Brief regering : Fiche: [MFK] EU-steun voor asiel, migratie en integratie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4149
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 21 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Daarbij geldt dat fiches 1 t/m 17 in samenhang dienen te worden gelezen met de kabinetsappreciatie
van de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het eigenmiddelenbesluit
(EMB). Deze kwam uw Kamer separaat toe.
Fiche: [MFK] Meerjarig Financieel Kader Prestatiekader.
Fiche: [MFK] Oprichting Europees Fonds Nationale en Regionale Partnerschap plannen.
Fiche: [MFK] Herziening Gemeenschappelijke Marktordening verordening.
Fiche: [MFK] Voorwaarden voor steun voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, Ocean
Pact, het maritieme en aquacultuur beleid.
Fiche: [MFK] Voorstel nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027.
Fiche: [MFK] Verordening EFRO met inbegrip van Interreg en het Cohesiefonds.
Fiche: [MFK] EU-steun voor asiel, migratie en integratie.
Fiche: [MFK] EU-steun voor het Schengengebied, geïntegreerd grensbeheer en visumbeleid.
Fiche: [MFK] Verordening tot oprichting ondersteuningsinstrument interne veiligheid.
Fiche: [MFK] Verordening tot instelling van het Europees Sociaal Fonds.
Fiche: [MFK] Europees Concurrentievermogenfonds.
Fiche: [MFK] Voorstel Verordening en Besluit Horizon Europa – het Europese kaderprogramma
voor onderzoek en innovatie.
Fiche: [MFK] Connecting Europe Facility.
Fiche: [MFK] Verordening Uniemechanisme en financiering paraatheid en respons noodsituaties
gezondheid.
Fiche: [MFK] Voorstel Commissie programma AgoraEU.
Fiche: [MFK] Verordening Erasmus+ programma.
Fiche: [MFK] Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe.
Fiche: Chemie Actieplan.
Fiche: ECHA-verordening.
Fiche: EU Voorradenstrategie.
Fiche: EU-strategie borgen beschikbaarheid medische tegenmaatregelen ter versterking
crisisparaatheid en gezondheidsbeveiliging.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
D.M. van Weel
Fiche: [MFK] EU-steun voor asiel, migratie en integratie
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council establishing
the Union support for asylum, migration and integration for the period from 2028 to
2034
b) Datum ontvangst Commissiedocument
16 juli 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 540
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52025PC0540 – EN – EUR-Lex
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
N.v.t.
f) Behandelingstraject Raad
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Asiel en Migratie
h) Rechtsbasis
Artikel 78(2), 79(2) en 79(4) Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
(hierna: VWEU).
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissingsprocedure
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Europese Commissie (hierna: Commissie) stelt met dit voorstel voor financiële middelen
te verstrekken aan lidstaten voor activiteiten op het gebied van migratie via een
EU-ondersteuningsinstrument voor asiel, migratie en integratie. Dit instrument geeft
een vervolg aan het huidige Asiel en Migratiefonds (AMIF). Aanleiding voor de voortzetting
van dit fonds zijn de urgente uitdagingen die er binnen de EU liggen op het gebied
van, met name, irreguliere migratie. Specifiek benoemt de Commissie het belang van
goede implementatie van het gezamenlijk Europees asielsysteem via de uitvoering van
het Asiel- en Migratiepact en de verbetering van het terugkeersysteem van EU-lidstaten
om adequaat op migratie-uitdagingen te kunnen reageren in een toenemend onzekere geopolitieke
context.
In het voorstel stelt de Commissie 11,98 miljard euro in lopende prijzen beschikbaar
voor de periode 2028–2034. De doelstellingen waaraan de middelen moeten bijdragen
zijn a.) de versterking en ontwikkeling van alle aspecten van het Gemeenschappelijk
Europees Asielstelsel (GEAS), b.) de verbetering van terugkeer en re-integratie in
landen van herkomst en het tegengaan van irreguliere migratie door de aanpak van mensensmokkel
en instrumentalisering van migratie, c.) de versterking en bevordering van legale
migratie en integratie, en d.) de versterking van solidariteit en verdeling van verantwoordelijkheden.
De Commissie beargumenteert dat met deze doelstellingen wordt aangesloten bij de politieke
prioriteiten van de EU in de komende jaren, terwijl tegelijkertijd flexibiliteit wordt
behouden om in te spelen op lidstaat-specifieke uitdagingen en nieuwe ontwikkelingen.
Bovendien bouwt het instrument met deze doelstellingen voort op de behaalde resultaten
en investeringen uit het huidige AMIF.
Het voorstel voor dit ondersteuningsinstrument valt onder het overkoepelend Commissievoorstel
voor een Europees fonds voor een geïntegreerd fonds voor economische, sociale en territoriale
cohesie, landbouw, plattelandsontwikkeling, visserij en maritiem beleid, welvaart
en veiligheid (NRPP-verordening), en Commissievoorstel 2025/545 voor een budget expenditure tracking and performance framework (Performance framework). De lidstaten dienen daarom in een National and Regional Partnership Programme (NRPP) uiteen te zetten welke acties zij zullen ondernemen op voornoemde vier migratiedoelstellingen
om aanspraak te kunnen maken op de middelen. Ook moeten lidstaten in hun NRPP adresseren
hoe zij geïdentificeerde kwetsbaarheden en tekortkomingen (bijvoorbeeld in Schengen-evaluaties,
Frontex-kwetsbaarheidsanalyse, en de monitoring door het Europees Asielagentschap)
zullen aanpakken. In de NRPP-verordening is bovendien een voorstel opgenomen voor
de oprichting van een EU-faciliteit van 72 miljard waaruit ook migratiegerelateerde
uitgaven kunnen worden gedaan. 25,29 miljard van deze overkoepelende faciliteit is
bedoeld voor uitgaven op het gebied van migratie, veiligheid en grenzen («HOME-doelstellingen»).
Deze EU-faciliteit vervangt de thematische faciliteit in het huidige asiel en migratiefonds.
Via het Performance framework moeten lidstaten aan de hand van indicatoren verantwoorden welke resultaten zij behaald
hebben. Voor onderhavig instrument zijn dit indicatoren op het gebied van de versterking
GEAS, opvanginfrastructuur, bevordering van legale migratie en integratie, tegengaan
van irreguliere migratie, verbetering van terugkeer, versterking van solidariteit
en verdeling van verantwoordelijkheden, ondersteuning aan vluchtelingen in derde landen,
faciliteren van ordelijke migratie in derde landen en de implementatie van nationale
wetgeving. Voor de kabinetsappreciatie van zowel de NRPP-verordening als voor het
gezamenlijk Performance framework zijn separate BNC-fiches opgesteld.
De beschikbare middelen voor de zogeheten HOME-fondsen, waar het ondersteuningsinstrument
voor asiel, migratie en integratie onder valt, worden via een verdeelsleutel verdeeld
over de nationale enveloppes van de lidstaten. De voorgestelde verdeelsleutel houdt
onder andere rekening met het aantal asielaanvragen, het aantal positieve asielbeslissingen,
het aantal Oekraïense ontheemden, het aantal terugkeerbesluiten, de omvang van de
buiten- en zeegrenzen, het aantal visumverleningen, de bevolkingsomvang, bruto binnenlands product (BBP), en de landoppervlakte van een lidstaat.
Bovenop het geld dat lidstaten via de verdeelsleutel toebedeeld krijgen, kunnen lidstaten
geld ontvangen voor uitgevoerde herplaatsingen en hervestigingen en wordt het Europees
Migratie Netwerk (EMN) uit het fonds gefinancierd.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft geen apart impact assessment uitgevoerd voor dit instrument en
verwijst naar het impact assessment dat is gedaan voor het met dit instrument samenhangend
voorstel voor een Europees fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie,
landbouw, visserij, maritieme zaken, voorspoed en veiligheid. In die effectbeoordeling
concludeert de Commissie, na verschillende modellen geanalyseerd te hebben, dat de
voorkeursoptie voor het ontwerp van de overkoepelend fonds een model is waarbij op
basis van vooraf overeengekomen doelstellingen middelen onder gedeeld beheer worden
gealloceerd.
Verder benoemt de Commissie de voorlopige uitkomsten van de tussentijdse evaluatie
van het AMIF voor de programmeringsperiode 2021–2027. Volgens die evaluatie is het
monitoring- en evaluatiekader voor het AMIF aanzienlijk verbeterd ten opzichte van
de programmeringsperiode 2014–2020. Vereenvoudigde kostenopties en forfaitaire technische
bijstand hebben bijgedragen aan het verminderen van de administratieve last, hoewel
lidstaten de vereenvoudigde kostenopties nog steeds relatief beperkt toepassen. Uit
de evaluatie blijkt ook de noodzaak van meer vereenvoudiging en flexibiliteit in het
beheer van programma’s en projecten, zodat sneller kan worden ingespeeld op de gevolgen
van externe factoren. De Commissie benadrukt de noodzaak om de koppelingen en coördinatie
met andere EU-fondsen te versterken, vooral met het oog op de uitvoering van het Migratie-
en Asielpact. Dit zou nationale autoriteiten ook kunnen helpen om beter in relevante
behoeften te voorzien via een meer gecoördineerde programmering van de EU-fondsen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De Kamerbrief van 28 maart 20251 over de Nederlandse inzet voor het volgend Meerjarig Financieel Kader (hierna: MFK)
en de Kamerbrief met kabinetsappreciatie van de MFK-voorstellen van de Commissie voor
het volgend MFK zijn de basis voor de Nederlandse onderhandelingspositie en leidend
t.o.v. de BNC-fiches over de onderliggende MFK-voorstellen.
De overkoepelende Nederlandse inzet richt zich op een ambitieus gemoderniseerd en
financieel houdbaar MFK waarbij de focus gelegd dient te worden op strategische prioriteiten.
In het licht van huidige geopolitieke spanningen is een financieel weerbaar Europa
van groot belang voor onze veiligheid en welvaart. De voorstellen voor het nieuwe
MFK en EMB komen bovendien in een tijd waarin veel lidstaten te maken hebben met budgettaire
uitdagingen door hoge schulden en oplopende tekorten. Door de grote toekomstige uitdagingen
en budgettaire situatie van lidstaten is het kabinet van mening dat de EU in het MFK
scherp moet herprioriteren en kritisch moet kijken naar de besteding van Europese
publieke middelen.
Middelen op de EU-begroting dienen besteed te worden waar de meeste toegevoegde waarde
voor de EU zit. De belangrijkste inhoudelijke prioriteiten voor het MFK zijn het versterken
van het Europees concurrentievermogen met een sterke interne markt en inzet op onderzoek
en innovatie als fundament, een stevig migratie- en asielbeleid, en veiligheid en
defensie.
Voor wat betreft een stevig migratie- en asielbeleid zet het kabinet in op een beperking
van de omvang van migratie naar Nederland, voor nu en voor de langere termijn. EU-samenwerking
bij het beschermen en versterken van de buitengrenzen, het toepassen van strikte toelatingsregels,
snelle afwikkeling van kansarme asielverzoeken en betere terugkeer is hiervoor essentieel.
Het kabinet is van mening dat het ambitieniveau in de EU op het gebied van asiel,
migratie en grensbeheer omhoog moet. Voor vermindering van migratie naar Nederland
moet goed gemonitord moet worden op het naleven van de afspraken onder het gemeenschappelijk
Schengen en Asielacquis. Het Asiel- en Migratiepact, met name de versnelde asiel-
en terugkeerprocedure aan de buitengrens, dient als belangrijke basis voor de EU-inspanningen
op dit gebied. Daarnaast benadrukt het kabinet het belang van het ontwikkelen van
innovatieve oplossingen voor migratie in EU-verband. Tenslotte geldt dat migratie
en integratie verbonden opgaven zijn. Het kabinet zet daarom ook in op een goede integratie
van nieuwkomers. Het aan het werk helpen van statushouders en het leren van de Nederlandse
(vak)taal vormen hierbij de basis.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt de prominente plek voor asiel en migratie in het bredere pakket
aan MFK-voorstellen van de Commissie. De uitdagingen voor lidstaten zijn hoog, en
het voorstel van de Commissie sluit aan bij de prioriteit die het kabinet geeft aan
een stevig Europees asiel- en migratiebeleid, zowel op de interne als externe dimensie.
De doelstellingen voor dit specifieke instrument komen overeen met de prioriteiten
van het kabinet. Het verminderen van irreguliere migratie is een grensoverschrijdend
vraagstuk, waarbij voor Nederland samenwerking met en inspanningen door andere lidstaten
van groot belang zijn. Wanneer lidstaten hun buitengrenzen goed beheren, hun opvang-
en asielverplichtingen (waaronder Dublin) goed naleven en terugkeer effectief uitvoeren,
kan dit immers ook (secundaire) migratie naar Nederland verminderen. Het kabinet is
het met de Commissie eens dat, hoewel uitdagingen en ontwikkelingen in migratiebewegingen
onvoorspelbaar en abrupt kunnen zijn, de implementatie van de structurele verplichtingen
van het Asiel- en Migratiepact, met name de uitvoering van de asielgrensprocedures,
essentieel zijn voor een weerbaar gemeenschappelijk asielstelsel dat secundaire migratie
binnen de EU (en dus naar Nederland) kan verminderen. Hiervoor is ook een effectiever
terugkeersysteem essentieel. Bovendien kan de uitrol van innovatieve vormen van migratiesamenwerking,
zoals veilig-derde-land-afspraken en terugkeerhubs, bijdragen aan het ontmoedigen
van irreguliere migratie naar de EU door personen met weinig kans op een asielstatus.
Wat het kabinet betreft dient daarom bij de vaststelling van de doelstellingen van
dit ondersteuningsinstrument prioriteit te worden gegeven aan deze terreinen (in het
voorstel voornamelijk doelstellingen a en b). Daarnaast onderschrijft het kabinet
het belang van ondersteuning van vroegtijdige integratie van nieuwkomers. Bovendien
is het voor het kabinet van belang dat lidstaten met de beschikbaar gestelde middelen
ook daadwerkelijk de naleving van hun Europese verplichtingen op deze terreinen verbeteren.
Daarom verwelkomt het kabinet dat het asiel-, migratie-, en integratie-instrument
onder het NRPP worden geschaard (waarin expliciet tekortkomingen en kwetsbaarheden
moeten worden geadresseerd) en ook onder het Performance framework vallen, waarmee de ontvangst van middelen uit migratiefondsen gekoppeld wordt aan
het behalen van resultaten op de geformuleerde doelstellingen van het steuninstrument.
Voor wat betreft de verdeelsleutel is het kabinet van mening dat deze een redelijke
indicatie geeft van de omvang van de inspanningen die lidstaten moeten leveren als
het gaat om het bereiken van de doelstellingen van dit instrument, bijvoorbeeld doordat
rekening wordt gehouden met de omvang van de buitengrenzen van een lidstaat. Het kabinet
mist in de verdeelsleutel echter een factor die rekening houdt met de (financiële)
inspanningen die lidstaten moeten leveren als het gaat om het faciliteren van reguliere
grensoverschrijdingen, bijvoorbeeld via grote luchthavens zoals Schiphol. Bovendien
is het kabinet van mening dat niet alleen het bevolkingsaantal en de omvang van een
lidstaat van invloed zijn, maar dat ook de bevolkingsdichtheid een factor is die meegewogen
zou moeten worden. Het kabinet zal pleiten voor een verdeelsleutel waarin beter rekening
wordt gehouden met deze factoren.
Het kabinet verwelkomt dat de Commissie de prioriteit van de doelstellingen uit de
HOME-fondsen extra onderstreept met het alloceren van specifieke middelen binnen de
EU-faciliteit die extra flexibiliteit geeft om in te kunnen spelen op ontwikkelingen
en een ventiel kan bieden voor noodzakelijke uitgaven onder de landenenveloppe. De
agentschappen spelen een cruciale rol bij de uitvoering van de EU-doelstellingen en
het kabinet acht het van belang dat zij adequate middelen hebben om effectief en efficiënt
de taken van hun mandaat te kunnen uitvoeren. Het kabinet zal vragen hoe de Commissie
dit voor zich ziet.
Tot slot is voor het kabinet van groot belang dat er onder het MFK voldoende middelen
beschikbaar zijn om migratiedoelstellingen te bereiken op de externe dimensie, zowel
ODA- als non-ODA. Het kabinet zal daarom bij de onderhandelingen over onderhavig instrument
ook aandacht houden voor goede aansluiting op het fonds voor extern beleid (Global Europe), waar migratie en ontheemding een belangrijk onderdeel van is.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De aanstaande onderhandelingen over het steuninstrument voor asiel, migratie en integratie
moeten worden geplaatst in de brede context van de onderhandelingen over het Meerjarig
Financieel Kader 2028–2034. De verwachting is dat de meeste lidstaten positief zullen
staan tegenover de prioriteit voor migratie en grensbeheer in het nieuwe MFK. Specifieke
informatie over het krachtenveld ten aanzien van het onderhavige fonds is op dit moment
nog niet bekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het voorstel is gebaseerd op artikel 78, lid 2, en artikel 79, leden 2 en 4, van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin de bevoegdheid
van de EU tot het vaststellen van maatregelen inzake het beleid ten aanzien van grenscontroles,
asiel en migratie is vastgelegd. Dit zijn volgens het kabinet de juiste rechtsgrondslagen.
Op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is sprake van een gedeelde
bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2, onder j, VWEU).
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit
is positief. Onderhavig instrument heeft onder meer tot doel bij te dragen aan een
effectief gemeenschappelijk asielstelsel en het verbeteren van terugkeer. Gezien het
grensoverschrijdende karakter van deze doelstellingen kan dit niet alleen door de
lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt, daarom is
een EU-aanpak nodig. Om die reden is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
De proportionaliteit van dit voorstel wordt door het kabinet als positief beoordeeld.
Onderhavig instrument heeft onder meer tot doel bij te dragen aan een effectief gemeenschappelijk
asielstelsel en het verbeteren van terugkeer. Het voorgestelde optreden is geschikt
om deze doelstellingen te bereiken, omdat buitengrenzen beheren, opvang- en asielverplichtingen
goed naleven en terugkeer effectief uitvoeren vergen dat de besteding van de middelen
daarvoor Europees gecoördineerd worden. Dit kan niet met een andersoortig optreden
bereikt worden. Hoewel de doelstellingen waaraan de middelen besteed dienen te worden
van tevoren worden vastgesteld, laat het voorstel voldoende ruimte aan lidstaten om
ook zelf te bepalen waar de gealloceerde middelen aan besteed worden. Daarmee gaat
het voorstel niet verder dan noodzakelijk is om de doelstellingen te bereiken.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De onderhandelingen over de toekomst van het ondersteuningsinstrument voor asiel,
migratie en integratie zijn wat betreft de financiële aspecten, integraal onderdeel
van de onderhandelingen over het MFK 2028–20234. Het kabinet hecht eraan dat besprekingen
over het ondersteuningsinstrument niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming
betreffende de budgettaire omvang van het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland
bij het ondersteuningsinstrument moet ondersteunend zijn aan de overkoepelende Nederlandse
inzet in de MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus
gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes. Binnen dit kader
blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het
verloop van de onderhandelingen.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het kabinet zet in op een beperking van de stijging van de Nederlandse afdrachten
aan de EU. De inzet in de onderhandelingen zal daartoe bestaan uit een combinatie
van een acceptabele omvang van het MFK en een voor Nederland acceptabel aandeel in
de nationale bijdragen via het eigenmiddelenbesluit. Eventuele budgettaire gevolgen
voor de Rijksbegroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Eventuele tegenvallers op
de EU-afdrachten die volgen uit de MFK onderhandelingen dienen gedekt te worden op
de Rijksbegroting.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Niet van toepassing.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De middelen voor het instrument zijn onder andere bedoeld voor de ondersteuning van
personen uit en in derde landen, met name voor re-integratie en terugkeer.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De nationale regels voor de uitvoering van subsidieprojecten in het kader van de Europese
Migratie- en Veiligheidsfondsen AMIF, ISF en BMVI als instrument in het kader van
het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer zijn opgenomen in de Subsidieregeling AMIF,
ISF en BMVI 2021–2027. Voor de periode 2028–2034 zal een nieuwe regeling moeten worden
uitgewerkt gebaseerd op de betreffende EU-verordeningen en het NRPP.
Het voorstel wijzigt de verdeling van taken en verantwoordelijkheden door de rijksoverheid
meer coördinatie-, rapportage- en verantwoordingsverplichtingen op te leggen, decentrale
overheden operationele verantwoordelijkheden en administratieve verplichtingen te
geven en de verplichting bestaande nationale processen aan te passen aan de EU-vereisten.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat bevoegdheden voor de Commissie om gedelegeerde handelingen vast
te stellen (artikel 5, lid 8 en artikel 6, lid 7). Dit betreft de bevoegdheden om
de financiële bedragen genoemd in de leden 1, 2 en 3 van artikelen 5 en 6 aan te passen
om rekening te houden met inflatie, relevante ontwikkelingen op het gebied van hervestiging
en andere factoren die het gebruik van de financiële stimulans van de genoemde bedragen
kunnen optimaliseren, indien dit passend wordt geacht en binnen de grenzen van de
beschikbare middelen. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het geen
essentiële onderdelen van de basishandeling betreft, maar enkel de bevoegdheden betreft
bedragen aan te passen. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wel wenselijk,
omdat dit flexibiliteit biedt om de financiële stimulansen actueel en effectief te
houden. Delegatie i.p.v. uitvoering ligt hier voor de hand omdat het gaat om een aanpassing
van bedragen van de basishandeling. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend.
Daarnaast bevat het voorstel bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen
vast te stellen (artikel 4, lid 2 en leden 4–6). Ten eerste betreft dit de bevoegdheid
voor de Commissie een uitvoeringshandeling vast te stellen om het bedrag per lidstaat
vast te stellen middels de toewijzingsmethode van deel B, bijlage I, van de NRRP-verordening.
Ten tweede de bevoegdheid voor de Commissie om een voorstel te doen voor een Raadsuitvoeringsbesluit
tot goedkeuring van nationale en regionale partnerschapsplannen die voldoen aan de
vereisten van de voorgestelde verordening en de NRRP-verordening (artikel 4, lid 4).
In dat voorstel dient de Commissie de elementen te preciseren die in artikel 23, lid 4,
van de NRRP-verordening zijn genoemd, voor zover deze betrekking hebben op de in artikel 3
van de onderhavige verordening vastgelegde doelstellingen (artikel 4, lid 5). Ten
slotte strekt de bevoegdheid zich uit tot het indienen van het voorstel met het oog
op de vaststelling door de Raad binnen vier weken (artikel 4, lid 6). Het toekennen
van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet de essentiële onderdelen van de
basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk,
omdat dit de Commissie in staat stelt de beoordeling van nationale en regionale plannen
efficiënt en uniform voor te bereiden en de Raad zo in positie te brengen om tijdig
besluiten te nemen.
De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de hand, omdat het
gaat om de uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden.
Het voorstel vermeldt niet of de uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens
de onderzoeks- of raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 5, respectievelijk
4 van verordening 182/2011. Dat betekent dat de Commissie een zelfstandige uitvoeringsbevoegdheid
zou hebben. Dat acht het kabinet onwenselijk, omdat de lidstaten dan geen rol hebben
bij de vaststelling van de uitvoeringshandeling. Het kabinet vindt dat de raadplegingsprocedure
hier gepast zou zijn gezien de technische aard van de onderhandelingen. Daar zal het
kabinet op inzetten.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening is van toepassing vanaf de
datum van inwerkingtreding van de NRPP-verordening. Het kabinet ziet uitdagingen met
betrekking tot de tijd voor inwerkingtreding van het NRPP, gezien ervaringen met uitvoering
van het GLB en cohesie naar aanleiding van eerdere MFK-akkoorden. Ervanuit gaande
dat de onderhandelingen over het MFK in 2027 zijn afgerond, is er naar verwachting
beperkte tijd om de NRPP-systematiek rijksbreed in te voeren. Het kabinet zal daarom
pleiten voor een realistische implementatietermijn die genoeg ruimte biedt voor een
zorgvuldige uitwerking ende invoering van eventuele uitvoeringsregelgeving.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Er is geen evaluatie- en/of horizonbepaling opgenomen in het voorstel.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het ondersteuningsinstrument voor asiel, migratie en integratie zal voor een groot
deel in gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Commissie worden uitgevoerd. Daarbij
vallen de uitvoering en handhaving grotendeels onder de taken van de lidstaten. Zij
dragen de verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestedingen
binnen Europese wetgevingskaders en dienen hiertoe een gedegen beheers- en controlesysteem
vast te stellen en te hanteren. De intentie van de Commissie om de tenuitvoerlegging
van de fondsen uniformer, eenvoudiger en flexibeler te maken wordt verwelkomd. Ten
opzichte van de huidige programmaperiode zullen mogelijk nieuwe rapportage- of verantwoordingsverplichtingen
ontstaan, zowel voor de Verantwoordelijke Autoriteit van de fondsen als voor begunstigden.
Onderdelen van de voorstellen behoeven nog verduidelijking om te kunnen bezien of
deze in verhouding staan tot de omvang van het instrument.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
De middelen uit het steuninstrument kunnen uitgegeven worden op de EU-externe dimensie,
bijvoorbeeld middelen voor de ondersteuning van terugkeer en re-integratie naar het
land van herkomst. Dit betreft veelal ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken