Brief regering : Wijziging ontwerpbesluit Implementatie richtlijn duurzaamheidsrapportering (herdruk)
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
F/ Nr. 455 HERDRUK1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Ter Griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
12 september 2025.
De wens dat de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld kan door of namens
een van beide Kamers te kennen worden gegeven uiterlijk op 13 oktober 2025.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2025
Bij brief van 12 juni 2024 (Kamerstukken I/II 2023/24, 26 485, B/nr. 437) heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer het ontwerpbesluit
aangeboden houdende regels ter implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2464 van het
Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU)
nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU,
met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (PbEU 2022, L322)
(Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering). Deze aanbieding was in
het kader van de voorhangprocedure van artikel 391a, tweede lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek. Uw Kamer en de Eerste Kamer hebben vragen gesteld en de Eerste
Kamer heeft ook nadere vragen gesteld naar aanleiding van die aanbieding. Die vragen
zijn beantwoord.2
Tijdens deze voorhangprocedure is de Richtlijn duurzaamheidsrapportering (hierna:
CSRD) aangepast. De Europese Commissie heeft begin 2025 twee initiatieven gelanceerd
in het zogenaamde Omnibus I-pakket, die tot doel hebben om onder andere de CSRD te
vereenvoudigen en de rapporteringsverplichtingen te stroomlijnen. Onderdeel van het
pakket was een voorstel voor de zogenoemde Stop-de-klok-richtlijn. Deze richtlijn
stelt (voor zover hier relevant) de verplichting in de CSRD tot het opstellen van
een duurzaamheidsrapportering met twee jaar uit voor ondernemingen die volgens de
CSRD voor het eerst hadden moeten rapporteren over boekjaren die op of na 1 januari
2025 en op of na 1 januari 2026 aanvangen. De toepassing start nu op 1 januari 2027
respectievelijk 1 januari 2028. Deze richtlijn is op 14 april 2025 vastgesteld en
is de dag erop in werking getreden. De implementatietermijn verstrijkt op 31 december
2025.3
Nu het ontwerpbesluit nog aanhangig is en de implementatietermijn van de Stop-de-klok-richtlijn
kort is, moet bij dit ontwerpbesluit rekening worden gehouden met deze tussentijdse
wijziging. Daarom zijn beide jaartallen in het ontwerpbesluit aangepast. Deze aanpassing
is ook aangekondigd in het BNC-fiche bij de Omnibus I-voorstellen4 en in de toelichting bij de nota van wijziging waarbij dezelfde wijziging is opgenomen
in het voorstel voor de Implementatiewet bij de CSRD5. Ik leg u bijgevoegd de gewijzigde versie van het ontwerpbesluit voor, in overeenstemming
met de Minister van Financiën.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het nu voorliggende, gewijzigde, ontwerp
voor een implementatiebesluit enkele andere aanpassingen door te voeren. Deze aanpassingen
zijn aangekondigd in de inleiding op de beantwoording van de vragen van uw Kamer naar
aanleiding van de voorhang.6 Ze vloeien voort uit commentaar dat tijdens de voorhangprocedure is ontvangen van
de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ). Verder heeft de Europese Commissie in augustus
2024 een FAQ gepubliceerd waarin zij nadere technische toelichting geeft op een aantal
bepalingen uit de CSRD. Beide stukken hebben geleid tot enkele verhelderingen en redactionele
en technische wijzigingen in het ontwerpbesluit en de nota van toelichting op dat
besluit.
De belangrijkste wijzigingen in het ontwerpbesluit en de toelichting ten opzichte
van de versie die uw Kamer op 12 juni 2024 is aangeboden7 zijn, naast de wijziging ten gevolge van de Stop-de-klok-richtlijn, in hoofdlijnen
de volgende:
• In artikel 1, eerste lid, is de definitie van moedermaatschappij aangepast, teneinde
te bewerkstelligen dat dochtermaatschappijen gebruik kunnen maken van de vrijstelling
van de verplichting om een eigen duurzaamheidsrapportering op te stellen, indien hun
duurzaamheidsinformatie is meegenomen in de geconsolideerde duurzaamheidsrapportering
van de moedermaatschappij die een coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, commerciële
stichting of commerciële vereniging is. Dit was eerder beperkt tot de situatie waarin
de moedermaatschappij een NV of BV was.
• De artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, en 6, vijfde lid (vrijstelling van rapportering
en van tussenconsolidatie) zijn beter in lijn gebracht met de richtlijntekst, overigens
zonder dat dit inhoudelijke gevolgen heeft.
• Artikel 5, tweede lid, onderdeel c, is aangepast aan de mogelijkheid dat een assurance-oordeel
is opgesteld door een onafhankelijke verlener van assurancediensten uit een lidstaat
die dergelijke verleners toestaat om de duurzaamheidsrapportering te onderzoeken.
• Artikel 15 is uitgebreid met een derde en vierde lid naar aanleiding van de publicatie
uit augustus 2024 door de Europese Commissie van een document met nadere toelichting
op onderdelen van de richtlijn (Frequently Asked Questions).
• De artikelen zijn, naar aanleiding van het schriftelijk overleg met uw Kamer in de
voorhangprocedure, voorzien van een opschrift, teneinde het besluit inzichtelijker
en overzichtelijker te maken.
• De tekst en de toelichting van het ontwerpbesluit zijn op enkele onderdelen verduidelijkt,
waaronder de toelichting bij de in de vorige punten genoemde, gewijzigde artikelen
en mede naar aanleiding van de FAQ van de Europese Commissie en de brief van de RJ.
Ook is verduidelijkt dat rapportageplichtige beheerders van beleggingsinstellingen
en instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe’s) moeten rapporteren
over de activiteiten van de beheerder. Deze verplichting geldt op entiteitniveau en
niet op productniveau.
• In paragraaf 4.4 van de nota van toelichting zijn de kosten voor ondernemingen verder
gespecificeerd.
• In de implementatietabel zijn de omschrijvingen van de beleidsruimte en de toelichting
op de beleidskeuzes verhelderd.
• Verder is de toelichting geactualiseerd naar aanleiding van ontwikkelingen die zich
hebben voorgedaan sinds de start van de voorhangprocedure, zoals op het punt van ontwikkelingen
rond deze en andere EU-regelgeving (o.a. de voortgang van de CSDDD-richtlijn), door
het kabinet getroffen maatregelen ter ondersteuning van ondernemingen (paragraaf 5.1
van het algemeen deel van de toelichting) en een door het kabinet uitgevoerd onderzoek
(paragraaf 5.5).
• Van de gelegenheid is gebruik gemaakt nog enkele wetstechnische en redactionele onvolkomenheden
te verbeteren in de tekst van het ontwerpbesluit en de toelichting op een enkele plaats
te verhelderen.
Ik wil deze aanpassingen in het ontwerpbesluit niet doorvoeren zonder uw Kamer en
de Eerste Kamer daarbij te betrekken. Daarom stuur ik u bijgevoegd een nieuwe versie
van het ontwerpbesluit waarin bovenstaande wijzigingen zijn verwerkt. Ik stel u graag
in de gelegenheid daarover eventuele nadere vragen te stellen. In overeenstemming
met de voorhangprocedure ontvang ik die vragen van uw Kamer graag ten laatste op 13 oktober a.s.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A.C.L. Rutte
Indieners
-
Indiener
A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid