Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de brieven van Hergebruik Nu en van Dutch Cups
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 377
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 september 2025
Op 26 maart heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat verzocht om
een reactie op een brief van Stichting Hergebruik Nu, die de commissie op 11 maart
heeft ontvangen en die ingaat op moties over papieren bekers en bakjes met plastic
coating (uw kenmerk: 2025Z04407/2025D12952). Tijdens het commissiedebat Circulaire Economie van 16 april (Kamerstuk 30 872, nr. 312) is tevens een reactie toegezegd op de brandbrief van het bedrijf Dutch Cups, die
op 11 april naar het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is gestuurd. Gelet
op de inhoudelijke overlap wordt met deze brief op beide brieven gereageerd. Beide
brieven treft u als bijlage aan. Tevens vindt u onderaan deze brief een bijlage met
een beschrijving van de juridische en politieke context waarin deze brieven zijn gestuurd.
Aanleiding verzonden brieven
Sinds de SUP Richtlijn1 van kracht is in Europa, en met name sinds het Besluit kunststofproducten voor eenmalig
gebruik2 en de Regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik3 van kracht zijn in Nederland, hebben ondernemers zich voorbereid op deze regelgeving,
waaronder op het verbod op het gebruik van wegwerpbekers en -bakjes die plastic bevatten
bij consumptie ter plaatse.
Er zijn innovatieve startups ontstaan die zich hierop hebben ingericht, en bestaande
bedrijven die hun business model hebben aangepast van eenmalige bekers en bakjes naar
herbruikbare bekers en bakjes. Het bedrijf Dutch Cups geeft aan dat dit ook voor hen
geldt.
Bij deze bedrijven is onduidelijkheid en onzekerheid ontstaan toen op 26 oktober 2023
(kort voor de inwerkingtreding van de maatregelen per 1 januari 2024) twee moties
van het lid Haverkort4 werden aangenomen, met het verzoek om onder voorwaarden ruimte te bieden voor eenmalig
gebruik van papieren bekers en bakjes met een plastic laagje. In één van deze moties
verzocht de Kamer om een bestaande, beperkte uitzondering op het verbod, uit te breiden
naar papieren bekers en bakjes met een plastic laagje. Denk hierbij aan de gangbare
koffiebeker. Het kabinet heeft in december 2024 aangegeven deze moties niet uit te
voeren.
Inmiddels heeft de Kamer op 11 maart jl. de motie Buijsse5 over papieren bekers en bakjes met plastic coating toestaan aangenomen, met dezelfde
strekking als de eerdere moties Haverkort. Ook deze motie verzoekt om de uitzondering
op het verbod op wegwerpbekers en -bakjes uit te breiden naar papieren bekers en bakjes
met een plastic laagje, wanneer aan de voorwaarden in de motie wordt voldaan. Deze
motie is de aanleiding van beide brieven.
Korte samenvatting brieven
Zowel Stichting Hergebruik Nu als Dutch Cups benadrukken in hun brieven het belang
van duidelijke en consistente uitvoering van het beleid rondom herbruikbare verpakkingen.
Stichting Hergebruik Nu verzoekt om tegen de moties met Kamerstuk 32 852, nrs. 336, 348 en 349 van de leden Boutkan en Buijsse over papieren bekers en bakjes met plastic coating
te stemmen, omdat deze volgens hen de transitie naar hergebruik vertragen en niet
in lijn zijn met Europese regelgeving zoals de SUP Richtlijn en de Verpakkingenverordening
(Packaging and Packaging Waste Regulation; PPWR). Zij benadrukken dat hergebruiksystemen
al operationeel zijn en vragen om beleidsmatige steun om deze verder te versterken.
Dutch Cups wijst verder op de investeringen die zij de afgelopen jaren hebben gedaan
in circulaire productie, reiniging en recycling van herbruikbare bekers. Zij uiten
zorgen over het uitblijven van handhaving op de SUP-regelgeving, het aanhouden van
wegwerppraktijken door overheden en bedrijven, en de verwarring die ontstaat door
moties en communicatie rondom uitzonderingen. Dit leidt volgens hen tot een ongelijk
speelveld en onzekerheid voor ondernemers die inzetten op hergebruik.
Reactie op brieven
Een aantal van de punten die gemaakt worden in de brieven van Stichting Hergebruik
Nu en Dutch Cups, sluiten aan bij de overwegingen die destijds door het kabinet zijn
gemaakt in de appreciatie van de motie Buijsse6. In eerdere reacties op deze motie is door het kabinet onder de aandacht gebracht
dat meer ruimte in de regelgeving voor het gebruik van eenmalige bekers en bakjes
bij consumptie ter plaatse (bijvoorbeeld kantooromgevingen of bedrijfskantines), ertoe
kan leiden dat minder wordt overgestapt van eenmalig naar hergebruik. Terwijl het
juist bij consumptie ter plaatse – over het algemeen – goed mogelijk is om te kiezen
voor herbruikbare bekers en bakjes, die vaak gewassen en opnieuw gebruikt worden.
Dit scheelt veel eenmalige verpakkingen in de prullenbak. En het scheelt dat we minder
grondstoffen nodig hebben (ook uit het buitenland) voor spullen waar we maar kort
mee doen. In mijn brief aan de Kamer van 3 september jl.7 heb ik in dat kader ook benadrukt dat het essentieel is dat grondstoffen maximaal
hergebruikt worden zodat we minder afhankelijk worden van derde landen.
Meer ruimte in de regelgeving voor het gebruik van eenmalige bekers en bakjes brengt
ook het realiseren van de (uit EU-regels volgende) reductiedoelstelling voor het gebruik
van eenmalige bekers en bakjes in gevaar.
De zorgen in de brieven van Stichting Hergebruik Nu en Dutch Cups over een vertraagde
overstap van wegwerp naar hergebruik en over verwarring door moties zijn in lijn met
de evaluatie van de regelgeving die in december naar de Kamer is gestuurd.8 In het evaluatierapport staat dat de gang van zaken rond de eerder aangenomen moties
Haverkort «leidde tot onduidelijkheid over de instandhouding van de reductiemaatregelen op de
lange termijn. Ondernemers voelden minder urgentie om maatregelen te nemen en hebben
daardoor soms maatregelen op de lange baan geschoven. Partijen die geanticipeerd hadden
op de reductiemaatregelen met investeringen in nieuwe businessmodellen en producten
hadden daardoor niet de verwachte afzet, waardoor hun ontwikkeling stokte.»
Ook valt begrip op te brengen voor de vraag van het bedrijf Dutch Cups «hoe bedrijven nog kunnen investeren in een duurzame toekomst als telkens de spelregels
veranderen». In algemene zin vragen circulaire ondernemers om stabiel lange termijnbeleid. Ik
herken deze zorgen en vind het belangrijk dat ondernemers heldere en duidelijke spelregels
krijgen, zodat zij goed kunnen ondernemen.
Het is bekend dat er onder betrokken partijengeluiden rondgaan dat de moties tot gevolg
zouden hebben dat zonder voorwaarden gebruik kan worden gemaakt van eenmalige bekers
en bakjes bij consumptie ter plaatse. Ook Dutch Cups geeft aan dat handhaving uitblijft.
Ik vind het belangrijk om in deze brief te markeren dat dat niet het geval is. Toen
de moties Haverkort in november 2023 waren aangenomen, heeft de toenmalige Staatssecretaris
van IenW een keuze over de uitvoering van de moties aan haar opvolger gelaten.9 Om in de tussentijd geen onomkeerbare situatie te laten ontstaan, is een aanwijzing
aan de ILT gegeven om de handhaving aan te passen in lijn met het verzoek in de moties, inclusief de voorwaarden die daarin genoemd
zijn. Nadat mijn voorganger de keuze had gemaakt de moties Haverkort niet uit te voeren,
heeft hij de aangepaste handhaving verlengd om ondernemers gelegenheid te geven zich
aan te passen aan de regelgeving.10
Er is dus op het moment sprake van aangepaste handhaving op de delen van de regelgeving waar de Kamermoties op toezien. Concreet:
de ILT handhaaft niet op de verplichte meerprijs bij consumptie onderweg, en als ondernemers
voldoen aan de voorwaarden uit de betreffende motie, wordt er tevens niet gehandhaafd
op het verbod op het gebruik van eenmalige bekers en bakjes bij consumptie ter plaatse.11 Ook op de andere onderdelen van de regelgeving is nog steeds sprake van handhaving
door de ILT.
Keuze over opvolging motie Buijsse
In de brief over circulaire economie van 14 april 202512 is aangegeven dat het kabinet zich zal beraden op opvolging van de motie Buijsse
en dat de Kamer hier op een later moment over zal worden geïnformeerd. Het is helder
dat ondernemers, organisaties en locaties die onder deze regelgeving vallen én hun
toeleveranciers van zowel eenmalige als herbruikbare verpakkingen, vragen om duidelijkheid.
Naast de brieven van Stichting Hergebruik Nu en het bedrijf Dutch Cups ontvangen zowel
het Ministerie van IenW als de Kamer signalen van bedrijven die eenmalige verpakkingen
die kunststof bevatten produceren en/of verkopen. Ook zij hebben standpunten over
en ervaringen met deze regelgeving. Zij willen meer ruimte voor recycling naast hergebruik.
Ook hoor ik van bijvoorbeeld fastfoodrestaurants en pretparken dat ze het lastig vinden
om aan de regelgeving te voldoen. Ik zal er daarom zorg voor dragen dat ik de komende
tijd met bedrijven spreek; zowel met een producent van eenmalige verpakkingen, als
met een producent van herbruikbare verpakkingen.
De verschillende standpunten illustreren de complexiteit van de afweging die gemaakt
moet worden over hoe om te gaan met de moties. En te bezien hoe deze in een breder
plaatje passen van beleid rondom plastic. Bij de afweging die gemaakt moet worden,
is voor mij belangrijk dat beleid en regelgeving effectief zijn en dat er draagvlak
voor is. En dat ondernemers weten waar ze aan toe zijn. Ook de uitvoerbaarheid en
handhaafbaarheid door ILT speelt een belangrijke rol. Uit de evaluatie blijkt dat
dit beleid over het algemeen goed werkt. Tegelijkertijd is het een serieus signaal
dat de Kamer meerdere moties aanneemt over verschillende onderdelen van de regelgeving.
Kortom: er moet een gedegen afweging worden gemaakt die leidt tot duidelijke en effectieve
regels die gelden voor plastic bekers en bakjes voor eenmalig gebruik, zodat ondernemers
weten waar zij aan toe zijn en kunnen rekenen op een betrouwbare overheid. De Kamer
zal in het najaar worden geïnformeerd over opvolging van de motie Buijsse.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
A.A. Aartsen
BIJLAGE REGELGEVING VOOR KUNSTSTOFPRODUCTEN VOOR EENMALIG GEBRUIK
Europese Single-Use Plastics Richtlijn
Sinds 2019 is de Europese Single Use Plastics (SUP) Richtlijn van kracht. In deze
Richtlijn zijn verschillende maatregelen vastgesteld om de impact op het milieu van
bepaalde kunststofproducten voor eenmalig gebruik te verminderen. Daartoe zijn voor
verschillende producten verschillende maatregelen vastgesteld, variërend van marktrestricties
en ontwerpvereisten, tot markeringsvoorschriften en een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
Zo is er sinds 2021 voor kunststof rietjes, bordjes en bestek een Europees handelsverbod
van kracht, en voor kunststof doppen en deksels geldt sinds 2024 de vereiste dat deze
vastzitten aan de drankverpakking.
Reductiedoelstelling bekers en bakjes voor eenmalig gebruik
Voor bekers en bakjes die kunststof bevatten en eenmalig gebruikt worden is onder
meer opgenomen dat lidstaten verplicht zijn om nationale maatregelen te nemen om tot
«een ambitieuze en aanhoudende consumptievermindering» van deze bekers en bakjes te
komen. Met die maatregelen moet in iedere lidstaat in 2026 een meetbare kwantitatieve
vermindering zijn bereikt in het gebruik van deze producten ten opzichte van 2022.
Reductiemaatregelen in de Nederlandse Regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik
Nederland heeft de reductieverplichting nationaal ingevuld in de Regeling kunststofproducten
voor eenmalig gebruik13. Hierin zijn enerzijds maatregelen voor consumptie ter plaatse (artikel 2.1) en anderzijds
maatregelen voor consumptie onderweg (artikel 2.2) vastgesteld. In de toelichting
bij de Regeling is beschreven dat Nederland er met deze maatregelen naar streeft om
het gebruik van kunststof bekers en bakjes voor eenmalig gebruik met 40% te verminderen
in 2026 t.o.v. 2022.
Maatregelen bij consumptie ter plaatse
Voor consumptie ter plaatse heeft Nederland de reductieverplichting ingevuld met een
verbod op wegwerpbekers en -bakjes die kunststof bevatten. Door het verbod op eenmalige
kunststof bekers en bakjes wordt het gebruik van herbruikbare varianten de norm in
onder andere kantoren, bedrijfskantines, en restaurants.
Er geldt een uitzondering op het verbod voor situaties waar de overstap van wegwerp
naar herbruikbaar complex is, zoals bij evenementen. De uitzondering houdt in dat
een ondernemer eenmalige bekers en bakjes die kunststof bevatten mag aanbieden, als
wordt voldaan aan twee voorwaarden:
– De bekers en bakjes worden ingezameld voor hoogwaardige recycling, waarbij een wettelijk
vastgesteld inzamelpercentage wordt behaald (in 2024 was dit 75%, in 2025 80%, in
2026 85% en in 2027 en verder 90%);
– De ondernemer meldt zich bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en houdt
een administratie bij over het behalen van deze voorwaarden.
In de praktijk is het alleen mogelijk om aan deze voorwaarden te voldoen als er gebruik
wordt gemaakt van PET-bekers en -bakjes. Denk hierbij aan de gangbare plastic bekers
die op festivals gebruikt worden voor bier of frisdrank.
Moties over papieren bekers met een plastic coating
Op 26 oktober 2023 zijn twee moties aangenomen met het verzoek om onder voorwaarden
ruimte te bieden voor eenmalig gebruik van papieren bekers en bakjes met een plastic
laagje. In één van deze moties verzocht de Kamer om een bestaande, beperkte uitzondering
op het verbod, uit te breiden naar papieren bekers en bakjes met een plastic laagje.
Toenmalig Staatssecretaris Heijnen heeft op 14 december 2023 aangegeven de keuze over
de uitvoering van de moties aan haar opvolger te laten14. In de tussentijd is de handhaving aangepast in lijn met het verzoek in de moties.
In de Kamerbrief van 13 december 2024 over de evaluatie en moties Regeling kunststofproducten
voor eenmalig gebruik15 is door toenmalig Staatssecretaris Jansen aangegeven dat de moties Haverkort niet
worden uitgevoerd.
Motie Buijsse over papieren bekers en bakjes met een plastic coating toestaan
Op 11 maart 2025 heeft de Kamer de motie Buijsse16 over papieren bekers en bakjes met plastic coating toestaan aangenomen, met dezelfde
strekking als de eerdere moties Haverkort. Ook deze motie verzoekt om de uitzondering
op het verbod op wegwerpbekers en -bakjes – onder voorwaarden – uit te breiden naar
papieren bekers en bakjes met een plastic laagje.
Over de motie Buijsse is tijdens het tweeminutendebat Circulaire Economie op 6 maart
aangegeven dat het kabinet deze motie in de praktijk niet uitvoerbaar acht. Het verzoek
in de motie is niet handhaafbaar voor de ILT en brengt het realiseren van de Europese
verplichting om minder plastic wegwerpbekers en -bakjes te gebruiken serieus in gevaar,
terwijl Nederland die verplichting wel na moet komen. Om die reden heeft het kabinet
destijds de motie ontraden. Het kabinet beraadt zich hoe om te gaan met de motie Buijsse
nu deze is aangenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat