Brief regering : Nederlandse positie richting Europese Commissie over emissievrije zakelijke voertuigen
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4178
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2025
Op 26 september 2025 heeft het kabinet gereageerd op het verzoek om input (een zgn.
call for evidence) van de Europese Commissie (hierna: de Commissie) over een initiatief voor de ingroei
van emissievrije zakelijke voertuigen. De Commissie heeft aangekondigd een wetgevend
voorstel te publiceren voor het einde van 2025. De verzamelde input over emissievrije
zakelijke voertuigen wordt door de Commissie meegenomen in de voorbereidingen voor
een wetgevend voorstel. Een Nederlandse reactie is daarom verstandig met het oog op
vroegtijdige beïnvloeding van het uiteindelijke voorstel van de Commissie. In deze
brief wordt u geïnformeerd over de Nederlandse positie richting de Commissie over
dit initiatief.
Achtergrond
Het kabinet heeft de Commissie al eerder gevraagd om onderzoek te doen naar welke
vraagstimulerende maatregelen het beste werken om de ingroei van emissievrije voertuigen
te versnellen en met een wetgevend voorstel te komen. Hierover is de Kamer op 23 mei
2024 geïnformeerd.1 Het kabinet heeft op 7 oktober 2024 samen met Ierland, Oostenrijk en België een brief
aan de Commissie verzonden met dezelfde oproep. Daarnaast heeft het kabinet ook gereageerd
op de publieke consultatie over de toekomst van de Europese auto-industrie.2 Hierin onderstreepte het kabinet ook de wenselijkheid van een wetgevende maatregel
voor de ingroei van emissievrije zakelijke voertuigen.
Wenselijkheid van een wetgevend voorstel
Het kabinet is van mening dat een EU wetgevend voorstel belangrijk is om drie redenen.
Ten eerste om de ingroei van emissievrije voertuigen te versnellen. Ten tweede om
het aanbod van tweedehands elektrische voertuigen te vergroten. Ten derde om de CO2-emissies van het wegvervoer in de Europese Unie (EU) te verminderen. Een Europese
maatregel heeft daarbij de voorkeur omdat deze zorgt voor een gelijk speelveld en
voor de juiste prikkels en ondergrens kan zorgen in alle EU-lidstaten.
Het kabinet vindt dat het wetgevende voorstel op het juiste moment komt. Het is een
tastbaar vervolg op het Actieplan voor de Europese auto-industrie waar de Kamer eerder
over geïnformeerd is.3 Het wetgevend voorstel vormt een aanvulling op beleid dat zich richt op de aanbodzijde
(zoals de EU CO2-emissienormen voor personen-, bestel-, vrachtauto’s en bussen) en zorgt voor een
toegenomen vraag naar emissievrije voertuigen. Dit geeft voertuigproducenten (waaronder
Nederlandse producenten) het vertrouwen dat er nu en in de toekomst Europese vraag
is naar emissievrije voertuigen. Hiermee worden de voertuigproducenten versterkt in
hun mondiale concurrentievermogen en in het behalen van de EU CO2-emissienormen voor de nieuwverkoop van lichte en zware voertuigen.
Potentieel voor lichte en zware voertuigen
Meer dan de helft van de nieuwverkopen in personenauto’s en bijna alle bestelauto’s,
vrachtauto’s en bussen worden door bedrijven aangeschaft.
Zowel in de verkoop van lichte voertuigen (zoals personen- en bestelauto’s) als zware
voertuigen (zoals vrachtauto’s en bussen) loopt de ingroei van emissievrije voertuigen
op in Nederland.4 Tegelijkertijd verschillen de ingroeipercentages sterk in de verschillende EU-lidstaten.
Nederlandse burgers en ondernemers hebben profijt bij een wetgevend voorstel dat zorgt
voor gelijk Europees speelveld waarbij de ingroei van emissievrije voertuigen in de
hele EU versneld wordt.
Voor lichte voertuigen ziet het kabinet met name een onderbenut potentieel in de korte
termijn (2026–2035) omdat de nieuwverkoop van elektrische voertuigen per 2035 volledig
emissievrij zal zijn dankzij de EU CO2-emissienormen voor personen- en bestelauto’s. De ingroei van emissievrije zware voertuigen
wordt in Nederland al sterk ondersteund, onder meer door de zero-emissie zones, de
vrachtwagenheffing per 2026 en de uitrol van zware laad- en tankinfrastructuur. Het
kabinet ziet voor emissievrije zware voertuigen met name potentieel in een maatregel
die zich richt op grote verladers, die verantwoordelijk zijn voor de meeste CO2-emissies in het zware wegvervoer en veelal hoge CO2-ambities hebben.
Reikwijdte en doel van een wetgevend voorstel
Het kabinet vindt dat een wetgevend voorstel over zakelijke vloten zich moet richten
op alle voertuigcategorieën. Het gaat daarbij om lichte voertuigen (zoals personen-
en bestelauto’s) en om zware bedrijfsvoertuigen (zoals vrachtwagens en touringcars).
Zakelijke voertuigen zijn voertuigen die eigendom zijn van een bedrijf, of worden
geleased of verhuurd door bedrijven. Door deze brede reikwijdte moet voorkomen worden
dat normen op één type voertuig leiden tot uitwijkgedrag naar het gebruik van andere
voertuigen. Het kabinet vindt het belangrijk dat de Commissie onderzoek doet naar
de noodzaak en de hoogte van eventuele CO2-doelstellingen voor zakelijk voertuigvloten, zodat deze normen in lijn blijven met
het beschikbare aanbod.
Het kabinet roept de Commissie op om met het wetgevende voorstel te zorgen dat de
ingroei van emissievrije voertuigen versnelt en dat de CO2-emissiereductie voor het wegvervoer zoveel mogelijk wordt vergroot. Het kabinet vindt
het daarbij van belang dat de Commissie in overweging neemt dat de markten voor lichte
en zware voertuigen van elkaar verschillen en wellicht verschillende maatregelen nodig
zullen hebben.
Het wetgevend voorstel dient vooral ten goede te komen aan burgers en het midden-
en klein bedrijf (mkb) door een groeiend aanbod van tweedehands op termijn als gevolg
van een groter ingroei van zakelijke elektrische voertuigen en de lagere gebruiks-
en brandstofkosten die gepaard gaan met een emissievrij voertuig. Dit zou de verduurzamingsopgave
van het wegverkeer in de EU sterk ondersteunen en bijdragen aan betaalbaarheid.
Criteria voor een effectief voorstel
In de reactie aan de Commissie, schrijft het kabinet dat een wetgevend voorstel aan
drie belangrijke criteria moet voldoen. Ten eerste moet een maatregel een gelijk speelveld
waarborgen in de EU. De maatregel moet voorkomen dat er concurrentienadelen ontstaan
voor bedrijven in de ene lidstaat ten opzichte van de andere lidstaat.
Ten tweede vindt het kabinet dat een EU-maatregel niet onbedoeld marktontwrichtend
mag werken. Daarmee wordt bedoeld dat de producenten van emissievrije voertuigen ertoe
gezet blijven worden om de prijzen van emissievrije voertuigen te verlagen en het
aanbod van emissievrije voertuigen te vergroten. Dit is in lijn met de intentie achter
de EU CO2-emissienormen voor personen-, bestel-, vrachtauto’s en bussen.
Ten derde vindt het kabinet dat een wetgevend voorstel gepaard moet gaan met een gedegen
onderzoek naar de gevolgen van de maatregelen. Hierbij moeten verschillende ontwerpopties
zijn meegenomen, waarbij wordt onderbouwd wat de effectiviteit van verschillende ontwerpopties
zouden zijn. Het kabinet stuurt een TNO-onderzoek met het position paper mee waaruit is gebleken dat een kleine groep grote bedrijven met een logistiek wagenpark
van meer dan 50 voertuigen verantwoordelijk is voor bijna de helft van alle CO2-emissies in het goederenvervoer over de weg.
Samenhang wetgevend voorstel en bestaand beleid
Een maatregel voor de ingroei van emissievrije zakelijke voertuigen moet bestaand
beleid niet vervangen, afzwakken of zorgen voor tegenstrijdigheden. Behoud is onmisbaar
van de bestaande EU-wetgeving voor emissiereductie van het wegvervoer (waaronder de
CO2-emissienormen voor personen-, bestel-, vrachtauto’s en bussen, de AFIR-doelen en de Clean Vehicles Directive) en een doeltreffende implementatie van het Europese emissiehandelssysteem voor de
gebouwde omgeving en het wegvervoer (ETS-2) in 2027. Al deze maatregelen blijven noodzakelijk
voor het behalen van de EU en nationale klimaatdoelen en voor het vergroten van het
concurrentievermogen van de Europese auto-industrie.
Een wetgevend voorstel voor zakelijke vloten helpt voertuigproducenten de CO2-emissienormen voor lichte en zware voertuigen te halen. Het kabinet vindt dat de
Europese auto-industrie en de hele waardeketen met name gebaat zijn bij stabiel beleid
dat de transitie ondersteunt. Wetgeving moet voorspelbaar zijn, investeringszekerheid
bieden voor bedrijven en een gelijk speelveld waarborgen.
Het kabinet werkt op dit moment aan een pseudo-eindheffing om de markt voor zakelijke
personenauto’s te normeren via de loonbelasting. De Kamer is over deze maatregel geïnformeerd
via het Belastingplan 2026.5 Het inrichten van fiscale maatregelen om de ingroei van emissievrije voertuigen te
ondersteunen is een nationale bevoegdheid van lidstaten. Een EU-normering voor zakelijke
vloten zou het gelijke speelveld en de effectiviteit van nationale maatregelen ten
goede komen. Het wetgevende voorstel zou daarmee een aanvullende prikkel kunnen bieden
voor alle bovengenoemde doelen en criteria.
Tot slot
Een wetgevend voorstel voor zakelijke voertuigen is door de Commissie aangekondigd
en verschijnt naar verwachting voor het einde van 2025. Het kabinet informeert vervolgens
de Kamer over het kabinetsstandpunt over dit wetgevende voorstel volgens de geldende
afspraken voor het opstellen van een BNC-fiche.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
A.A. Aartsen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat