Brief regering : Stijging Salmonella in de pluimveehouderij
29 683 Dierziektebeleid
Nr. 313
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 2025
In Nederland zien we sinds mei 2023 een verhoogde aanwezigheid van Salmonella Enteritidis bij leghennen. Deze ontwikkeling gaat gepaard met een stijging van het aantal ziektegevallen
bij mensen. Hierover heeft het RIVM sinds september 2023 met enige regelmaat een signaal
afgegeven. In het Responsteam-Zoönosen (RT-Z) is de stand van zaken op het gebied
van deze zoönose besproken door een multidisciplinaire groep van deskundigen vanuit
het humane en veterinaire domein. Er is inmiddels sprake van een situatie die serieuze
aandacht vraagt en het RT-Z heeft naar aanleiding hiervan daarom een advies opgesteld
voor mijn ministerie en aan het Ministerie van VWS, die ik als bijlage heb toegevoegd.
Mede namens de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, die verantwoordelijk
is voor de voedselveiligheid van eieren en de daarmee samenhangende risico’s voor
de volksgezondheid, stuur ik u dit advies en mijn reactie hierop.
Veilig voedsel: verantwoordelijkheid
De aanwezigheid van zoönotische salmonella’s, waaronder Salmonella Enteritidis (hierna:SE) in leghenkoppels vormt een reëel risico voor de volksgezondheid.
Daarom volg ik de ontwikkelingen al sinds het begin van de stijging. De primaire verantwoordelijkheid
voor het produceren van veilig voedsel ligt bij de pluimveesector, vertegenwoordigd
door brancheorganisatie AVINED. Ik verwacht van hen dat zij deze verantwoordelijkheid
actief en zichtbaar invullen, en ik zie dat stappen worden gezet. Echter, ondanks
genomen maatregelen heb ik nog geen verbetering in de cijfers gezien. Ik heb daarom
op korte termijn een bestuurlijk overleg met de pluimveesector. In dit overleg zal
ik het belang van voedselveiligheid en van adequate maatregelen onderstrepen. Voedselveiligheid
is niet alleen cruciaal voor de bescherming van consumenten, maar ook voor de continuïteit
en reputatie van de sector zelf. Als blijkt dat verdergaande acties vanuit de sector
uitblijven waarvan ik denk dat deze toch moeten worden gezet, dan rest mij niets anders
dan aanvullende verplichtende maatregelen te nemen. De voorbereidingen hiervoor zijn
reeds gestart. Ik verwacht echter dat de sector de noodzakelijke extra maatregelen
neemt om de risico’s te beheersen zodat aanvullende wetgeving niet aan de orde zal
zijn.
Advies RT-Z
Het volledige advies van RT-Z is te lezen in de bijlage, en is samen te vatten in
drie punten:
1. ondersteun de reeds ingezette initiatieven om structureel niet-humane isolaten te
sequencen en faciliteer het delen van data;
2. verhoog de testfrequentie voor alle leghenbedrijven (interval minder dan 8 weken);
3. stimuleer bedrijven om, ondanks de hoge prijzen die de industrie biedt voor eieren
van besmette leghennen (ook wel B-eieren1 genoemd), toch versneld besmette leghenkoppels af te voeren om het risico op besmetting
van andere bedrijven te verlagen.
Dit advies hebben mijn mensen gedeeld met de sector, evenals eerdere signalen vanuit
het RIVM. Concreet heb ik over het eerste advies al afspraken gemaakt met de sector
en het RIVM. Met betrekking tot de andere twee adviezen verwacht ik een voorstel vanuit
de sector in het komende overleg. Tegelijkertijd bereid ik eventuele verplichting
van maatregelen voor, zoals het gericht verhogen van het monitoringsinterval. Voor
het bepalen van wettelijke maatregelen is een zorgvuldige afweging nodig en dat doe
ik in afstemming met VWS. Voor onderbouwing van gerichte maatregelen is nadere advisering
van Buro noodzakelijk en deze wordt begin 2026 verwacht. De maatregel in het derde
adviespunt, het versneld afvoeren van besmette koppels, kan ik nationaal niet in regels
vastleggen. Om regels te stellen over bestrijdingsmethoden, zoals het versneld afvoeren
van koppels, legt de betreffende EU-regelgeving de bevoegdheid bij de Europese Commissie
en niet bij een afzonderlijke lidstaat. Ik ga met de Europese Commissie in overleg
over welke maatregelen wel mogelijk zijn.
In het vervolg van deze brief ga ik in op hoe ik zicht houd op de risico’s van Salmonella-besmettingen in de pluimveesector, wat de ontwikkelingen in de humane populatie zijn,
welke maatregelen reeds zijn genomen en welke partijen hierbij betrokken zijn.
Zicht op de risico’s: het Nationale Controleprogramma Salmonella
Pluimvee wordt (meestal) niet ziek door de bacterie SE, maar mensen kunnen dat wel
worden. Met name kwetsbare groepen zoals ouderen, jonge kinderen, en mensen met onderliggende
ziektes zijn gevoelig. Besmetting komt met name door consumptie van besmette eieren
die rauw of onvoldoende verhit worden genuttigd. Daarom hebben we in Nederland, evenals
in alle andere lidstaten, een structureel monitoringsprogramma in de pluimveesector.
In Nederland is dit ingeregeld in het Nationale Controleprogramma Salmonella (hierna:
NCPS). De NVWA, als bevoegde autoriteit, is verantwoordelijk voor het uitvoeren van
het NCPS en voert regie op de maatregelen die genomen worden om de voedselveiligheid
te borgen.
Monitoring van eieren is helaas niet mogelijk. Monitoring vindt daarom plaats op mest
van leghennen. Als hierin Salmonella wordt aangetoond dan worden maatregelen getroffen, zoals het verplicht afzetten van
de eieren in de verwerkende industrie van alle dieren uit de stal met de besmetting.
Hier wordt een industriële verhittingsstap toegepast die ervoor zorgt dat de Salmonella bacterie vernietigd wordt, en daarmee zijn deze producten veilig te verwerken. Ook
wanneer de dieren uit de stal met de besmetting geslacht worden (direct of later in
de tijd), moet het vlees van deze dieren eerst verhit worden voordat het verder verkocht
mag worden. Hiermee wordt voedselverspilling tegengegaan.
De monitoring op mest vindt minimaal elke 15 weken plaats. Vanuit de Europese Unie
is deze monitoring op zoönotische Salmonella’s verplicht gesteld op basis van de Verordening
2160/2003. En het stelt LVVN en VWS in staat om trends in de aanwezigheid van Salmonella nauwgezet te volgen. De gegevens uit deze monitoring die in alle landen wordt uitgevoerd,
vormen namelijk de ruggengraat van nationale en EU-brede analyses en risicobeoordelingen.
Deze monitoring laat zien dat de prevalentie van SE in leghennen in Nederland in 2023
en 2024 hoger was dan de EU-doelstelling van 2%. In 2023 was er sprake van een stijging
naar 3,5%, die in 2024 steeg naar afgerond 4%. Hetzelfde niveau wordt verwacht voor
2025. Dit in tegenstelling tot de periode daarvoor, waarbij vanaf 2009 dit percentage
altijd lag tussen de 1% en 2% (uitgezonderd 2011, toen was het 2,2%). En in de jaren
2013 en 2018 lag het zelfs onder de 1%. Ik heb begrepen van de NVWA dat andere EU-landen
ook wel eens boven een prevalentie van 2% uitkomen, maar er zijn geen landen bekend
waarbij dezelfde stijging, zoals in Nederland, wordt waargenomen. De oorzaak van de
verhoging in leghennen is onbekend, behalve die in het jaar 2023, lees ook hieronder.
Vanuit zowel het bedrijfsleven als de overheid zijn acties ingezet om de mogelijke
oorzaak te achterhalen en zijn eerste maatregelen getroffen die verder worden toegelicht.
Van ziektegeval naar bron
Naast monitoring op veehouderijen is ook de continue bewaking van humane ziektegevallen
door Salmonella van groot belang. In Nederland worden via de kiemsurveillance Salmonella-isolaten van patiënten door het RIVM onderzocht. Dit wordt gedaan met de DNA-techniek
Whole Genome Sequencing (hierna: WGS), deze brengt DNA in beeld van een Salmonella-isolaat. Hiermee kunnen isolaten uit verschillende patiënten op DNA-niveau met elkaar
vergeleken worden, wat helpt in het herkennen van clusters waarbij mensen zijn blootgesteld
aan dezelfde bron. Deze gegevens vormen een essentiële bron van informatie voor het
signaleren van uitbraken bij burgers en het herkennen van trends.
In 2023 zijn binnen de kiemsurveillance Salmonella-isolaten van circa 425 patiënten getypeerd als SE, en in 2024 waren er dit circa
400. Tot juni 2025 zijn dit 209 ziektegevallen. Dit betreft over het algemeen ernstig
zieke mensen. Het werkelijke aantal zieke mensen met een SE-infectie ligt naar schatting
zo’n 26 keer hoger dan het aantal bij het RIVM getypeerde patiënten. Meestal herstellen
mensen van salmonellose namelijk binnen een paar dagen tot een week zonder specifieke
behandeling en wordt er dus geen diagnostiek ingezet. Echter, in sommige gevallen,
vooral bij jonge kinderen, ouderen of mensen met een verzwakt immuunsysteem, kan de
infectie ernstiger verlopen en leiden tot uitdroging of andere complicaties. WGS-analyses
van humane isolaten laten voornamelijk unieke isolaten en kleine clusters zien, wat
past bij veel verschillende bronnen van infectie. Dit past bij een toegenomen infectiedruk
vanuit meerdere leghenbedrijven aangezien eieren de voornaamste bron van SE bij mensen
zijn. Het lukt helaas vrijwel nooit om vast te stellen welk bedrijf de directe bron
was van een besmetting bij de mens. Op het moment dat melding wordt gedaan en brononderzoek
door de GGD kan worden gestart, zijn eieren veelal reeds geconsumeerd. Daarnaast is
de mogelijkheid tot vergelijking met monsters van leghennen die besmet zijn beperkt
doordat sequentiegegevens van deze isolaten vaak ontbreken of niet worden gedeeld.
Maatregelen tot nu toe
Maatregelen door het bedrijfsleven
Voedselveiligheid begint onmiskenbaar bij de bedrijven die voedsel produceren, verwerken
en verhandelen. Dit betekent dat zij actief risico’s moeten beheersen, hygiënemaatregelen
moeten naleven en preventieve systemen zoals HACCP moeten toepassen. In dit geval
wordt van de pluimveehouders verwacht dat zij zich inzetten om besmetting met SE en
eventuele verdere verspreiding hiervan te voorkomen. Zoals bovenaan deze brief aangegeven
erkent brancheorganisatie AVINED de urgentie en zijn al meerdere maatregelen genomen
door de sector. De verhoging in 2023 bleek grotendeels veroorzaakt te zijn door een
Salmonella-uitbraak waarbij besmette eierschalen in leghennenvoeder de waarschijnlijke oorzaak
waren. Er is toen echter geen directe relatie bewezen tussen specifieke leghenbedrijven
en patiënten. Bedrijven in de diervoederketen en de leghenbedrijven hebben daarop
maatregelen genomen onder toezicht van de NVWA en het Controle Orgaan Kwaliteitszaken
(COKZ). Dit om te voorkomen dat besmette eieren terechtkomen bij de consument. Hoewel
het aantal patiënten dat aan de uitbraak kon worden gelinkt door deze acties afnam,
bleef de stijgende trend in besmettingen in de pluimveesector aanhouden2 wat duidt op een multifactoriële oorzaak.
Daarom heeft AVINED vanaf 23 januari 2024, via het kwaliteitssysteem IKB-Ei, een uitvoeringsbesluit
aan pluimveehouders opgelegd om de monitorings-frequentie te verhogen bij koppels
die ouder zijn dan 65 weken. Dit is gedaan nadat uit onderzoek door AVINED bleek dat
besmettingen met SE voornamelijk voorkwamen bij oudere koppels.
Door dit besluit worden deze koppels, van de bedrijven die aangesloten zijn bij IKB-Ei,
elke 8 weken bemonsterd, in plaats van elke 15 weken zoals Europese regelgeving minimaal
voorschrijft. Dit zorgt ervoor dat eventueel besmette koppels eerder gedetecteerd
worden waardoor het aantal besmette eieren dat bij de consument terecht komt verlaagd
wordt.
Verder heeft AVINED dit jaar aan de Royal Gezondheidsdienst voor Dieren opdracht gegeven
om door de veehouders genomen mestmonsters nader te analyseren met behulp van de DNA-techniek
WGS, en om bij besmette bedrijven aanvullende bedrijfsspecifieke informatie op te
halen. Hiermee kunnen epidemiologische verbanden bij besmette pluimveebedrijven worden
gelegd die helpend kunnen zijn in het vinden van de oorzaak van de prevalentiestijging.
Als laatste heeft AVINED dit voorjaar twee onafhankelijke experts aangetrokken die
de eierketen analyseren, en eventuele blinde vlekken onder de aandacht brengen. Ik
ben in afwachting van haar adviesrapport.
Ook heeft AVINED afspraken met de diervoerindustrie gemaakt om meldingen van positieve
uitslagen in diervoer direct door te geven aan de veehouders zodat deze extra kunnen
monitoren in de stal of beschermende maatregelen kunnen treffen. In aanvulling daarop
werkt AVINED aan een verplichting voor veehouders om na het vaststellen van een Salmonella-besmetting samen met hun bedrijfseigen dierenarts een oorzaakanalyse uit te voeren.
Over al deze maatregelen en de noodzaak daarvan informeert AVINED aanhoudend de achterban.
Maatregelen door de overheid
Tot op heden heb ik ervoor gekozen geen aanvullende verplichtende maatregelen te treffen.
Voedselveiligheid is, zoals eerder genoemd, in eerste instantie een verantwoordelijkheid
van de sector zelf. Bovendien gaat het hier om een trendbeeld, wat altijd met een
vertraging opgesteld kan worden. Daarnaast werd het beeld in 2023 vertroebeld door
het eierschalenincident. Toen de cijfers hiervoor gecorrigeerd werden bleek nog steeds
sprake van een verhoging van de prevalentie. Daarop heeft de sector in 2024 zelf maatregelen
genomen, waarna ik de ontwikkelingen nauwgezet heb gemonitord. Toen duidelijk werd
dat dit onvoldoende verbetering bracht, heb ik in januari 2025 Bureau Risicobeoordeling
& onderzoek (Buro) van de NVWA opdracht gegeven een risicobeoordeling van de legsector
met een focus op zoönotische Salmonella te maken. Het is de verwachting dat hieruit aanknopingspunten naar voren komen waarmee
ikaanvullende verplichtende maatregelen kan inregelen. Ik zal uw Kamer hierover berichten
na publicatie van het rapport, dat begin 2026 wordt verwacht.
Daarnaast is ingezet op de versterking van het NCPS. Het NCPS is een belangrijk onderdeel
in de Salmonella-preventie binnen Nederland, daarom heeft mijn voorganger in 2021 de verwachtingen
en rollen van respectievelijk de NVWA en het beleid tegen het licht gehouden. Dit
heeft geleid tot het beschikbaar stellen van extra middelen voor een versterking bij
de NVWA om een adequate uitvoering van het programma te kunnen geven. Ook is er een
frequent overleg over Salmonella tussen LVVN, VWS en de toezichthouder om goed de vinger aan de pols te houden en
worden periodiek ook experts uitgenodigd om te spreken over het Salmonella-programma.
Verder heb ik onlangs een afspraak gemaakt met de sector, VWS en de NVWA om nadere
DNA-analyses te doen naar de oorzaak van de stijging in prevalentie. Hiervoor worden
SE-isolaten afkomstig van leghennen die door NVWA verzameld zijn in 2021 t/m 2024,
geanalyseerd met WGS. De eerste resultaten zijn naar verwachting eind oktober gereed.
Aanvullend voert het RIVM een clusteranalyse uit op deze resultaten, waarbij ook de
gegevens van de humane SE-isolaten worden meegenomen. AVINED heeft met deze afspraak
toegezegd om ook de WGS-resultaten van de isolaten die nu alleen beschikbaar zijn
voor de sector (onder andere die van 2025) te zullen delen met het RIVM voor de hierboven
genoemde clusteranalyse. Zo kunnen clusters van besmettingen binnen de primaire fase,
en tussen primaire fase en humane ziektegevallen gedetecteerd worden, wat meer inzicht
geeft in de verspreiding tussen leghenbedrijven en naar de humane bevolking. Hier
ben ik erg blij mee want, zoals het RIVM in de adviesbrief ook aangeeft, dit zorgt
ervoor dat dit najaar een beter beeld op DNA-niveau beschikbaar komt, op basis van
een combinatie van publieke en private gegevens. Hiermee kan de bronopsporing beter
worden uitgevoerd.
Handelsperspectief voor consumenten
Het is van tevoren niet in te schatten voor consumenten en professionals in de catering
en horeca welke eieren mogelijk wel of niet besmet zijn. Gezien de hoge prevalentie
bij leghennen en de realiteit dat het niet op korte termijn zal lukken om deze te
verlagen, blijft het belangrijk om op een juiste manier om te gaan met rauwe en bereide
ei-producten. Eieren kunnen zowel aan de binnen- en buitenkant met SE besmet zijn.
Daarom is het van belang om eieren goed te verhitten, apart te bewaren in de koelkast,
handen te wassen na het aanraken van eieren, en hygiënisch te werken. Voorlichting
over de hygiënische omgang met rauwe en bereide ei-producten is een belangrijk onderdeel
van het voedselveiligheidsbeleid en valt onder de verantwoordelijkheid van VWS. Actuele
informatie over het veilig consumeren van eieren is te vinden op de website van het
Voedingscentrum3.
Tot slot
De consument moet erop kunnen vertrouwen dat het aangeboden voedsel in Nederland veilig
is en dat betrokkenen uit de pluimveessector zich verregaand inzetten om dit te waarborgen.
Daar zet ik in het gesprek met de sector ook stevig op in. Ik zal de Kamer begin 2026
nader informeren over de stand van zaken, over welke stappen de sector verder onderneemt
en of eventueel wettelijke verplichte maatregelen worden opgelegd.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur