Brief regering : Inzet en proces Sociaal Klimaatfonds
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
29 023
Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Nr. 1533
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2025
Inleiding
In mijn brief aan uw Kamer van 24 juni 20251 bent u geïnformeerd over het kabinetsbesluit met betrekking tot de inzet en de verdeling
van de SCF-middelen bestemd voor Nederland. Het kabinet voorziet een inzet van het
SCF over 5 beoogde maatregelen die nader worden uitgewerkt in het Sociaal Klimaatplan
(SKP). Uw Kamer heeft in het commissiedebat Energiebesparing en Energierekening op
3 juli 2025 gevraagd om een brief met een update over de inzet van het Sociaal Klimaatplan
na de zomer te ontvangen. Deze brief voorziet in de gevraagde update.
Het Sociaal Klimaatfonds (SCF)
Het Sociaal Klimaatfonds (SCF) is een nieuw instrument van de Europese Unie dat tot
doel heeft om de sociale gevolgen van de klimaat- en energietransitie te verzachten.
Het fonds is specifiek gericht op het ondersteunen van financieel kwetsbare huishoudens
en micro-ondernemingen, die onevenredig worden geraakt door de stijgende kosten als
gevolg van de uitbreiding van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS2).
Nederland kan een beroep doen op € 720 miljoen uit het SCF voor de totale looptijd
van 7 jaar (2026 t/m 2032). Deze middelen mogen ingezet worden voor 75% van het beoogde
budget van de voorstellen. De overige 25% – € 240 miljoen – moet komen uit nationale
middelen. Deze vereiste cofinanciering wordt gedekt vanuit de Rijksbegroting en het
Klimaatfonds.
Proces goedkeuring Sociaal Klimaatplan (SKP)
Het Sociaal Klimaatplan (SKP) vormt de basis voor de inzet van de SCF-middelen bestemd
voor Nederland en wordt in nauwe samenwerking met de Europese Commissie opgesteld
overeenkomstig een vast format. Samen met de betrokken departementen wordt hieraan
gewerkt en vinden gesprekken plaats met de Europese Commissie over de Nederlandse
inzet zoals op te nemen in het SKP. De Europese Commissie heeft informeel aangegeven
de door het kabinet voorgestelde maatregelen te verwelkomen. De Europese Commissie
vraagt op onderdelen van deze maatregelen om een nadere onderbouwing, uitleg of aanpassing.
In september wordt een integraal concept van het SKP met de Europese Commissie besproken.
De verwachting is dat het SKP na dat overleg op korte termijn kan én moet worden ingediend,
zodat er geen verdere vertraging wordt opgelopen en de maatregelen tijdig kunnen worden
geïmplementeerd.
Het formele goedkeuringsproces bij de Europese Commissie zal tot vijf maanden in beslag
kunnen nemen. De maatregelen worden daarbij op individueel niveau getoetst op conformiteit
met de verordening en er wordt zorgvuldig gekeken naar de samenhang tussen de maatregelen
en de algehele doelstelling van het SKP. De Europese Commissie kan hierbij ook vragen
om aanpassingen van het plan, bijvoorbeeld om maatregelen inhoudelijk of budgettair
te wijzigen. Als er geen openstaande bespreekpunten meer zijn, neemt de Europese Commissie
een besluit over het Nederlandse SKP door dit goed of af te keuren. Bij een positief
besluit van de Europese Commissie kan Nederland aan de slag met de implementatie van
het SCF in overeenstemming met het door de Europese Commissie goedgekeurde SKP.
Beoogde doelgroep van het SCF
Volgens de van toepassing zijnde Europese verordening2 heeft het SCF tot doel:
«om de lidstaten van middelen te voorzien om hun beleid voor het aanpakken van de
sociale gevolgen voor kwetsbare huishoudens, kwetsbare micro-ondernemingen en kwetsbare
vervoergebruikers als gevolg van de invoering van het emissiehandelssysteem met betrekking
tot gebouwen en wegvervoer te ondersteunen. Dit moet met name worden gerealiseerd
door tijdelijke rechtstreekse inkomenssteun en maatregelen en investeringen ten gunste
van kwetsbare huishoudens, kwetsbare micro-ondernemingen en kwetsbare vervoergebruikers
met het doel om hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen terug te dringen [...]».
Het SCF moet worden gericht op huishoudens die in energiearmoede verkeren of kwetsbare
huishoudens, kwetsbare micro-ondernemingen en kwetsbare vervoergebruikers.3 Het is aan de lidstaat om in te vullen hoe dit nader te definiëren in het SKP en
om dit te onderbouwen. De onderbouwing moet gebaseerd zijn op wetenschappelijke analyses
over de impact van het ETS2. Het kabinet heeft ervoor gekozen om geen groepen uit
te sluiten en alle drie de doelgroepen te bedienen met het SCF: huishoudens in energiearmoede,
huishoudens in vervoersarmoede en micro-ondernemers, gezien zij allemaal kwetsbaar
zijn voor de gevolgen van het ETS2. Dit onderschrijft ook CE Delft, dat in opdracht
van het kabinet een onderzoek heeft uitgevoerd over de impact van het ETS2 op de doelgroepen
van het SCF.4
De SCF-verordening biedt lidstaten de mogelijkheid om maatregelen en investeringen
op te nemen in het SKP met blijvende gevolgen ter bevordering van de reductie van
broeikasgasemissies. Dit kan bijvoorbeeld door te ondersteunen bij de renovatie van
gebouwen, bij te dragen aan het koolstofvrij maken van gebouwen, het bieden van doelgerichte,
toegankelijke en betaalbare informatie over beschikbare steun of het toegankelijk
en betaalbaar maken van het openbaar vervoer. Daarnaast is het onder het SCF mogelijk
om, in afwachting van het effect van die investeringen, doelgerichte rechtstreekse
inkomenssteun te bieden aan kwetsbare huishoudens.
Het kabinet heeft gekozen om in lijn met de doelstelling van het SCF de middelen in
te zetten op maatregelen gericht op duurzame en blijvende gevolgen in de gebouwde
omgeving, gerichte informatievoorziening, directe inkomensondersteuning en het stimuleren
van het openbaar vervoer.
De maatregelen in het SKP
Gebouwde omgeving verduurzamen
Nederland heeft afgelopen jaren al veel gedaan om verduurzaming van gebouwen te stimuleren,
juist ook voor de mensen die dat het hardst nodig hebben.5 Een belangrijke stap is bijvoorbeeld dat met de corporatiesector in de Nationale
prestatieafspraken is vastgelegd om de woningen met de slechte energielabels uit te
faseren en voor alle verhuurders gaat normering op dit punt gelden per 2029. De nieuwe
Europese middelen uit het SCF bieden de mogelijkheid om twee gerichte extra maatregelen
te regelen:
1. Een investering in energiehuizen: een instrument om proactief huishoudens (en ondernemers)
in een kwetsbare positie te benaderen, vertrouwen te winnen via persoonlijk contact
en hen de begeleiding te bieden die nodig is om te starten met energiebesparende maatregelen.
Zorgen voor concrete instrumenten die lokale partijen kunnen gebruiken om hun dienstverlening
te verbeteren. Daarnaast het bieden van subsidie voor de concrete uitvoering van de
energiehuizen (niet alleen een fysieke locatie, maar ook de wijk in met kraampjes
op een markt, actie in de bibliotheek, huisbezoeken met energieadvies, etc.).
2. Een aantrekkelijk financieel plaatje voor de «sociale koop» door middelen toe te voegen
aan het Nationaal Warmtefonds, een stichting zonder winstoogmerk. Hiermee bieden zij
onder andere leningen aan woningeigenaren die nergens anders terecht kunnen en aan
appartementseigenaren met een laag inkomen die geconfronteerd worden met een stijgende
bijdrage aan de Vereniging van Eigenaren vanwege verduurzaming van het gebouw.
Bovenstaande maatregelen zijn, financieel gezien, bescheiden in omvang vergeleken
met het totale beleid om verduurzaming te stimuleren. Maar het zijn wel maatregelen
waarvan we verwachten dat het een verschil zal maken voor de mensen die dat het hardst
nodig hebben.
Veel huishoudens zijn al aan de slag met verduurzaming6, maar dat geldt niet voor iedereen. Een deel van de huishoudens wil wel verduurzamen,
maar heeft minder mogelijkheden (financieel of vanwege de complexiteit van de aanvraag).
Daarnaast is een gedeelte van de huishoudens moeilijker te bereiken omdat zij minder
vertrouwen hebben in de overheid of te maken hebben met andere uitdagingen.7
Uit onderzoek blijkt dat het vertrouwen van mensen in verduurzaming, en het tegengaan
van leenaversie bij verduurzaming, verhoogd kan worden middels persoonlijk en herhaald
contact, zoals door een energiecoach of een goede buur.8 Mensen zijn goed te bereiken vanuit de vertrouwde kring.9
Om deze vertrouwde kring dichtbij mensen thuis te organiseren, voorziet het SKP in
een investering in energiehuizen. Dat betekent dat lokale partijen onder de naam «Energiehuis»
starten met éénloketsystemen waar energieloketten, -coaches, -fixers, enzovoort onder
vallen. Met Energiehuis bedoelen we een organisatie, zoals gedefinieerd in de herziene
Europese Richtlijn Energieprestatie Gebouwen (artikel 18 uit EPBD IV). Het doel is
om proactief in gesprek te gaan met de huishoudens in een kwetsbare positie en ondernemers.
Andere doelgroepen krijgen een reactieve benadering; zij worden niet uitgesloten van
de ondersteuningsmogelijkheden maar worden niet proactief benaderd. Lokale partijen
gaan Energiehuizen op verschillende manieren opzetten. Zo kan gekozen worden voor
een fysieke locatie waar mensen op eigen initiatief heen kunnen. Maar de verwachting
is dat verreweg de meeste inspanningen gericht moeten worden op het proactief benaderen
van de doelgroep middels huisbezoeken en zeer lokale, kleinere varianten van het Energiehuis
(bijvoorbeeld in een bibliotheek).
In sommige regio’s zijn lokale partijen hier al mee bezig. Om ervoor te zorgen dat
in Nederland vergelijkbare kwaliteit en ondersteuning wordt geboden en te voorkomen
dat iedere regio zelf het wiel moet uitvinden, worden concrete landelijke randvoorwaarden
en instrumenten ontwikkeld, zoals een handreiking, communicatiematerialen en een datasysteem.
Anderzijds willen we middelen bieden aan lokale overheden voor de uitvoering van energiehuizen.
Energiehuizen zijn er voor de lange termijn, zodat de komende jaren duidelijk is waar
mensen ondersteuning kunnen krijgen. Op dit moment zijn middelen vanuit CDOKE10 beschikbaar, aanvullend zal € 106,7 miljoen vanuit het SCF (inclusief € 26,7 miljoen
cofinanciering) ingezet worden vanaf 2026 tot 2032.
De activiteiten van het energiehuis worden grotendeels gefinancierd vanuit het SCF.
Daarom zijn deze activiteiten gericht op het bereiken van huishoudens in een kwetsbare
positie en het mitigeren van de effecten van het ETS2. Zo kunnen mensen die in aanmerking
komen voor het energiefonds (zie hieronder) doorverwezen worden voor ondersteuning
om structurele energiebesparende maatregelen te treffen (het energiehuis) en vice
versa. Om deze maatregelen te bekostigen kunnen zij ook hulp krijgen bij het (aanvragen
van) financiering via het Nationaal Warmtefonds.
Een tweede maatregel, in het verlengde van de energiehuizen, is het Nationaal Warmtefonds.
Veel woningeigenaren met een laag- of laag middeninkomen ervaren de verduurzaming
als een ingewikkelde klus en hebben weinig spaargeld beschikbaar. Voor deze eigenaren,
noem hen de «sociale koop», is er een goede mogelijkheid: naast de landelijke subsidie
voor woningverduurzaming (ISDE) een renteloze financiering via het Nationaal Warmtefonds.
Dankzij die renteloze lening bereikt het Nationaal Warmtefonds mensen die voorheen
helemaal niet bezig waren met verduurzaming. Zij zien de renteloze lening als omgekeerd
sparen waarbij de baten (energiebesparing en wooncomfort) naar voren worden gehaald.
Een Vereniging van Eigenaren, waar vaak ook huurders wonen, kan ook lenen bij het
Nationaal Warmtefonds en ontvangt een rentekorting. Met de combinatie van landelijke
ISDE-subsidie en een renteloze lening uit het Nationaal Warmtefonds wordt het goed
isoleren en verduurzamen van de woning bereikbaar voor nagenoeg iedere eigenaar-bewoner,
ook voor de «sociale koop». Vanuit het Nationaal Isolatieprogramma (NIP) hebben gemeenten
middelen ontvangen voor het opzetten van lokale isolatieaanpakken. Hiermee kunnen
gemeenten ervoor zorgen dat eigenaar-bewoners en VvE’s – en met name de mensen met
lagere inkomens die in de slechtst geïsoleerde huizen of appartementen wonen – een
isolatieaanbod krijgen met begeleiding, advies, praktische ondersteuning en financiering.
Deze subsidie mogen mensen combineren met landelijke subsidie (ISDE) en indien nodig
met een (renteloze) financiering via het Nationaal Warmtefonds.
Met de SCF-middelen zorgen we ervoor dat het Nationaal Warmtefonds huishoudens ondersteunt
(of kan blijven ondersteunen) die dat het hardst nodig hebben. Zo biedt het Nationaal
Warmtefonds al renteloze leningen aan woningeigenaren zonder leenruimte. Ook start
het Nationaal Warmtefonds met de vve-ledenlening. Het kan voorkomen dat appartementseigenaren
met een laag inkomen moeite hebben de VvE-bijdrage te betalen, als die wordt verhoogd
in verband met verduurzamingsmaatregelen waarvoor de VvE een energiebespaarlening
aan gaat. Daarom start het Nationaal Warmtefonds met de VvE-ledenlening: een persoonlijke
lening die in veel gevallen niet hoeft te worden terugbetaald, tenzij de woning wordt
verkocht met overwaarde. De appartementseigenaar ontvangt dan maandelijks een bedrag
dat jaarlijks afloopt.
Publiek energiefonds
Het kabinet heeft een brede aanpak om de energierekening betaalbaar te houden. Waarbij
wordt ingezet op financiële ondersteuning en verduurzaming en een energiesysteem waar
betaalbaarheid van energie voor huishoudens met een laag inkomen een uitgangspunt
is. Door het Ministerie van SZW wordt gewerkt aan een tegemoetkoming vanuit een publiek
energiefonds voor huishoudens met een te hoge energierekening in relatie tot een laag
inkomen. Het doel is om dit in de winterperiode vanaf 2026/2027 beschikbaar te stellen.
Financiële ondersteuning is bedoeld als tijdelijke maatregel om huishoudens te helpen
terwijl zij wachten op de isolatie van hun woning door onder andere het uitfaseren
van de slechtste energielabels op basis van de prestatieafspraken met de woningcorporaties.
Om die reden wordt ingezet om deze huishoudens ook te begeleiden naar verduurzamingsmaatregelen
om de uitgaven aan energie voor deze huishoudens structureel te kunnen verlagen. Daarbij
wordt aansluiting gezocht bij het voorstel van het Ministerie van VRO zoals hierboven
is beschreven. In 2025 wordt er al een start gemaakt met deze doorverwijzing, zoals
is toegelicht in de kamerbrief van 27 juni jongstleden.11
De afgelopen tijd is er uitvoerig gesproken met de beoogd uitvoerder van het publiek
energiefonds, de werkeenheid Uitvoering van Beleid (UVB) van de directie Dienstverlening,
Samenwerkingsverbanden en Uitvoering van het Ministerie van SZW. UVB heeft een quickscan
gedaan naar de uitvoerbaarheid van de regeling en deze was onder voorwaarden positief.
Het vormgeven van een publiek energiefonds vraagt grote zorgvuldigheid en ik hecht
hier veel waarde aan.
Dit vraagt daarmee ook tijd, maar ik benadruk dat er met hoge prioriteit aan onderstaande
punten wordt gewerkt om huishoudens snel te kunnen ondersteunen. Er zijn veel lessen
geleerd uit de vorige jaren van het Tijdelijk Noodfonds Energie en dat is behulpzaam.
Het voortzetten van de huidige privaat-publieke constructie is echter geen mogelijkheid,
omdat het dan niet mogelijk is om alleen rijksmiddelen in te leggen. Dit is bij een
publiek fonds wel het geval.
Op het moment dat er alleen Rijksmiddelen aan een privaat-publieke constructie worden
verstrekt, is het risico groot dat het Tijdelijk Noodfonds Energie als een buitenwettelijk
bestuursorgaan wordt gekwalificeerd. Dit kan verschillende consequenties hebben. Eén
van de mogelijke consequenties is dat een huishouden als gevolg van deze steun gekort
kan worden op de (bijstands-)uitkering. Een andere consequentie is het ontstaan van
een open einderegeling. De omvang is niet exact te bepalen, maar dit kan zeker honderden
miljoenen euro’s betreffen.
Om er voor te zorgen dat alle financiële en juridische punten aan de voorkant voor
het Rijk goed zijn afgehecht, is er daarom nu gekozen om in te zetten op een volledig
publiek fonds.
Voor het publieke energiefonds moet de juridische basis geregeld zijn en moet door
een uitvoerder de daadwerkelijke systemen en processen ontworpen zijn. Voor de juridische
basis zijn onder andere de volgende stappen belangrijk: juridische analyse, uitzondering
regelen van het middelenbegrip (door middel van een wetswijziging) en een grondslag
voor gegevensdeling. Voor de uitvoering is een koppeling met gegevens van de Belastingdienst
nodig, zodat inkomensgegevens kunnen worden gecontroleerd. Daarnaast is ook een DigiD-aansluiting,
het inrichten van een beroep- en bezwaarprocedure en een toegankelijk aanvraagproces
vereist.
In Q4 2025 wordt naast de juridische start en het opzetten en verder verkennen van
de uitvoering, het plan bij de Europese Commissie ingediend. Er wordt in Q1 2026 een
brief over het publiek energiefonds met daarin de laatste stand van zaken met de Tweede
Kamer gedeeld.
Binnen de vormgeving van het publiek energiefonds is het kabinet voornemens om het
fonds in te richten voor de huishoudens in de financieel meest kwetsbare positie.
Dit is in lijn met de verordening van het SCF waarin staat dat de directe inkomenssteun
uitsluitend bedoeld is voor zogenoemde «kwetsbare huishoudens» (vulnerable households).
Tevens leidt afbakening van de doelgroep tot een grotere kans op het zo veel als mogelijk
kunnen voorkomen dat mensen binnen de doelgroep alsnog buiten de boot vallen door
een tekort aan middelen.
Volgens de Europese Commissie gaat het bij kwetsbare huishoudens om
1) Mensen die in energiearmoede verkeren of 2) Mensen met lage en lagere middeninkomens
die zowel hard geraakt worden door de prijsstijgingen door het ETS2, als onvoldoende
middelen hebben om te verduurzamen.
Het energiefonds 2025 was geopend voor een doelgroep tot 200% van het sociaal minimum.
Voor het publieke energiefonds zal de inkomensgrens lager liggen. Op dit moment wordt
met de beschikbare data van TNO en CBS en binnen de beschikbare datatoepassingen gezocht
naar de exacte afbakening. Dit op een manier waarbij voldaan wordt aan de voorwaarden
van de Europese SCF-verordening en de wensen van dit kabinet om te komen tot een regeling
die voor de hele doelgroep toegankelijk is en niet voortijdig uitgeput raakt.
In het huidige voorstel wordt in totaal € 234,5 miljoen (€ 174,5 miljoen uit SCF,
€ 60 miljoen euro nationale cofinanciering) beschikbaar gesteld voor het energiefonds.
Onderwegpas
In de studie «Betaalbare mobiliteit?» van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid12 wordt ingeschat dat tot 5,5% van de volwassen inwoners van Nederland activiteiten
soms niet kan bereiken voornamelijk vanwege betaalbaarheidsproblemen bij mobiliteit.
Dat betreft vooral bezoek aan vrienden of familie en het bereiken van het ziekenhuis.
De invoering van het ETS2 heeft tot gevolg dat brandstoffen duurder worden, wat vooral
een effect heeft op automobilisten, die binnen het SCF als «significantly affected»
worden omschreven. Er is echter ook een groep «financieel autolozen» voor wie een
auto nu al niet betaalbaar is en voor wie dit door de komst van het ETS2 nog moeilijker
wordt. Om vervoersarmoede tegen te gaan wordt daarom gekozen voor een brede maatregel
om het alternatief, het openbaar vervoer, betaalbaarder te maken. Uw Kamer heeft het
kabinet ook opgeroepen om een dergelijke maatregel op te nemen in het SKP13. Als doelgroep worden de huishoudens met een inkomen tot 101% van het sociaal minimum
gehanteerd, dit is volgens het rapport van CE Delft een groep van ongeveer 507.000
huishoudens.
Het doel van de Onderwegpas is om de doelgroep gratis of met korting te laten reizen
in zowel bus, tram, metro als trein. In sommige gemeenten en provincies wordt aan
(een deel van) de doelgroep vergelijkbare producten aangeboden, deze zijn echter alleen
te gebruiken bij de vervoerder in de stad/regio. Een werkgroep binnen het Nationaal
OV Beraad (NOVB), een overlegorgaan tussen het Rijk, decentrale ov-autoriteiten, vervoerders
en consumentenorganisaties, werkt aan een aantal mogelijke scenario’s voor de Onderwegpas,
die op één centrale locatie aangevraagd moet kunnen worden. Keuzes met betrekking
tot kortingspercentages en budget hebben een effect op de verwachte vraag en het gebruik
en hebben daarmee ook een direct effect op de looptijd van de Onderwegpas binnen het
SCF. Het NOVB zal op bestuurlijk niveau een keuze maken voor het product dat wordt
opgenomen in het SKP.
De Onderwegpas wordt een nieuw multimodaal product dat beschikbaar komt binnen OVpay,
het nieuwe betaalsysteem in het openbaar vervoer. Dit systeem biedt nieuwe technische
mogelijkheden voor productvorming, waarbij voor de Onderwegpas rekening moet worden
gehouden met de kenmerken van de verschillende vervoersconcessies, zoals de gehanteerde
daluren. In de huidige planning wordt 2026 voor OVpay een belangrijk migratiejaar,
waardoor de Onderwegpas kan worden gestart na afronding van die migratie.
Fixteams micro-ondernemers
Via de inzet van zogenaamde FIXteams bij gemeenten zullen de negatieve financiële
consequenties voor kwetsbare micro-ondernemingen (tot 10 medewerkers) in (zeer) slecht
geïsoleerde gebouwen gemitigeerd worden door:
1. ter plekke simpele energiebesparende maatregelen toe te passen, zoals isolatie en
ledverlichting, of het beter inregelen van bestaande installaties en;
2. advies te geven over aanvullende energiebesparende maatregelen en informeren over
de mogelijke subsidie- en financieringsregelingen.
Naar verwachting zullen door de implementatie van het ETS2 handelssysteem de jaarlijkse
kosten voor micro-ondernemers voor aardgas de komende jaren stijgen met in totaal
450 tot 1.050 euro per ondernemer. Verduurzamingsmaatregelen gericht op energiebesparing
bieden handelingsperspectief voor deze ondernemers. Bij kwetsbare micro-ondernemingen
gaat het om bedrijven met een hoog energieverbruik die de kosten niet of nauwelijks
kunnen doorgeven aan de consument, zoals bakkers, of bedrijven met een relatief lage
omzet gekoppeld aan het onvermogen hogere kosten door te geven aan de consument, zoals
in de detailhandel en horeca vaak voorkomt. Vooral de bedrijven die zijn gevestigd
in economisch kwetsbare gebieden zijn kwetsbaar voor dit effect omdat hier het vermogen
en de mogelijkheid van de consument om extra kosten te absorberen beperkt is. Dit
geldt uiteraard ook voor maatschappelijke ondernemingen die geen winstoogmerk hebben.
FIXteams die langsgaan op locatie bieden bij uitstek voor deze kwetsbare micro-ondernemingen
een oplossing, omdat zij in direct contact treden met ondernemers en de pandeigenaren.
Kwetsbare micro-ondernemers worden bovendien direct geholpen met hun energiekosten
door het ter plekke toepassen van simpele energiebesparende maatregelen. Dit verhoogt
het bewustzijn over energiebesparing, omdat ondernemers direct kunnen zien wat de
effecten zijn, en ze zullen eerder maatregelen nemen.
Tussen 2026 en 2032 is er een totaalbudget van € 34 miljoen begroot voor deze maatregel.
Het doel is om via deze maatregel 28.900 micro-ondernemers te ondersteunen in door
gemeenten aangewezen gebieden.
Energiehulpdiensten
Leden van de Tweede Kamer hebben in het commissiedebat Energiebesparing en betaalbare
energierekening op 3 juli 2025 aandacht gevraagd voor het belang van het voortbestaan
van organisaties zoals de FIXbrigade, Energiebank en Participatiecoalitie. De leden
betogen dat deze partijen een groot lokaal netwerk hebben en dat zij hiermee op plekken
kunnen komen waar landelijke initiatieven niet altijd een ingang hebben. Zij vragen
om nieuwe langdurige financiële steun zodat zij hun werkzaamheden kunnen voortzetten,
nu de Specifieke Uitkering Aanpak Energiearmoede eind 2027 afloopt.
Het kabinet onderschrijft het belang van deze (lokale) organisaties. Niet alleen in
relatie tot besparings- en verduurzamingsmaatregelen zijn zij heel belangrijk; vaak
hebben zij ook een bredere maatschappelijke en sociale functie.
Het is niet mogelijk de FIXbrigade en de Participatiecoalitie rechtstreeks te financieren
vanuit het SCF. De Participatiecoalitie voldoet niet (volledig) aan de eisen van het
SCF. De Participatiecoalitie richt zich immers op álle bewoners en niet alleen op
de bewoners in die moeite hebben hun energierekening te betalen. Indirect kunnen de
Participatiecoalitie en de FIXbrigade wel gebruik maken van het SCF. Gemeenten kunnen
hen bijvoorbeeld een plek geven in het Energiehuis. Voor het Energiehuis is € 80 miljoen
beschikbaar vanuit SCF. Via onder andere de éénloketfunctie van het Energiehuis kunnen
bewoners inzicht, hulp en advies aangeboden krijgen bij het nemen van verduurzamings-
en energiebesparende maatregelen in de woning. Aanvullend is met het amendement Rooderkerk-Postma
€ 10 miljoen aan middelen gereserveerd voor niet commerciële organisaties, zoals lokale
organisaties die energiehulp aanbieden, ten behoeve van de aanpak van energiearmoede.
Hiervan is inmiddels door het Ministerie van VRO € 7,5 miljoen beschikt aan het samenwerkingsverband
van FIXbrigade Nederland en Energiebank Nederland voor het opbouwen en verstevigen
van lokale sociaal-maatschappelijke energiehulpinitiatieven.
Tot slot
De Kamer vroeg om deze brief kort na het zomerreces te ontvangen. Daaraan heb ik van
harte voldaan, want uw verzoek past bij de planning om tijdig de voorgestelde maatregelen
te kunnen implementeren. Eind september of begin oktober dit jaar verwacht ik het
SKP formeel aan de EC aan te bieden, waarna de EC maximaal vijf maanden nodig heeft
voor een eindoordeel. Uw Kamer ontvangt een afschrift van het Sociaal Klimaatplan
dat in september of oktober formeel aan de EC wordt aangeboden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Indieners
-
Indiener
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid