Brief regering : Circulair plastic
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 380
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2025
Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat Circulaire Economie van 11 september jongstleden
informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane,
voorafgaand aan het tweeminutendebat Circulaire Economie graag nader over een aantal
onderwerpen dat te maken heeft met circulair plasticbeleid en de opvolging van de
Plastictafel. Zoals aangegeven in het commissiedebat vind ik het belangrijk dat hierover
geen ruis op de lijn zit. Naast de opvolging van de voorstellen van de Plastictafel
en enkele gelieerde onderwerpen die ook in het debat aan de orde kwamen, heb ik als
bijlage een overzicht van het huidige beleid toegevoegd. Ook voeg ik de eerste editie
van de plasticmonitor toe als bijlage. Ik vind het belangrijk dat de discussie over
de voortgang van de plastictransitie op basis van feiten wordt gevoerd. Daarom ben
ik van plan deze monitor elke twee jaar te laten uitvoeren.
Plastictafel
Bij de voorjaarsbesluitvorming 2023 is besloten om een circulaireplasticnorm uit te
werken en in het Hoofdlijnenakkoord (mei 2024) is de invoering van een plasticheffing
aangekondigd. Deze heffing moest jaarlijks 567 miljoen euro opbrengen. Bij het uitwerken
van beide maatregelen kwamen er echter steeds meer signalen uit de sector dat deze
zouden leiden tot grote economische weglek. Daarom is bij de voorjaarsbesluitvorming
2025 besloten om zowel de circulaireplasticnorm als de plasticheffing niet in te voeren.
De Speciaal Regeringsvertegenwoordiger Circulaire Economie (SRCE) is gevraagd om samen
met sectorvertegenwoordigers en maatschappelijke organisaties aan een «Plastictafel»
tot een alternatieve normerende en beprijzende aanpak te komen. Op 1 juli jongstleden
heeft de SRCE het eindrapport van de Plastictafel overhandigd aan het kabinet en de
Kamer.
De Plastictafel heeft drie voorstellen gedaan als alternatief voor de circulaireplasticnorm
en een voorstel voor besteding van (klimaatfonds)middelen. Een eerste appreciatie
is gegeven op Prinsjesdag in de Kamerbrief Uitvoering Pakket voor Groene Groei1 en in deze brief ga ik daar verder op in.
Vervolg plastictafel
Ik hoorde een duidelijke wens van de Kamer om de resultaten van de Plastictafel te
borgen. Ik deel die wens en zal de SRCE daarom vragen om nog enkele sessies van de
Plastictafel te organiseren om voortgang van uitwerking van de voorstellen te bevorderen.
Ook zal ik de SRCE vragen zich in te zetten om de groep bedrijven die zich committeert
aan bovenwettelijke inzet van recyclaat te vergroten en te verbreden. Ik informeer
u eind dit jaar over de voortgang.
Alternatieven voor de circulaireplasticnorm
Plastictafelvoorstel: Circulaire hefboom
Een belangrijk voorstel van de Plastictafel is de invoering van een nieuw instrument,
namelijk de circulaire hefboom. Het voorstel bestaat uit twee delen, een heffingsdeel
en een stimuleringsdeel. De heffing vindt plaats op basis van het aandeel fossiel
plastic in producten en wordt betaald door importeurs en producenten die (deels) plasticproducten
op de Nederlandse markt brengen. Het aandeel fossiel plastic in producten zou in (toekomstige)
digitale productpaspoorten (DPP) vermeld moeten staan. Die heffingen komen vervolgens
terecht in een transitiefonds bestemd voor de betreffende sector.
Appreciatie: De circulaire hefboom is een mooi instrument om de toepassing van recyclaat te bevorderen
en circulariteit te belonen, maar tussen goed idee en wetgeving zit nog een hoop uitzoekwerk.
Om toe te werken naar de introductie van een circulaire hefboom gaat IenW de komende
tijd aan de slag met dit uitzoekwerk. Hieronder licht ik dit verder toe.
Op Europees niveau wordt het voor bedrijven die bepaalde producten op de markt brengen
verplicht om een DPP beschikbaar te stellen. Een DPP is een digitaal document met
informatie over een product, zoals de oorsprong, materialen, duurzaamheid en recyclinginstructies.
Het DPP kan via sectorale wetgeving, zoals de Batterijen Verordening en de Circulaire
Voertuigen Verordening, of via bredere productwetgeving, zoals de Ecodesign Verordening
worden verplicht. Welke informatie in een DPP wordt vastgelegd wordt per productgroep
vastgesteld. Het is dus nog niet zeker of een informatieverplichting over recyclaat
er voor elke productgroep ook daadwerkelijk komt. Dit is pas zeker wanneer de Ecodesigneisen
zijn vastgesteld. Nederland is wel voorvechter van dergelijke eisen, ook van ambitieuze
doelstellingen voor het verplicht toepassen van recyclaat.
De via heffingen opgehaalde gelden komen vervolgens terecht in een transitiefonds,
waaruit stimulerende maatregelen kunnen worden betaald die ten goede komen aan de
productgroep waarvoor de heffing is opgehaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden
aan het compenseren van een deel van de onrendabele top, innovatie, ketenprojecten
of de ontwikkeling van standaarden. Voor deze terugsluis is een politiek besluit nodig,
want de standaard begrotingsregel is dat de middelen die door de overheid worden geheven
naar de staatskas vloeien en inkomsten en uitgaven van elkaar worden gescheiden. Er
zijn echter uitzonderingen op dit vlak, zoals de CO2-heffing, de vrachtwagenheffing en de diergezondheidsheffing, waarbij de opbrengsten
weer ten goede komen aan de betreffende sector, bijvoorbeeld om te verduurzamen.
De circulaire hefboom zou op termijn kunnen gaan gelden voor productgroepen waarvoor
een DPP verplicht wordt en die niet al op andere wijze worden belast. Op basis van
het Ecodesign werkplan 2025–2030 van de Europese Commissie en rekening houdend met
implementatietermijnen wordt het DPP naar verwachting operationeel voor de volgende
relevante productgroepen in het jaar tussen haken: textiel (2029), (auto)banden (2029),
verschillende groepen consumentenelektronica (verschillende tijdlijnen, vanaf 2030),
meubels (2030), matrassen (2031) en nader te bepalen andere productgroepen die in
het volgende Ecodesign werkplan (2030–2035) worden opgenomen.2
De circulaire hefboom is in potentie een heel interessant instrument, want het maakt
het mogelijk om de toepassing van recyclaat te belonen én het maakt het, anders dan
bij de circulaireplasticnorm, mogelijk om ook import te reguleren. En dat laatste
is van belang voor nationale implementatie, omdat het gelijkspeelveld op de Nederlandse
markt door die importheffing niet wordt verstoord. Daarnaast vind ik dat een dergelijke
maatregel eveneens op Europees niveau onderzocht moeten worden en daar zal ik in Brussel
voor pleiten. Een ander groot voordeel van de circulaire hefboom is dat grondslag
(de hoeveelheid fossiel plastic) gebaseerd is op Europese regelgeving en een Europese
database. Dit vermindert de administratieve lasten voor bedrijven (ten opzichte van
een aparte nationale database) en is beter handhaafbaar.
Op dit moment doet IenW een eerste verkenning naar de mogelijkheden.
Allereerst wordt een juridische appreciatie gemaakt in hoeverre nationaal geheven
mag worden bij het op de markt brengen van producten waarvoor Europese prestatie-eisen
gelden. Vervolgens moet een inschatting worden gemaakt van de grondslag. Het DPP zal
informatie-eisen en prestatie-eisen bevatten. Het is nu echter nog niet duidelijk
of er voor een specifieke productgroep gewerkt gaat worden met individuele kwantitatieve
performance-indicatoren, zoals het percentage fossiel plastic, of performance-klassen,
die een bundeling zijn van een aantal relevante indicatoren.
Ook wordt gekeken naar uitvoeringsaspecten, zoals: opties voor de wijze van inning,
bijvoorbeeld door een publieke organisatie of een zelfstandig bestuursorgaan, en opties
voor inrichting en beheer van het fonds, bijvoorbeeld door de sector of door een overheidspartij.
Tot slot zullen ook eerste gesprekken met de betreffende sectoren plaatsvinden om
een idee van het draagvlak te krijgen. Ik zal uw Kamer later dit jaar nader informeren
over de uitkomsten van de verkenning.
Voorts ga ik alvast in op een alternatief dat door enkele leden van de Plastictafel
genoemd wordt. Hun voorstel is om – vooruitlopend op de invoering van het DPP – de
hefboom te baseren op een Eco-score. In Frankrijk is een vrijwillige Eco-score ingevoerd
voor textiel. Dit is een berekeningsmethodiek om de milieu-impact van een textielproduct
te berekenen voor een milieulabel. Vanaf oktober 2025 kunnen textielbedrijven in Frankrijk
het milieulabel gebruiken. Het kabinet vindt het Eco-label een goed idee, maar wil
dit Europees regelen. Als iedere lidstaat een eigen Eco-score zou invoeren leidt dat
vooral tot versnippering van de interne markt. Daarom pleit Nederland in Europa voor
het invoeren van een Europees geharmoniseerd label voor textiel.
Daarbij is het doel van de circulaire hefboom om fossiel plastic te beprijzen. De
eco-score is veel breder en ingewikkeld. Ik vind de uitvoeringslast voor bedrijven
niet proportioneel als ze in 2028 moeten gaan betalen op basis van de Ecoscore en
een jaar later op basis van het DPP.
Tot slot wil ik aangeven dat IenW al enkele elementen uit de circulaire hefboom bij
het doorontwikkeltraject UPV onderzoekt. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar mogelijkheden
om eco-modulatie (en tariefhoogte) sterker juridisch te verankeren en om bij tariefdifferentiatie
onderscheid te maken tussen de inzet van fossiel versus circulaire grondstoffen. Zo
ontstaat een drijfveer om circulair plastic in producten toe te passen, omdat de producent
dan een lager UPV-tarief betaalt. Ook wordt onderzocht of het mogelijk is een innovatiefonds
bij producentenorganisaties via de UPV juridisch te verplichten. Verder worden mogelijkheden
verkend om afvalverwerkingskosten van UPV stromen in het restafval (verbranding) door
te berekenen aan producenten via de UPV.
Plastictafelvoorstel: Bovenwettelijke inzet van circulair plastic in verpakkingen
Merkartikelfabrikanten in de verpakkingssector hebben met elkaar afgesproken om per
jaar minimaal 115 kiloton extra circulair plastic in te gaan zetten.
Appreciatie: Ik vind het een belangrijke stap dat bedrijven zelf gezamenlijk de verantwoordelijkheid
nemen en meer recyclaat gaan toepassen in hun producten en het zou mooi zijn als meer
bedrijven zich hierbij aansluiten, zodat de impact nog groter is. Dit gaat wel om
een vrijwillige maatregel. Het is Europeesrechtelijk niet mogelijk om deze vrijwillige
afspraak juridisch te borgen door de verplichtingen voor het toepassen van recyclaat
uit de Europese Verpakkingenverordening eerder te laten ingaan. Zoals eerder in deze
brief aangegeven zal ik de SRCE vragen zich in te zetten om de groep bedrijven die
zich committeert aan bovenwettelijke inzet van recyclaat te vergroten en te verbreden.
Daarnaast heeft de producentenorganisatie Verpact toegezegd om toe te werken naar
een innovatieprogramma en een circulaire recyclaatbank om vraag en aanbod van circulair
plastic tussen verschillende stappen in de plasticketen te verbinden, te werken aan
certificering en de tariefdifferentiatie uit te breiden. Ik juich deze stappen toe
en waardeer de proactieve inzet van deze sector. Ongeveer 40 procent van het plastic
gaat om in verpakkingen, dus de impact hiervan is groot. Verpact heeft hiervoor wel
als voorwaarde gesteld dat zij een langere looptijd van de Algemeen Verbindend Verklaring
(AVV) krijgen. Dit verzoek neem ik mee in het doorontwikkeltraject Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid
(UPV), dat nu loopt en waar ik uw Kamer naar verwachting voor eind dit jaar over informeer.
Plastictafelvoorstel: Overheidsinkoop
In vervolg op de toezegging van de overheid aan de Plastictafel om extra kansen voor
marktcreatie voor recyclaat te verkennen en te benutten, heeft IenW onlangs een quick scan laten doen. Hierbij is een aantal toetsingscriteria ontwikkeld en een eerste overzicht
opgesteld van productgroepen binnen overheidsinkoop die het meest kansrijk zijn voor
meer overheidsinkoop. Op basis hiervan moet er een nadere haalbaarheidsstudie per
productgroep komen om een goed beeld van potentie en aanpak te krijgen. Factoren die
daarbij een rol spelen zijn bijvoorbeeld de hoeveelheid tonnage plastic per productgroep,
potentie toepassing circulaire plastic, de hoeveelheid ingekocht door de overheid
et cetera. Deze opdracht wordt dit najaar uitgezet. Een vervolgstap is om in 2026,
op basis van de geselecteerde productgroepen, overheden aan te haken om zo veel mogelijk
op circulair plastic binnen deze productgroepen in te zetten. Dit kan onder andere
via de Krachtenbundeling Rijk-Regio voor de Circulaire Economie.
Plastictafelvoorstel: Beroep op (klimaatfonds)middelen
Zoals aangegeven in de eerste appreciatie op Prinsjesdag kan het voorstel «ETS-IKC»
om juridische redenen niet worden uitgevoerd. De ETC-IKC is een bestaande subsidieregeling
die kosten compenseert die vanwege EU-ETS zijn doorgerekend in de elektriciteitsprijs.
De productie van circulair plastic valt daar niet onder.
Ook het voorstel «Reductie energiebelasting productie circulair plastic» kan niet
worden uitgevoerd. Hiervoor zou een nieuwe regeling moeten komen voor een verlaagd
tarief of een vrijstelling van energiebelasting voor een nader af te bakenen groep
bedrijven. Verder is het onzeker of een dergelijke regeling zodanig vorm te geven
is dat deze in lijn is met de EU-richtlijn energiebelastingen en de Europese staatssteunregels.
Daarbij komt dat een dergelijke regeling een structuurwijziging zou zijn voor de Belastingdienst.
De inschatting is dat vanaf 2029 pas weer ruimte ontstaat voor structuurwijzigingen
in dit IV-portfolio, wat betekent dat de maatregel op z’n vroegst in 2030 zou kunnen
worden ingevoerd. In algemene zin zouden verdere voorwaarden voor invoering zijn dat
de beoogde groep bedrijven kan worden afgebakend in de regeling, dat de regeling uitvoerbaar
is voor de Belastingdienst en energieleveranciers, en dat dekking voor de maatregel
wordt gevonden.
Het voorstel voor een «OPEX/CAPEX subsidie» wordt op dit moment verkend door het Ministerie
van KGG in samenwerking met het Ministerie van IenW. Hierbij wordt gekeken of het
mogelijk is om een regeling op te zetten die zowel (een deel) van de investeringskosten
(CAPEX) als operationele kosten (OPEX) subsidieert. Het kabinet kijkt of dit gefinancierd
kan worden vanuit de Klimaatfondsmiddelen.
Hoewel het een wenselijke prikkel zou zijn is de uitvoering van het voorstel «Vrijstelling
Afvalstoffenbelasting (ASB) recyclingresidu» op dit moment niet mogelijk, omdat er
geen geschikte registratie is van wat een recyclingresidu is. Dit neemt niet weg dat
IenW en FIN op dit moment verkennen of dit uitvoeringstechnisch niet toch kan worden
vormgegeven in de afvalstoffenbelasting. Hierbij wordt ook de plasticrecyclingsector
betrokken.
Tot slot sta ik positief tegenover het voorstel «Impuls GFE +T in Stedelijke Wijken».
Ik zie dit als een impulsregeling voor groente-, fruit-, etensresten en tuinafval
(GFE+T-afval – hierna: bioafval) in stedelijke wijken. Door meer bioafval aan de bron
te scheiden kan het nascheidingsrendement van plastic verpakkingen, metalen verpakkingen
en drankenkartons (PMD) worden verhoogd. Daarnaast worden met meer en betere bronscheiding
van bioafval waardevolle nutriënten teruggewonnen. De mogelijkheden van een impulsregeling
wordt meegenomen in de verkenning naar meer landelijke standaardisering van afvalinzameling.
Daarbij wordt ook onderzocht of het beschikbaar stellen van stimulerende financiële
middelen voldoende is, of dat er ook andere sturende maatregelen nodig zijn ter ondersteuning.
Het voorstel «Landelijke impulsregeling voor luierinzameling» is overbodig vanwege
de aangekondigde UPV voor luiers en incontinentieproducten.
Heffing op specifieke typen eenmalige plastic verpakkingen
De Plastictafel heeft een variant voor een belasting op plastic voor eenmalige gebruik
besproken, maar niet in het eindadvies uitgewerkt of opgenomen vanwege ontbreken van
unanieme steun van de deelnemers. Mijn ministerie heeft geïnspireerd door dit idee
een korte verkenning uitgevoerd naar een mogelijke vormgeving van een belasting op
specifieke eenmalige plastic verpakkingssoorten bestaande uit virgin plastic. De Kamer
ontvangt dit rapport met de Kamerbrief over fiscale prikkels in de circulaire economie,
die de Staatssecretaris van Financiën, mede namens mij, tegelijk met deze brief heeft
verzonden. Gezien de impact van een dergelijke heffing is besluitvorming over de vervolgaanpak
aan een volgend kabinet.
Verkennend onderzoek naar een hogere inzameling van drankverpakkingen d.m.v. een belasting
op drankverpakkingen gerelateerd aan statiegeldinzameling – naar Noors voorbeeld
Voor de volledigheid attendeer ik uw Kamer op een verkenning die is uitgevoerd in
opdracht van het Ministerie van IenW, naar aanleiding van de noodzaak voor budgettaire
maatregelen. In deze heffing worden producenten en importeurs die verantwoordelijk
zijn om de statiegeldinzameldoelstelling op flessen en blikjes te behalen belast,
afhankelijk van hun behaalde resultaten. De belasting wordt lager naarmate er meer
wordt ingezameld. Dit model wordt in Noorwegen al zeer succesvol toegepast en vormt
een positieve circulaire prikkel. Gezien de impact van een dergelijke belasting is
ook besluitvorming hierover aan een volgend kabinet.
Alternatieven voor de plasticheffing
De Plastictafel heeft geen alternatieven voor de budgettaire opgave van 567 miljoen
euro van de plasticheffing opgeleverd. Daarom heeft het kabinet in de augustbesluitvorming
van 2025 besloten om die budgettaire opgave op te vullen met nieuwe maatregelen in
de afvalsector.3 Er worden twee hervormingsmaatregelen binnen de afvalstoffenbelasting genomen: per
2029 wordt een tarief geïntroduceerd voor storten-met-ontheffing. Dit tarief is hoger
dan het reguliere tarief van de afvalstoffenbelasting, om oneigenlijk gebruik van
het storten met ontheffing tegen te gaan. Daarnaast wordt de vrijstelling voor het
verbranden van zuiveringsslib in een AVI afgeschaft. Deze vrijstelling is in 2024
geëvalueerd en ondoelmatig bevonden. Deze twee maatregelen leveren 1 miljoen euro
op in 2027 oplopend naar 14 miljoen euro vanaf 2035. Naast deze twee hervormingsmaatregelen
binnen de afvalstoffenbelasting wordt de terugsluis van de opbrengst van de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) naar het Klimaatfonds afgeschaft.
Vervolgens heeft het kabinet ook besloten tot een technische dekking. Dat betekent
dat wanneer geen alternatieve maatregelen gevonden worden, de maatregelen uit de technische
dekking van kracht zullen worden. Als technische dekking is besloten tot een verhoging
van het tarief van de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties naar 295 euro/ton CO2 in 2030. Ook is als technische dekking besloten dat de vrijgestelde uitstoot onder
de CO2-heffing bij AVI’s naar nul gaat in 2033 en de dispensatierechtenhandel wordt beperkt.
In combinatie met het afschaffen van de terugsluis naar het Klimaatfonds levert dit
jaarlijks 106 miljoen euro op in 2027 oplopend naar structureel 270 miljoen euro vanaf
2035. Tot slot is, eveneens als technische dekking, besloten tot een generieke tariefsverhoging
in de afvalstoffenbelasting per 2028. Dit levert 285 miljoen euro op in 2028 en structureel
283 miljoen euro vanaf 2035. Tezamen met eerder genoemde maatregelen levert dit jaarlijks
567 miljoen euro op vanaf 2028 en is daarmee het alternatief van de plasticheffing.
Ik begrijp volledig dat over deze maatregelen veel onrust in de afvalsector is ontstaan.
Het is voor mij daarbij ook glashelder dat de afvalsector een wezenlijk onderdeel
is van een circulaire economie. Om die reden is aan de Werkgroep Afvalsector4 de mogelijkheid geboden om alternatieve voorstellen te doen voor de voorgenomen budgettaire
invulling van de plasticheffing. Besluitvorming over die alternatieve voorstellen
is beoogd bij de Voorjaarsnota 2026.
Overige onderwerpen
Consumentencampagne over plastic
Circulaire keuzes die de lokale economie versterken, moeten makkelijk, logisch en
eerlijk zijn – zodat ze vanzelfsprekend worden. Daarvoor is het belangrijk dat de
omgeving van consumenten verandert, ook als het gaat om plastic. Denk aan producten
die langer meegaan, slimmer ontwerp, betere recycling en transparante informatie.
Zulke innovaties en marktoplossingen zorgen ervoor dat de meest logische keuze ook
vaak de meest duurzame is. Campagnes hebben op zichzelf vaak een beperkt en onzeker
effect; bewustwording over plastic leidt niet automatisch tot ander gedrag. Daarom
geef ik in reactie op de suggestie van lid Wingelaar (NSC) aan dat ik primair inzet
op het eerste punt, het veranderen van de omgeving, waarbij communicatie een ondersteunende
rol vervult.
Plasticafdracht en relatie met MFK
Voor de goede orde ga ik ook nog in op de plastic-afdracht en de relatie met de nieuwe
eigen middelen die door de Europese Commissie zijn voorgesteld in het kader van het
Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2028–2034, de langetermijnbegroting van de Europese
Unie. Allereerst wil ik aangeven dat de afdracht op basis van de hoeveelheid niet-gerecycled
plastic verpakkingsafval (plastic-afdracht) voortvloeit uit het huidige eigenmiddelenbesluit
(EMB) dat op 1 januari 2021 in werking is getreden. De EU-begroting wordt, onverminderd
andere ontvangsten, volledig gefinancierd uit de invoerrechten (ook wel de traditionele
eigen middelen genoemd) en drie type nationale afdrachten. De plastic-afdracht is
er daar één van, samen met de btw-afdracht en de bni-afdracht.
Het gaat hierbij om een nationale afdracht aan de EU-begroting, waarbij de hoogte
van deze plastic-afdracht afhankelijk is van de hoeveelheid niet-gerecycled plastic
verpakkingsafval. Er is dus geen sprake van een Europese belasting. Ook is deze afdracht
niet gekoppeld aan nationale belastingen en/of heffingen. De reden daarvoor is dat
in Nederland de inkomsten en uitgaven van elkaar gescheiden zijn. Daarnaast zou het
afschaffen van de plastic-afdracht Nederland geen geld opleveren. Dit komt omdat het
benodigde bedrag om de EU-begroting te financieren dan via de bni-afdracht betaald
moet worden en het aandeel van Nederland in de bni-afdracht groter is dan het aandeel
van Nederland in de plastic-afdracht.
Ik onderzoek, zoals aangegeven in de verzamelbrief circulaire economie van 3 september
jongstleden (Kamerstuk 32 852, nr. 376), naar aanleiding van de motie Boutkan (Kamerstuk 32 852, nr. 348) of deze afdracht kan worden doorbelast aan de producenten van plasticverpakkingen
in plaats van deze te betalen uit de algemene middelen (zonder doorbelasting). Ik
informeer u voor het einde van het jaar over de resultaten en de conclusies die ik
daaruit trek.
Daarnaast heeft de Europese Commissie op 16 juli jongstleden een voorstel gedaan voor
nieuwe eigen middelen, waaronder een nieuw eigen middel gebaseerd op niet-ingezameld
elektronisch afval (e-waste). Ook is voorgesteld om de afdracht op basis van plastic
te verhogen naar 1 euro per kilogram (in plaats van 0,80 euro) en deze jaarlijks aan
te passen voor de verwachtte inflatie. Uw Kamer heeft recent de kabinetsappreciatie
over de MFK- en EMB voorstellen ontvangen. Hierin is aangegeven dat het kabinet nieuwe
eigen middelen niet bij voorbaat kan omarmen en voorstellen voor nieuwe eigen middelen
op eigen merites zal beoordelen. De onderhandelingen over het EMB moeten in het bredere
plaatje worden gezien van de gehele MFK-onderhandelingen. De onderhandelingen over
het MFK en EMB zullen de komende jaren hoog op de Europese agenda staan. Tegelijkertijd
is een lang proces te verwachten waarbij pas in 2027 de belangrijkste knopen doorgehakt
zullen worden.
Non-paper Europese Circular Economy Act
Ik vind het belangrijk dat Europa vaart maakt met de circulaire economie: Het is een
economische «no-brainer» die ook nauw verband houdt met onze strategische onafhankelijkheid
van de rest van de wereld. Daarom vind ik het belangrijk dat de EU meer een vuist
maakt naar buiten en kiest voor een schone Europese economie. Ik zie de aankomende
Europese Circular Economy Act als een volgende mogelijkheid om daaraan te werken,
het liefst in een kopgroep van vooruitstrevende lidstaten. Om die reden zal ik een
non-paper delen met de Commissie waarin ik onder andere de noodzaak van Europese recyclaatdoelstellingen
en een versnelde invoering van het digitaal productpaspoort benadruk. Uiteraard zal
ik dit paper zoals gebruikelijk ook met uw Kamer delen zodra deze gereed is.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
A.A. Aartsen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat