Brief regering : Contouren Actieprogramma mentale gezondheid & ggz
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 767
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2025
Als je mentaal goed in je vel zit, helpt dat bij omgaan met tegenslagen en deelnemen
aan de maatschappij. Daarom is mentale gezondheid belangrijk voor ons allemaal. Je
daadwerkelijk mentaal gezond voelen, heeft soms wat extra’s nodig. Sommige mensen
zijn geholpen met steun uit hun eigen omgeving, anderen hebben behoefte aan professionele
ondersteuning of zorg.
In deze brief schets ik, mede namens de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg, de contouren van het Actieprogramma mentale gezondheid & ggz. Ook reageer ik
op het verzoek van uw Kamer om het uitstel van het actieprogramma en het Interdepartementaal
Beleidsonderzoek mentale gezondheid en ggz toe te lichten. Tot slot informeer ik uw
Kamer over de stand van zaken van een aantal relevante moties.
Actieprogramma mentale gezondheid & ggz: acties op vijf domeinoverstijgende thema’s
De mentale gezondheid van mensen in Nederland staat onder druk en zal naar verwachting
de komende jaren nog meer onder druk staan.1 Het lukt niet altijd om voor alle mensen op het juiste moment de juiste ondersteuning
en zorg te bieden. Om daarnaast te voorkomen dat mensen (complexere) zorg nodig hebben,
is het belangrijk om in de hele keten van mentale gezondheid en ggz in te zetten op
preventie. Het gaat om het voorkomen, herkennen, vroeg opsporen en bespreekbaar maken
van mentale klachten, maar ook om het bieden van de juiste ondersteuning en zorg aan
mensen met bijvoorbeeld depressieve klachten, een combinatie van verschillende mentale
problemen, en suïcidaliteit. Deze uitdagingen vragen om een brede aanpak, waar de
hele samenleving een rol in heeft. Hiervoor is de afgelopen tijd al veel in gang gezet.2 Om de keten van mentale gezondheid & ggz verder te versterken, heeft mijn ambtsvoorganger
in zijn brief van 9 april 2025 een aantal maatregelen aangekondigd langs vier lijnen3. Deze maatregelen werden deel 1 van het actieprogramma genoemd. Het merendeel hiervan is nu onderdeel van het Aanvullend
Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA)4. Het akkoord bevat concrete maatregelen om de toegankelijkheid van zorg te verbeteren,
meer in te zetten op preventie, wachttijden terug te dringen, de inzet voor complexe
ggz-doelgroepen te vergroten en de verbinding met het sociaal domein te versterken.
Het Actieprogramma mentale gezondheid & ggz bouwt voort op het AZWA en zet daarbij
in op de aanpak van knelpunten op de overgangen van verschillende stelsels, juist
bezien vanuit de mensen om wie het gaat. Die knelpunten zijn groot: de manier waarop
we nu preventie, ondersteuning en zorg organiseren – verdeeld over systemen, wetten
en financiers – sluit vaak niet aan bij de realiteit van mentale problemen en psychisch
lijden. Dit is niet alleen een individueel, maar ook een maatschappelijk vraagstuk.
Daarom zet ik met dit actieprogramma voor nu in op vijf domeinoverstijgende thema’s:
1) versterken van mentale veerkracht;
2) laagdrempelige ondersteuning;
3) wachttijdondersteuning;
4) overgang jeugd-ggz naar volwassen-ggz;
5) cliënt- en waakvlamondersteuning.
In deze brief ga ik in op de contouren van deze vijf thema’s, die ik vervolgens in
het actieprogramma met concrete acties verder zal uitwerken. Daarnaast wil ik onderzoeken
of ik met het Actieprogramma mentale gezondheid & ggz een connectie kan maken met
de Nationale Strategie Vrouwengezondheid. De manier waarop gezondheidsproblemen tot
uiting komen, kan namelijk nogal verschillen tussen mannen en vrouwen. Zowel in preventie
als in de ggz kunnen genderspecifieke maatregelen bijdragen aan het oplossen van mentale
problemen. Ik wil daarom verkennen of ik binnen het thema mentale veerkracht specifieke
aandacht voor genderverschillen kan hebben en of ik binnen de keten van mentale gezondheid
en ggz de kennis over genderverschillen kan vergroten.
Met dit actieprogramma wil ik op korte termijn komen tot oplossingen voor concrete
knelpunten, naast (en in samenhang met) de aanpak via de maatregelen in het Aanvullend
Zorg- en Welzijnsakkoord. Dit actieprogramma kan gezien worden als een lopende agenda,
waarin verschillende knelpunten en acties steeds kunnen worden opgepakt en nieuwe
kunnen worden toegevoegd als daar een aanleiding voor is.
Tijdpad actieprogramma
Sinds de brief van 9 april zijn belangrijke stappen gezet. Vlak voor het zomerreces
heeft uw Kamer het onderhandelaarsakkoord van het AZWA ontvangen. Hierin zijn over
veel van de maatregelen uit deze brief afspraken gemaakt met betrokken partijen om
de toegankelijkheid tot de curatieve zorg te verbeteren. In aansluiting hierop ga
ik voor de vijf thema’s van het actieprogramma de komende periode verder met het uitwerken
van concrete acties samen met stakeholders. Ik stuur het actieprogramma einde van
dit jaar naar uw Kamer.
1. Versterken van mentale veerkracht
Periodes van mindere mentale gezondheid horen bij het leven. Alle mensen ervaren wel
eens momenten of korte periodes waarop ze mentaal niet in evenwicht en bijvoorbeeld
somber of prikkelbaar zijn. Tijdens belangrijke overgangsfasen of levensgebeurtenissen
kunnen mentale klachten vaker voorkomen, bijvoorbeeld bij de overgang van middelbare
school naar studie of werk, echtscheiding, pensioen en verlieservaringen.
Werken aan een mentaal gezondere samenleving begint met oog hebben voor je eigen mentale
gezondheid én die van anderen. Ook weten wat je kunt doen om mentaal gezond te zijn
en te blijven is een belangrijk startpunt. Op die manier werk ik aan het versterken
van mentale veerkracht. Ik bouw daarmee voort op de landelijke aanpak Mentale Gezondheid: van ons allemaal waar afgelopen jaren samen met de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) aan is gewerkt. Samen met onder andere scholen, de sport- en beweegsector, culturele
instellingen, welzijnsorganisaties, gemeenten, werkgevers en andere groepen individuen
is een brede maatschappelijke beweging voor een mentaal gezonder Nederland verder
op gang gebracht.
De aanpak in de huidige vorm stopt door het aflopen van de middelen eind 20255. Dit voorjaar is een gezamenlijke terug- en vooruitblik op de aanpak georganiseerd
met een aantal relevante partijen. Tijdens deze terug- en vooruitblik en in andere
gesprekken met stakeholders is gekeken naar welke elementen uit de aanpak zij nuttig
vonden, waar ze kritisch op waren, en wat ze hebben gemist. De partijen gaven onder
meer aan dat ze waarde hechten aan de kabinetsbrede aanpak en dat de daarin geformuleerde
doelen, doelgroepen en actielijnen (gericht op de leefomgevingen) behulpzaam zijn.
Er is volgens de stakeholders meer aandacht nodig voor de gezinssituatie en de ondersteuning
en belangrijke rol van ouders. Ik herken die input en neem die mee in de verdere uitwerking
van het thema versterken van mentale veerkracht in het actieprogramma. Zo blijven de leefomgevingen in stand en voeg ik mentaal gezonde gezinnen als leefomgeving toe. Zoals eerder benoemd, wordt gekeken of binnen de leefomgevingen
genderspecifieke maatregelen nodig zijn.
Vanwege de beperkte middelen na 2025 is het nodig afgewogen keuzes te maken en te
focussen op een beperkt aantal acties. Deze acties zijn in ieder geval (een vervolg
op) de werkgeversaanpak mkb6 samen met het Ministerie van SZW voor de jaren 2026–2028, het doorontwikkelen van
het online platform In je bol7, Maatschappelijke Diensttijd (MDT) projecten gericht op mentale gezondheid samen
met het Ministerie van OCW, het continueren van de landelijke beweging voor mentale
gezondheid en het voortzetten van Praatpower8.
2. Laagdrempelige ondersteuning
Laagdrempelige vormen van ondersteuning kunnen een bijdrage leveren aan iemands herstel.
Voor mensen met een psychische kwetsbaarheid kan dit bijvoorbeeld bestaan uit contact
met ervaringsgenoten of het volgen van herstelcursussen. Ook digitaal contact met
lotgenoten en betrouwbare online informatie over mentale problemen en psychische stoornissen
kunnen een bijdrage leveren aan het voorkomen van mentale problemen en het bevorderen
van iemands herstel.
Er bestaan al goede voorbeelden van fysieke plekken waar dit kan, zoals laagdrempelige
steunpunten. Er zijn ook laagdrempelige inloopmogelijkheden mentale gezondheid voor
jongeren. Deze richten zich op preventie, normalisering en steun van ervaringsgenoten.
Toch kan nog niet iedereen gebruikmaken van deze plekken. Ook Toezicht Sociaal Domein
(TSD) heeft op 26 maart 2025 in een brief9 gewaarschuwd dat de beweging van zorg naar gezondheid en welzijn voor mensen met
een psychische kwetsbaarheid dreigt vast te lopen door het ontbreken van de juiste
randvoorwaarden. TSD roept op om verantwoordelijkheid te nemen en steviger te investeren
in de sociale basis om de groeiende behoefte aan psychische ondersteuning op te vangen.
Ik zie de oproep van het TSD als een aanmoediging om door te gaan met de uitvoering
van de afspraken die met partijen zijn gemaakt in het AZWA en het IZA. In het AZWA
zijn laagdrempelige steunpunten opgenomen als één van de basisfunctionaliteiten. Daarnaast
wordt blijvend ingezet op het versterken van de sociale basis en een sociale basisinfrastructuur.
Bij de verdere uitwerking hiervan is het belangrijk dat het fysieke, digitale, en
online aanbod aan laagdrempelige ondersteuning bekend is bij inwoners en bij partijen
in de regio, zoals gemeenten, ggz-professionals, huisartsen en onderwijsinstellingen.
Zo kunnen zij hierop inzetten en structureel samenwerken. Het is belangrijk daarbij
oog te hebben voor het bereiken van verschillende doelgroepen, waaronder jongeren.
De komende periode ga ik samen met betrokken partijen, zoals de IZA-werkgroep laagdrempelige
steunpunten en MIND Us, verkennen hoe we dit aanbod beter inzichtelijk en beschikbaar
maken.
3. Wachttijdondersteuning
In oktober 2024 waren er in Nederland ruim 100.000 wachtplekken voor een intake of
behandeling in de ggz10. Meer dan de helft van de mensen staat langer op de wachtlijst dan de afgesproken
Treeknorm van 14 weken. In de brief van 9 april is een aantal acties aangekondigd
om het zicht op wachttijden en wachtenden te verbeteren. Daarnaast vind ik het belangrijk
om in te zetten op een betere benutting van bestaande mogelijkheden voor wachttijdondersteuning.
Hoewel ik bovenal wil inzetten op het voorkomen van psychische klachten en het verminderen
van wachttijden, kan wachttijdondersteuning helpen om een verergering van psychische
klachten te voorkómen tijdens het wachten. Veel mensen die op de wachtlijst staan,
blijken tijdens het wachten namelijk een verergering van klachten te ervaren11. In Nederland bestaan al verschillende initiatieven voor wachttijdondersteuning.
WachtVerzachter is hier een mooi voorbeeld van12. Ook laagdrempelige steunpunten kunnen een vorm van wachttijdondersteuning bieden.
Mensen met een hulpvraag kunnen de weg naar dergelijke initiatieven echter niet altijd
vinden.
Om initiatieven tot wachttijdondersteuning toegankelijker en beter vindbaar te maken,
ga ik de mogelijkheden verkennen voor een (regionale) routekaart voor wachttijdondersteuning,
bijvoorbeeld via een checklist of een handreiking. Daarbij zal ik zoveel mogelijk
aansluiten bij bestaande fysieke en digitale instrumenten. Deze routekaart kan cliënten,
zorgverzekeraars én hulpverleners helpen om beter zicht te krijgen op wat effectieve
vormen van wachttijdondersteuning zijn en welke wachttijdondersteuning in hun regio
beschikbaar is. Ik zal dit doen in samenwerking met de Stuurgroep Toegankelijkheid
en Wachttijden ggz13.
4. Overgang jeugd-ggz naar volwassenen-ggz
Jongeren die als minderjarige gebruikmaken van geestelijke gezondheidszorg, maken
bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar – of uiterlijk 23 jaar – de overstap
van het ene stelsel (Jeugdwet) naar het andere stelsel (Zorgverzekeringswet). Deze
overgang verloopt niet altijd goed. Soms worden noodzakelijke vervolgstappen te laat
ingezet, waardoor jongeren bij de overgang naar volwassenen-ggz niet de zorg ontvangen
die zij nodig hebben. Ook is de overdracht tussen professionals of aanbieders niet
altijd goed geregeld. Hierdoor zijn behandelaren in de volwassenen-ggz niet altijd
voldoende op de hoogte van de achtergrond, hulpvragen en behandelgeschiedenis van
de jongere. De afgelopen maanden zijn gesprekken gevoerd met een aantal betrokken
partijen en professionals om knelpunten en kansrijke oplossingsrichtingen in beeld
te brengen. Deze gesprekken hebben duidelijk gemaakt dat de overgang tussen de stelsels
stroef kan verlopen, ondanks bestaande afspraken over deze overgang, de continue financiering
hiervan en de samenwerking tussen partijen.
De komende periode wil ik gebruiken om deze problemen en mogelijke oplossingsrichtingen
breed te toetsen, verder aan te scherpen en samen met veldpartijen gezamenlijk te
komen tot concrete en gerichte vervolgacties om deze overgang te verbeteren.
5. Cliënt- en waakvlamondersteuning
Mensen met een complexe hulpvraag kunnen te maken krijgen met zorg en ondersteuning
vanuit veel verschillende wetten die soms onvoldoende op elkaar aansluiten. Het is
belangrijk dat zij ondersteuning krijgen bij het vinden van de weg in het zorg- en
ondersteuningsaanbod. Dit draagt ook bij aan het voorkomen dat een zorg- of ondersteuningsvraag
zwaarder wordt. Onafhankelijke cliëntondersteuning vanuit de Wmo (voor alle inwoners)
en Wlz14 kan hierin een belangrijke rol spelen. Momenteel vindt een verkenning plaats naar
domeinoverstijgende cliëntondersteuning. Dit gebeurt naar aanleiding van de werkagenda15 van het VN-verdrag handicap, maar zal aandacht hebben voor meer doelgroepen dan mensen
met een beperking. Domeinoverstijgende cliëntondersteuning wordt georganiseerd over
verschillende wetten en levensdomeinen heen, zoals zorg, onderwijs, wonen, werk en
inkomen. Het doel is integrale en levensbrede ondersteuning en een betere aansluiting
bij de behoefte van degene die cliëntondersteuning ontvangt. De uitkomsten van deze
verkenning zijn ook relevant voor mensen met een complexe ggz-hulpvraag, omdat zij
ook gebruik kunnen maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.
Daarnaast is het belangrijk om, wanneer mensen eenmaal zorg en ondersteuning (hebben)
ontvangen, een «vinger aan de pols te houden». De bedoeling is dat zorg of ondersteuning
snel op- en afgeschaald kan worden, bijvoorbeeld als er sprake is van een terugval.
Een korte lijn naar een betrokkene kan helpen om tijdig de juiste zorg of ondersteuning
te krijgen of hulp te krijgen op andere levensgebieden. Dit is een vorm van waakvlamondersteuning.
De komende periode vinden gesprekken plaats met betrokken partijen over de huidige
praktijk van waakvlamondersteuning, hoe een waakvlamvoorziening eruit moet zien, en
wat aanvullend kan helpen om waakvlamondersteuning verder te versterken, zodat mensen
met een complexe hulpvraag tijdig de juiste zorg en ondersteuning ontvangen.
IBO en stand van zaken overige relevante moties
IBO Mentale gezondheid & ggz
Uw Kamer vroeg naar de reden van uitstel van de publicatie van het Interdepartementaal
Beleidsonderzoek (IBO) mentale gezondheid en ggz tot na het zomerreces. Het IBO is
een ambtelijk, onafhankelijk onderzoek over mentale gezondheid en de zorg en ondersteuning
voor mensen met mentale klachten en psychische problematiek. Er was extra tijd nodig
om tot een goed onderbouwde probleemanalyse te komen en de diverse beleidsopties uit
te werken. Het streven is om het IBO begin oktober, voor het verkiezingsreces, aan
de Tweede Kamer te sturen. Het IBO gaat ook in op vraagstukken en acties die relevant
zijn voor het actieprogramma.
Gezinsgericht werken
De motie van het lid Diederik van Dijk16 roept op om de relationele benadering mee te nemen in dit actieprogramma. Deze oproep
onderschrijf ik. Mentale gezondheidsproblemen staan vaak niet op zichzelf en hebben
een wisselwerking met de context en het gezin of huishouden waarin iemand leeft. Door
gezinsgericht samen te werken tussen de volwassenen-ggz en het sociaal domein kunnen
problemen in een gezin integraal worden aangepakt. Dit kan escalatie of intergenerationele
overdracht voorkomen.17 De Nederlandse ggz heeft dit daarom benoemd als speerpunt voor 2025. Ik wil met de
Nederlandse ggz werken aan een concrete aanpak om het gezinsgericht werken bij ggz-aanbieders
en professionals onder de aandacht te brengen en te ondersteunen. Daarover zal ik
uw Kamer informeren. In het IBO mentale gezondheid en ggz wordt mede onderzocht hoe
de gezinsgerichte benadering en de aandacht voor jeugdcasuïstiek structureel kan worden
geborgd in de keten van mentale gezondheid en (volwassenen-)ggz. In de kabinetsreactie
op het IBO zal ik hier op terugkomen.
De motie van het lid Van den Hil18 roept op om te onderzoeken of de bestaande mogelijkheden voor een consultatiefunctie
ggz voor de jeugdzorg kunnen worden verbreed en of hierover duidelijkere afspraken
kunnen worden gemaakt. De consultatiefunctie ggz voor het sociaal domein moet het
voor professionals in het sociaal domein makkelijker maken om de ggz te consulteren.
Om te verduidelijken dat ook jeugdprofessionals gebruik kunnen maken van de consultatiefunctie
– mits de persoon over wie zij consulteren ouder is dan 18 – is op de website van
De juiste zorg op de juiste plek een Q&A geplaatst19. Ik ga in overleg met de Nederlandse ggz, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
en Zorgverzekeraars Nederland om te kijken of hun leidraad voor de consultatiefunctie
ggz voor het sociaal domein20 explicieter kan aangeven dat ook jeugdprofessionals hier gebruik van kunnen maken.
Tot slot is in het AZWA afgesproken dat onder regie van de Nederlandse ggz onderzoek
wordt gedaan naar de knelpunten rond de inzet van de consultatiefuncties huisartsen
– ggz en sociaal domein – ggz. Dit onderzoek moet ook in kaart brengen hoe deze functies
beter ingezet kunnen worden en wat er nodig is voor opschaling. Daarin wordt meegenomen
of de huidige vorm van de consultatiefunctie aansluit bij de behoefte aan samenwerking
bij jeugdzorgprofessionals. Na ontvangst van dit onderzoek informeer ik u hierover.
Mentale gezondheidsnetwerken
De motie van het lid De Korte21 roept op om versnelling aan te brengen bij mentale gezondheidsnetwerken. In het Integraal
Zorgakkoord (IZA) is afgesproken dat in iedere regio een mentaal gezondheidsnetwerk
(MGN) wordt ingericht. Het doel van MGN’s is om mensen met psychische problematiek
sneller op de juiste plek te helpen door domeinoverstijgende samenwerking tussen huisartsen,
ggz en het sociaal domein. Inmiddels zijn in alle regio’s MGN’s in ontwikkeling, maar
de implementatie verloopt in wisselend tempo. Daarom is deze zomer een plan van aanpak
voor de implementatie van MGN’s vastgesteld. Dit plan biedt concrete acties en randvoorwaarden
per implementatiefase – van netwerkvorming tot uitvoering – met als doel een landelijke
dekking van operationele MGN’s per 31 december 2025. Met betrokken partijen wordt
de komende maanden aan de hand van dit plan van aanpak actief ingezet op versnelling.
Daarbij wordt geleerd van succesvolle netwerken en worden barrières gesignaleerd en
aangepakt, zoals knelpunten in financiering, governance en contractering. Over de
voortgang zal ik uw Kamer uiterlijk in het voorjaar van 2026 informeren.
Tot slot
De vele ervaringsverhalen laten zien dat het belangrijk is samen te zoeken naar oplossingen
die echt aansluiten bij wat mensen nodig hebben. De komende periode blijf ik mij inzetten
voor de verdere versterking van de keten mentale gezondheid en ggz. Dit doe ik met
aanvullende acties op vijf domeinoverstijgende thema’s van het Actieprogramma mentale
gezondheid & ggz samen met betrokken partijen, maar ook met de afspraken in het AZWA
en de bestaande aanpakken die ik in het begin van deze brief noemde. Ik stuur uw Kamer
eind dit jaar een verdere uitwerking van het Actieprogramma mentale gezondheid & ggz.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.Z.C.M. Tielen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport