Brief regering : Fiche: [MFK] Verordening tot instelling van het Europees Sociaal Fonds
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4152
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 21 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Daarbij geldt dat fiches 1 t/m 17 in samenhang dienen te worden gelezen met de kabinetsappreciatie
van de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het eigenmiddelenbesluit
(EMB). Deze kwam uw Kamer separaat toe.
Fiche: [MFK] Meerjarig Financieel Kader Prestatiekader.
Fiche: [MFK] Oprichting Europees Fonds Nationale en Regionale Partnerschap plannen.
Fiche: [MFK] Herziening Gemeenschappelijke Marktordening verordening.
Fiche: [MFK] Voorwaarden voor steun voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, Ocean
Pact, het maritieme en aquacultuur beleid.
Fiche: [MFK] Voorstel nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027.
Fiche: [MFK] Verordening EFRO met inbegrip van Interreg en het Cohesiefonds.
Fiche: [MFK] EU-steun voor asiel, migratie en integratie.
Fiche: [MFK] EU-steun voor het Schengengebied, geïntegreerd grensbeheer en visumbeleid.
Fiche: [MFK] Verordening tot oprichting ondersteuningsinstrument interne veiligheid.
Fiche: [MFK] Verordening tot instelling van het Europees Sociaal Fonds.
Fiche: [MFK] Europees Concurrentievermogenfonds.
Fiche: [MFK] Voorstel Verordening en Besluit Horizon Europa – het Europese kaderprogramma
voor onderzoek en innovatie.
Fiche: [MFK] Connecting Europe Facility.
Fiche: [MFK] Verordening Uniemechanisme en financiering paraatheid en respons noodsituaties
gezondheid.
Fiche: [MFK] Voorstel Commissie programma AgoraEU.
Fiche: [MFK] Verordening Erasmus+ programma.
Fiche: [MFK] Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe.
Fiche: Chemie Actieplan.
Fiche: ECHA-verordening.
Fiche: EU Voorradenstrategie.
Fiche: EU-strategie borgen beschikbaarheid medische tegenmaatregelen ter versterking
crisisparaatheid en gezondheidsbeveiliging.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
D.M. van Weel
Fiche: [MFK] Verordening tot instelling van het Europees Sociaal Fonds
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de
instelling van het Europees Sociaal Fonds als onderdeel van het Nationaal en Regionaal
Partnerschap Plan tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van steun
van de Unie voor kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid, vaardigheden en sociale
inclusie in de periode 2028–2034.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
17 juli 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 558
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CONSIL:ST_11769…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet van toepassing
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
h) Rechtsbasis
Artikelen164 en 175(3) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Dit voorstel is onderdeel van het pakket aan voorstellen dat de Europese Commissie
(hierna: Commissie) heeft uitgebracht in het kader van het Meerjarig Financieel Kader
(hierna: MFK) voor 2028–2034. Voor de onderliggende fondsen en programma’s zijn diverse
deelverordeningen gepubliceerd.
Het voorstel voor het Europees Sociaal Fonds (hierna: ESF) moet volgens de Commissie
in samenhang worden bezien met het voorstel voor Nationale en Regionale Partnerschap
Plannen (hierna: NRPP). Het ESF wordt geïmplementeerd als onderdeel van het overkoepelende
NRPP en vult het NRPP-voorstel aan op ESF-specifieke elementen. In de overwegingen
van het ESF-voorstel staat dat lidstaten een minimumbedrag onder het NRPP zullen opnemen
voor het ESF. Ook is er in de toelichting een plaatsaanduiding voor het totale ESF-budget
opgenomen.
In het NRPP-voorstel staat dat ten minste 14% van het NRPP moet worden besteed aan
het verwezenlijken van sociale doelstellingen. Deze indicatoren zien breder dan de
reikwijdte van het ESF-voorstel.1
De Commissie stelt dat, om concurrerend te zijn, de Unie haar mensen moet ondersteunen
en voorbereiden op de toekomst met de vaardigheden en competenties die nodig zijn
voor succes in leren, werken en leven. Daarbij wijst de Commissie op het belang van
het opbouwen van menselijk kapitaal via het investeren in vaardigheden in het kader
van arbeidsmarktkrapte en als cruciale randvoorwaarde voor het faciliteren van de
digitale en groene transities waar de Unie voor staat. In dat kader wijst de Commissie
onder meer specifiek op het belang van een leven lang ontwikkelen en om- en bijscholing,
met speciale aandacht voor gebieden die specifieke sociale uitdagingen kennen.
Het ESF-voorstel voegt voorwaarden toe voor de implementatie van het ESF, die in lijn
zijn met de doelstellingen van het NRPP-voorstel,2 in het bijzonder ondersteuning van kwaliteit van werk, onderwijs, vaardigheden en
sociale inclusie (artikel 2.1.b van het NRPP-voorstel), zoals opgenomen in de werkgelegenheidsrichtsnoeren3. Daarnaast moet het ESF, evenals de andere fondsen onder het cohesiebeleid, bijdragen
aan het beschermen en versterken van de rechtstaat en behouden van de waarden van
de Unie (artikel 2.1.e).
Ten aanzien van de demografische transitie stelt het ESF-voorstel dat lidstaten en
regio’s, waar relevant, een geïntegreerde aanpak van uitdagingen die voortkomen uit
de demografische transitie kunnen uitwerken in één of meer hoofdstukken van het NRPP.
Daarnaast zal het ESF ondersteuning bieden voor sociale innovatie. Dit zijn innovatieve
oplossingen die kunnen bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van het ESF,
in partnerschap met lokale en regionale partners. De overwegingen van het voorstel
refereren tevens aan de inzet van ESF-middelen ten behoeve van het ondersteunen van
sociale inclusie, preventie en aanpak van dakloosheid, het tegengaan van kinderarmoede
en het tegengaan van jeugdwerkloosheid.
Ten slotte mogen lidstaten ESF-middelen inzetten om de meest behoeftigen in de maatschappij
te steunen, door het verstrekken van voedselhulp en/of materiële basishulp. Er wordt,
in tegenstelling tot de huidige ESF-verordening, geen minimumpercentage aan allocatie
voor deze thema’s voorgesteld. Er moeten objectieve criteria worden gehanteerd die
verbonden zijn aan degenen die dat het meest nodig hebben. Bij het verstrekken van
materiële basisvoorzieningen dienen lidstaten er volgens het voorstel voor te zorgen
dat ontvangers worden ondersteund door bijbehorende maatregelen, zoals verwijzingen
naar de bevoegde autoriteiten, of maatregelen die de sociale integratie van de meest
behoeftigen bevorderen.
Daarnaast stelt het voorstel dat voor een efficiënte en effectieve implementatie van
de acties die volgen uit het ESF goede betrokkenheid van belanghebbenden op lokaal
en regionaal niveau, van belanghebbenden op de relevante territoriale niveaus, van
sociale partners en van het maatschappelijk middenveld geborgd moet worden. Dit is
in lijn met het NRPP-voorstel. Daarbij biedt onder het voorstel het ESF-Comité ondersteuning
aan de Commissie bij het nastreven van de algemene doelstellingen van het NRPP. Elke
lidstaat zal één ambtelijke vertegenwoordiger, één vertegenwoordiger van de werknemersorganisaties
en één vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties aanwijzen voor deelname aan
dit Comité voor een maximumperiode van zeven jaar. Net als onder de huidige MFK-periode
mag dit Comité adviezen opstellen over zaken gerelateerd aan de implementatie van
het ESF.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie verwijst naar het impact assessment van het NRPP-voorstel. Dit impact
assessment wordt in het BNC-fiche over dat voorstel behandeld.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De Kamerbrief van 28 maart 20251 over de Nederlandse inzet voor het volgend MFK en
de Kamerbrief met kabinetsappreciatie van de MFK-voorstellen van de Commissie voor
het volgend MFK is de basis voor de Nederlandse onderhandelingspositie en leidend
t.o.v. de BNC-fiches over de onderliggende MFK-voorstellen. De overkoepelende Nederlandse
inzet richt zich op een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK waarbij
de focus gelegd dient te worden op strategische prioriteiten. In het licht van huidige
geopolitieke spanningen is een financieel weerbaar Europa van groot belang voor onze
veiligheid en welvaart. De voorstellen voor het nieuwe MFK en het eigenmiddelenbesluit
komen bovendien in een tijd waarin veel lidstaten te maken hebben met budgettaire
uitdagingen door hoge schulden en oplopende tekorten. Door de grote toekomstige uitdagingen
en budgettaire situatie van lidstaten is het kabinet van mening dat de EU in het MFK
scherp moet herprioriteren en kritisch moet kijken naar de besteding van Europese
publieke middelen.
Middelen op de EU-begroting dienen besteed te worden waar de meeste EU-toegevoegde
waarde zit. De belangrijkste inhoudelijke prioriteiten voor het MFK zijn het versterken
van het Europees concurrentievermogen met een sterke interne markt en inzet op onderzoek
en innovatie als fundament, een stevig migratie- en asielbeleid, en veiligheid en
defensie.
De ESF-middelen hebben in Nederland een belangrijke rol in het bevorderen van sociale
inclusie en het versterken van vaardigheden die bijdragen aan de ontwikkeling van
menselijk potentieel in alle arbeidsmarktregio’s. In Nederland wordt het ESF vooral
ingezet op het aan het werk helpen en houden van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie
binnen de 35 arbeidsmarktregio’s in Nederland. Daarnaast wordt een deel van het ESF-budget
ingezet om mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie te ondersteunen via de (arbeidsmarkt)sectoren.
Bij investeringen vanuit het ESF in het huidige MFK is sprake van (minimaal 60%) nationale
cofinanciering. De ESF-middelen zijn belangrijk voor o.a. gemeenten om mensen in een
kwetsbare positie te ondersteunen bij het toetreden tot de arbeidsmarkt.
Zoals toegelicht in de eerdergenoemde Kamerbrief van 28 maart jl., richt het cohesiebeleid
zich op het bevorderen van economische, sociale en territoriale convergentie door
het versterken van regio’s die op sociaaleconomisch gebied achterblijven bij de gemiddelde
Europese levensstandaard. Hierdoor draagt het cohesiebeleid bij aan de versterking
van de interne markt. Het kabinet vindt dat het cohesiebeleid zich zo veel mogelijk
op die regio’s dient te blijven richten, maar het cohesiebeleid zou in principe beschikbaar
moeten kunnen blijven voor alle regio’s in de EU. Het kabinet wil verder dat het cohesiebeleid
zich meer focust op het versterken van het concurrentievermogen van de EU, waarbij
rekening wordt gehouden met specifieke kenmerken en sterktes van regio’s. Inhoudelijk
betekent dit een inzet op de drie transities: digitaal, sociaal (arbeidsmarkt) en
groen, met onderzoek en innovatie (en de uitrol daarvan) als dwarsdoorsnijder. Een
voldoende en goed geschoolde beroepsbevolking is essentieel om de transities te kunnen
waarmaken. Daarbij acht het kabinet het van belang om vanuit cohesiebeleid ook samenwerking
tussen Europese regio’s te blijven stimuleren. Ook voor het cohesiebeleid geldt dat
het kabinet voorstander is van sterke waarborgen voor de rechtsstaat en fundamentele
waarden.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
In aanloop naar publicatie van het ESF-voorstel heeft het kabinet met name aandacht
gevraagd voor het belang van vaardigheden en sociale inclusie. Om als Unie concurrerend
te blijven, arbeidsmarkttekorten aan te pakken en om de grote transities waar te kunnen
maken, is het immers van groot belang te investeren in de vaardigheden en de sociale
inclusie van mensen. Ook het Draghi-rapport over de concurrentiekracht van de EU,4 benoemt het belang van menselijk kapitaal als basisvoorwaarde voor het versterken
van de EU-concurrentiepositie. Het kabinet vindt het daarom positief dat de Commissie
in het ESF-voorstel verwijst naar de doelstellingen in artikel 2.1 b van het overkoepelende
NRPP-voorstel (zie BNC fiche NRPP) en de werkgelegenheidsrichtsnoeren waar onder andere
vaardigheden aan bod komen. In de overwegingen van het ESF-voorstel wordt daarnaast
uitgebreid ingegaan op het belang van vaardigheden.5 Het kabinet verwelkomt deze sterke focus op vaardigheden.
Een algemene appreciatie over de interventiegebieden en indicatoren in relatie tot
resultaatgericht financieren staat beschreven in het Performance Framework BNC-fiche.
Ondanks de toegenomen aandacht voor vaardigheden, noemt de Commissie ook verschillende
andere beleidsprioriteiten in het ESF-voorstel. Het kabinet ziet graag een sterke
focus op vaardigheden en had graag een nog sterkere focus gezien in het aantal prioriteiten
waar ESF voor ingezet kan worden om daarmee verder bij te dragen aan het vergroten
van het concurrentievermogen van de EU. Het kabinet zal er gedurende de onderhandelingen
op inzetten dat de versterkte focus op vaardigheden niet verwatert en waar mogelijk
verder versterkt wordt. Tegelijkertijd kunnen investeringen in sociale cohesie, menselijke
ontwikkeling en brede participatie bijdragen aan het versterken van sociale inclusie.
Het kabinet is dan ook positief dat het NRPP de mogelijkheid biedt om synergie tussen
verschillende fondsen aan te brengen. In dit kader is het overigens positief dat het
gepubliceerde ESF-voorstel geen verplichting bevat om een bepaald percentage van de
middelen te besteden aan het bestrijden van materiële deprivatie, zoals onder het
huidige ESF. Het kabinet vindt namelijk dat het verstrekken van materiële basisvoorzieningen
niet op Europees niveau geregeld dient te worden. Het kabinet merkt verder op dat
de overwegingen van het voorstel soms meer sturend lezen t.a.v. de inzet van middelen
op verschillende thema’s, waaronder materiële deprivatie en de kindergarantie, dan
de artikelen zelf. Het kabinet zal hier verduidelijkende vragen over stellen.
Het kabinet is in beginsel positief dat het ESF ondersteuning kan bieden aan sociale
innovatie, bijvoorbeeld door bij te dragen aan het testen, evalueren en uitrollen
van innovatieve oplossingen, ook op lokaal en regionaal niveau, die bijdragen aan
de doelstellingen van het ESF. Het kabinet acht het niet wenselijk om budgetten specifiek
te oormerken voor sociale innovatie. Dit zou het lastiger maken voor lidstaten om
middelen te benutten voor de kerndoelen binnen ESF, zoals het investeren in vaardigheden,
het bevorderen van arbeidsmarktparticipatie en sociale inclusie. Het kabinet zal de
Commissie vragen om nader toe te lichten wat met het specifieke artikel precies wordt
beoogd.
Het kabinet verwelkomt dat het ESF-voorstel lidstaten de mogelijkheid biedt om, waar
nodig, een plan van aanpak voor de uitdagingen die voortvloeien uit de demografische
transitie in een hoofdstuk in het NRPP op te nemen.
Ook verwelkomt het kabinet de aandacht die het voorstel besteedt aan het belang van
het betrekken van verschillende belanghebbenden. Het kabinet zal daarbij verduidelijking
vragen waarom de genoemde belanghebbenden in het artikel van het ESF-voorstel niet
geheel overeenkomen met de belanghebbenden zoals genoemd in het NRPP-voorstel waarnaar
wordt verwezen. Ten slotte verwelkomt het kabinet de referentie naar artikel 2.1.e
van het NRPP-voorstel, waarin het voldoen aan het beschermen en versterken van de
rechtstaat en behouden van de waarden van de Unie wordt benoemd.
Gezien de tijdelijke plaatsaanduiding voor een ESF-budget in de toelichting, en de
overwegingen van het voorstel over het reserveren van een minimumbedrag onder het
NRPP voor het ESF, is het nog onduidelijk wat het totale ESF-budget zal bedragen.
Het kabinet zal de Commissie om verduidelijking vragen hoe het ESF-voorstel en het
NRPP-voorstel zich op dit punt tot elkaar verhouden en welke synergiën er tussen fondsen
mogelijk zijn.
Een aandachtspunt voor het kabinet is de uitvoerbaarheid van de NRPP-systematiek en
het nieuwe prestatiekader. Dit wordt in het NRPP fiche nader toegelicht.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Een groot deel van de lidstaten en het Europees Parlement is voorstander van het vrijmaken
van voldoende middelen binnen het MFK voor de doelstellingen van het ESF. In een resolutie
van maart 2025 over het ESF+ na 2027 drong het Europees Parlement aan op een robuust
en onafhankelijk ESF+ voor de programmaperiode 2028–2034, met een aanzienlijke verhoging
van de ESF+ begroting.6
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikelen 164 en 175(3) van het Verdrag betreffende de Werking van
de Europese Unie (VWEU). Artikel 164 VWEU geeft de EU de bevoegdheid tot het vaststellen
van uitvoeringsverordeningen met betrekking tot het Europees Sociaal Fonds. Artikel 175
VWEU geeft de EU bevoegdheid om specifieke maatregelen die buiten de fondsen om noodzakelijk
blijken, vast te stellen. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslagen. Wel
constateert het kabinet dat met de verwijzing naar artikel 175, derde lid, VWEU waarschijnlijk
artikel 175, derde paragraaf, VWEU wordt bedoeld. Daar zal het kabinet de Commissie
op wijzen. Op het terrein van sociaal beleid, voor de in het VWEU genoemde aspecten,
is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2,
onder b, VWEU).
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet is positief. De voorgestelde
verordening heeft tot doel bij te dragen aan een sociaal Europa en aan de economische,
sociale en territoriale cohesie en concurrentievermogen, dat een noodzakelijke voorwaarde
is voor de goede werking van de EU als een stabiele en duurzame economische en politieke
Unie. Gezien de grensoverschrijdende aard van de doelstellingen van de voorgestelde
verordening en de uitdagingen waar de EU voor staat kan dit onvoldoende door de lidstaten
op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt, daarom is een EU-aanpak
nodig. Om die reden is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De voorgestelde
verordening heeft tot doel bij te dragen aan een sociaal Europa en aan de economische,
sociale en territoriale cohesie en concurrentievermogen, dat een noodzakelijke voorwaarde
is voor de goede werking van de EU als een stabiele en duurzame economische en politieke
Unie. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat
samenvoeging van de fondsen en de thematische concentratie op onder andere vaardigheden
en sociale inclusie eraan bijdraagt dat EU-middelen worden besteed aan de hierboven
genoemde doelstelling. Dit kan niet met een andersoortig optreden bereikt worden.
Het kabinet meent dat het optreden van de EU hiermee niet verder gaat dan noodzakelijk.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De onderhandelingen over de toekomst van het ESF zijn wat betreft de financiële aspecten,
integraal onderdeel van de onderhandelingen over het MFK 2028–20234. Nederland hecht
eraan dat besprekingen over het ESF niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming
betreffende de budgettaire omvang van het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland
bij het ESF moet ondersteunend zijn aan de overkoepelende Nederlandse inzet in de
MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd
en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend
de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het kabinet zet in op een beperking van de stijging van de Nederlandse afdrachten
aan de EU. De inzet in de onderhandelingen zal daartoe bestaan uit een combinatie
van een acceptabele omvang van het MFK en een voor Nederland acceptabel aandeel in
de nationale bijdragen via het eigenmiddelenbesluit. Eventuele budgettaire gevolgen
voor de Rijksbegroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Eventuele tegenvallers op
de EU-afdrachten die volgen uit de MFK onderhandelingen dienen gedekt te worden op
de Rijksbegroting.
Op dit moment worden vanuit het ESF door SZW verschillende projecten gefinancierd,
bijvoorbeeld voor de arbeidsmarktregio’s, in het onderwijs en DJI. De uitkomst van
de onderhandelingen over het ESF 2028–2034 kan gevolgen hebben voor de uitvoering
en financiering van toekomstige projecten voor deze begunstigden. Hierover zal nadere
nationale besluitvorming moeten plaatsvinden.
De plannen van de Commissie betekenen dat er mogelijk nieuwe systemen moeten worden
opgezet om EU subsidies te programmeren, controleren en verantwoorden. Dit kan financiële
consequenties hebben voor de uitvoering en medeoverheden. Het is op basis van het
voorstel nog niet mogelijk om een precieze inschatting te maken van de financiële
en personele consequenties voor het Rijk en medeoverheden, en of de voorgestelde technische
bijstand hiervoor toereikend is.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Burgers worden in het voorstel aangemerkt als (potentieel) begunstigden van de fondsen.
Dit betekent dat de financiële consequenties voor de burger (potentieel) gunstig zijn,
zonder dat op dit moment een inschatting te geven is van de hoogte hiervan. Ook bedrijven
kunnen profiteren van het voorstel, bijvoorbeeld omdat dit leidt tot een betere matching
van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
De kaders voor de uitvoering van het ESF worden gesteld in het voorstel voor oprichting
van het Europees Fonds voor het NRPP. De beoordeling en inzet ten aanzien van het
voorstel van de Commissie en gevolgen voor regeldruk worden in het BNC-fiche over
dit voorstel behandeld.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het NRPP, waar het ESF onderdeel van is, beoogt onder andere de convergentie tussen
lidstaten en de concurrentiekracht van de EU te vergroten. Investeringen in menselijk
kapitaal kunnen de concurrentiekracht van individuele lidstaten versterken en daarmee
zowel een positief effect hebben op convergentie tussen lidstaten als op de concurrentiekracht
van de EU als geheel.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De kaders voor de uitvoering van het ESF worden bepaald in het voorstel voor oprichting
van het Europees Fonds voor NRP-plannen (COM (2025) 565). De beoordeling en inzet
ten aanzien van het voorstel van de Commissie en gevolgen daarvan worden in het BNC-fiche
over dit voorstel behandeld.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel geeft de Commissie geen bevoegdheid om gedelegeerde of uitvoeringshandelingen
vast te stellen. De kaders voor de uitvoering van het ESF worden bepaald in het voorstel
voor oprichting van het Europees Fonds voor het NRPP (COM (2025) 565). De beoordeling
en inzet ten aanzien van het voorstel van de Commissie en gevolgen daarvan worden
in het BNC-fiche over dit voorstel behandeld.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Deze verordening treedt in werking de twintigste dag na publicatie in het officiële
Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening is van toepassing vanaf de datum
van toepassing van de verordening tot vaststelling van het NRPP voor de periode 2028–2034
(zie het betreffende voorstel: COM (2025) 565). De haalbaarheid van deze termijn voor
de eventuele vaststelling van uitvoeringsmaatregelen hangt samen met de toepassing
van de NRPP verordening en wordt beoordeeld in het NRPP fiche.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Er is geen evaluatie- en/of horizonbepaling opgenomen in het voorstel. Het kabinet
vindt evaluaties wel wenselijk en zal in de onderhandelingen aan de Commissie vragen
waarom dit niet is opgenomen in het voorstel.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De kaders voor de uitvoering van het ESF worden bepaald in het voorstel voor oprichting
van het Europees Fonds voor het NRPP (COM (2025) 565). De beoordeling en inzet ten
aanzien van het voorstel van de Commissie en gevolgen daarvan worden in het BNC-fiche
over dit voorstel behandeld.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken