Brief regering : Actieplan windenergie op zee
33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ)
Nr. 91
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 september 2025
Windenergie op zee vervult een sleutelrol in de energietransitie. Tegelijkertijd zien
we dat de businesscase van windparken op zee in Nederland en landen om ons heen sterk
onder druk staat. Wereldwijde ontwikkelingen laten juist de urgentie zien van een
weerbaar, betaalbaar en duurzaam energiesysteem waar we zoveel mogelijk zelf controle
over hebben. Er zijn daarbij geen alternatieven voor windparken op zee die tijdig
en op deze grote schaal energie kunnen leveren. Het is daarom belangrijk om te voorkomen
dat de ontwikkeling van windenergie op zee stilvalt.
Gegeven de demissionaire status is het kabinet terughoudend met nieuw beleid. Het
kabinet richt zich daarom op die maatregelen die in 2026 noodzakelijk zijn om stilstand
te voorkomen en bereidt meer structurele maatregelen voor. Met deze brief biedt het
kabinet daarom het Actieplan windenergie op zee aan de Kamer aan.1 Het Actieplan bevat twee oplossingsrichtingen om de uitrol van windenergie op zee
voort te kunnen zetten: 1. het stimuleren van de bouw van windparken op zee (aanbodstimulering)
en 2. het stimuleren van de ontwikkeling van de elektriciteitsvraag (vraagstimulering).
Voor de korte termijn neemt het kabinet met dit Actieplan twee maatregelen die noodzakelijk
zijn om te voorkomen dat de ontwikkeling van windparken op zee stilvalt. Ten eerste
voor aanbodstimulering, is het kabinet voornemens om in 2026 2 GW aan windparken op
zee met subsidie te vergunnen en treft daar de voorbereidingen voor. Uit het Klimaatfonds
is reeds € 948,3 mln. toegekend voor de problematiek rond windenergie op zee. Het
leeuwendeel daarvan is voor de 2 GW tenders in 2026. Ten tweede voor vraagstimulering,
verlengt het kabinet de Indirecte Kosten Compensatie (IKC-ETS) regeling met een jaar
t/m 2028 om de elektriciteitskosten concurrerend te maken en stelt hiervoor € 150
mln. beschikbaar.
Voor de periode vanaf 2027 bereidt het kabinet meer structurele oplossingsrichtingen
voor om de uitrol van windenergie op zee voort te zetten. Voor zowel aanbod- als vraagstimulering
bevat het Actieplan een inventarisatie van mogelijk additioneel beleid voor het behalen
van de doelstellingen van windenergie op zee. De implementatie van dit beleid kent
een aanzienlijke dekkingsopgave. Door nu deze voorbereidingen te treffen, kan een
nieuw kabinet voortvarend aan de slag.
In deze brief wordt een toelichting gegeven op de verslechtering van de businesscase
van windenergie op zee en de impact van vertraging op de maatschappelijke kosten.
Vervolgens worden – langs de lijnen aanbod- en vraagontwikkeling – de nieuwe maatregelen,
bestaand beleid en mogelijkheden voor additioneel beleid toegelicht. In deze Kamerbrief
en bijgevoegd plan geeft het kabinet ook nadere invulling aan de moties van het lid
Postma c.s., het lid Grinwis c.s., het lid Postma c.s., het lid Erkens en de toezegging
aan het lid Kröger over RES en wind op zee en de toezegging over negatieve prijzen,
Contracts for Difference (CfD) en langetermijnprijsgaranties.2 In de Kamerbrief van 16 mei jl. over de ontwikkelingen tenders windenergie op zee
IJmuiden Ver Gamma en Nederwiek I-A3 zijn deze moties gedeeltelijk al afgedaan door een aantal concrete maatregelen te
nemen om de aankomende tenderronde aantrekkelijker te maken en de slagingskans daarvan
te vergroten. In een volgende brief over CfD en/of brief over windenergie op zee wordt
verder ingegaan op negatieve prijzen.
Belang van windenergie op zee
Windenergie op zee is essentieel voor het realiseren van groene groei en verduurzaming
in Nederland en is van groot belang om het Nederlandse energiesysteem weerbaarder
te maken. Een duurzaam en weerbaar energiesysteem in Nederland vraagt om meer duurzaam
opgewekte energie van dichtbij om daarmee minder afhankelijk te zijn van import. De
Noordzee is relatief ondiep en aan de Nederlandse kust wordt veel energie verbruikt.
Daarmee heeft de Nederlandse Noordzee ideale eigenschappen om kosteneffectief grote
volumes aan elektriciteit op te wekken.
Vanwege het grote belang van windenergie op zee heeft het vorige kabinet de inzet
verdubbeld naar ca. 21 GW windenergie op zee in 2032.4 In het Regeerprogramma van dit kabinet is het belang van windenergie op zee herbevestigd
alsook de inzet om de Routekaart windenergie op zee (21 GW) onverkort uit te voeren.
Het kabinet wil de Partiële Herziening van het Programma Noordzee 2022–2027 eind 2025
vaststellen met daarin de windenergiegebieden voor na de huidige Routekaart windenergie
op zee.
Dit kabinet heeft in het Windenergie Infrastructuurplan Noordzee de doelstellingen
voor windenergie op zee geoperationaliseerd en bijgesteld naar 30 – 40 GW in 2040.
Belangrijkste redenen zijn de sterk gestegen kosten en nieuwe scenario's waaruit blijkt
dat de vraag naar met name waterstof (op zee) ten opzichte van eerdere scenario's
achterblijft.5 In de Klimaat- en Energienota is deze nieuwe bandbreedte bevestigd.6 Er zijn in Nederland geen alternatieven voor windenergie op zee voorhanden die tijdig
en op deze schaal kunnen worden toegepast. Om deze redenen hecht het kabinet veel
waarde aan de continuering van de uitrol van windparken op zee.
Partiële Herziening Programma Noordzee 2022 – 2027
Het kabinet is voornemens om eind 2025 de Partiële Herziening (PH) van het Programma
Noordzee vast te stellen, zoals eerder aangegeven in de Kamerbrief bij het ontwerp-PH
van 18 april 2025. In de PH wijst het kabinet twee nieuwe windenergiegebieden op de
Noordzee aan ter grootte van ca. 21 GW, gebied Doordewind West (2 GW) en gebied 6/7
(maximaal 19 GW), en schrapt definitief het eerder aangewezen gebied Lagelander. Het
kabinet heeft bij de aanwijzing eerst gekeken naar de ruimte voor visserij en heeft
een zorgvuldige afweging van alle belangen op de Noordzee gemaakt waaronder naast
visserij, defensie, mijnbouw, scheepvaart en natuur. Met de aanwijzing van deze gebieden
blijft het voor een volgend kabinet mogelijk om in 2040 in lijn met het Windenergie
Infrastructuurplan Noordzee 30 – 40 GW te realiseren. Dit is cruciaal voor de energieonafhankelijkheid
en verduurzaming van Nederland. Het gaat om een ruimtelijke reservering, zonder financiële
verplichtingen.
Het is aan een volgend kabinet om te besluiten over het wel of niet ontwikkelen van
windenergie in gebied 6/7. Dit besluit volgt bij de vaststelling van de bijbehorende
Routekaart windenergie op zee. Op dat moment moet het volgende kabinet de inpassingskosten
en eventuele andere aan het besluit verbonden kosten van passende financiële dekking
hebben voorzien. Voor gebied Doordewind heeft het kabinet de inpassingskosten gedekt
bij Voorjaarsnota 2025. Dit gebied is ook al aangewezen in de meest recente Routekaart
windenergie op zee.
Businesscase windparken op zee onder druk
De businesscase van windparken op zee in Nederland staat op dit moment echter sterk
onder druk door sterk gestegen kosten voor o.a. financiering en materiaal. Dit is
ook in omringende landen zichtbaar. In Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken
en België zijn afgelopen periode (subsidievrije) tenders voor windparken mislukt en
tenders uitgesteld vanwege beperkte marktinteresse.
We gaan een nieuwe fase7 van de energietransitie in, waarbij doorgroei van hernieuwbare opwek en zeker grootschalige
opwek als windenergie op zee gepaard moet gaan met gelijktijdige grootschalige elektrificatie.
Achterblijvende elektriciteitsvraag, ten opzichte van de eerdere verwachtingen, is
een belangrijke oorzaak van de verslechterde businesscase. De elektriciteitsvraag
blijft achter doordat industriële partijen grote investeringen moeten doen om te elektrificeren
waarvan onzeker is of zij die kunnen terugverdienen. Daarnaast zijn de ontwikkelkosten
voor windparken op zee gestegen door hogere rente, inflatie en gestegen arbeids- en
materiaalkosten. De verslechterde businesscase kan ertoe leiden dat – zonder ingrijpen
van de overheid – de uitrol van windenergie op zee en daarmee een belangrijk deel
van de energietransitie stokt. Dit ondanks de Nederlandse aanpak waarbij in de vergunningverlening
en de aansluiting op het elektriciteitsnet bij windparkontwikkelaars uit handen wordt
genomen en de aanleg daarmee zo aantrekkelijk mogelijk te maken, de zogenaamde one-stop-shop. Dat de uitrol van windparken op zee dreigt te stokken zien we terug in diverse marktonderzoeken,
de tenders in de landen om ons heen, gesprekken met en publieke oproepen van windparkontwikkelaars,
partijen uit de toeleverketen, industriële partijen, financiële sector en netbeheerders.
Het kabinet zal blijven optrekken met deze partijen om gezamenlijk windparken op zee
te blijven realiseren.
Impact kosten netten op zee
Om zeker te stellen dat Nederland tijdig over voldoende duurzame energie kan beschikken,
hebben vorige kabinetten aan TenneT, als netbeheerder op zee, de opdracht gegeven
om de benodigde nieuwe elektriciteitsinfrastructuur te realiseren («net op zee»).8 Er is hiervoor gekozen om aan zowel windparkontwikkelaars als aan de industrie een
vooruitzicht te bieden van de beschikbaarheid van deze infrastructuur. Ook is hiervoor
gekozen vanwege de lange doorlooptijden bij het realiseren van dergelijke complexe
infrastructurele projecten en de grote drukte in de toeleverketen van platforms en
kabels. Bij deze keuze waren meerdere risico’s geïdentificeerd, zoals het niet goed
op elkaar aansluiten van het tempo van aanbod- en vraagontwikkeling. Bij het verdubbelen
van de doelstelling van windenergie op zee in 2022 is de Kamer over dit risico geïnformeerd.9
TenneT heeft voor de realisatie van het net op zee contracten afgesloten met toeleveranciers
en heeft in deze contracten afspraken gemaakt over de bouw hiervan. De verplichting
van deze contracten voor de realisatie van het net op zee is ca. € 42 mld.10 in totaal en wordt afgeschreven over ca. 40 jaar. Zoals eerder aan de Kamer geïnformeerd,
acht het kabinet het niet realistisch om de planning van een aantal windparken11 van de Routekaart windenergie op zee aan te houden. Door vertraging in de bouw van
windparken op zee zal TenneT substantiële extra kosten moeten maken. Vertraging van
de realisatie van windparken op zee heeft namelijk impact op de planning en kosten
van TenneT voor het net op zee. Financieel gezien is de impact van deze initiële vertraging
zeer aanzienlijk. Bij verdere vertraging van de planning van de Routekaart windenergie
op zee lopen de vertragingskosten van TenneT verder op. Dit is zeer onwenselijk en
het kabinet wil zich tot het uiterste inspannen om deze kosten zo veel als mogelijk
te beperken.
Extra kosten door vertraging zullen door TenneT, na toetsing door de Autoriteit Consument
en Markt (ACM), op langere termijn worden doorberekend in de nettarieven van burgers
en bedrijven. Een specifieke inschatting van de kosten van vertraging wordt in een
vertrouwelijke bijlage12 met de Kamer gedeeld, omdat dit bedrijfsgevoelige informatie van TenneT bevat. Zodra
de definitieve kosten bekend zijn zullen deze landen in de kostenraming van TenneT,
waarover het kabinet de Kamer informeert.
Nieuwe maatregelen actieplan windenergie op zee
Gezien de businesscase van windparken op zee en de impact van vertraging op maatschappelijke
kosten, is het kabinet voornemens om de volgende maatregelen te nemen langs de lijnen
aanbod en vraag.
Aanbodstimulering: subsidie voor windparken op zee
Om de slagingskans van tenders voor windparken op zee te vergroten is het kabinet
voornemens om in 2026 2 GW aan windparken op zee met subsidie te vergunnen13 en treft daar momenteel alle voorbereidingen voor.14 Door het risicoverlagende en daarmee kostenverlagende effect draagt subsidie voor
windparken op zee – in de vorm van een prijszekerheidsmechanisme – bij aan realisatie
van windenergie op zee tegen de laagste maatschappelijke kosten. Het maximale indieningsbedrag
wordt zo ingericht dat de totale maatschappelijke kosten in balans zijn met de totale
maatschappelijke baten.15 Daarmee wordt het maximale indieningsbedrag dus niet enkel bepaald door de kosten
om het windpark te realiseren.
De planning voor publicatie van de conceptsubsidieregelingen is voorzien uiterlijk
in januari 2026. Daarna vindt een marktconsultatie plaats en zal de tender in september
2026 naar verwachting worden gesloten. Het kabinet vraagt ter voorbereiding het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL) voor een analyse over een aantal financiële waardes in
de subsidieregeling, zoals het voorlopige correctiebedrag. De bevindingen uit hun
voorlopige analyse zal PBL ook consulteren met de markt. Bij publicatie van de conceptsubsidieregelingen
maakt het kabinet ook bekend welke twee kavels van 1 GW worden vergund. Dit hangt
o.a. af van de uitkomst van de subsidievrije tender Nederwiek I-A (1 GW), die is gepland
in oktober van dit jaar. Het uitgangspunt is om de oorspronkelijke volgorde van de
planning uit de Routekaart windenergie op zee zoveel mogelijk aan te houden. In overleg
met de windenergiesector en TenneT wordt een geactualiseerde Routekaart windenergie
op zee voorbereid.
Het kabinet kiest voor 2026 voor het vergunnen van windparken op zee met subsidie.
In 2026 kan namelijk nog geen CfD worden ingezet, omdat hiervoor een wetswijziging
nodig is. Voor de subsidie die wordt verstrekt geldt dat subsidie wordt teruggevorderd
wanneer de elektriciteitsprijzen relatief hoog zijn.
Vraagstimulering: Indirecte Kosten Compensatie (IKC)
Daarnaast zet het kabinet in op vraagontwikkeling. Het kabinet heeft binnen de mogelijkheden
die er nu zijn om de elektriciteitskosten concurrerend te maken besloten om de Indirecte
Kostencompensatie (IKC)-ETS regeling met een jaar te verlengen t/m 2028 en stelt hiervoor
€ 150 miljoen beschikbaar. De IKC compenseert doorberekende ETS-kosten van elektriciteitsproductie
via de elektriciteitsprijs voor bedrijfssectoren die door de Europese Commissie zijn
aangewezen als «blootgesteld aan een hoog risico op weglek naar buiten de EU». Dit
gaat momenteel om gemiddeld € 20–25/MWh. Er was tot nu toe t/m 2027 budget voor de
regeling vrijgemaakt.
Bestaand beleid
Naast de hiervoor genoemde maatregelen, bevat het Actieplan een overzicht van reeds
bestaand beleid voor aanbodstimulering en versnellen van vraagontwikkeling.
Aanbodstimulering
Het kabinet zet met verschillende maatregelen in op aanbodstimulering. Eerder is de
kavelgrootte verkleind van 2 GW naar 1 GW. Dit verlaagt de benodigde investering per
kavel, waardoor de (financiële) risico’s voor windparkontwikkelaars lager worden en
het voor meer partijen mogelijk is om te investeren. Daarnaast is bij de tender Nederwiek
I-A besloten om bij een aangetoonde verslechterde businesscase windparken de mogelijkheid
te bieden de vergunning tegen betaling terug te geven, vrijwillige rangschikkingscriteria
in de tenders te versoberen en wordt een eventueel financieel bod pas betaald wanneer
het windpark in gebruik genomen wordt.16
Vraagstimulering
Daarnaast zet het kabinet met verschillende maatregelen in op het vergroten van (flexibele)
elektriciteitsvraag. Dit is een belangrijke voorwaarde voor de energietransitie. Het
kabinet zet zowel in op het normeren en beprijzen van elektrificatie als op het stimuleren
met subsidieregelingen. Normeren en beprijzen gebeurt bijvoorbeeld via de energiebesparingsplicht
en het EU-ETS. Met het EU-ETS neemt de prijs van fossiele brandstoffen op termijn
toe, waardoor elektrificatie aantrekkelijker wordt. De energiebesparingsplicht verplicht
specifieke rendabele elektrificatie-opties. Daarnaast stimuleert het kabinet elektrificatie
via regelingen die ingrijpen op (o.a.) de elektriciteitskosten voor bedrijven, zoals
de SDE++ en de IKC-regeling. Zo vergoedt de SDE++ regeling de onrendabele top voor
o.a. verschillende elektrificatietechnieken. De afgelopen vier jaar is hierin voor
3,4 TWh aan elektrificatieprojecten gehonoreerd. Middels de IKC-regeling worden geëlektrificeerde
bedrijven met weglekrisico ondersteund, door compensatie van de ETS-kosten in de elektriciteitsprijs.
Ook is er een aantal regelingen die ingrijpen op (o.a.) de investeringskosten voor
elektrificatie, zoals de DEI+-, NIKI- en VEKI-regeling en de EIA. Met deze regelingen
is er voor verschillende ontwikkel- en implementatiestadia van elektrificatietechnieken
investeringsondersteuning beschikbaar. In de Actieagenda Elektrificatie Industrie
gaat het kabinet hier nader op in.17
Ook zet het kabinet in op aanpak en mitigatie van de gevolgen van netcongestie. Netcongestie
is een rem op elektrificatie. De Kamer wordt eind september in meer detail geïnformeerd
over de voortgang van de acties in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN)
om netcongestie tegen te gaan door snellere uitbreiding van infrastructuur en betere
benutting van het bestaande net. Ondanks de huidige drempel van netcongestie is het
verstandig de uitrol van windparken op zee te continueren. De mate waarin meer windenergie
op zee voor een langere periode tot extra netcongestie leidt is beperkt en hangt af
van de aanlandlocatie. Om de effecten van extra netcongestie mee te wegen worden de
verwachte netbeheerkosten (redispatch) meegewogen bij de vaststelling de maximale hoogte van de uit te keren subsidie.
Voor de keuze welke kavels in 2026 worden vergund, wordt ook rekening gehouden met
de aanlandlocatie en daarmee met de verwachte netcongestie. Deze aanlanding kan zo
gekozen worden dat 2 GW aan windparken nauwelijks leidt tot meer netcongestie. Dit
wordt meegewogen naast de vertragingskosten van TenneT en welke locatie vanuit dat
perspectief het meest voor de hand ligt. Aan de vraagkant kan netcongestie de groei
van elektrificatie belemmeren, maar is er ook nog groei mogelijk en kan de elektrificatie
worden gerealiseerd die al wel kan plaatsvinden.
Inventarisatie aanvullende maatregelen
Tot slot bevat het Actieplan ook een inventarisatie van mogelijke maatregelen om de
businesscase van windparken op zee te verbeteren. Daarnaast worden hieronder ook twee
onderdelen toegelicht die raken aan de businesscase windenergie op zee.
Aanbodstimulering
Aan de aanbodzijde zijn mogelijkheden in kaart gebracht om windparkontwikkelaars prijszekerheid
te bieden met een CfD, als vervolg op de voorgestelde subsidie in 2026. Het huidige
kabinet treft alle technische en juridische voorbereidingen zodat een CfD voor aanbodondersteuning
vanaf medio 2027 inzetbaar is, indien de wetgeving tijdig wordt behandeld en tijdig
wordt besloten over het benodigde budget. De afgelopen kabinetten hebben windparken
op zee vergund met een vergelijkende toets (met financieel bod). Hierbij worden partijen
gestimuleerd om met innovatieve oplossingen te komen voor maatschappelijke doelen,
zoals ecologie en systeemintegratie, die bijdragen aan de verdere doorgroei van windenergie
op zee en de andere maatschappelijke uitdagingen van Nederland. De vergelijkende toets
heeft geleid tot oplossingsgerichte en innovatieve biedingen van partijen. Deze innovaties
dragen er aan bij dat negatieve effecten van de aanleg en exploitatie van windparken
op zee kleiner worden. De afgelopen tenderrondes met een vergelijkende toets hebben
geleid tot kennis op onderwerpen, zoals ecologie, waardoor deze kennis ook (deels)
randvoorwaardelijk kan worden opgenomen in voorschriften in het kavelbesluit of de
vergunning. Dit is in lijn met de regels voor niet-prijscriteria uit de Europese Net Zero Industry Act (NZIA). In de afgelopen tenderronde zijn criteria van de vergelijkende toets versimpeld
en versoberd om zo meer rekening te houden met het effect op de businesscase van het
windpark. Voor toekomstige tenderrondes bekijkt het kabinet ook op welke wijze – passend
binnen de businesscase – oplossingen kunnen worden gestimuleerd voor maatschappelijke
doelen om bij te dragen aan verdere doorgroei van windenergie op zee, zoals ecologie,
systeemintegratie en visserij.
Ook is het kabinet een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om windparkontwikkelaars
meer tijd te geven voor het realiseren van een windpark op zee. Het gaat om het verlengen
van de tijd tussen de mijlpalen uit het Ontwikkelkader windenergie op zee voor de
realisatie van het windpark en net op zee.18 Het is de wens van de windenergiesector om de realisatietijd te verlengen en daarmee
risico’s en kosten te verlagen. Tegelijkertijd leidt meer tijd tot hogere kosten voor
TenneT. Het kabinet moet dus afwegen wat er technisch noodzakelijk is en wat de maatschappelijke
kosten en baten zijn van het eventueel verlengen. Bij de actualisatie van de Routekaart
windenergie op zee worden de uitkomsten van dit onderzoek verwerkt in de nieuwe planning.
Daarnaast is het kabinet een onderzoek gestart om de ruimte van kavel Ten Noorden
van de Waddeneilanden (TNW) bij kavels Doordewind te voegen en zo meer ruimte te geven
om dezelfde hoeveelheid elektriciteit op te wekken, dus zonder extra kabels naar land.
Met meer ruimte per turbine leveren turbines per stuk meer elektriciteit op waardoor
de energieopbrengsten stijgen.19 Ook de benutting van de TenneT infrastructuur neemt hierdoor toe. Door het langdurig
pauzeren van Demo 2, zoals besloten in de Klimaat- en Energienota, is het niet langer
vanzelfsprekend dat de kavel in TNW hiervoor gereserveerd blijft. Randvoorwaarde voor
dit onderzoek is dat dit gebeurt binnen de ruimte die is aangewezen voor windparken
op zee en dus niet leidt tot uitbreiding van de reeds aangewezen windenergiegebieden
op zee.
Voor de businesscase van windparken op zee is het van belang om de tendervoorwaarden
zo eenvoudig mogelijk te houden. Ter invulling van de toezegging over RES en wind
op zee20, heeft het kabinet eisen voor coöperatief eigendom voor windenergie op zee geanalyseerd,
specifiek op basis van tenders in België en Denemarken. Beide landen hebben procedures
voor windenergie op zee ontworpen met eisen voor coöperatief eigendom. De afgelopen
periode is de tender in Denemarken mislukt en in België gepauzeerd door o.a. verslechterde
markomstandigheden. De haalbaarheid van de eisen over burgerparticipatie speelde daarbij
een rol. Gezien de businesscase die onder druk staat, is het kabinet niet voornemens
om randvoorwaarden voor coöperatief eigendom op te nemen in de komende tenders. Wel
zal het kabinet mogelijkheden voor burgerparticipatie met de windenergiesector bespreken
tijdens de marktconsultatie over de volgende tenders. Ook houdt het kabinet de ontwikkelingen
van burgerparticipatie in tenders in buurlanden in de gaten.
Tot slot, een ander aspect dat raakt aan de businesscase van windparken op zee is
een invoedingsnettarief, waarbij niet alleen de afnemer, maar ook de producent betaalt
voor het transport van elektriciteit. Momenteel bereidt de ACM de invoering hiervan
voor. De windenergiesector geeft aan zorgen te hebben en verwacht dat de invoering
van dit tarief forse impact op hun businesscase en daarmee op de realisatie van windparken
op zee heeft. Deze zorg is begrijpelijk en reëel. De verantwoordelijkheid en bevoegdheid
voor vaststelling van een dergelijk nettarief ligt bij de ACM en de voorbereiding
is nog in volle gang. Het kabinet heeft contact met de ACM over de vormgeving van
het tarief en de onderzoeken en toetsing die ten behoeve hiervan worden gedaan. Het
kabinet zal de zorgen over de gevolgen voor windparken op zee hierbij onder de aandacht
brengen. Daarnaast zal, conform motie-Erkens21, worden onderzocht wat de gevolgen van een eventueel invoedingsnettarief zijn voor
een CfD.
Vraagstimulering
Het kabinet is met Invest-NL in gesprek over de ontwikkeling van een mogelijk garantiefonds
voor partijen die een langjarig contract met aanbieders van hernieuwbare elektriciteit
waaronder windenergie op zee aangaan. De insteek is om met private financiers een
garantiefonds op te zetten waardoor afnemers van elektriciteit met een lagere of niet-beoordeelde
kredietwaardigheid die willen elektrificeren de mogelijkheid krijgen om langjarige
contracten met windparken af te sluiten. Dit helpt zowel deze bedrijven als de windparken
op zee. Dit najaar wordt besloten over de ontwikkeling van het fonds, waarvoor € 1
mln. is gereserveerd op de KGG-begroting. Na de ontwikkeling van het fonds volgt een
financieringsronde om het bufferkapitaal te verkrijgen. Afhankelijk van de doorlooptijd
daarvan kan het fonds in het gunstigste geval vanaf 2026 ingezet worden.
Daarnaast gaat het om aanvullende mogelijkheden om de ontwikkeling van de vraag naar
duurzame elektriciteit eerder tot stand te laten komen. Het versnellen van de groei
van de elektriciteitsvraag richt zich daarbij op het wegnemen van barrières, zoals
de elektriciteitsprijs, nettarieven en investeringskosten voor elektrificatie. Daarbij
kan gedacht worden aan nadere analyse van Contracts for Difference (CfD) aan de vraagzijde. Hier is nader onderzoek naar de wenselijkheid en haalbaarheid
voor nodig. Via een bijlage bij het Actieplan wordt het eindrapport aangeboden van
de verkenning van de inzet van CfD voor industriële elektrificatie. Dit rapport laat
zien dat een goed ontworpen CfD prijsrisico’s voor de industrie kan beperken en daarmee
investeringen in elektrificatie en de vraag naar duurzame elektriciteit kan stimuleren.
Nadere analyse van deze optie om elektriciteitsprijsrisico’s te mitigeren neemt het
kabinet mee in de verdere verkenning van opties om de netkosten en nettarieven te
drukken, zoals aangekondigd in de Kamerbrief amortisatie.22
Tot slot
Het kabinet heeft er vertrouwen in dat met deze acties op het gebied van aanbod- en
vraagontwikkeling de uitrol van windparken op zee kan worden gecontinueerd. Gegeven
de inzichten die we nu hebben is dit nieuwe tempo van 2 GW in 2026 meer realistisch
en passend bij de scenario's voor vraagontwikkeling. Door maatregelen die dit kabinet
op de korte termijn neemt in combinatie met de voorbereidingen die het voor het volgende
kabinet treft kunnen essentiële stappen worden gezet: voor onze energieonafhankelijkheid,
voor een goede concurrentiepositie van onze industrie en voor de verduurzaming van
ons land.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei