Brief regering : De behoefte vanuit de samenleving als basis voor geneesmiddelontwikkeling en -vergoeding
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 947 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 2025
Op het niveau van de individuele patiënt zie ik een hoge onvervulde medische behoefte
bij levensbedreigende of ernstig invaliderende aandoeningen. Daarnaast zie ik dat
er ook onvervulde medische behoeften bestaan vanuit een breder maatschappelijk perspectief.
Denk hierbij aan aandoeningen met een grote maatschappelijke impact, zoals de mogelijke
gevolgen van antimicrobiële resistentie (AMR). Het zou hier ook kunnen gaan over serieuze
aandoeningen met een minder extreme ziektelast, maar waar wel een grote groep Nederlanders
onder lijdt. Andere voorbeelden zijn aandoeningen die veel druk op de zorg leggen
of aandoeningen waardoor mensen vanaf jonge leeftijd niet meer kunnen werken.
Momenteel zijn het niet deze onvervulde medische behoeften die sturing geven aan de
ontwikkeling van geneesmiddelen, maar zijn dit primair financiële afwegingen van fabrikanten.
Ik vind het belangrijk dat de ontwikkeling en de vergoeding van nieuwe geneesmiddelen
zo goed mogelijk aansluit op een duidelijke, breed gedragen behoefte vanuit de samenleving.
Daarbij vind ik het belangrijk om een betere balans te vinden tussen de rol die individueel
lijden speelt en deze maatschappelijke behoeften. Deze afweging wordt in mijn ogen
nu nog onvoldoende gemaakt.
Nederland gaf in 2023 ongeveer 6,7 miljard euro uit aan bestaande therapeutisch waardevolle
geneesmiddelen. Dit een concrete beloning voor marktpartijen voor hun innovaties.
Daarbij wordt weliswaar gekeken naar de kosteneffectiviteit van geneesmiddelen, maar
niet naar de mate waarin zij een onvervulde behoefte vervullen. Nieuwe geneesmiddelen
worden nu getoetst aan de pakketcriteria om te bepalen wat een geneesmiddel waard
is ten opzichte van wat er reeds is. De hoogte van de bereidheid tot betalen hangt
onder meer af van de ziektelast, waarbij geldt hoe hoger de ziektelast hoe hoger de
bereidheid tot betalen. De grootte van de maatschappelijke behoefte speelt hierbij
formeel geen rol.
Ik zie mogelijkheden om de prikkels vanuit de overheid tot geneesmiddelontwikkeling
meer in lijn te brengen met onze bredere behoeften vanuit de samenleving. Het sturen
op de behoefte vanuit de samenleving vraagt om investeringen in innovatie, passende
wetgeving én om een krachtig signaal vanuit de overheid over wat we voor welke geneesmiddelen
willen betalen en onder welke voorwaarden. Op dit moment beschik ik nog niet over
een goed overzicht van de behoeften vanuit de samenleving en is er nog te weinig informatie
beschikbaar om hier een duidelijke prioritering in aan te brengen.
Ik ga een aantal stappen ondernemen om meer inzicht te krijgen in de behoeften vanuit
de samenleving en deze meer mee te laten wegen in mijn beleid.
Ik wil meer inzicht krijgen in wat de onvervulde behoeften vanuit de samenleving in
Nederland zijn en meer inzicht krijgen in een prioritering van deze behoefte – dus
waar burgers, patiënten en zorgverleners vinden dat het meest aandacht voor moet zijn
in de ontwikkeling van geneesmiddelen, en de stimulering vanuit de overheid hierop
aansluiten. Op basis daarvan wil ik bekijken of ook bij het vergoeden van geneesmiddelen
de prikkels zodanig kunnen te komen te liggen dat dit het onderzoek naar geneesmiddelen
voor geprioriteerde aandoeningen stimuleert.
Ik vind het belangrijk om hier zorgvuldig mee om te gaan. In de komende periode onderzoek
ik hoe ik hier concrete invulling aan kan geven. Ik zal uw Kamer doorlopend op de
hoogte houden van de stappen die ik hierin zet.
In deze brief behandel ik de onderstaande moties en toezegging(en) die dit onderwerp
raken:
– Motie van leden Paulusma en Bushoff voor concrete beleidsvoorstellen op onvervulde
medische behoeften en hier internationaal een voortrekkersrol aan te nemen (Kamerstuk
32 805, nr. 180).
– Toezegging om inhoudelijk te reageren op het rapport van KPMG Health Hiaten in de Farmaceutische Ontwikkeling.
– Motie van leden Bushoff en Dijk voor een onafhankelijk fonds voor onderzoek voor elk
stadium van geneesmiddelenontwikkeling (Kamerstuk 29 477, nr. 881).
– Toezegging om een stakeholderconsultatie uit te zetten over het inzetten van bestaande
geneesmiddelen voor nieuwe behandelingen van ziekten (drug repurposing).
– Motie van de leden Daniëlle Jansen en Tielen over besparingen uit doelmatigheidsonderzoek
investeren in onderzoek naar efficiënter medicijngebruik (Kamerstuk 29 477, nr. 929).
Ik benoem eerst de activiteiten op nationaal niveau en vervolgens mijn inzet op internationaal
niveau.
Nationaal
Voor veel innovatieve geneesmiddelen is lang onderzoek nodig om aan te kunnen tonen
dat het geneesmiddel veilig en effectief is. Deze investering in tijd en materiaal
kan veel geld kosten, terwijl het niet zeker is of het geneesmiddel ook daadwerkelijk
effectief bevonden wordt. Een studie in opdracht van VWS liet zien dat de ontwikkeling
van een geneesmiddel gemiddeld 14 jaar duurt.1 Alles meegerekend, ook de kosten voor gefaalde pogingen, kost de ontwikkeling van
één geslaagd nieuw geneesmiddel tussen de tweeënhalf en drie miljard euro. Farmaceutische
bedrijven zijn veelal heel goed zelf in staat om geneesmiddelen te ontwikkelen en
naar de markt te brengen. Niettemin investeert de overheid daarnaast zelf ook nog
in de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen.
Nederlandse universiteiten doen bijvoorbeeld veel nieuwsgierigheidsonderzoek dat uiteindelijk
kan leiden tot de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen, maar wat nog ver van een
nieuw product afstaat. Dat is het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en daar werk ik mee samen. Vanuit het Ministerie van VWS maak ik geld
vrij voor onderzoek om nieuwe potentiële geneesmiddelen naar de kliniek te brengen.
Overheidsorganisaties zoals ZonMw, NWO en RVO verstrekken hiervoor subsidies. Hier
beschrijf ik hoe ik binnen dit stelsel meer focus wil leggen op de geneesmiddelen
waar vanuit de maatschappij de grootste behoefte aan is.
a. Onderzoek richten op onvervulde behoeften onder andere via GARDP, NWO en ZonMw
Ik maak op dit moment al geld vrij voor onderzoek naar specifieke geneesmiddelgroepen
waar een duidelijke behoefte aan is. Zo is er in mijn ogen een duidelijke onvervulde
behoefte op het gebied van anti microbiële resistentie (AMR). In lijn met het nationaal
actieplan AMR maak ik gericht geld beschikbaar voor de ontwikkeling van nieuwe middelen
tegen infectieziekten.2 Ik zie hier een rol voor de overheid om de nodige investeringen te doen, omdat de
markt dit onvoldoende oppakt. Samen met NWO heb ik 8 miljoen euro beschikbaar gemaakt
voor een onderzoeksprogramma naar nieuwe antimicrobiële middelen. Inmiddels zijn de
eerste projecten gehonoreerd.3 Daarnaast heb ik mijn bijdrage aan de internationale organisatie Global Antibiotic
Research & Development Partnership (GARDP) verlengd, door opnieuw 5 miljoen euro toe
te kennen voor een periode van 5 jaar. GARDP ontwikkelt nieuwe antibiotica in samenwerking
met bedrijven en heeft positieve resultaten behaald in klinisch onderzoek. Dit geeft
mij vertrouwen dat GARDP haar missie waarmaakt om nieuwe antibiotica te ontwikkelen
en beschikbaar te maken voor patiënten.
Een ander voorbeeld van waar ik een duidelijke onvervulde medische behoefte zie is
bij bepaalde psychiatrische aandoeningen. Eerder heb ik de Kamer geïnformeerd over
mijn intentie om een subsidie van 2,6 miljoen euro te verstrekken voor een onderzoeksprogramma
naar therapeutische toepassing van psychedelica (TTP).4 Psychedelica bieden in de toekomst mogelijk extra behandelingsopties voor patiënten
met ernstige stemmingsstoornissen. Toch wordt dit signaal tot nu toe onvoldoende opgepakt
door marktpartijen. Daarom is er een subsidieoproep geopend en is er, als onderdeel
daarvan, een landelijk samenwerkingsverband opgericht. Dit samenwerkingsverband zal
plannen uitwerken voor een klinische studie. Zo moet er een ontwikkelingsplan worden
opgesteld voor registratie én de vergoeding van de beoogde behandeling. Deze plannen
zullen worden afgestemd met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) zodat
de opzet van de studie voldoet aan de eisen voor registratie. De Staatscommissie MDMA
heeft op verzoek van het kabinet advies uitgebracht over de voor- en nadelen van MDMA
voor medicinaal gebruik.5 Hier heeft mijn voorganger recent op gereageerd.6
Om onvervulde maatschappelijke behoeften aan nieuwe geneesmiddelen scherper in beeld
te krijgen, heeft een van mijn voorgangers al onderzoek laten uitvoeren naar de zogeheten
witte vlekken in de geneesmiddelontwikkeling.
Het onderzoeksrapport Hiaten in de Farmaceutische Ontwikkeling7 licht vijf ziekten uit waar (te) beperkt geneesmiddelen voor op de markt komen, namelijk:
artrose, beroerte, COPD, dementie en stemmingsstoornissen. Voor deze aandoeningen
met een hoge ziektelast is de verwachte impact van nieuwe geneesmiddelen relatief
hoog, maar blijft de ontwikkeling achter. In een aantal gevallen kan dit zijn omdat
er voor marktpartijen onvoldoende financieel rendement wordt verwacht om in de aandoening
te investeren. Voor andere aandoeningen wordt er wel een hoog rendement verwacht,
maar is de wetenschappelijke kennis er simpelweg nog niet. De uitgelichte aandoeningen
zijn daarom goede voorbeelden van aandoeningen waar de markt vooralsnog onvoldoende
nieuwe geneesmiddelen voortbrengt.
Deze vijf aandoeningen zijn slechts voorbeelden van aandoeningen met een hoge onvervulde
maatschappelijke behoefte. Daarom vind ik het te vroeg om deze aandoeningen nu al
vast te leggen als exclusieve focusgebieden. Ik vind het belangrijk om ook de aansluiting
te houden met de internationale ontwikkelingen op dit gebied, hier ga ik later verder
op in. Voor mogelijk toekomstige financieringsprogramma's, bijvoorbeeld vanuit ZonMw
of bij de opzet van een geneesmiddelenfonds (zie verder in deze brief), ben ik wel
al van plan om de inzichten uit dit rapport mee te nemen. Hiermee doe ik de toezegging
uit de brief van 31 augustus 20238 af om met een inhoudelijke reactie te komen op dit rapport.
b. Nederlandse academie in staat stellen kennis om te zetten in geregistreerde geneesmiddelen
De kennis en expertise van onze kennisinstellingen zijn van wereldniveau. Het Antoni
van Leeuwenhoek-ziekenhuis heeft recent zelfs een geneesmiddel tegen kanker ontwikkeld
zonder financiële hulp van een farmaceut of investeerder.9 Het onderzoek vond plaats met behulp van giften en de financiële steun van KWF maakt
registratie nu mogelijk. Ondanks dit succes, blijft veel kennis bij universiteiten
en andere kennisinstellingen op de plank liggen. In dat geval leiden de publieke investeringen
niet tot nieuwe geneesmiddelen of tot toegankelijkere zorg. Het Expertisecentrum FAST
(center for Future Affordable Sustainable Therapy development) heeft onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden om de opbrengsten van deze
onderzoeken voor de maatschappij te vergroten. Dit rapport deel ik hierbij met uw
Kamer.
Drie conclusies springen er voor mij uit. De eerste is dat de academie vaak de benodigde
kennis en ervaring voor effectieve en efficiënte geneesmiddelontwikkeling mist. Dit
knelpunt is al langer bij mij bekend. Destijds is dit ook één van de redenen geweest
om FAST op te richten; het op weg helpen van academie in het ingewikkelde systeem
van geneesmiddelontwikkeling.
Een tweede conclusie is dat er te weinig publieke financiering is voor toegepast onderzoek.
Hier bedoel ik het onderzoek mee dat nodig is om de wetenschappelijke inzichten door
te ontwikkelingen tot een geneesmiddel. Hier ga ik onder het volgende kopje verder
op in met mijn reactie op uw oproep tot een nationaal fonds voor geneesmiddelenonderzoek.
Een derde conclusie die ik uitlicht, is dat het Nederlandse «financieringslandschap»
gefragmenteerd is en niet goed op elkaar aansluit.
Hierdoor ontstaan er gaten in de weg van vroege ontwikkeling tot registratie. Het
Nederlandse financieringslandschap voor geneesmiddelenonderzoek bestaat uit verschillende
organisaties die vanuit hun eigen taak geld beschikbaar stellen aan onderzoekers.
In de praktijk blijkt dat de overheid voor ieder financieringsinstrument nieuwe voorwaarden
stelt. Hierdoor wordt het systeem onnodig complex. Bij commerciële investeerders en
regionale overheidsfondsen lijken de voorwaarden minder te verschillen. Ik ga in gesprek
met de publieke organisaties die onderzoek financieren om dit stelsel te stroomlijnen.
Daarnaast bekijk ik met hen hoe we onderzoekers kunnen stimuleren vroeg rekening te
houden met belangrijke randvoorwaarden voor geneesmiddelenontwikkeling. Uit het rapport
van SiRM blijkt namelijk dat kennisinstellingen regelmatig de benodigde kennis en
ervaring missen voor effectieve geneesmiddelenontwikkeling. Kennis over intellectueel
eigendom, medisch-ethische toetsing en registratie- en vergoedingsdossiers is vaak
beperkt. De betrokken partijen zetten al de eerste stappen om hier verder in te professionaliseren.
Ik wil met NWO en ZonMw onderzoeken of er in zowel de aanvraag als de daadwerkelijke
subsidies voor (toegepast) geneesmiddelenonderzoek geld geoormerkt kan worden voor
de inhuur van gespecialiseerde advisering over deze thema’s.
c. Nationaal fonds voor geneesmiddelenonderzoek
Uw Kamer heeft mijn voorganger vorig jaar gevraagd een schets te maken voor een nationaal
fonds voor geneesmiddelenontwikkeling. Deze is als bijlage bij de brief gevoegd. Deze
schets geeft de mogelijkheid om gezamenlijk in gesprek te gaan over hervormingen in
het instrumentarium voor geneesmiddelenontwikkeling. Als uw Kamer deze schets van
een dergelijk fonds steunt zal het voorstel verder uitgewerkt moeten worden ten behoeve
van mogelijke besluitvorming. Dit proces vereist ook verdere gedetailleerde afstemming
met alle stakeholders en een doelmatigheidsanalyse. Ook zal in samenspraak met uw
Kamer de financiering voor het fonds gezocht moeten, deze is nu niet beschikbaar.
Ik wil hierbij opmerken dat ik het onwenselijk vind om als overheid wetenschappers
in dienst te nemen die zelf geneesmiddelen ontwikkelen. In plaats daarvan beschrijft
de schets een samenhangend stelsel voor financiering met onderzoekssubsidies per fase
van geneesmiddelenontwikkeling.
d. Drug repurposing
Drug repurposing biedt de kans om laagdrempelig nieuwe behandelopties voor patiënten
te creëren met de inzet van geneesmiddelen die in eerste instantie voor andere ziektegebieden
ontwikkeld zijn. De slagingskans van de ontwikkeling is hier hoger en de kosten lager,
omdat er al veel over de werking van het middel bekend is. Helaas wordt het benodigde
onderzoek nu niet optimaal gedaan, omdat het oude middelen betreft waarop de ontwikkelaar
geen alleenrecht kan verkrijgen en de investering dus moeilijker terug kan verdienen.
De business case ontbreekt hierdoor en veldpartijen geven aan dat hier een rol voor
de overheid kan liggen. Het komt soms ook voor dat bedrijven wel nog een marktmonopolie
kunnen krijgen wanneer zij oude geneesmiddelen voor een nieuwe indicatie op de markt
brengen. Voor mijn inzet rondom drug repurposing hieronder richt ik mij nadrukkelijk
op de geneesmiddelen waarbij deze bescherming niet meer verkregen kan worden, en daarmee
financieel niet meer aantrekkelijk zijn voor bedrijven.
In de stakeholderconsultatie die ik over drug repurposing heb uitgevoerd zijn verschillende
oplossingen10 voor het stimuleren van drug repurposing aan veldpartijen voorgelegd.
Er kwamen twee mogelijkheden naar voren die door vrijwel alle partijen als mogelijk
effectieve opties werden gezien, namelijk 1) het regelen van een wettelijke exclusieve
vergoeding voor het geneesmiddel voor de nieuw-onderzochte ziektegebieden (indicaties),
en 2) dat academici op basis van hun studieresultaten een geneesmiddel kunnen laten
beoordelen door een instantie zoals het CBG. Dit is ongebruikelijk omdat dit normaal
gesproken alleen door een farmaceutisch bedrijf wordt gedaan. Deze oplossingen zijn
niet gemakkelijk te implementeren. Dit komt onder andere doordat het regelen van een
wettelijke vergoeding randvoorwaarden kent die om systeemveranderingen vragen zoals
het vermelden van een indicatie op het recept.
Daarnaast is de optie om door derde partijen een indicatie te laten registreren een
oplossing uit de voorstellen van de Europese Commissie, hierover wordt nog op Europees
niveau onderhandeld. De resultaten van de stakeholderconsultatie neem ik mee in mijn
beleidsoverwegingen.
e. Herinvesteren van gelden uit doelmatigheidsonderzoek
De voormalig leden Jansen en Tielen hebben een motie ingediend over het investeren
van besparingen uit doelmatigheidsonderzoek in onderzoek naar efficiënter medicijngebruik.
Ik onderschrijf vanzelfsprekend het belang van efficiënt medicijngebruik, maar moet
helaas nu concluderen dat een dergelijke constructie niet past binnen de begrotingssystematiek
van het kabinet.
Meevallende uitgaven, als gevolg van beleid of externe factoren kunnen vanwege de
begrotingsregels niet worden ingezet voor nieuw beleid, in dit geval aanvullend doelmatigheidsonderzoek.
Wel kunnen investeringen in onderzoek worden gefinancierd door op voorhand de daaruit
verwachte besparingen op middellange termijn in de begroting te verwerken. Op deze
wijze is er sprake van financiering van doelmatigheidsonderzoek, waarin de verwachte
besparingen worden ingezet om het daarvoor noodzakelijke onderzoek te bekostigen.
In het kader van «passende zorg» en de afspraken uit het Integraal Zorgakkoord is
er in de periode 2025–2032 een bedrag van cumulatief € 28 miljoen beschikbaar voor
doelmatigheidsonderzoeken naar dure geneesmiddelen. Deze uitgave wordt geacht een
bijdrage te leveren aan de voor passende zorg in het RA van het kabinet Rutte IV ingeboekte
besparing van ruim € 1 miljard (vanaf 2037). Daarnaast is er binnen het structurele
ZonMw-programma «Goed gebruik geneesmiddelen» jaarlijks een bedrag van rond de € 20 miljoen
beschikbaar voor onderzoek naar gepast gebruik van geneesmiddelen.
f. Meer zicht op maatschappelijk aanvaardbare uitgaven aan geneesmiddelen
Naast het stimuleren van innovatie, liggen er mogelijkheden voor mij om de ontwikkeling
van geneesmiddelen richting te geven met een duidelijk financieel signaal over waar
maatschappelijk de meeste behoefte naar is. In 2022 heeft het rapport Het Financiële Ecosysteem van de Farmaceutische R&D laten zien dat het verwachte financiële rendement de belangrijkste factor is die
bepaalt of een geneesmiddel tot de eindstreep wordt doorontwikkeld.11 Er is een aanbodgerichte markt ontstaan, omdat landen te weinig richting geven aan
de ontwikkeling van geneesmiddelen.
Als we in staat zijn om enerzijds vast te stellen hoe groot de maatschappelijke behoefte
is aan behandelingen voor specifieke aandoeningen, en anderzijds te bepalen welke
maatschappelijk verantwoorde uitgaven daarbij passen, wordt het mogelijk om meer richting
te geven aan de ontwikkeling van geneesmiddelen. Overheden zouden bij de vergoeding
van nieuwe geneesmiddelen dan ook strenger moeten zijn wanneer deze niet (meer) aan
onze eisen voldoen. Discussies over de waardering van aandoeningen en de geneesmiddelen
hiervoor zijn geen makkelijke. De uitgaven aan geneesmiddelen, en nieuwe dure intramurale
geneesmiddelen in het bijzonder, leggen echter een steeds groter beslag op het zorgbudget.
Dat komt doordat de introductie van geneesmiddelen gepaard gaat met vaak hoge prijzen
of hoge macro-uitgaven. De zorgen over de ontwikkeling van de uitgaven aan de dure
geneesmiddelen, waardoor mogelijk verdringing van reguliere zorg plaatsvindt, nemen
dan ook toe. Tegelijkertijd neemt de onzekerheid over de effectiviteit van geneesmiddelen
toe. Dit maakt een zorgvuldige afweging over de vergoeding en de juiste inzet van
nieuwe geneesmiddelen steeds lastiger.
In mijn ogen is er een brede maatschappelijke discussie nodig om onze maatschappelijk
behoeften concreet te maken. Daarnaast ligt er een uitdaging om op een eenduidige
manier vast te stellen wat wij als maatschappij bereid zijn om te betalen voor een
bepaald type geneesmiddel. Op kortere termijn bieden de doorontwikkeling van het argumentenkader
en beoordelingssystematiek van het Zorginstituut aanknopingspunten. Op de lange termijn
moet het onderzoeksprogramma Maatschappelijke Aanvaardbare Uitgaven aan Geneesmiddelen
(MAUG) aanknopingspunten bieden. Daarover heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd.12 Uit dit onderzoekstraject moeten bouwstenen voor een maatschappelijk kader voor aanvaardbare
prijzen voortkomen. Dit eindresultaat van het programma is naar verwachting gereed
in het najaar van 2025.13
Internationaal
a. Herziening van de Europese farmaceutische wetgeving
Geneesmiddelenontwikkeling zelf is continu in ontwikkeling. Nieuwe technologieën maken
nieuwe behandeling mogelijk of versnellen het onderzoek hiernaar. De wet- en regelgeving
moet hierop aansluiten. Dat is essentieel om te garanderen dat alleen geneesmiddelen
op de markt komen die werkzaam, veilig en van hoge kwaliteit zijn. Ook in de rol van
wetgever kan een overheid richting geven aan de ontwikkeling van geneesmiddelen. Veel
van deze wetgeving is Europees geregeld. Op dit moment wordt de Europese Farmaceutische
wetgeving herzien. Ik informeer uw Kamer regelmatig over de voortgang van dit traject.14
Recent heb ik uw Kamer een brief gestuurd over het raadsmandaat in deze herziening.15 In de compromistekst van de Raad is er een aantal incentives opgenomen die de ontwikkeling van geneesmiddelen stimuleren voor de aandoeningen
die als een zogenoemde unmet medical need gelden. De precieze definitie van unmet medical need wordt in een later stadium ingevuld.
Ik acht het van belang dat er een eenduidige Europese definitie komt zodat de benodigde
internationale beleidsinzet om meer regie te nemen op geneesmiddelenontwikkeling kan
worden vormgegeven. Het voorstel van de Commissie kent al verschillende maatregelen
die geneesmiddelinnovatie gericht op unmet medical need moeten stimuleren. Op dit
moment lopen de onderhandelingen in de trilogen tussen de Europese Commissie, het
Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. De Nederlandse inzet voor deze
onderhandelingen op het thema unmet medical need is beschreven in het BNC-fiche dat
met uw Kamer is gedeeld.16
b. Internationaal onderzoek door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO)
Geneesmiddelontwikkeling heeft een sterk internationaal karakter. Mijn inzet om innovatie
meer gericht te stimuleren en om een duidelijk signaal te geven over betalingsbereidheid
is alleen effectief als het gepaard gaat met internationale samenwerking. Uw Kamer
heeft mij in het kader van sturing op onvervulde medische behoeften ook opgeroepen
om een internationale voortrekkersrol in te nemen om de benodigde maatschappelijke
discussie op gang te brengen. Met een brede maatschappelijke en politieke discussie
op internationaal niveau wil ik steun krijgen van andere landen voor mijn beleid.
Een voorbeeld hiervan is mijn initiatief om met Spanje en Oostenrijk een internationaal
onderzoek door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
te bekostigen naar de sturing van overheden op de ontwikkeling van geneesmiddelen
voor onvervulde medische behoeften met publieke middelen. Dit onderzoek van de OESO
kan een belangrijke schakel zijn om de gewenste discussie over unmet medical need
wereldwijd op gang te brengen. De steun vanuit verschillende landen voor dit onderzoeksplan
toont dat er momentum ontstaat voor onze beleidsinzet op dit terrein. Dat is van belang
omdat de voorkeuren van andere grote markten zoals die van de VS en Japan een belangrijke
invloed hebben op welke geneesmiddelen ontwikkeld worden. Ik verwacht de resultaten
van het onderzoek in 2026 met uw Kamer te kunnen delen.
c. Het framework NEED (Needs Examination, Evaluation and Dissemination)
Door de Nederlandse inzet, kennis en deskundigheid wordt Nederland regelmatig betrokken
bij initiatieven die ook door andere landen worden ontwikkeld. Zo voert België een
bijzonder project uit dat de onbeantwoorde gezondheidsgerelateerde behoeften wil identificeren
en meten, zodat innovatie in de gezondheidszorg en het gezondheidszorgbeleid meer
kunnen worden afgestemd op deze behoeften.17 Hierin wordt het framework NEED (Needs Examination, Evaluation and Dissemination)
ontwikkeld om de brede gezondheid gerelateerde behoeften via een wetenschappelijke
methode in kaart te brengen. Het Ministerie van VWS wordt hierbij betrokken. Zo ook
tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Raad in de eerste helft van
2024. België heeft al veel stappen gezet in de benodigde dialoog om richting een meer
vraag-gestuurd systeem van geneesmiddelontwikkeling te bewegen. Tijdens een high-level
event onder dit voorzitterschap waar VWS op hoog-ambtelijk niveau vertegenwoordigd
was, heeft Nederland verschillende presentaties gegeven over de beleidsontwikkeling
op dit thema. Waar mogelijk zal ik met België blijven optrekken om meer regie te krijgen
op geneesmiddelenontwikkeling.
d. Internationale samenwerking rond vergoeding van geneesmiddelen
De discussie om te komen tot een meer vraaggerichte benadering van vergoeding en de
manier waarop «willingness to pay» wordt vastgesteld, voer ik ook internationaal.
Zo bekijk ik binnen het Beneluxa verband hoe we tot een meer vraaggestuurde benadering
kunnen komen. Het bovenstaande voorbeeld van het Belgische NEED traject en de rol
van VWS hierin is een mooi voorbeeld.
Ook ben ik recent met diverse Europese en niet- Europese landen een informele samenwerking
gestart om informatie uit te wisselen over de waarde en prijzen van nieuwe geneesmiddelen.
In deze en andere samenwerkingsverbanden vraag ik aandacht voor een meer vraaggerichte
benadering ten aanzien van de vergoeding van geneesmiddelen. Met de uitkomsten van
het MAUG-advies en de voornoemde OESO-studie wil ik de discussie op termijn verder
concretiseren.
Tot slot
Ik realiseer mij dat er een brede discussie nodig is om onze maatschappelijke behoeften
verder in te vullen. Ik zet mij op zowel nationaal als internationaal niveau in om
deze discussie op gang te brengen en te blijven voeren. Ik zal uw Kamer op de hoogte
houden van de voortgang.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.A. Bruijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport