de
migratieketen blijft nog altijd zeer gespannen. Maar te midden van die druk is er
de afgelopen periode veel gebeurd om volgens verschillende lijnen grip op migratie
te krijgen. Inmiddels ligt er een pakket maatregelen waarin parallel wordt gewerkt
aan instroomvermindering, voldoende opvangplekken, bevordering van terugkeer en doorstroming
van statushouders. We liggen op schema met de implementatie van het migratiepact,
er zijn diverse wetsvoorstellen in behandeling zoals het wetsvoorstel tweestatusstelsel
en het wetvoorstel asielnoodmaatregelen en met onder andere de doelgroep flexibele
regeling wordt voortvarend gewerkt aan het samenhangend pakket om de uitstroom van
statushouders te bevorderen.
Ondertussen is daadwerkelijke asielinstroom lager dan we in voorgaande prognoses verwachtten.
Dit leidt tot een bijgestelde Meerjaren Productie Prognose (hierna MPP) voor 2025.
Met deze brief informeren wij uw Kamer over de belangrijkste ontwikkelingen en prognoses
binnen het migratiedomein en over de totale aanpak van het Kabinet.
1. Belangrijkste ontwikkelingen
Asielketen onder druk
De keten staat onder druk als gevolg van een combinatie van factoren op instroom,
doorstroom en uitstroom. Zo is er sprake geweest van hoge instroom van asielzoekers
in de afgelopen jaren, kampt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met grote
voorraden bij de behandeling van asiel- en nareisaanvragen en er is sprake van onvoldoende
uitstroom van statushouders naar gemeenten. De opvanglocaties zitten al geruime tijd
vol. Van alle COA opvangplekken zijn op dit moment ongeveer de helft noodopvangplekken.
De afhankelijkheid van noodopvangvoorzieningen blijft onverminderd groot. In het bijzonder
voor kinderen waaronder alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt ingezet op
het zo veel mogelijk realiseren van reguliere locaties. Daarnaast is noodopvang in
vergelijking met reguliere opvang gemiddeld twee keer zo duur. Om onder andere de
kosten voor migratie te drukken is het belangrijk dat er ingezet wordt op het beperken
van noodopvang en realiseren van reguliere, goedkopere opvangplekken. Door een tekort
aan kleinschalige opvangplekken bij Nidos en haar contractpartners kunnen alleenstaande
minderjarige vreemdelingen (amv) met verblijfsstatus niet altijd of niet tijdig doorstromen
vanuit het COA naar de kleinschalige opvang van Nidos.
Asielinstroom minder hoog dan eerder geprognosticeerd
De MPP1 helpt inzichtelijk te maken welke ontwikkelingen binnen het migratiedomein te verwachten
zijn op basis van prognoses. De totstandkoming van de prognose MPP 2025 vond plaats
in een context van veelvuldige en elkaar snel opvolgende nationale- en internationale
ontwikkelingen en beleidsvoornemens. Om die reden zijn de prognoses naar de toekomst
erg onzeker. Gezien de grote mate van onzekerheid richting de toekomst is deze keer
gekozen om uit te gaan van het mediaan scenario voor de migratieketen in plaats van
het eerder aangehouden medio scenario. In het mediaan scenario is de kans 50% dat
de prognose overschreden wordt ten opzichte van een 33% kans van overschrijding in
het medio scenario. Met de inrichting van de migratieketen op het mediaan scenario
is er een groter risico dat de instroom hoger uitkomt dan geprognosticeerd maar ook
een even grote kans dat de realisatie lager uitvalt. De prognoses uit de MPP 2025
zijn gebaseerd op de op dit moment beschikbare informatie en onderliggende kaders.
Op het moment van het opstellen van de MPP 2025 werkt de keten aan de voorbereiding
van de implementatie van nieuwe wetgeving (EU Asiel- en migratiepact, de Asielnoodmaatregelenwet,
de wet Tweestatusstelsel en wet Terugkeer en vreemdelingenbewaring). Keteneffecten
hiervan zijn in deze MPP nog niet meegenomen, maar zullen mogelijk wel effect hebben
binnen het tijdsbestek waar de MPP betrekking op heeft. Zodra het mogelijk is om effecten
van de maatregelen te kwantificeren zullen deze onderdeel worden van een volgende
MPP.
In de eerste maanden van 2025 is de eerste asielinstroom lager dan in voorgaande prognoses
(2024-II) is voorzien. In de meest recente MPP zijn de prognoses voor 2025 en 2026
naar beneden bijgesteld ten opzichte van die laatste prognose. Daarnaast zorgde de
lagere instroom van personen met een Syrische nationaliteit ervoor dat de verwachte
totale eerste asielinstroom voor 2025 neerwaarts is bijgesteld. In het mediaan scenario
wordt een eerste asielinstroom verwacht van 22.000 in 2025 en een aantal van 25.000
in 2026 (dit was op basis van de MPP 2024-II 35.000 voor zowel 2025 als 2026)
De verwachte totale asielinstroom voor 2025 is, ten opzichte van de vorige MPP, neerwaarts bijgesteld.
Het prognosemodel laat voor 2025 een totale asielinstroom zien van ca. 40.000 in het
minimumscenario, 47.000 in het medioscenario en 55.300 in het maximumscenario (dit
was 45.000, 66.000 en 74.800 in het min-, medio- en max- scenario van de vorige MPP
(2024-II)). Voor 2026 laat het prognosemodel een totale asielinstroom zien van ca.
39.000 in het minimumscenario, 51.000 in het medioscenario en 67.100 in het maximumscenario
(dit was 45.200, 69.200 en 78.900 in het min-, medio- en max- scenario van de vorige
MPP (2024-II)). Dit betreft eerste asielaanvragen, nareizigers, hervestigers en herhaalde
asielaanvragen.
Met een lager verwachte eerste asielinstroom dan eerder werd voorspeld, is er ook
een minder grote stijging voorzien van het aantal aanvragen van alleenstaande minderjarige
vreemdelingen (amv), als onderdeel van de totale eerste asielinstroom. Desalniettemin
zal de druk op de IND, de opvangbehoefte voor amv bij het COA en Nidos en de druk
op de opvang van amv met verblijfstatus de komende jaren aanhouden.
Hoewel de aantallen uit de MPP naar beneden zijn bijgesteld en de instroom minder
hoog wordt geprognosticeerd dan de afgelopen jaren, neemt dat niet weg dat er nog
steeds maatregelen nodig zijn om (meer) grip op migratie te krijgen. De reeds ingezette
maatregelen worden in deze brief nader toegelicht. Zoals gebruikelijk zal het kabinet
uw Kamer via de Najaarsnota 2025 en Voorjaarsnota 2026 informeren over de wijze waarop
zij de nieuwste ramingen voor asiel en ontheemden verwerkt in de Rijksbegroting.
COA capaciteitsbehoefte
Ondanks het verwachte lager aantal eerste asielaanvragen blijft door onder andere
de lange doorlooptijd van asielprocedures en de achterblijvende uitstroom van statushouders
de COA-bezetting de komende jaren verder toenemen. Reden te meer om de maatregelen
omtrent uitstroom statushouders zo snel mogelijk door te voeren. Vanwege de hoge mate
van onzekerheid in de MPP is ervoor gekozen om de COA capaciteitsbehoefte enkel voor
2026 vast te stellen en voor 2027 de volgende MPP af te wachten.
De totale capaciteitsbehoefte stijgt naar 88.000 opvangplekken op 1 januari 2027, waarvan het
aantal benodigde opvangplekken voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv)
op die datum 5.600 is. Dit betekent een neerwaartse bijstelling ten opzichte van de
MPP 2024-II, maar nog steeds een zeer substantiële behoefte aan opvangplekken.
Aantal BRP-registraties van Oekraïense ontheemden blijft gestaag toenemen
Nederland biedt Oekraïense ontheemden een veilig onderkomen. Gemeenten en veiligheidsregio’s
spannen zich onverminderd in om de ontheemden uit Oekraïne op te vangen.
In lijn met de MPP is een prognose opgesteld voor het aantal BRP-registraties van
ontheemden uit Oekraïne tot het einde van 2026. Die voorspelt dat de trend van afgelopen
jaren zich doorzet met een verwachting van een instroom van 270 per week in 2025 en
290 ontheemden per week in 2026. In de vertaling van de BRP-cijfers naar de opvangopgave
wordt rekening gehouden met de uitdagingen waar gemeentes voor staan in de opvang.
Nieuwe plekken zijn nodig, in overleg met de gemeenten moet, bij toewijzing van opvang
rekening worden gehouden met redelijkheid en billijkheid zodat de meest urgente groepen
kunnen worden opgevangen. Daarom wordt de opvangopgave per 1 oktober 2026 gelijk aan
de huidige opgave (109.000 plekken). Dit is mogelijk door de eerder gehanteerde risicomarge
te minimaliseren. Deze opgave betreft een inspanningsverplichting. Voor de verdeling
van het aantal GOO-plekken over de regio’s wordt vastgehouden aan de verdeelsleutel
zoals vastgesteld door het Veiligheidsraad. In het najaar van 2026 wordt uw Kamer
geïnformeerd over de opvangopgave tot en met maart 2027.
Gezien de huidige stand van de realisatie van de opvangopgave (stand september 2025:
ca. 97.770) blijft de noodzaak om nieuwe opvangplekken te realiseren onverminderd
groot. Dit vraagt een forse inspanning van gemeenten en die lopen reeds tegen hun
grenzen aan. Vanuit het Rijk wordt de ondersteuning voor het realiseren en in stand
houden van GOO- plekken voortgezet.
Op korte termijn wordt uw Kamer geïnformeerd over het lange termijnbeleid voor ontheemden
uit Oekraïne.
2. Maatregelen
Hoewel de aantallen uit de MPP naar beneden zijn bijgesteld en de instroom minder
hoog wordt geprognosticeerd dan de afgelopen jaren, is de druk op de asielketen nog
altijd ongekend hoog. Het kabinet heeft de afgelopen periode gewerkt aan een pakket
aan maatregelen waar langs verschillende lijnen is ingezet op grip op migratie: (1)
om de instroom te verminderen, (2) voldoende opvangplekken te realiseren, (3) terugkeer
te bevorderen en (4) statushouders te laten doorstromen naar huisvesting. Deze inzet
wordt hieronder nader toegelicht.
Het kabinet zet in op instroom verminderen en nareis beperken met samenhangende nationale
en Europese aanpak
Inzet in Nederland
Het kabinet wil dat Nederland behoort tot de categorie lidstaten met de strengste
toelatingsregels van de Europese Unie. Ook is het uitgangspunt dat Nederland niet
onnodig aantrekkelijker is dan andere EU-landen. Om de instroom van asielzoekers te
verlagen en nareis te beperken, heeft het kabinet diverse maatregelen genomen binnen
de kaders van Europese regelgeving en internationale verdragen.
Er ligt een breed pakket aan tijdelijke en structurele nationale maatregelen met als
doel om de instroom te verminderen. Maatregelen zien op versterkt grenstoezicht aan de buitengrenzen, een efficiëntere
asielprocedure, sobere opvang, gerichte inzet op terugkeer en een harde aanpak van
overlast. De door het Kabinet aangeboden wetsvoorstellen, de asielnoodmaatregelenwet
en de wet invoering twee statusstelsel zijn op 3 juli jl. door de Tweede Kamer aangenomen.
In de asielnoodmaatregelenwet is voorgesteld om nareis te beperken tot het kerngezin. In het voorgestelde tweestatusstelsel bestaan strikte voorwaarden
op het gebied van gezinshereniging voor subsidiair beschermden en wordt eveneens voorgesteld
nareis te beperken tot het kerngezin. De voorgestelde wetten leiden daarmee tot een
aanzienlijke beperking van het aantal mensen dat zich kan beroepen op nareis. De implementatie
van deze wetsvoorstellen in combinatie met een tijdige implementatie van het Europees
asiel- en migratiepact biedt kansen, maar zorgt ook voor uitdagingen bij de uitvoeringsorganisaties,
waaronder met name bij de IND. Uw Kamer is recent geïnformeerd over de ketenbrede
effecten van de wetten in de uitvoeringstoetsen (EAUT’s) die grotendeels onder regie
van de IND zijn uitgevoerd. Met deze uitvoeringstoetsen wordt ook invulling gegeven
aan de toezegging2 in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel van tweestatusstelsel om in 2025
de kostenontwikkeling van de wetsvoorstellen te evalueren. Ook binnen andere landen
van Europa wordt gewerkt aan het invoeren van strengere wetgeving op het gebied van
migratie. Nederland trekt samen op met deze lidstaten om de instroom te beperken en
niet aantrekkelijker te zijn dan de lidstaten om ons heen. Snelle afronding van de
behandeling van de wetsvoorstellen is belangrijk.
Inzet in Europa
In Europees verband zet het kabinet zich in voor een effectieve implementatie van
het Asiel- en Migratiepact, inclusief de implementatie van het huidige acquis, zoals de Dublin-verordening. Nederland steunt bovendien het voorstel van de Europese
Commissie om onderdelen van het Pact, zoals ten aanzien van de grensprocedures, versneld
te implementeren. Het kabinet zet zich in dit verband ook in voor het aanscherpen
van het buitengrensbeheer en de implementatie van het Schengen acquis om tekortkomingen aan te pakken en secundaire migratie naar Nederland te voorkomen.
Daarnaast pleit het kabinet samen met een grote groep gelijkgezinde landen binnen
de EU stelselmatig voor de inzet van innovatieve maatregelen op het gebied van migratie
en het aanscherpen en hervormen van de Europese asiel- en migratie wet- en regelgeving.
De Europese Commissie heeft in lijn met de inzet van het kabinet het afgelopen jaar
enkele voorstellen hiervoor gedaan. Zo ligt er een voorstel voor herziening van het
veilig derde landconcept, waarmee het naar verwachting vaker mogelijk zal worden om
asielzoekers te verwijzen naar een veilig derde land, buiten de EU, voor het verkrijgen
van bescherming. Daarnaast heeft de inzet van het kabinet om het terugkeersysteem
te vereenvoudigen en meer instrumenten beschikbaar te hebben, zoals de transferhub,
om meer terugkeer te bewerkstelligen geleid tot een voorstel voor een Terugkeerverordening.
Nederland is ook koploper voor innovatieve partnerschappen en pleit in Europees verband
structureel voor uitbreiding en uitwerking van Europese strategische partnerschappen,
waar migratiesamenwerking steeds onderdeel van is. Het kabinet zet zich daarbij voor
in dat deze prioriteiten ook goed verankerd worden in de nieuwe Europese meerjarenbegroting
(Meerjarig Financieel Kader).
Europees Asiel- en Migratie Pact
Nederland ligt op schema met de implementatie van het Europees Asiel- en Migratie
Pact (hierna Pact). Dit neemt niet weg dat de implementatie van het Pact een grote
opgave is voor de betrokken uitvoeringsorganisaties. Het Pact, dat op 12 juni 2026
in werking treedt3, is een belangrijke stap naar een strenger Europees asielbeleid. Een beter functionerend
Europees asielsysteem is essentieel om meer grip te krijgen op asielmigratie via de
EU-buitengrenzen en op secundaire migratie tussen lidstaten. De Europese regelgeving
beoogt versterking van de Europese buitengrenzen door de invoering van een screening
van vreemdelingen en een (in sommige gevallen) verplichte grensprocedure voor vreemdelingen
die waarschijnlijk niet in aanmerking komen voor asielbescherming. Hierdoor kunnen
zij sneller worden teruggestuurd zonder dat zij (juridisch) het grondgebied van de
Europese Unie betreden. Daarnaast biedt het Pact voor Nederland de kans om de asielprocedure
te herzien door de invoering van effectievere asielprocedures met kortere behandeltermijnen.
Ook komen er strengere regels voor volgende asielverzoeken en het tegengaan van misbruik.
Tenslotte moeten lidstaten elkaar ondersteunen op het gebied van asielaanvragen en
-opvang, waardoor de verdeling van lasten tussen lidstaten eerlijker wordt. De daadwerkelijke
effecten van het Pact kunnen pas ingeschat worden na de implementatie van het Pact.
In 2025 en 2026 wordt het nationale wetgevingsproces van het Pact afgerond.
Naar voldoende, goedkopere en veilige opvang met duurzame aanpak
De verdeelbesluiten volgend uit de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen
(spreidingswet) hebben vooralsnog geresulteerd in ongeveer 70.000 asielopvangplekken
ten opzichte van de geraamde 96.000 plekken. Gemeenten hebben tot 1 juli jl. de tijd
gehad om de verdeelbesluiten te realiseren. Veel gemeenten hebben laten zien een bijdrage
te willen leveren aan de benodigde asielopvang, maar nog niet alle gemeenten voldoen
op dit moment aan de wettelijke verplichting. In de Provinciale Regietafels wordt
doorlopend gesproken over mogelijkheden voor aanvullende plekken.
Op dit moment bestaat de beschikbare COA opvangplekken nog voor ongeveer de helft
uit noodopvangplekken. Het kabinet heeft de afgelopen periode ingezet op het verkleinen
van het aandeel noodopvanglocaties en blijft inzetten op het realiseren van zo veel
mogelijk reguliere locaties en, met als gevolg daarvan, ook goedkopere opvang. Samen
met het COA werkt het kabinet aan duurzame realisatie van de verdeelbesluiten uit
de Spreidingswet. Vanaf 2027 zijn beperkt middelen beschikbaar voor het COA. Om toch
binnen de huidige budgettaire kaders meerjarig 70.000 opvangplekken vast te kunnen
leggen en dure noodopvang te kunnen afschalen, vindt dit plaats onder de voorwaarde
dat deze plekken contractueel opzegbaar zijn. Daarnaast worden de mogelijkheden verkend
om deze plekken om te kunnen zetten naar huisvesting (omklapbaar), wanneer dit verantwoord
is met het oog op de bezettingsgraad en behoud van een duurzame opvangvoorraad. Hierdoor
blijft het financieel risico beperkt. Op dit moment wordt samen met COA geïnventariseerd
op welke locaties er mogelijkheden zijn om die (op termijn) in te zetten voor de huisvesting
van statushouders.
Daarnaast wordt bekeken hoe gemeenten een grotere rol kunnen nemen in de duurzame
exploitatie van asielopvang. Een gedegen arrangement van (financiële) afspraken is
hiervoor van belang. Naast reguliere opvang door het COA is gewerkt aan twee modaliteiten:
Duurzame Gemeentelijke Opvang (DGO) en Volledige Gemeentelijke Exploitatie (VGE).
Opvang onder beide modaliteiten kent een duurzaam karakter en vindt respectievelijk
plaats onder juridische verantwoordelijkheid van het COA met taken voor gemeenten
(DGO), of onder volledige verantwoordelijkheid van een gemeente (VGE).
Om opvanglocaties veilig en leefbaar te houden voor zowel asielzoekers, medewerkers
als omwonenden én om overlastgevend gedrag effectief aan te pakken, is februari jl.
gestart met de procesbeschikbaarheidsaanpak in Ter Apel. Deze aanpak is bedoeld voor
een deel van de asielzoekers met een kansarme asielaanvraag. De escalatieladder is
per 1 juni jl. versterkt met de zogeheten procesbeschikbaarheidslocatie (PBL), waar
een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een gebiedsgebod voor 24 uur per
dag wordt opgelegd. Bij overtreding van het gebiedsgebod kan (afhankelijk van de specifieke
situatie) vreemdelingenbewaring worden opgelegd.
In relatie tot crimineel en overlastgevend gedrag wijzen wij ook op de aanpassingen
die het kabinet eind 2024 heeft doorgevoerd om de openbare-orde-toets in asielzaken
verder aan te scherpen4. Daarbij is de minimale strafmaat voor veroordelingen losgelaten in het kader van
die openbare-orde-toets en is tevens besloten om ook het jeugdstrafrecht voortaan
mee te wegen. Verder pleiten wij ervoor om in Europees verband te onderzoeken of aanpassingen
aan verdragen nodig zijn om bijvoorbeeld asielzoekers met crimineel gedrag eerder
uit te kunnen zetten.
Belangrijke ontwikkelingen in de asielprocedure
In de zomer van 2024 zijn verschillende maatregelen geïmplementeerd bij de IND om
de uitvoeringspraktijk van de beoordeling van asielaanvragen tussen Nederland en andere
lidstaten te verkleinen en meer aan te sluiten bij de EU-regelgeving. Dit betrof onder
meer het herzien van het groepenbeleid, met als doel het zwaarder laten wegen van
de individuele beoordeling ten aanzien van vreemdelingen die tot deze groepen behoren.
Daarnaast is de geloofwaardigheidsbeoordeling, meer in lijn gebracht met het internationaal
en Europees recht.
Door positieve ontwikkelingen in (de veiligheidssituaties in) belangrijke asiellanden
als Jemen, Syrië en Turkije, die hebben geresulteerd in aangepast landenbeleid en
daarnaast de aanpassingen van het asielbeoordelingskader is een trend zichtbaar van
lagere inwilligingspercentages. Dit percentage is gedaald naar rond de 40% in het
eerste kwartaal van 2025 ten opzichte van een gemiddelde van tussen de 70% en 85%
in voorgaande jaren. Deze daling wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het
besluit- en vertrekmoratorium Syrië. De prognose van de MPP voor het jaar 2026 gaat
uit van een gemiddelde inwilligingspercentage van rond de 56%. Het is onzeker hoeveel
inwilligingen er gedaan worden komende jaren, maar onder de huidige inzichten is sprake
van een trendbreuk met eerdere jaren.
In voorgaande jaren was de asiel- en nareis instroom hoger dan eerder geprognosticeerd.
Dit heeft geleid tot oplopende voorraden bij de IND. Uw kamer is hierover per brief5 op 18 december 2024 geïnformeerd. Om te komen tot structurele oplossingen heeft de
IND een meerjarenplan opgesteld voor een productiviteitsverhoging van minimaal 25%
in 2028, om zo in te lopen op de liggende voorraden, maar om ook weer in staat te
zijn om de instroom bij te houden. Dit heeft bij nareis inmiddels geleid tot een efficiënter
proces. Daarnaast heeft de IND ook op andere vlakken stappen gezet om slimmer te gaan
werken en de complexiteit te reduceren. Het Pact dat in werking treedt op 12 juni
2026 is een belangrijk onderdeel van de productiviteitsverbetering bij de IND. Het
Pact biedt de mogelijkheid om de asielprocedure opnieuw in te richten. Het is essentieel
om het nieuwe asielproces zo efficiënt en flexibel mogelijk in te richten met zo min
mogelijk verplichte stappen. Tot slot liggen twee wetten ter behandeling voor in de
Eerste Kamer (de asielnoodmaatregelenwet en de wet tweestatusstelsel). Ook in deze
wetgeving zitten maatregelen die van belang zijn voor de invulling van de herziene
asielprocedure en om te komen tot een effectiever en efficiënter asielproces bij de
IND. Het vervallen van een aantal (nu verplichte) processtappen, zoals bijvoorbeeld
de voornemenprocedure, zijn essentieel voor de IND om binnen de nieuwe beslistermijnen
uit het Pact te kunnen beslissen.
Uit de verschillende EAUT’s blijkt dat deze maatregelen de IND kunnen helpen maar
dat er ook veel extra werk op de IND afkomt. Daar leven zorgen over bij de IND met
name waar de wetten extra capaciteit vragen. Het anticiperen op én het doorvoeren
van dergelijke grote wijzigingen zal in eerste instantie leiden tot extra werk bij
de uitvoeringsorganisatie, andere capaciteitsinzet en productieverlies door omsteltijd.
Dit zal ook effect hebben op de rest van de keten. De beoogde versnelling en productiviteitswinst
van de nieuwe asielprocedure zal enige tijd op zich laten wachten en pas richting
2027 en daarna volledig gerealiseerd en doorontwikkeld zijn. Het is belangrijk dat
de wetsbehandeling zo snel mogelijk wordt afgerond, zodat de IND met de implementatie
kan beginnen.
De problematiek bij de IND is fors. Een eenvoudige oplossing is er niet, de voorgenomen
veranderingen kosten tijd en de kosten zullen eerst voor de baten uitgaan. Dit kan
met name eind 2025 en 2026 effect hebben op de doorlooptijden, voorraden en de daarmee
samenhangende hoge dwangsommen bij de IND. Het kabinet blijft voornemens om de rechterlijke
dwangsommen in verband met de vreemdeling rechterlijke procedures af te schaffen.
Met een amendement is de afschaffing van de rechterlijke dwangsom toegevoegd aan de
asielnoodmaatregelenwet. Deze ligt voor bij de Eerste Kamer.
Versnelde behandeling van kansarme asielaanvragen en voorbereiding op verwachte toename
terugkeerders
Het kabinet zet fors in op vertrek van personen die niet (langer) in Nederland mogen
blijven. Asielaanvragen met een beperkte kans op inwilliging worden door de IND versneld
behandeld om aansluitend zo snel mogelijk te kunnen starten met het terugkeerproces.
Op basis van de MPP verwacht het kabinet dat het aantal personen dat na een afwijzing
van een asielaanvraag en het doorlopen van een (hoger) beroepsprocedure Nederland
moet verlaten op termijn zal stijgen. In 2025 anticipeert DTenV hierop door zich onder
andere voor te bereiden op grotere terugkeervolumes van specifieke doelgroepen, om
zo tijdig paraat te zijn voor het intensiveren van zelfstandige terugkeer, naar bijvoorbeeld
Syrië. Daarnaast is sinds 1 augustus 2025 de detentiecapaciteit uitgebreid met 45
plekken. Nog eens 45 plekken komen beschikbaar vanaf 1 november as. om het terugkeerproces
te faciliteren. Het kabinet versterkt daarnaast het terugkeerbeleid met het wetsvoorstel
Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring, onder meer door een langere ophoudtermijn, de verplichting om mee te werken aan
het terugkeerproces en een eigen regime voor vreemdelingenbewaring.
Na de val van het regime Assad in december 2024 is een andere (veiligheids)situatie
in Syrië ontstaan. Het ambtsbericht van 31 mei jl. heeft geleid tot het nieuwe landenbeleid
in Syrië. Het kabinet zet dan ook zowel nationaal als internationaal in op het zoveel
mogelijk faciliteren van vrijwillige terugkeer, onder meer via terugkeer- en herintegratieondersteuning.
In de periode 1 januari tot en met 16 september zijn ruim 700 Syriërs vrijwillig teruggekeerd,
waarvan ruim 80 personen door middel van een chartervlucht die op 16 september jl.
van Nederland naar Syrië is gevlogen. Wanneer de situatie in Syrië stabieler wordt
en blijft dan is het de verwachting dat de vrijwillige terugkeer verder zal toenemen.
Daarnaast worden de voorbereidingen getroffen om zo spoedig mogelijk gedwongen terugkeer
mogelijk te maken.
Samenhangend pakket voor doorstroming statushouders van start met onder andere doelgroepflexibele
regeling
Statushouders verblijven op dit moment lang in de opvang, terwijl tijdige uitstroom
van statushouders naar gemeenten bijdraagt aan een snelle en goede start van de statushouder
in de Nederlandse samenleving door integratie en participatie én rechtstreeks ruimte
oplevert in de overvolle asielopvang. Het kabinet wil de uitstroom van statushouders
uit de asielopvang versnellen om zo het COA te ontlasten maar wel rekening houdend
met de problemen in de woningmark.
In de brief van 25 oktober6 is aangekondigd dat het Rijk in gezamenlijkheid met de medeoverheden en alle betrokken
partijen een pakket gaat uitwerken om de uitstroom van statushouders te bevorderen.
In de brief over het samenhangend pakket die op 11 juli jl. naar de Kamer is gestuurd
is hier een eerste grote stap in gezet. Met aanvullende maatregelen en een stapsgewijze
aanpak, tezamen met de eerder genoemde wetsvoorstellen en stappen gericht op het creëren
van een gelijk speelveld, wil het kabinet naar een stelsel toewerken waarin statushouders
daadwerkelijk tijdig uitstromen uit de asielopvang en het COA zich weer kan richten
op haar kerntaak, het opvangen van asielzoekers. De komende periode wordt dit verder
uitgewerkt. Op dit moment bestaat een groot deel van de populatie uit statushouders
en zonder versnelling op de uitstroom blijft dat zo.
In het samenhangend pakket heeft het kabinet maatregelen uiteengezet gericht op alternatieve
voorzieningen voor de uitstroom van statushouders en verruiming van huisvestingsopties
voor alle woningzoekenden. Het pakket is gestoeld op drie pijlers: (1) het realiseren
van meer huisvestigingsmogelijkheden voor statushouders (en andere woningzoekenden),
(2) zorgen voor voldoende en stabiel aanbod van betaalbare asielopvang en (3) bijdragen
aan het sneller participeren en werken door statushouders die in Nederland mogen blijven.
Er zijn al veel statushouders aan het werk, dat is goed voor de integratie en participatie
van deze mensen in de samenleving maar is ook van groot belang voor de economische
ontwikkeling van Nederland.
Belangrijk onderdeel van het samenhangend pakket is de doelgroepflexibele regeling om versneld tot woningen te komen voor kwetsbare groepen, waaronder statushouders
en ontheemden uit Oekraïne. De regeling moet gemeenten ondersteunen in het realiseren
en uitbreiden van de woningvoorraad. De insteek van de regeling is bij te dragen aan
de doelstelling om statushouders binnen de afgesproken 14 weken na het verkrijgen
van een inwilliging uit te laten stromen naar huisvesting binnen de gemeente. De voorbereiding
van deze regeling is in een vergevorderd stadium en is in twee delen uiteengevallen:
een uniforme bekostiging van gemeentelijke opvangvormen enerzijds en een stimuleringsregeling
voor huisvesting anderzijds. De bestaande Stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen
(SFT) zal aangepast worden om de realisatie van huisvesting van urgent woningzoekenden
nog beter te stimuleren. Eén van de voorwaarden van deze regeling is dat ten minste
30% van de gerealiseerde woningen voor statushouders (of op termijn ontheemden uit
Oekraïne) bestemd is. Het wordt een meerjarige regeling voor de jaren 2026 en 2027.
Aan de huidige bijdrage voor de onrendabele top zal een bedrag voor sociaal beheer
worden toegevoegd. Naast de bestaande woningtypes die onder de SFT vallen, zal ook
het splitsen van woningen vanaf 2026 in aanmerking komen.
Zoals het kabinet aankondigde in brief van 11 juli jl.7 wordt een uniforme bekostigingsregeling verkend. Met de uniforme bekostigingsregeling
voor gemeentelijke opvang en tijdelijke locaties moet het gemeenten makkelijker gemaakt
worden in de uitvoering. Hierbij kan gedacht worden aan flexibele inzet mogelijk maken,
voorspelbare en consistente financiële compensatie te regelen en een doelmatige inzet
van middelen te bevorderen. Hiermee komen wij tegemoet aan de motie Piri c.s.8. Het gaat hierbij om een financieel instrument en financieel beleid – het gaat hierbij
niet om aanpassingen van inhoudelijke eisen aan locaties waar de verschillende doelgroepen
verblijven noch de opgaven van de gemeenten. Gelet op de urgentie om maatregelen te
treffen zal deze regeling zo spoedig mogelijk na budgettaire besluitvorming in werking
treden.
Als korte termijn maatregelen voor de versnelde uitstroom van statushouders zijn 1)
de bekostigingsregeling doorstroomlocaties voor gemeenten en 2) de regeling voor een
eenmalig bedrag bij uitstroom naar onzelfstandig wonen of tijdelijk onderdak (HAR+),
inmiddels door gemeenten inzetbaar9.
De vernieuwde Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties10 betreft een specifieke uitkering voor gemeenten die een doorstroomlocatie realiseren.
Via de Regeling stimuleren uitstroom vergunninghouders uit de asielopvang 2025 (HAR+) komen gemeenten in aanmerking voor een eenmalig bedrag van 30.000 euro per
statushouder die zij onzelfstandig huisvesten, bijvoorbeeld door woningdelen. Zij
komen ook in aanmerking voor dit bedrag als zij een statushouder tijdelijk onderdak
bieden, zoals onder de voorgaande HAR regeling, waarbij nu ook de maximale verblijfsduur
is gewijzigd van zes naar twaalf maanden. In beide gevallen telt dit direct mee voor
de huisvestingstaakstelling. De nieuwe regeling (HAR+) is met terugwerkende kracht
vanaf 1 januari 2025 in werking getreden en kent een doorlooptijd tot 1 januari 2026.
Momenteel wordt in overleg met gemeenten en woningcorporaties onderzocht hoe de inzet
van woningdelen voor alleenstaande en alleengaande statushouders, kan worden opgeschaald.
Daarnaast wordt samen met het COA geïnventariseerd waar mogelijkheden bestaan om opvanglocaties
(op termijn) om te zetten ten behoeve van huisvesting van statushouders, met inachtneming
van de noodzaak voor een duurzame opvangvoorraad en met oog voor de juiste condities.
Beoogd is de aanpak eind dit jaar gereed te hebben.
Taakstelling
Gemeenten zijn gehouden op basis van de wettelijke taakstelling een vastgesteld aantal
statushouders te huisvesten. Voornemen is om de taakstelling 2026-I vast te stellen
op ca. 15.000 te huisvesten statushouders. De vastgestelde capaciteitsbehoefte van
Nidos voor amv met verblijfsstatus bedraagt in totaal ca. 2.640 benodigde plekken
in de kleinschalige opvang binnen gemeenten voor eind 2025. Voornemen van het kabinet
is om de wettelijke taakstelling op termijn te schrappen, wanneer de huisvestingsopties
voor statushouders en andere woningzoekenden significant zijn uitgebreid en zij voldoende
mogelijkheden hebben om zelf een woning te vinden, en wanneer een alternatieve systematiek
is ontwikkeld die ziet op spreiding en koppeling van statushouders aan gemeenten.
Verbod op voorrang
De uitstroom van statushouders moet sneller, maar iedereen moet wel gelijke kansen
krijgen op een betaalbare woning. Daarom werkt het kabinet aan een wet die een einde
maakt aan de voorrang voor statushouders bij sociale huurwoningen. Het wetsvoorstel
voorziet erin dat stapsgewijs toe wordt gewerkt naar een situatie waarin het normaal
wordt dat statushouders huisvesting vinden zónder dat zij daarbij voorrang krijgen
op grond van hun verblijfsvergunning.
Daarnaast is op 3 juli jl. bij de Wet Regie op de Volkshuisvesting door de Tweede
Kamer een amendement van het lid Mooiman aangenomen, dat een verbod regelt voor gemeenten
om vreemdelingen urgentie toe te kennen op welke grond dan ook. Dit amendement vereist
reparatie door middel van aanvullende wetgeving. De Minister van VRO is gestart met
de voorbereiding van een wetsvoorstel (novelle) zodat het amendement over het verbod
op urgentie voor vreemdelingen verwijderd wordt uit het wetsvoorstel Versterking regie
volkshuisvesting.
Tot slot
Hoewel de instroom minder hoog is dan eerder verwacht, staat de migratieketen nog
altijd onder zeer hoge druk. Er ligt een pakket aan maatregelen waarin volgens de
lijnen instroomvermindering, voldoende opvangplekken voor de komende jaren, bevordering
van terugkeer en doorstroming van statushouders wordt gewerkt aan meer grip op migratie.
De komende tijd zal uitwijzen in welke mate de verschillende maatregelen renderen.
Het kabinet gaat onverminderd verder met de verdere uitwerking van het pakket en houdt
nauwlettend in de gaten of dit blijft aansluiten bij de actuele en verwachte opgave.
We vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Asiel en Migratie,
D.M. van Weel
De Minister voor Asiel en Migratie,
M.C.G. Keijzer
Indieners
-
Indiener
D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie -
Medeindiener
M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie