Brief regering : Bestuurlijke reactie advies AcICT over programma Informatievoorziening IZB
25 295 Infectieziektenbestrijding
27 529
Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 2235
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2025
Het Adviescollege ICT-toetsing (hierna: AcICT) adviseert de regering en het parlement
over verbetering van de beheersing van ICT-projecten en informatiesystemen. Het AcICT
heeft een onderzoek uitgevoerd naar het programma Informatievoorziening Infectieziektebestrijding
(IV IZB) dat het Ministerie van VWS samen met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (hierna: RIVM) en de brancheorganisatie van de 25 Gemeentelijke Gezondheidsdiensten
(GGD'en) en Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio (GHOR) (hierna: GGD
GHOR Nederland) namens de GGD’en uitvoert. Het bijgevoegde adviesrapport heb ik op
2 september jl. van het AcICT ontvangen. Ik dank het AcICT voor haar onderzoek en
neem de gedeelde adviezen en conclusies ter harte. In deze brief vindt u mijn bestuurlijke
reactie op het adviesrapport.
Kern
Het programma IV IZB heeft tot doel om de informatievoorziening voor infectieziektebestrijding
pandemisch paraat te maken, door te zorgen dat het wendbaar, betrouwbaar en opschaalbaar
is. De coronacrisis heeft namelijk duidelijk gemaakt dat de bestaande informatievoorziening
niet geschikt is om de bestrijding van een grootschalige infectieziekte-uitbraak effectief
te ondersteunen. Een robuust en toekomstbestendig IV-landschap past ook binnen de
bredere opgave van maatschappelijke weerbaarheid en weerbare gezondheidszorg.1 Het AcICT onderschrijft het belang van deze maatschappelijke opgave. Daarnaast concludeert
het AcICT dat een gebrek aan samenhang in het programma de pandemische paraatheid
in de weg staat. Het AcICT adviseert dan ook om het huidige programma te stoppen en
iedere organisatie haar eigen verantwoordelijkheid te laten nemen. Ik neem het advies
over en stop het programma in zijn huidige vorm. Ik breng eerst de randvoorwaarden
op orde en voer een aantal fundamentele wijzigingen door in de programmaopzet, -aansturing
en -uitvoering, om vervolgens een herstart te kunnen maken. Deze activiteiten zullen
vooralsnog t/m 2026 lopen. Dit zal worden uitgevoerd binnen de budgettaire kaders.
Zodat het einddoel – een toekomstbestendige informatievoorziening voor infectieziektebestrijding
en pandemieën – zo efficiënt mogelijk gerealiseerd wordt.
Ook breng ik focus aan door eerst de basis op orde te brengen: dat zijn voorzieningen
die nodig zijn in de dagelijkse infectieziektebestrijding en opschaalbaar tijdens
een pandemie. Vervolgens zal ik in tweede instantie de focus leggen op grootschalige
pandemische voorzieningen. Hiermee zorg ik ook voor een aanzienlijke reductie in de
programma-organisaties en -kosten. Hieronder licht ik mijn maatregelen in meer detail
toe en hoe ik daarmee opvolging geef aan de aangeboden adviezen.
Covid-19 aanleiding voor Pandemische paraatheid
Infectieziektebestrijding (IZB) omvat het voorkomen, signaleren en bestrijden van
infectieziekten die vanwege hun verspreidingskans een risico vormen voor de volksgezondheid.
De COVID-19-pandemie was de ultieme stresstest voor het informatievoorzieningslandschap
(IV-landschap) in dit domein.
In de pandemie werd pijnlijk duidelijk dat het bestaande IV-landschap niet geschikt
was om een grote infectieziekte-uitbraak en bijbehorende maatregelen te ondersteunen.
Denk aan storingen en achterstanden in de meldingen van het aantal coronagevallen
tijdens piekmomenten, of aan nieuwe applicaties voor grootschalig testen en vaccineren
die onder grote tijdsdruk gebouwd moesten worden, maar ook aan de datadiefstal bij
de GGD’en in het voorjaar van 2021. Gedurende de pandemie is dit noodgedwongen, vaak
middels flinke investeringen voor (tijdelijke) maatwerkoplossingen en in een technisch
versnipperd IV-landschap, opgelost.
Om Nederland beter voor te bereiden op een toekomstige pandemie, heeft het Ministerie
van VWS het beleidsprogramma pandemische paraatheid ontwikkeld.2 Dit is al tijdens de pandemie opgezet en hierin zijn gaandeweg ook onafhankelijke
adviezen van o.a. de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) meegenomen.3 Onderdeel van pandemisch parate infectieziektebestrijding is de versterking van de
informatievoorziening en ICT, naast bijvoorbeeld het opzetten van de Landelijke Functie
Opschaling Infectieziektebestrijding (LFI) en het versterken van de GGD’en en het
RIVM. Ook onderdeel van het beleidsprogramma zijn maatregelen in de curatieve en langdurige
zorg gericht op het crisisbestendig maken van het zorglandschap. Centraal daarin staat
de opschaalbaarheid van zorgcapaciteit en voor de langdurige zorg hygiënebevordering
en infectiepreventie. Verder is het verbeteren van de leveringszekerheid van medische
producten deel van het beleidsprogramma.
Een van de aanbevelingen van de OvV is het verbeteren van de informatievoorziening.4 Sinds 2023 werkt het Ministerie van VWS samen met het RIVM en GGD GHOR Nederland
– namens de 25 GGD’en – aan een pandemisch paraat informatievoorzieningslandschap
in het programma IV IZB. De uitvoering van het programma is meermaals extern getoetst,
via een gateway review in de zomer van 2023 en een CIO-oordeel eind 2023. Aanbevelingen
hieruit zijn overgenomen en zoveel als mogelijk geïmplementeerd.
Opgave van programma IV IZB
De veranderopgave voor VWS, het RIVM en de GGD’en omvat het (door)ontwikkelen van
de informatievoorziening voor de reguliere infectieziektebestrijding die ook geschikt
is voor opgeschaald gebruik. Hierdoor kan de juiste informatie op het juiste moment
beschikbaar zijn voor burgers, zorgprofessionals, onderzoekers, bestuurders en beleidsmakers.
Denk aan gegevens zoals test- en vaccinatieresultaten, informatie uit bron- en contactonderzoek,
en data voor surveillance. Applicaties moeten straks naadloos op elkaar aansluiten,
dankzij afspraken over gezamenlijke principes. Zo kunnen straks professionals bij
iedere GGD voor iedere infectieziekte met dezelfde applicaties en uniforme processen
aan de slag, staat de burger centraal in de (digitale) dienstverlening en beschikken
zorgverleners, onderzoekers en bestuurders en beleidsmakers over de noodzakelijke
gegevens om een grootschalige uitbraak effectief te kunnen bestrijden en daar lessen
uit te trekken.
Een onafhankelijke maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) van het IV-programma
heeft aangetoond dat de vermeden kosten en tijdbesparingen bij burgers, GGD’en en
het RIVM tijdens een pandemie de kosten van het programma ruimschoots terugbetalen;
met een positief saldo van € 247 – € 422 miljoen.5 Daarin zijn verschillende batenposten niet meegenomen, zoals vermeden onnodige tijd
in quarantaine en algemene efficiëntere proces-uitvoering. Bovendien zijn indirecte
maatschappelijke gevolgen van een verbeterd IV-landschap niet direct uit te drukken
in euro’s, maar dragen wel degelijk bij, zoals het voorkomen van faillissementen door
lockdowns en vermeden gezondheidsschade door een beter handelingsperspectief. En ook
zonder een pandemie zorgt het IV-programma voor maatschappelijke opbrengsten.
Conclusie en advies AcICT
Het AcICT heeft in de eerste helft van 2025 onderzoek uitgevoerd naar het programma
IV IZB. Het AcICT bevestigt het belang van het programma. Tegelijkertijd is het AcICT
kritisch op de uitvoering van het programma en stelt dat een gebrek aan samenhang
binnen het programma de pandemische paraatheid in de weg staat. Het AcICT adviseert
het huidige programma te stoppen en iedere organisatie haar eigen verantwoordelijkheid
te laten nemen. Er moeten eerst samenhangende afspraken zijn die duidelijk richting
geven. Dit is uitgewerkt in drie deeladviezen:
1. Vul de randvoorwaarden voor een pandemisch parate informatievoorziening in;
2. Ontmantel de programmastructuur;
3. Laat ondertussen het RIVM en de GGD’en doorgaan de huidige informatievoorziening te
harmoniseren en moderniseren met minder budget.
Voor een nadere uitwerking hiervan verwijs ik naar het AcICT-advies in de bijlage.
Opvolging adviezen AcICT
Ik dank het AcICT voor het advies. Het AcICT geeft waardevolle inzichten en ik neem
de aanbevelingen van het AcICT dan ook over. Dat betekent dat ik het programma IV
IZB in zijn huidige vorm stopzet. Ik voer de nodige aanpassingen door om op termijn,
binnen de budgettaire kaders, een herstart te kunnen maken, aangezien nut en noodzaak
van een verbeterd IV-landschap voor infectieziektebestrijding onverkort in stand blijven,
zoals ook het AcICT bevestigt. Voor een herstart breng ik de noodzakelijke randvoorwaarden
op orde. Verder faseer ik het programma in beheersbare fases: eerst de basis op orde
en daarna de specifieke pandemische functies. Dit leidt ook tot inkrimping van de
programma-organisaties en een kostenreductie. Hieronder beschrijf ik welke maatregelen
ik tref om dit te bereiken. Daarmee geef ik ook invulling aan de stevigere sturing
vanuit het Ministerie van VWS, die het AcICT noodzakelijk acht.
Noodzakelijke randvoorwaarden vooraf op orde
Ten eerste breng ik een aantal noodzakelijke randvoorwaarden voor een pandemische
parate informatievoorziening vooraf op orde, zoals het AcICT ook aanbeveelt. Het gaat
om:
• Opnieuw vaststellen van het financieel kader. Gegeven de bezuiniging conform het hoofdlijnenakkoord
van het kabinet Schoof I en het advies van het AcICT om structurele middelen beschikbaar
te maken, zal ik onderzoeken of er meerjarige financiële dekking mogelijk is.
• Selecteren beheerorganisatie IV-landschap. Op dit moment wordt de bouw van de toekomstige
informatievoorziening voor de GGD’en voorbereid door GGD GHOR Nederland. Deze organisatie
zal het beheer ervan niet gaan uitvoeren omdat het een privaatrechtelijke organisatie
is die hiervoor niet structureel en rechtmatig gefinancierd kan worden door de rijksoverheid.
Daarnaast zijn belangrijke randvoorwaarden voor een goed functionerend IV-landschap,
zoals uniformiteit en synchroniteit, het beste te realiseren door het beheer centraal
te beleggen. Daarom ben ik van plan om het beheer onder te brengen bij een Rijksagentschap.
Mijn ambtsvoorganger heeft voor de zomer opdracht gegeven om te onderzoeken welk agentschap
het beste is toegerust voor de uitvoering van deze taak en ik verwacht dit najaar
een agentschap hiervoor te selecteren. Dit stelt GGD GHOR Nederland en het agentschap
in staat om in gezamenlijkheid voort te gaan met de bouw van de toekomstige informatievoorziening,
waarbij wordt voortgebouwd op de gezamenlijke afspraken uit het convenant IV IZB dat
door alle betrokken partijen is ondertekend.6
• Betere aansturing van de uitvoerende partijen (RIVM en GGD GHOR Nederland) door het
Ministerie van VWS. Er is reeds een landelijke stuurgroep die wordt voorgezeten door
VWS. Met de uitvoerende partijen zijn afspraken gemaakt over verbetering van periodieke
rapportages, kwaliteitsmanagement en financiële verantwoording, zodat VWS beter zal
gaan sturen op de uitvoering.
Fase 1: eerst de basis op orde
Ten tweede breng ik fasering aan in het programma: ik wil dit najaar – na het op orde
brengen van de hiervoor genoemde randvoorwaarden – de herstart van fase 1 realiseren,
namelijk de basis op orde brengen. Dit zal vooralsnog t/m 2026 lopen en is in lijn
met de aanbeveling van het AcICT om het programma terug te brengen tot de kern en
andere functies voorlopig te stoppen. Functies voor de basis op orde zijn bron- en
contactonderzoek, centrale registratie van test- en vaccinatiedata, surveillance en
een aantal ondersteunende functies zoals identificatie en beveiliging. Deze zaken
zijn nodig in de reguliere infectieziektebestrijding én in opgeschaalde vorm ten tijde
van een pandemie. Zonder een solide basis kun je immers ook niet opschalen in crisistijd.
In deze fase werk ik aan wet- en regelgeving om de centrale beheertaak van de informatievoorziening
te beleggen bij het aangewezen agentschap en het verplichte gebruik van die voorziening
door alle GGD’en. De aanpassingen van de Wet Publieke Gezondheid (2de en 3de tranche) zijn al enige tijd in voorbereiding. Dit zal onder andere zorgen dat de
Minister van VWS tijdens een pandemie centrale regie kan voeren op de IZB-processen
bij GGD’en. Verder zal het de gegevensuitwisseling eenvoudiger maken door in passende
juridische grondslagen te voorzien. Dat de wetgeving nog niet is afgerond staat het
realiseren van informatievoorzieningen niet in de weg, omdat het niet leidt tot andere
technologische keuzes voor ondersteuning van gegevensuitwisseling en het ook noodzakelijk
is om voortgang te behouden op dat vlak. Vanzelfsprekend geldt wel dat aanvaarding
door het parlement van de voorgestelde wet- en regelgeving en inwerkingtreding daarvan
essentieel zijn voor het daadwerkelijke centrale beheer van de informatievoorziening
door het agentschap.
Fase 2: daarna pandemische voorzieningen
De informatievoorzieningen die specifiek bij een pandemie nodig zijn, maar niet in
de reguliere dagelijkse infectieziektebestrijding, vergen verdere uitwerking voordat
hieraan gebouwd kan worden. Zo concludeert het AcICT. Denk hierbij aan grootschalig
klantcontact en ondersteuning van testen, vaccineren en bron- en contactonderzoek
op grote schaal. Ik heb het RIVM en GGD GHOR Nederland gevraagd dit voortvarend op
te pakken. Als onderdeel van RIVM werkt de LFI, de Landelijke Functie Opschaling Infectieziektebestrijding,
verder uit wat de (technische) eisen zijn van dergelijke pandemische informatievoorzieningen.
Deze informatievoorzieningen zijn ook nodig voor het realiseren van de taak van de
Minister van VWS (in de praktijk de LFI) die is opgenomen in het wetsvoorstel Tweede
tranche wijziging Wet publieke gezondheid: om bij een landelijke uitbraak van een
A-infectieziekte, sturing te geven aan een snelle opschaling van medisch-operationele
processen (zoals vaccineren) bij GGD’en.7
Deze voorzieningen blijf ik belangrijk vinden, maar ik geef in de programma-uitvoering
nu prioriteit aan het op orde brengen van de basis. De pandemische functies worden
aan de «bouwoperatie» toegevoegd zodra deze voldoende zijn uitgewerkt, op het niveau
van ICT-vereisten op basis waarvan de informatievoorzieningen kunnen worden gebouwd.
Reductie in programma-organisatie en kosten
Ik verklein de programmaorganisaties in de uitvoering en richt deze doelmatiger in.
Dat is mogelijk doordat ik het huidige programma stopzet en in de herstart faseer.
Daarmee kom ik tegemoet aan het advies van het AcICT om de programmastructuur te ontmantelen.
De programmaorganisaties bij GGD GHOR Nederland en het RIVM zijn reeds flink afgeschaald
en waar mogelijk zal verdere reductie plaatsvinden richting eind van dit jaar. De
noodzakelijke samenwerking op operationeel niveau tussen GGD’en, GGD GHOR Nederland
en het RIVM blijft behouden, maar ik snoei wel in verschillende overleggremia. Op
landelijk niveau blijft aansturing plaatsvinden via de landelijke stuurgroep, voorgezeten
door VWS, om de gezamenlijke richtinggevende principes en noodzakelijke samenhang
te bewaken.
Het beschikbare ontwikkelbudget voor de periode 2023 tot en met 2026 bedraagt circa
€ 186 miljoen. Deze middelen zijn voldoende om de komende tijd te werken aan de uitwerking
en opvolging van de adviezen van AcICT. Ik heb het RIVM en GGD GHOR Nederland gevraagd
een aanzienlijke kostenreductie door te voeren, in lijn met het advies van AcICT.
De fundamentele wijzigingen die ik doorvoer in de programmaopzet, -aansturing en -uitvoering
maken deze kostenreductie mogelijk.
Tot slot
Ik spreek graag nogmaals mijn dank uit aan de onderzoekers van het Adviescollege ICT.
Ik heb er vertrouwen in dat de adviezen en de manier waarop deze door VWS, het RIVM
en GGD GHOR Nederland worden opgevolgd, leiden tot meer sturing op het behalen van
de programmadoelen, betere (financiële) regie, efficiëntere inzet van middelen en
daarmee een passende voorbereiding zijn op een volgende pandemie.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.A. Bruijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport