Brief regering : Effecten ingezette bezuinigingen op ontwikkelingshulp
36 800 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2026
36 180
Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2025
Met deze brief komt het Kabinet de toezegging na aan het lid Hirsch (TZ202504-029),
gedaan tijdens het commissiedebat over de beleidsbrief ontwikkelingshulp op 2 april jl.)
(Kamerstuk 36 180, nr. 139) over de effecten van de ingezette bezuinigingen op ontwikkelingshulp. Conform deze
toezegging deel ik hierbij met uw Kamer de rapportage van de OESO-DAC1 (d.d. 26 juni 2025) waarin de effecten van de internationale bezuinigingen op ontwikkelingshulp
in kaart worden gebracht. Deze Kamerbrief gaat in op het OESO rapport en geeft een
toelichting op de effecten van de Nederlandse bezuinigingen op de begroting voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) en hoe daarover zal worden verantwoord.
Rapport OESO-DAC over internationale bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking
In bovengenoemd rapport maakt de OESO een inschatting van de gevolgen van de recent
aangekondigde bezuinigingen door DAC-landen op het totale budget voor Official Development
Assistance (ODA). Daarnaast maakt de OESO met een aantal casestudies een analyse van
de landen en sectoren die naar verwachting het meest worden geraakt door de bezuinigingen.
De OESO voorspelt een daling van 9 tot 17% in de totale ODA-bijdragen van alle DAC-landen
samen in 2025, na een eerdere daling van 9% in 2024. Voorspellingen over toekomstig
budgettair verloop zijn hoogst onzeker, maar ook na 2025 wordt een verdere budgetdaling
verwacht. Elf DAC-donoren2, waaronder Nederland, maar ook de historisch grootste donoren (de VS, het VK, Frankrijk
en Duitsland) hebben bezuinigingen op ODA aangekondigd. Deze elf donoren zijn samen
goed voor driekwart van de totale wereldwijde ODA in 2024. Niet alle DAC-donoren bezuinigen
op ontwikkelingshulp. Ierland, Zuid-Korea en Spanje hebben in 2024 een verhoging van
hun ODA-bijdrage aangekondigd. Een aantal donoren heeft hun commitment voor het streven
naar hoge ODA/BNI ratio’s (gelijk of boven de 0,7%-norm) herbevestigd: Denemarken
(0,7%), Noorwegen (1%) en Luxemburg (1%).
Op basis van haar analyse, verwacht de OESO dat de bezuinigingen vooral gevolgen zullen
hebben voor de ODA-bijdragen aan de groep minst ontwikkelde landen en de landen uit
Sub-Sahara Afrika, met een verwachte daling in te ontvangen bilaterale ODA-bijdragen
voor deze groep landen van 13 tot 28% in 2025 ten opzichte van 2023. Op sectorniveau
wordt de gezondheidszorg naar verwachting het meest getroffen door de bezuinigingen,
met een verwachte daling in bilaterale ODA van 19 tot 33% in 2025 ten opzichte van
2023.
Nederlandse bezuinigingen ontwikkelingssamenwerking
Als gevolg van de bezuinigingen op ontwikkelingshulp van het kabinet Schoof daalt
het totale Nederlandse ODA-budget van EUR 7,2 miljard in 2025 naar EUR 5,9 miljard
vanaf 2029. Het betreft hier het totaal van het ODA-budget zoals dat op verschillende
delen van de Rijksbegroting staat. Het percentage van het bruto nationaal inkomen
(bni) dat Nederland uitgeeft aan ontwikkelingshulp daalt daardoor in 2029 naar 0,44%.
Onderstaande grafiek laat het verloop zien van de Nederlandse ODA-prestatie tussen
2016 en 2030.3
Tegelijkertijd is afgesproken dat vanaf 2027 maximaal 10% van het budget voor ontwikkelingshulp
wordt uitgegeven aan de eerstejaars opvang van asielzoekers. Dit zorgt ervoor dat
onverwachts hoge asieluitgaven vanaf dat jaar minder ten koste gaan van OS-programma’s.
Tevens vergroot dit de voorspelbaarheid van het BHO-budget, wat bijdraagt aan de doeltreffendheid
en doelmatigheid van het beleid.
Zoals beschreven in de beleidsbrief Ontwikkelingshulp kiest het kabinet voor meer
focus, wat de Nederlandse ontwikkelingshulp naar verwachting relevanter en effectiever
maakt. Binnen het beschikbare budget is extra geld vrijgemaakt voor veiligheid en
stabiliteit, migratie, voedselzekerheid, en watermanagement. De reeds aanzienlijke
budgetten voor handel, gezondheid en humanitaire hulp zijn zoveel mogelijk ontzien
in de definitieve invulling van de bezuinigingsopgave. Daarnaast worden budgetten
voor onderwerpen die niet langer een doel op zich zijn afgebouwd of verminderd. De
bijlage bevat een nadere toelichting op het verloop van de budgetten binnen de BHO-begroting
in OESO landen.
Nieuwe verantwoordingssystematiek
Het beleidsterrein Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp hanteert vanaf de begroting
voor 2026 een verbeterde verantwoordingssystematiek. De Kamer is daarover geïnformeerd
op 23 mei jl. (Kamerstuk 31 865, nr. 282). In de jaarlijkse verantwoording via het Jaarverslag zal over het BHO-beleid per
sub-artikel van de begroting verantwoording worden afgelegd. Hiermee krijgt de Tweede
Kamer inzicht in de ontwikkeling, uitvoering en waar relevant uitfasering van het
beleid in het afgelopen jaar.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
A. de Vries
BIJLAGE 1. VERLOOP BUDGETTEN BHO-BEGROTING
Het grootste deel van het Nederlandse budget voor ontwikkelingshulp (ODA) staat op
de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO). Vanaf 2029 gaat
het om ca. EUR 3,9 miljard. Onderstaande grafiek laat het verloop zien van de verschillende
sub-artikelen binnen het BHO budget tussen 2016 en 2030.4 Tussen 2023 en 2026 stijgt het aandeel van het ODA-budget dat op de begroting van
AenM staat van 17% naar 26% als gevolg van stijgingen in de ramingen voor de uitgaven
aan eerstejaars asielopvang. Daardoor zijn in die jaren bezuinigingen verwerkt op
de BHO-begroting. Doordat deze asieluitgaven vanaf 2027 gemaximeerd zijn op 10% van
het ODA-budget, is de kans op grote tegenvallers op de BHO-begroting vanaf dat jaar
kleiner.
Het verloop van de budgetten voor de verschillende beleidsartikelen wordt hieronder
toegelicht.
Zoals beschreven in de beleidsbrief Ontwikkelingshulp kiest het kabinet voor focus
op een aantal belangen en ondersteunende thema’s waar Nederland expertise op heeft:
• Dit kabinet en het vorige kabinet hebben geïntensiveerd op Handel, Voedselzekerheid, Water, Opvang in de regio en Veiligheid en rechtstaatontwikkeling, waardoor het budget voor deze thema’s de komende jaren oploopt ten opzichte van
2025. De budgetten zijn wel geraakt door de proportionele bezuiniging in 2025.
• We blijven humanitaire hulp bieden aan mensen in nood. De komende jaren is hiervoor minder budget beschikbaar
dan in 2024, wat vooral effect heeft op de inzet via de landenspecifieke fondsen van
de VN die zorgen voor snelle beschikbaarheid en flexibiliteit van humanitaire hulp.
Deze bezuiniging is in de 1e suppletoire begroting 2025 gedempt voor de jaren 2026 en 2027.
• Ook gezondheid blijft een prioriteit. Als gevolg van de bezuinigingen is hiervoor in 2025, 2026 en
2027 minder budget beschikbaar dan voorheen. Dit heeft met name effect op de inzet
gericht op toegang tot basisgezondheidszorg voor vrouwen en kinderen en het bereiken
van hoge risicogroepen zoals sekswerkers en jonge meisjes met HIV remmers en preventieve
zorg. Na 2027 groeit het budget weer.
Voor een aantal onderwerpen wordt het budget verminderd of afgebouwd:
• Als gevolg van de bezuinigingen op Klimaat gaat er in de toekomst geen geld meer naar kleinschalige hernieuwbare energie en
regionale klimaatfondsen. Uw Kamer is op 20 februari jl. nader geïnformeerd over de
effecten van de bezuinigingen op de in de Internationale Klimaatstrategie genoemde
inzet (Kamerstuk 31 793, nr. 279). We blijven ons aandeel aan internationale klimaatfinanciering leveren, o.a. door
de financiële inzet op watermanagement en voedselzekerheid ook te richten op het tegengaan
van de negatieve gevolgen van klimaatverandering.
• De komende jaren is minder geld beschikbaar voor het beleidskader voor de samenwerking
met het Maatschappelijk middenveld zoals toegelicht in de Kamerbrief Toekomst samenwerking met maatschappelijke organisaties
in ontwikkelingshulp (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 13). Als gevolg van het amendement Hirsch en De Korte (Kamerstuk 36 725 XVII, nr. 20) is voor het gehele kader (2026–2030) EUR 110 miljoen extra beschikbaar gemaakt om
deze bezuinigingen te dempen.
• Door het dalende bedrag dat beschikbaar is voor Multilaterale samenwerking worden de kernbijdragen aan UNICEF en UNDP gehalveerd ten opzichte van de ontwerpbegroting
2025. Ook is het budget voor het Junior Professional Officers programma met de helft
verlaagd. Wel wordt bijgedragen aan VN-organisaties vanuit de prioritaire thema’s
en belangen, wanneer dit het beleid effectiever maakt.
• Wat betreft Overig armoedebeleid is de komende jaren minder budget beschikbaar voor schuldverlichting dan voorgaande
jaren. Verder worden de sport en cultuurprogramma’s afgebouwd.
• Doordat het budget voor Vrouwenrechten en gendergelijkheid op artikel 3.2 op termijn wordt afgebouwd, vervallen vanaf 2028 o.a. de bijdrage aan
UNWOMEN en de instrumenten Leading from the South en Power of Women (voorheen onderdeel van kader Versterking Maatschappelijk Middenveld), waarmee vrouwenrechtenorganisaties
in ontwikkelingslanden werden gesteund. Als gevolg van amendement Hirsch (Kamerstuk
36 725 XVII, nr. 21) blijft in 2026 en 2027 geld beschikbaar voor vrouwenrechten en gendergelijkheid.
Bovendien wordt vanuit andere begrotingsartikelen bijgedragen aan vrouwenrechten en
gendergelijkheid.
• Doordat het budget voor Onderwijs wordt afgebouwd, is geen geld beschikbaar voor het langjarige beroeps- en hoger onderwijsprogramma
in Afrika dat was voorzien.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken