Brief regering : Stand van zaken Subsidieregeling extensivering melkveehouderij & Vrijwillige beëindigingsregeling veehouderijlocaties
28 973 Toekomst veehouderij
33 037
Mestbeleid
35 334
Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 282
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2025
Met mijn brief van 25 april 2025 (Kamerstuk 35 334, nr. 362) heb ik uw Kamer geïnformeerd over het startpakket «Nederland van het slot». In de
brief is aangekondigd dat het kabinet, als onderdeel van spoor 2, werkt aan de Subsidieregeling
extensivering melkveehouderij (hierna: Sem) en de Vrijwillige beëindigingsregeling
veehouderijlocaties (hierna: Vbr). In deze brief deel ik de stand van zaken en voortgang
van beide regelingen met uw Kamer.
Stand van zaken Subsidieregeling extensivering melkveehouderij
Er is goede voortgang gemaakt op de uitwerking van de Subsidieregeling extensivering
melkveehouderij (hierna: Sem). Sinds 29 juli jl. ligt de Sem ter prenotificatie bij
de Europese Commissie (hierna: Commissie). Tevens heeft overleg plaatsgevonden met
de zeven samenwerkende melkveehouderij organisaties1 over de inrichting van de Sem. Hieronder schets ik de stand van zaken van de Sem
zoals deze op dit moment ter beoordeling voorligt bij de Commissie. Deze opzet is
dus nog onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie.
Het doel van de Sem is het structureel verminderen van broeikasgas- en ammoniakemissies,
waarbij als neveneffect de mestproductie zal verlagen. Dat laatste is uiteraard een
belangrijk effect. Voor deze regeling is in de Voorjaarsnota en het Startpakket Nederland
van het slot een budget beschikbaar gesteld van € 627 miljoen. Ingezet wordt op een
driejarige looptijd van de Sem, waarbij melkveehouders kunnen kiezen om tijdelijk
tussen de 10–20% minder melk- en kalfkoeien te houden. Het fosfaatrecht dat hoort
bij het aantal melk- en kalfkoeien dat minder wordt gehouden, moet volledig worden
doorgehaald. Daarnaast mag het aantal overige graasdieren op het melkveebedrijf gedurende
de looptijd van de regeling niet toenemen en het aantal hectare grasland mag niet
afnemen.
Na afloop van deelname aan de Sem heeft een melkveehouder meerdere keuzes. De melkveehouder
kan ervoor kiezen om terug te gaan naar het oorspronkelijke aantal dieren, de keuze
maken om door te gaan met het lagere aantal dieren of verder te extensiveren.
Subsidie netto inkomstenderving
Eerder heb ik aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 28 973, nr. 260) dat de subsidie van de Sem zal zien op het enerzijds vergoeden van de netto inkomstenderving
en anderzijds op het marktconform vergoeden van het permanent door te halen fosfaatrecht
behorende bij de extensivering. Uit gesprekken met de Commissie is echter gebleken
dat het marktconform vergoeden van fosfaatrechten onder het steunkader voor beëindiging
valt. Het is niet wenselijk om de Sem onder het steunkader voor beëindiging vorm te
geven, aangezien ingezet wordt op een tijdelijke regeling met een extensiveringsperiode
van drie jaar. Onder het steunkader voor tijdelijke maatregelen (agromilieuklimaatverbintenissen)
kan alleen de netto inkomstenderving in deze drie jaar worden vergoed. Door Wageningen
Social & Economic Research (WSER) is het jaarlijkse bedrag voor de inkomstenderving
per verminderde melk- en kalfkoe onderbouwd en berekend. In dit bedrag is de inkomstenderving
die het gevolg is van het doorhalen van het fosfaatrecht verdisconteerd en is daarnaast
een vergoeding voor de transactiekosten meegenomen. Op die wijze hoop ik de vergoeding
aantrekkelijk genoeg te maken voor melkveehouders. Het aldus berekende jaarlijkse
bedrag is opgenomen in de concept-regeling, waarbij het van belang is aan te geven
dat deze onderbouwing eerst goedgekeurd moet worden door de Commissie voordat ik dit
bedrag openbaar kan maken.
Gevolgen natuurvergunning
Zoals toegezegd in het Commissiedebat Mestbeleid op 12 maart jl. informeer ik uw Kamer
over de gevolgen van deelname aan de Sem voor de natuurvergunning (TZ 202503-063).
Het is voor melkveehouders die deelnemen aan de Sem van belang om op voorhand te weten
of er mogelijk gevolgen van deelname aan de Sem kunnen zijn voor hun natuurvergunning
en zo ja, welke. Bij een extensivering met minimaal 10% en maximaal 20% van het aantal
melk- en kalfkoeien wijzigt de bedrijfsvoering niet structureel, mits de opzet van
het bedrijf gelijk blijft (dezelfde stalomvang, gelijke melkstalcapaciteit, etc.).
Op basis van de huidige regelgeving en jurisprudentie is er in dat geval geen sprake
van wijziging van een project en blijft de deelnemer binnen de bestaande natuurtoestemming
opereren.
Private bijdrage en vervolgproces
Naast dit voorstel voor een publieke subsidieregeling zijn de banken bereid om op
verzoek van de zeven samenwerkende melkveehouderij organisaties een private bijdrage
te leveren. De banken hebben te kennen gegeven rentekortingen te willen verstrekken
voor nieuwe duurzame investeringen door deelnemende melkveebedrijven. Met deze private
bijdrage worden de vaste lasten van nieuwe investeringen verminderd voor melkveehouders
die deelnemen aan de Sem, terwijl de publieke regeling ziet op het subsidiëren van
de netto inkomstenderving (resultante van verminderde opbrengsten en besparing op
de variabele kosten per verminderde melk- en kalfkoe). De sector werkt aan de uitwerking
van deze private bijdrage.
Voor het proces van (pre)notificatie moet rekening worden gehouden met een duur van
vier maanden. Afhankelijk van eventuele vragen of verzoeken van de Commissie tot wijziging
van de Sem, kan dit korter of langer duren. Ik heb me ervoor ingespannen te zorgen
voor een duidelijke regeling met een goede onderbouwing, zodat de Commissie alle relevante
informatie heeft in het kader van de notificatie. Parallel aan de (pre)notificatie
wordt de uitvoering van de regeling voorbereid, zodat direct bij ontvangst van het
goedkeuringsbesluit van de Commissie de publicatie en openstelling van de Sem kan
plaatsvinden. Ik streef naar publicatie en openstelling van de regeling in het laatste
kwartaal van 2025. Wanneer hier duidelijkheid over is, zal ik uw Kamer informeren.
Stand van zaken Vrijwillige beëindigingsregeling veehouderijlocaties
De Vbr heeft tot doel het verminderen van de ammoniakemissie en het bevorderen van
natuurherstel. De regeling maakt het voor veehouders mogelijk om hun veehouderij op
vrijwillige basis en op financieel verantwoorde wijze te beëindigen. Redenen om te
kiezen voor beëindiging zijn zeer divers en kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in het
ontbreken van bedrijfsopvolgers of in specifieke (bedrijfs)economische omstandigheden.
Met deze brief informeer ik uw Kamer verder over het doel en de reikwijdte, de systematiek
en het beoogde tijdpad tot de openstelling van de voorgenomen regeling. De geschetste
uitwerking is nog onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie.
Doel en reikwijdte
Zoals ik aan uw Kamer heb gemeld wil ik de regeling zoveel mogelijk richten op de
gebieden met stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden en daarmee bij
laten dragen aan het verminderen van stikstofemissie en -depositie. Daarnaast ondersteunt
de regeling ook andere doelen, zoals het verkleinen van het mestoverschot. In het
startpakket is hiervoor € 750 mln. gereserveerd. Het is mijn inzet om, conform het
hooflijnenakkoord, veehouders die willen stoppen de mogelijkheid te bieden om vrijwillig
deel te nemen aan de Vbr. De regeling zal openstaan voor alle veehouderijlocaties
met diercategorieën die hebben kunnen deelnemen aan een van de voorgaande Lbv-regelingen,
te weten melkvee, varkens, pluimvee, vleeskalveren, overig rundvee, geiten, vleeseenden
en konijnen.
Systematiek
Het doel van het MCE&N-traject is om Nederland zo snel mogelijk weer van het slot
te krijgen en vergunningverlening weer mogelijk te maken, wat onder andere door natuurherstelmaatregelen
en emissiereductie bevorderd moet worden. Op basis van cijfers van het RIVM2 concludeer ik dat de Vbr, bij het hanteren van een afstandscriterium van 1.000 meter
rondom de overbelaste Natura 2000-gebieden, een substantiële doelgroep kent die aanzienlijke
emissiereductie kan bewerkstelligen. Daarom wil ik wil veehouderijlocaties die zijn
gelegen binnen 1.000 meter rondom de overbelaste Natura 2000-gebieden met voorrang
in aanmerking laten komen voor een subsidie. De toekenning van de subsidies zal voor
deze veehouderijlocaties plaatsvinden op basis van «first come, first serve». Daarmee
kan snelheid worden gemaakt bij de verlening van subsidies en in het doelbereik.
Indien er na het toekennen van subsidies voor veehouderijlocaties binnen 1.000 meter
nog budget resteert, zal dat worden ingezet voor veehouderijlocaties die zich buiten
de afstandsgrens bevinden. Toekenning van subsidies binnen deze groep zal plaatsvinden
aan de hand van een tender waarbij aanvragen gerangschikt worden op basis van het
aantal euro subsidie per kilogram ammoniakemissiereductie. Het toekennen via een tender
kost meer tijd, omdat het bepalen van een rangschikking veel vraagt van de uitvoering
en omdat de rangschikking pas kan worden opgemaakt na het sluiten van de openstellingsperiode
van de regeling en pas nadat alle aanvragen volledig zijn beoordeeld. Daarom is mijn
voornemen om te werken met een korte periode van openstelling. De noodzaak van een
doelmatige inzet van publieke middelen rechtvaardigt deze opzet.
Ik zal met de vergoedingssystematiek van de Vbr aansluiten bij de voorgaande Lbv-regelingen.
Deze systematiek is bekend in de sector en bij bedrijfsadviseurs. Binnen deze systematiek
zal subsidie worden verstrekt op basis van een forfaitaire vergoeding voor het waardeverlies
van de productiecapaciteit, welke gebaseerd is op de oppervlakte en leeftijd van de
stallen. Ik beraad mij momenteel nog op de te vergoeden kosten en de hoogte van het
subsidiepercentage. Daarbij zoek ik naar een balans tussen de inzet uit het hoofdlijnenakkoord
(bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) enerzijds, te weten een ruimhartige regeling, en het voorkomen van concurrentie
met de bestaande Lbv-regelingen anderzijds. Voor veehouders in de melkvee-, varkens-,
en pluimveesectoren zal vanzelfsprekend een marktconforme vergoeding gelden (subsidiepercentage
van 100%) voor het laten doorhalen van het productierecht (varkens-, pluimvee-, en
fosfaatrecht).
In debatten met uw Kamer is gesproken over het richten van de nieuwe landelijke beëindigingsregelingen
op de meest verouderde bedrijven, zoals dit geformuleerd staat in het hoofdlijnenakkoord.
Dit zou, zoals u weet, ook mijn voorkeur hebben. Echter, op grond van het Europese
steunkader moet binnen een regeling met een milieudoel selectie van de doelgroep gebaseerd
zijn op een milieucriterium. Gelet op de aard van veehouderijbedrijven is het niet
mogelijk gebleken een milieucriterium vast te stellen dat oudere en nieuwere bedrijven
van elkaar onderscheidt. Oudere bedrijven stoten namelijk niet per definitie meer
ammoniak uit dan nieuwere bedrijven. Bovendien bevinden zich op één veehouderijlocatie
vaak stallen van verschillende leeftijden. Ik heb alle mogelijke opties verkend om
de Vbr meer te richten op verouderde bedrijven, maar ik kan hier binnen de Europese
steunkaders met de regeling helaas niet op sturen. Ik wil overigens het beeld nuanceren
dat er met de beëindigingsregelingen voornamelijk moderne veehouderijlocaties worden
beëindigd. Uit gegevens van RVO blijkt bijvoorbeeld dat twee derde van de stallen
onder de Lbv-regelingen juist ouder is dan 20 jaar.
Ik ben mij ervan bewust dat, als in een relatief korte tijd naar verhouding veel veehouderijbedrijven
stoppen, dit impact kan hebben op andere schakels en betrokken partijen in een keten.
De sectorpartijen hebben hierover ook zorgen geuit. Ik heb hier aandacht voor en zal
hierover in overleg blijven met de sectorpartijen, waarbij ik erop wijs dat ik uiteraard
geen concrete toezeggingen kan doen over een eventuele oplossing.
Deelname aan een beëindigingsregeling is voor veehouders een ingrijpend en complex
proces. Mede in dat licht vind ik het belangrijk om bij de vormgeving en de (voorbereiding
van de) uitvoering van de Vbr rekening te houden met de ervaringen met de lopende
Lbv-regelingen. Verder wil ik het mogelijk maken voor veehouders die deelnemen of
overwegen deel te nemen aan de Vbr om op aanvraag gebruik te maken van zaakbegeleiding.
Zaakbegeleiders kunnen een verbindende schakel zijn tussen de overheid en ondernemers.
Zij ondersteunen de ondernemer onder meer in zijn contacten met de overheid.
Landbouwgronden maken geen onderdeel uit van de Vbr. Indien een aanvrager toch wenst
om zijn grond te verkopen, dan kan hij ervoor kiezen om deze vrijwillig aan te bieden
aan een provinciale grondbank of de Nationale Grondbank van LVVN die een marktconforme
prijs biedt.
Bij het ontwikkelen van een beëindigingsregeling heb ik mij te houden aan kaders die
er gelden vanuit de Europese richtsnoeren voor staatssteun. Desalniettemin blijf ik
open staan voor verbeterpunten voor in de toekomst, en ook voor alternatieve ideeën.
Hierover zal ik het gesprek (blijven) aangaan met betrokkenen, zoals sectorpartijen
en medeoverheden.
Tijdpad
Met de invulling van de belangrijkste contouren wordt er toegewerkt naar een versie
van de regeling met toelichting waarmee in oktober de prenotificatieprocedure gestart
kan worden. Ik ben voornemens om gelijktijdig aan dit traject de internetconsultatie
te starten. Belanghebbenden kunnen dan de concept-regelingstekst en de toelichting
lezen en daarop reageren. Hierna zal de notificatieprocedure bij de Commissie gestart
worden en zal, na goedkeuring, de regeling gepubliceerd worden in de Staatscourant.
Het gehele traject, van prenotificatie tot publicatie, zal circa vier maanden duren.
Afhankelijk van het aantal en het soort vragen of verzoeken van de Commissie tot wijziging
van de Vbr kan dit korter of langer duren. Om de ondernemer tijd te geven een aanvraag
voor te bereiden zal de regeling ongeveer twee maanden na de publicatie opengesteld
worden.
Tot slot
Ik vind het belangrijk dat ondernemers zelf een keuze kunnen maken over de toekomst
van hun bedrijf. Ondernemers hebben perspectief nodig. Met name in gebieden waar de
opgave groot is om te voldoen aan wettelijke doelstellingen, zoals de Veluwe en de
Peel. Ik blijf dan ook goed met medeoverheden samenwerken om perspectief te kunnen
bieden aan ondernemers
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur