Brief regering : Fiche: [MFK] Voorwaarden voor steun voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, Ocean Pact, het maritieme en aquacultuur beleid.
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4146
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 21 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Daarbij geldt dat fiches 1 t/m 17 in samenhang dienen te worden gelezen met de kabinetsappreciatie
van de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het eigenmiddelenbesluit
(EMB). Deze kwam uw Kamer separaat toe.
Fiche: [MFK] Meerjarig Financieel Kader Prestatiekader.
Fiche: [MFK] Oprichting Europees Fonds Nationale en Regionale Partnerschap plannen.
Fiche: [MFK] Herziening Gemeenschappelijke Marktordening verordening.
Fiche: [MFK] Voorwaarden voor steun voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, Ocean
Pact, het maritieme en aquacultuur beleid.
Fiche: [MFK] Voorstel nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027.
Fiche: [MFK] Verordening EFRO met inbegrip van Interreg en het Cohesiefonds.
Fiche: [MFK] EU-steun voor asiel, migratie en integratie.
Fiche: [MFK] EU-steun voor het Schengengebied, geïntegreerd grensbeheer en visumbeleid.
Fiche: [MFK] Verordening tot oprichting ondersteuningsinstrument interne veiligheid.
Fiche: [MFK] Verordening tot instelling van het Europees Sociaal Fonds.
Fiche: [MFK] Europees Concurrentievermogenfonds.
Fiche: [MFK] Voorstel Verordening en Besluit Horizon Europa – het Europese kaderprogramma
voor onderzoek en innovatie.
Fiche: [MFK] Connecting Europe Facility.
Fiche: [MFK] Verordening Uniemechanisme en financiering paraatheid en respons noodsituaties
gezondheid.
Fiche: [MFK] Voorstel Commissie programma AgoraEU.
Fiche: [MFK] Verordening Erasmus+ programma.
Fiche: [MFK] Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe.
Fiche: Chemie Actieplan.
Fiche: ECHA-verordening.
Fiche: EU Voorradenstrategie.
Fiche: EU-strategie borgen beschikbaarheid medische tegenmaatregelen ter versterking
crisisparaatheid en gezondheidsbeveiliging.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
D.M. van Weel
Fiche: [MFK] Voorwaarden voor steun voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, Ocean
Pact, het maritieme en aquacultuur beleid.
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing
the conditions for the implementation of the Union support to the Common Fisheries
Policy, to the European Ocean Pact and of the Union’s maritime and aquaculture policy
as part of the National and Regional Partnership Fund set out in Regulation (EU) [...]
[NRP Fund] for the period from 2028 to 2034
b) Datum ontvangst Commissiedocument
16 juli 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 559
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52025PC0559 – EN – EUR-Lex
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Landbouw en Visserij
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
h) Rechtsbasis
Artikelen 42, 43, lid 2, 91, lid 1, 100, lid 2, 173, lid 3, 175, 188, 192, lid 1,
194, lid 2, 195, lid 2 en 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU).
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 16 juli 2025 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een voorstel voor
een verordening gepubliceerd met nadere voorwaarden voor het verstrekken van middelen
in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), het Oceaanpact en het
maritieme en aquacultuurbeleid voor de programmaperiode 2028–2034. Dit voorstel hangt
samen met het voorstel voor een verordening voor het National and Regional Partnership Plan (hierna: NRP-Plan) en geeft nadere invulling aan de besteding van middelen die beschreven
staan in het NRP-voorstel. Voor dit voorstel is een separaat BNC-fiche opgesteld.
Het budget voor het GVB en het Oceaanpact zijn, samen met de middelen voor inkomenssteun
in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, geoormerkt binnen het grotere NRP-fonds.
Onderhavig voorstel beoogt een aantal randvoorwaarden neer te leggen voor de besteding
van middelen voor de visserij- en aquacultuursector, de natuuropgave en andere prioriteiten
voor maritiem beleid zoals beschreven in het Commissievoorstel voor een EU-Oceaanpact.1 In tegenstelling tot voorgaande programmaperiodes is het voorstel zeer beknopt. Het
betreft een vijftal artikelen die zich richten op de inhoud van het NRP-plan en de
verbinding tussen de middelen en het GVB en World Trade Organization (hierna: WTO) afspraken. Daarnaast stipt de Commissie het belang aan van het meenemen
van de maatregelen uit het Oceaanpact bij de totstandkoming van de nationale NRP-plannen,
net als het belang van de kleinschalige kustvisserij. In het voorstel voor de verordening
is opgenomen dat de middelen uit het NRP moeten bijdragen aan de milieu- en sociaaleconomische
doelstellingen van het GVB. Activiteiten op het gebied van visserij, aquacultuur en
blauwe economie, die bijdragen aan de Europese milieudoelstellingen en doelstellingen
op het gebied van klimaatmitigatie en -adaptatie, kunnen ondersteund worden, inclusief
de energietransitie. Ook kunnen de middelen uit het fonds ingezet worden voor de ondersteuning
van op wetenschap gebaseerd beleid en de 0-tolerantie van illegale en ongereglementeerde
visserij.
Er is speciale aandacht voor kleinschalige visserij (vaartuigen kleiner dan 12 meter),
welke tot maximaal 100% ondersteund mogen worden. Tevens is opgenomen dat middelen
ingezet kunnen worden ter ondersteuning van de oprichting en versterking van producentenorganisaties
en voor de implementatie van en toezicht op marktstandaarden. Hierbij is aangegeven
dat de middelen moeten worden ingezet in conformiteit met de afspraken die in WTO-verband
gemaakt worden.
b) Impact assessment Commissie
Voor dit voorstel is geen aparte impact assessment opgesteld, maar dit is meegenomen
in het bredere impact assessment voor het NRP. Een toelichting op dit impact assessment
is opgenomen in het BNC-fiche voor het NRP.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De Kamerbrief van 28 maart 2025 over de Nederlandse inzet voor het volgend MFK en
de Kamerbrief met kabinetsappreciatie van de MFK-voorstellen van de Commissie voor
het volgend MFK is de basis voor de Nederlandse onderhandelingspositie en leidend
t.o.v. de BNC-fiches over de onderliggende MFK-voorstellen. De overkoepelende Nederlandse
inzet richt zich op een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK waarbij
de focus gelegd dient te worden op strategische prioriteiten. In het licht van huidige
geopolitieke spanningen is een financieel weerbaar Europa van groot belang voor onze
veiligheid en welvaart. De voorstellen voor het nieuwe MFK en EMB komen bovendien
in een tijd waarin veel lidstaten te maken hebben met budgettaire uitdagingen door
hoge schulden en oplopende tekorten. Door de grote toekomstige uitdagingen en budgettaire
situatie van lidstaten is het kabinet van mening dat de EU in het MFK scherp moet
herprioriteren en kritisch moet kijken naar de besteding van Europese publieke middelen.
Middelen op de EU-begroting dienen besteed te worden waar de meeste EU-toegevoegde
waarde zit. De belangrijkste inhoudelijke prioriteiten voor het MFK zijn het versterken
van het Europees concurrentievermogen met een sterke interne markt en inzet op onderzoek
en innovatie als fundament, een stevig migratie- en asielbeleid, en veiligheid en
defensie. Het kabinet zal naast eerder genoemde prioriteiten voor het MFK ook aandacht
hebben voor de voedselzekerheid en het belang daarvan voor de weerbaarheid van de
EU.2 Ook is het kabinet van mening dat de middelen die uiteindelijk beschikbaar komen
in het MFK voor landbouw- en visserijbeleid in verhouding moeten staan tot de beoogde
doelen en eisen die aan de lidstaten worden gesteld. Daarnaast zal het kabinet tijdens
de MFK-onderhandelingen nadrukkelijk oog hebben voor de netto-betalingspositie in
den brede en daarbij de effecten op de inkomenspositie voor vissers specifiek meewegen.
Tevens zal het kabinet nadrukkelijk oog houden voor het toekomstperspectief van de
visserijsector, uitvoeringsverplichtingen en innovatiemogelijkheden.
In lijn met het Regeerprogramma en het Hoofdlijnenakkoord zet het kabinet in op een
gezonde en robuuste visserij- en aquacultuursector, die opereert binnen de ecologische
draagkracht van het ecosysteem. Er liggen grote opgaven voor de visserij en aquacultuursector
op het gebied van bijvoorbeeld de energietransitie, het verhogen van de selectiviteit
en het verminderen van de bodemberoering. Het kabinet heeft daarom een visie op voedsel
uit zee en grote wateren opgesteld,3 die op dit moment met stakeholders wordt uitgewerkt tot een uitvoeringsagenda. In
deze uitvoeringsagenda worden acties uitgewerkt en opgenomen ten aanzien van de doorontwikkeling
van de visserij en aquacultuursector.
In de kabinetsreactie op de consultatie over het GVB4 is opgenomen dat de visserijsector maximale steun verdient bij de doorontwikkeling
naar een moderne vloot. Vissers moeten worden ondersteund bij innovaties, veiligheid
en het ontwikkelen van duurzame vistechnieken. Hierbij zijn Europese middelen en internationale
samenwerking belangrijk.
Er zijn nog veel kennishiaten op het gebied van ecologie en de draagkracht van het
ecosysteem. Om activiteiten te laten plaatsvinden binnen deze ecologische draagkracht,
zet Nederland in op onderzoek en regionale samenwerking binnen het Programma Noordzee
2022–2027 en het Noordzeeakkoord, OSPAR en het Greater North Sea Basin Initiative. Dit is nodig voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, de Vogel-
en Habitatrichtlijnen en de Natuurherstelverordening.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet constateert dat met het NRP lidstaten de ruimte krijgen om hun eigen interventies
op te stellen. Deze versimpeling zal volgens de Commissie ertoe leiden dat lidstaten
beter in de gelegenheid worden gesteld het budget in te zetten voor de ondersteuning
van hun eigen visserij en aquacultuur, onderzoek, regionale samenwerking en de implementatie
van milieuwetgeving. Het kabinet staat hier positief tegenover.
Het kabinet heeft vragen bij de voorkeursbehandeling die de kleinschalige kustvisserij
in het voorstel krijgt, zeker aangezien in de voorstellen verder niets over specifieke
visserijen of cofinancieringspercentages is opgenomen. Niet alleen de kleinschalige
kustvisserij staat voor grote uitdagingen, zoals de energietransitie. Het kabinet
zal daarom inzetten op gelijke en duidelijke cofinancieringspercentages voor de gehele
vloot, zonder dat hierbij een vlootsegment of type visserij een voorkeursbehandeling
krijgt, maar waarbij ook rekening wordt gehouden met de financiële draagkracht van
de visserij- en aquacultuursector, NGO’s en kennisinstellingen. Daarnaast kan Nederland
zich er niet in vinden dat de wettelijke taken die lidstaten hebben voor visserij
in het kader van het GVB ten aanzien van controle en datacollectie niet expliciet
worden benoemd in het voorstel en dat in het voorstel geen hogere cofinancieringspercentages
hiervoor zijn vastgelegd. Momenteel evalueert de Commissie het GVB, mogelijk leidt
dit tot een herziening van de GVB Basisverordening. Hiervoor zullen te zijner tijd
mogelijk ook middelen nodig zijn.
Het kabinet constateert dat lidstaten de mogelijkheid krijgen om in den brede de visserij-
en aquacultuursector te ondersteunen bij de energietransitie. Het is hierbij van belang
dat het visserijdeel van het NRP-plan zich niet puur richt op business as usual, maar dat deze kans wordt gegrepen om daadwerkelijk stappen te zetten richting het
toekomstbestendig maken van de Europese visserijen en het in goede toestand herstellen
van de Europese wateren. Het kabinet acht het van belang dat middels het Commissievoorstel
voor het volgend MFK voldoende mogelijkheden bestaan om te voldoen aan de verduurzamingsopgave.
Daarbij is ook het toekomstperspectief van de sector een aandachtspunt voor het kabinet.
Het kabinet zal dit in de komende onderhandelingen scherp volgen.
Ondanks het expliciet ontbreken in de lijst van subsidiabele activiteiten van dit
voorstel, is het kabinet positief over mogelijkheden voor ondersteuning van wetenschap
ter ondersteuning van beleidsbeslissingen, de inzet op controle en handhaving, waaronder
de implementatie van de herziene controleverordening, en het tegengaan van illegale
en ongereglementeerde visserij. Hiertoe dienen middelen beschikbaar te zijn. Het kabinet
staat ook positief tegenover de mogelijkheden die onder het Oceaanpact worden ondersteund
ten behoeve van het milieu en natuurherstel. Ook stelt het kabinet vast dat ondersteuningsmogelijkheden
voor het versterken van producentenorganisaties en implementatie van marktstandaarden
kunnen worden gecontinueerd. Het kabinet staat hier ook positief tegenover.
Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat het voorstel wordt verduidelijkt ten aanzien
van de redenen om financiering van diepzeemijnbouwactiviteiten uit te sluiten, zoals
opgenomen in artikel 4, vierde lid. Het bepalen van een standpunt ten aanzien van
diepzeemijnbouw valt binnen de bevoegdheden van de lidstaten en het kabinet is van
oordeel dat dit zo moet blijven.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Op de Landbouw en Visserijraad van 24 maart 2025 is door meerdere lidstaten steun
uitgesproken voor het diversenpunt dat door Nederland is ingebracht, waar aandacht
is gevraagd voor de toekomst van de visserij en voldoende ondersteuning voor de opgaves
waar de visserij voor staat.5
De voorstellen zijn verder nog niet besproken tussen de lidstaten. Ten aanzien van
dit specifieke voorstel is daarom nog geen inschatting van het krachtenveld te maken.
De eerste reacties van lidstaten zien vooral op de hoogte van het budget voor landbouw
en visserij onder de voorgestelde NRP-verordening. Een aanzienlijke groep lidstaten
pleit voor behoud van de status quo met betrekking tot de traditionele prioriteiten
vanuit het GVB en het Ocean Pact. Ook het expliciet ontbreken van de wettelijke taken
voor controle, handhaving en datacollectie in de lijst met subsidiabele activiteiten
in dit voorstel leidt bij andere lidstaten tot zorgen.
In tegenstelling tot Nederland zijn de meeste lidstaten wel voorstander van uitgebreidere
steunmogelijkheden voor kleinschalige visserij. Of een subsidiepercentage van 100%
gesteund wordt, zal moeten worden bezien.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op de artikelen 42, 43, lid 2, 91, lid 1, 100, lid 2, 173, lid 3, 175,
188, 192, lid 1, 194, lid 2, 195, lid 2 en 349 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie (VWEU). De artikelen 42 en 43, lid 2 VWEU geven de EU de bevoegdheid
om maatregelen vast te stellen inzake bepalingen die nodig zijn om de doelstellingen
van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven. Verder is het
voorstel gebaseerd op rechtsgrondslagen omtrent het gemeenschappelijk vervoerbeleid
(artikel 91, lid 1 en 100, lid 2 VWEU), (het concurrentievermogen van) de industrie
(artikel 173, lid 3), de bevordering van economische, sociale en territoriale samenhang
(artikelen 175 VWEU), onderzoek en technologische ontwikkeling en demonstratie van
de Unie (artikel 188 VWEU), milieu (artikel 192, lid 1 VWEU), energie (artikel 194,
lid 2 VWEU), toerisme (195, lid 2 VWEU) en de ultraperifere gebieden (artikel 349
VWEU). Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde rechtsgrondslagen.
Op het terrein van landbouw en visserij (met uitsluiting van de instandhouding van
de biologische rijkdommen van de zee), vervoer, economische sociale en territoriale
samenhang, milieu, energie is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en
de lidstaten (artikel 4, lid 2, onder c, d, e, g, i VWEU).
Op het terrein van de instandhouding van biologische rijkdommen van de zee in het
kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (artikel 3, lid 1, sub d VWEU), heeft
de EU een exclusieve bevoegdheid.
Op het terrein van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte is sprake van
een parallelle bevoegdheid van de EU (artikel 4, lid 3 VWEU).
Op het terrein van industrie, toerisme is sprake van een aanvullende bevoegdheid van
de EU (artikel 6, sub b en d VWEU.
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen of
wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de EU kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit
is positief. De verordening heeft tot doel een kader vast te stellen voor de besteding
van Europese middelen voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, het Oceaanpact en
het maritieme- en aquacultuurbeleid. Gezien het gemeenschappelijke karakter daarvan
kan dit onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden
verwezenlijkt, daarom is een EU-aanpak wel nodig. Ook om een gelijk speelveld te behouden
is het gewenst om op EU-niveau afspraken te maken over noodzakelijke financiële ondersteuning
van het toekomstbestendig maken van de visserij- en aquacultuursectoren, en een samenhangende
en grensoverschrijdende aanpak van oceaan- en zeebeleid, waaronder milieu, energie,
transport en onderzoek. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de EU niet verder gaan dan wat nodig
is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De voorgestelde
verordening heeft tot doel om een kader vast te stellen voor de besteding van Europese
middelen voor gemeenschappelijk visserijbeleid, het oceaanpact en het maritieme en
aquacultuurbeleid. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken,
omdat de instrumenten uit het voorstel steun kunnen bieden aan de visserij- en aquacultuursectoren,
en thema’s van het oceaanpact zoals bescherming van het mariene milieu en natuur,
bevordering van de energietransitie, vergroening van havens en scheepvaart, kustontwikkeling
en monitoring en onderzoek. Omdat de verordening invulling geeft aan de strategie
van het Oceaanpact om beleidsinitiatieven en nieuwe acties met aandacht voor regionale
en internationale samenwerking en oplossingen te ondersteunen. Bovendien gaat het
voorstel niet verder dan noodzakelijk. De voorgestelde verordening beschrijft namelijk
op hoofdlijnen hoe de Europese middelen besteed dienen te worden, waarmee lidstaten
in grote mate flexibiliteit behouden. Daarbij is zee- en oceaanbeleid per definitie
internationaal en is Nederland afhankelijk van samenwerking met buurlanden, EU en
internationale verdragen om de eigen nationale doelstellingen te bereiken op de thema’s
binnen het Oceaanpact. De verordening werkt hiermee complementair aan bestaand Nederlands
beleid ten aanzien van de genoemde thema’s. Het kabinet steunt de verankering van
de naleving van het GVB en WTO-afspraken in deze verordening.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De onderhandelingen over de toekomst van het GVB en maritiem beleid zijn wat betreft
de financiële aspecten, integraal onderdeel van de onderhandelingen over het MFK 2028–2034.
Nederland hecht eraan dat besprekingen over het GVB en maritiem beleid niet vooruitlopen
op de integrale besluitvorming betreffende de budgettaire omvang van het MFK. De beleidsmatige
inzet van Nederland bij het GVB en maritiem beleid moet ondersteunend zijn aan de
overkoepelende Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht,
te weten een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe
keuzes. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud
actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.
In het voorstel van de Commissie zijn de middelen voor het GLB, GVB en maritiem beleid
onderdeel van de nationale en regionale partnerschapsprogramma’s (NRPPs). In het huidige
MFK waren de middelen voor het GVB en maritiem beleid (European Maritime Fisheries
and Aquaculture Fund, EMFAF) en GLB volledig van elkaar gescheiden. Het totale budget
van het EMFAF bedroeg 6,1 miljard euro voor de periode 2021–2027.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het kabinet zet in op een beperking van de stijging van de Nederlandse afdrachten
aan de EU. De inzet in de onderhandelingen zal daartoe bestaan uit een combinatie
van een acceptabele omvang van het MFK en een voor Nederland acceptabel aandeel in
de nationale bijdragen via het eigenmiddelenbesluit. Eventuele budgettaire gevolgen
voor de Rijksbegroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Eventuele tegenvallers op
de EU-afdrachten die volgen uit de MFK onderhandelingen dienen gedekt te worden op
de Rijksbegroting.
Het kabinet is van mening dat de middelen die uiteindelijk beschikbaar komen in het
volgend MFK voor landbouw- en visserijbeleid in verhouding moeten staan tot de beoogde
doelen en eisen die aan de lidstaten worden gesteld in de domeinen GVB, en de LVVN-
en IenW-domeinen in het maritieme en mariene natuur- en milieubeleid.
Het voorstel kan gevolgen hebben voor de uitvoering, dit is verder uitgewerkt in het
BNC-fiche voor het NRPP.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De financiële consequenties van het voorstel voor bedrijfsleven en burger zullen pas
duidelijk worden nadat het NRP-plan is opgesteld.
Het kabinet is positief ten aanzien van de verminderingen van regeldruk bij dit voorstel.
De verordening lijkt – ten opzichte van de EMFAF Verordening (EU) 2021/1139 – de ruimte
te bieden aan lidstaten om interventies vorm te geven die passen bij de nationale
context. Hierbij zijn geen belemmeringen opgenomen, afgezien van reeds gemaakte afspraken
of wetgeving. Hiermee lijkt de regeldruk te worden verminderd, een verdere uitwerking
van de regeldruk vindt plaats in de Kabinetsbeoordeling van het voorstel voor een
verordening voor het NRP-plan en het voorstel voor een verordening voor een performance framework. Hiermee wordt duidelijk of daadwerkelijk de regeldruk wordt verlaagd.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De voorstellen omtrent het nieuwe MFK 2028–2034 kunnen niet los gezien worden van
de geopolitieke ontwikkelingen. Aandacht voor voedselzekerheid, hetgeen essentieel
is voor de weerbaarheid van de Unie, is daarom belangrijk. Het kabinet is positief
over de gevolgen van dit voorstel voor de concurrentiekracht, aangezien de sectoren
hiermee kunnen worden ondersteund bij de grote opgaven.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Voor decentrale regelgeving zal het voorstel geen directe gevolgen hebben. De verdeling
van bevoegdheden, verantwoordelijkheden en taken van nationale en decentrale overheden
veranderen door het voorstel niet. Voor de nationale regelgeving zullen er consequenties
zijn in de sfeer van subsidieregelgeving. Deze zal moeten worden aangepast om deze
in lijn te brengen met het nieuwe fonds. De lex silencio positivo is hier niet aan
de orde.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
N.v.t.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie. De toepassing start vanaf de inwerkingtreding
van de NRP. Het kabinet maakt zich zorgen over de timing voor het GVB. Het huidige
EMFAF loopt tot en met 2027, met een uitlooptermijn tot 2029. Het NRP-fonds zou per
1 januari 2028 in moeten gaan. Indien de onderhandelingen over het nieuwe GVB, het
NRP-plan en de omzetting daarvan in nationale wetgeving niet tijdig worden afgerond,
kan de implementatiefase (van nationale uitvoeringsmaatregelen) niet op tijd starten,
daarmee komt de uitvoerbaarheid in het geding.
Ook wil het kabinet benadrukken dat er voldoende tijd moet zijn voor het vaststellen
van uitvoeringsmaatregelen. De voorziene onderhandeltijd voor de MFK-voorstellen betekent
vrijwel zeker dat er weinig tijd is voor het opzetten van de nieuwe infrastructuur
voor het NRP-systeem met nieuwe prestatiebeloningen en indicatoren éns om met dat
systeem te komen tot het uitbetalen van gelden binnen de regels van het MFK.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat geen evaluatie- dan wel horizonbepaling. Gezien de beperkte omvang
van de verordening – slechts vijf artikelen – acht het kabinet dit ook niet noodzakelijk.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het systeem met extra coördinerende instanties voor de monitoringcomités kan ervoor
zorgen dat het moeilijker is tussentijdse wijzigingen door te voeren om interventies
beter te laten aansluiten bij de dagelijkse praktijk. Daarnaast moeten betalingsaanvragen,
prognoses van toekomstige betalingsaanvragen en het jaarlijkse zekerheidspakket worden
ingediend door de coördinerende autoriteit. Dit leidt tot een extra uitvoeringslaag.
Het kabinet heeft zijn vraagtekens bij de doelmatigheid van deze aanpak.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
In dit voorstel worden geen nieuwe eisen of voorwaarden gesteld omtrent de omgang
met ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken