Brief regering : Onderzoek Staat van Instandhouding wolven in Nederland
33 576 Natuurbeleid
Nr. 466
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2025
Wageningen University & Research (WUR) heeft op mijn verzoek onderzoek gedaan naar
de Gunstige Referentiewaarden van wolven in Nederland (favourable reference values, FRVs). Deze waarden zijn een Europese vereiste om de Staat van Instandhouding (SvI)
van wolven te kunnen vaststellen, welke weer nodig is in het kader van de Europese
Habitatrichtlijn. Dit is belangrijk voor bijvoorbeeld populatiereguleringsmogelijkheden
van de wolven in Nederland, die onderdeel uitmaken van de bredere Centraal-Europese
wolvenpopulatie. Het rapport is openbaar beschikbaar gemaakt op de website van Wageningen
Research.1 Hiermee geef ik uitvoering aan mijn toezegging om de uitkomsten van dit onderzoek
met uw Kamer te delen (TZ202504–004) en geef ik invulling aan het verzoek van de Kamer
om dit rapport te delen (Commissieverzoek 2025Z16662/2025D38682). Over het verzoek met betrekking tot het artikel in de Telegraaf kom ik separaat
terug.
Gunstige Referentiewaarden zijn concrete kwantitatieve, meetbare ecologische doelen
om vast te stellen of een soort in een gunstige Staat van Instandhouding verkeerd.
Gunstige Referentiewaarden zijn opgedeeld in gunstige populatie omvang (Favourable
Reference Population, FRP) en gunstig verspreidingsgebied (Favourable Reference Range,
FRR). Om van een gunstige Staat van Instandhouding te spreken, moeten volgens de Europese
regels beide criteria gunstig zijn. Socio-economisch draagvlak maakt geen deel uit
van de berekening van deze gunstige Referentiewaarden.
Samengevat geeft het rapport de volgende conclusies:
• Zowel een gunstige populatie omvang (FRP) als een gunstig verspreidingsgebied (FRR)
zijn nodig om te komen tot FRVs.
• Het rapport concludeert dat het in het kleine en dichtbevolkte Nederland niet mogelijk
is om zelfstandig een gunstige populatieomvang te herbergen, met een corresponderend
gunstig verspreidingsgebied (FRR).2
• Omdat het niet mogelijk is om binnen Nederland te komen tot de FRVs van wolven, moet
er voor het bereiken van de FRVs naar de gehele Centraal-Europese wolvenpopulatie
worden gekeken. Naast Nederland betreft dit de landen Duitsland, Denemarken, België,
Tsjechië, Polen, Noord-Frankrijk en Luxemburg. Nederland kan alleen een bijdrage leveren
aan een duurzame wolvenpopulatie in Europees verband binnen deze Centraal-Europese
populatie.
• Voor die Centraal-Europese wolvenpopulatie geldt dat de SvI als gunstig kan worden
beoordeeld als die populatie onder meer de gunstige populatieomvang (FRP) van minimaal
500 roedels, met corresponderend gunstig verpreidingsgebied (FRR) kent.
• Nederland zal daarom een aandeel moeten gaan leveren aan die Centraal-Europese populatie,
net als de andere landen waar deze populatie is gevestigd.
• Het ecologisch-technisch uitgangspunt daarbij is dat het in Nederland voor wolven
beschikbare habitat 23–56 roedels zou kunnen huisvesten, gebaseerd op de habitatgeschiktheidsanalyse
van 2024.3
WUR heeft met dit onderzoek een ecologisch-technisch antwoord gegeven op mijn vraag,
maar de resultaten van het onderzoek zijn daardoor theoretisch en voor mij niet bruikbaar.
Ik verwachtte dat in het onderzoek rekening zou worden gehouden met de specifieke
situatie voor een klein en dichtbevolkt land als Nederland. Dat is helaas niet het
geval. Er is in dit onderzoek enkel door een ecologische bril naar één puzzelstukje
van een voor mij veel grotere puzzel gekeken. Dit onderzoek is daarmee stap 1. Er
is niet gekeken naar de maatschappelijke en economische mogelijkheden en onmogelijkheden
die in Nederland zo’n belangrijke rol spelen. Ook is er niet gekeken naar wat een
grote wolvenpopulatie voor effect heeft op de rest van de aanwezige dieren en biodiversiteit.
Dat zou stap 2 zijn. Juist die gecombineerde perspectieven (stappen 1 en 2 tezamen)
geven een meer compleet beeld om beleid op te maken. Beleid gebaseerd op enkel stap
1 is daarom, naar mijn mening, onbruikbaar en totaal onverantwoord. Op 3 september
ben ik met WUR in gesprek gegaan over de uitkomsten van het onderzoek en heb ik hen
op die onbruikbaarheid van de onderzoeksresultaten gewezen. De ecologie biedt slechts
één perspectief; voor een compleet beeld zijn de inzichten uit andere relevante perspectieven
essentieel.
Ik vind het van het grootste belang dat er gedegen onderzoek wordt uitgevoerd naar
het aantal roedels dat Nederland kan bijdragen aan de Centraal-Europese wolvenpopulatie,
waarbij wordt getoetst aan de haalbaarheid voor de specifieke Nederlandse situatie.
Nederland is namelijk een van de dichtbevolkste landen in de wereld. De natuur in
Nederland ligt bovendien ook nog eens vaak ingeklemd tussen dorpen, steden en agrarische
bedrijven. Ik maak mij ernstige zorgen over de aanwezigheid van wolven in Nederland.
De veiligheid en het welzijn van mensen en dieren, staan wat mij betreft altijd voorop.
Daarom laat ik een aanvullend onderzoek uitvoeren door een andere internationele deskundige
onderzoekspartij. Ik wil dat dit onderzoek zich opnieuw richt op de SvI van wolven
in Nederland en ook een eigen analyse uitvoert van de habitatgeschiktheid voor wolven
in Nederland. Ik heb de betrokken onderzoekspartij gevraagd om in dit nieuwe onderzoek
de specifieke situatie voor Nederland als klein en dichtbevolkt land te betrekken
en dus juist ook andere relevante perspectieven zoals socio-economische overwegingen
en fysieke veiligheid hier expliciet in mee te nemen. Ik verwacht voor het eind van
dit jaar hiervan de uitkomst. Dit rapport zal ik daarna zo spoedig mogelijk met uw
Kamer delen.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur