Brief regering : Voortgang verduurzaming cluster 6 en Top 60 rapportage
29 826 Industriebeleid
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 264
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Haag, 5 september 2025
De energie-intensieve industrie is van substantieel belang voor de (regionale) economie
in Nederland. Het draagt bij aan ons verdienvermogen en daarmee aan onze welvaart
nu en in de toekomst. Het brengt ook een belangrijk deel van de werkgelegenheid in
Nederland: In een groot gedeelte van Nederland is dit aandeel boven de 10% van de
totale (directe) werkgelegenheid1. Dit geldt voor de vijf geografische industriële clusters, maar ook voor de industrie
die buiten deze clusters gevestigd is. Regionaal zijn er uitschieters in bijvoorbeeld
de Achterhoek, waar het aandeel van de industrie 17% is. De industriële bedrijven
buiten de vijf geografische industrieclusters vormen gezamenlijk het zesde industrie
cluster. Denk hierbij aan bedrijven die actief zijn bij het produceren van bouwmaterialen,
voedingsmiddelen, papier en karton en een verscheidenheid aan chemische producten.
Ook deze bedrijven hebben een grote verduurzamingsopgave, die momenteel langzamer
wordt gerealiseerd dan gehoopt.
Uitdagingen in de verduurzaming zien we terug in de gehele industrie, waarbij veel
knelpunten die gelden voor de vijf geografische clusters overlappen met de knelpunten
die cluster 6 ervaart. Voor de regionale industrie zijn er vanwege de verspreide geografische
ligging aanvullende en specifieke knelpunten, zoals hoge kosten voor of voorlopig
geen zicht op een aansluiting vanwege een grote afstand tot de hoofdinfrastructuur
bij bijvoorbeeld de waterstof- of CO2-infrastructuur. Dit zorgt ervoor dat plannen lang op de tekentafel blijven en dat
in de praktijk verduurzaming vertraagt. Om cluster 6-bedrijven actief in verduurzaming
te ondersteunen is daarom in september 2023 het Actieplan Cluster 6 aan de Kamer aangeboden2. Specifiek voor cluster 6 zijn met het actieplan, middels een casusaanpak, bij een
aantal bedrijven knelpunten in kaart gebracht, waar mogelijk aangepakt en worden de
opgedane inzichten breder gedeeld.
Op Prinsjesdag wordt de Kamer separaat geïnformeerd over de aanpassing van de nationale
CO2-heffing industrie. Binnenkort wordt eveneens het toekomstige perspectief voor de
gehele energie-intensieve industrie aan de Kamer gestuurd.
In deze Kamerbrief zet het kabinet uiteen wat er specifiek wordt gedaan ter ondersteuning
van de verduurzaming van de regionale industrie in cluster 6. Eerst wordt ingegaan
op de landelijke Cluster Energie Strategie voor cluster 6, vervolgens wordt per industrieroute
de kabinetsaanpak op de gesignaleerde knelpunten gedeeld en worden de resultaten en
ambities van het Actieplan Cluster 6 2.0 weergegeven. Een herijking van het Actieplan
Cluster 6 is terug te vinden in Bijlage 1. Ook worden met deze brief de resultaten
van de jaarlijkse interviews met de Top 60 uitstoters gedeeld. De Top 60 is breder
dan alleen cluster 6. De uitkomsten van deze interviews laten de voortgang zien van
de verduurzamingsprojecten van de geïnterviewde bedrijven en de knelpunten die deze
bedrijven ervaren. De volledige rapportage van de Top 60 interviews wordt aangeboden
in Bijlage 2.
Landelijk Cluster Energie Strategie Cluster 6
In januari jl. heeft stichting Cluster6 – het samenwerkingsverband van een groot aantal
cluster 6-branches – de landelijke Cluster Energie Strategie (CES) gedeeld.3 In deze CES zijn de verduurzamingsplannen van 330 energie-intensieve productielocaties
verspreid over Nederland uitgevraagd en is gekeken wat de daarbij benodigde energie-infrastructuur
is. Vervolgens is met de landelijke en regionale netbeheerders gekeken in hoeverre
er voldaan kan worden aan deze infrastructuurvraag.
De cluster 6-bedrijven hebben vergelijkbare verduurzamingsroutes als de industriële
bedrijven die gevestigd zijn in één van de vijf geografische industrieclusters. Afhankelijk
van de soort bedrijfsvoering van een cluster 6-bedrijf zijn er verschillende verduurzamingsroutes
van toepassing, waaronder een verzwaarde aansluiting op het elektriciteitsnet om te
elektrificeren, de toegang tot CO2-infrastructuur om CO2 via CCS op te slaan, een aansluiting op de waterstofinfrastructuur om de transitie
naar hernieuwbare waterstof door te maken of het toepassen van groen gas. Te zien
is dat de meeste bedrijven binnen cluster 6 inzetten op elektrificatie. Sommige bedrijven
richten zich op waterstof, mede doordat hun productieprocessen niet makkelijk of (nog)
niet volledig zijn te elektrificeren.
De analyse van het rapport laat zien dat 73% van de verduurzamingsprojecten van de
deelnemende cluster 6-bedrijven, die nieuwe of uitgebreide energie-infrastructuur
nodig hebben, niet of mogelijk niet kunnen doorgaan. De grootste knelpunten die in
het rapport worden genoemd zijn: netcongestie, hoge kosten vanwege de lange afstand
tot de hoofdinfrastructuur, het uitblijven van tijdige infrastructuur voor waterstof
en CO2, en onvoldoende beschikbaarheid van bio/groen gas en warmte. Dit zijn serieuze knelpunten
in de verduurzaming van cluster 6. De aanpak van het kabinet van deze knelpunten wordt
hierna geadresseerd onder de verschillende industrieroutes.
Industrieroutes cluster 6
Elektrificatie
De elektrificatie van industriële warmteprocessen binnen cluster 6 biedt een energie-efficiënte
benadering voor de verduurzaming van de industrie, met name voor processen in het
lage- en middentemperatuursegment. Elektrificatie kan substantieel bijdragen aan emissiereductie,
doordat aanzienlijke hoeveelheden CO2- en NOx-uitstoot kunnen worden vermeden. Momenteel wordt de economische haalbaarheid echter
belemmerd door verschillende factoren; met name netcongestie en hoge netwerkkosten
en elektriciteitsprijzen in vergelijking met buurlanden. Dit bemoeilijkt de businesscase
voor elektrificatie en de stagneert voortgang in verduurzaming. Het kabinet concentreert
zich daarom op het creëren van de juiste randvoorwaarden voor industriële elektrificatie.
Dit omvat het verbeteren van de businesscase, het stimuleren van kennisdeling en het
bevorderen van innovatie. Binnenkort wordt met de perspectiefbrief de Actieagenda
Elektrificatie Industrie met de Kamer gedeeld. Deze actieagenda bevat gerichte beleidsopties
en verkenningen naar instrumenten om industriële elektrificatie te versnellen. De
hoge netwerkkosten en elektriciteitsprijzen zijn geagendeerd in het IBO Bekostiging
Elektriciteitsinfrastructuur en in de kabinetsreactie daarop heeft het kabinet aangegeven
hoe wordt omgegaan met de aanbevelingen uit het IBO4. Over de verdere uitwerking informeert het kabinet de Kamer nader over op Prinsjesdag.
Voor wat betreft netcongestie hebben bedrijven behoefte aan een duidelijker perspectief
voor wanneer netcongestieproblemen zijn opgelost om plannen voor bijvoorbeeld elektrificatie
te kunnen maken. Zij het voor de overbruggingsperiode, alternatieve verduurzamingsroutes
of om duidelijkheid te hebben over wanneer elektrificatieprojecten alsnog doorgang
kunnen vinden na het oplossen van netcongestie. Op dit moment is het voor bedrijven
onvoldoende specifiek wanneer een (grotere) aansluiting mogelijk wordt waardoor plannen
onvoldoende uitgewerkt kunnen worden om een investeringsbeslissing op te nemen.
Netbeheer Nederland werkt samen met onder andere stichting cluster 6 binnen het Landelijk
Actieprogramma Netcongestie (LAN) aan het bieden van meer inzicht en transparantie
in de voortgang van het oplossen van netcongestie, conform motie Vermeer5. Het LAN werkspoor Slimmer Inzicht is een traject gestart met netbeheerders en cluster 6
om meer transparantie op timing van beschikbare netcapaciteit te geven. Hiervoor worden
na de zomer vervolgstappen gezet met de betrokken stakeholders.
Daarnaast is zowel voor overbrugging van de periode met netcongestie, als ook daarna
voor de stabiliteit van het energiesysteem, flexibiliteit nodig. Het flexibel omgaan
met stroom kan voor bepaalde bedrijven groei- of verduurzamingsplannen mogelijk maken
binnen het gecontracteerd vermogen, of met een flexibel contract. Industriepartijen
die werken met bijvoorbeeld stoom, perslucht of warmte ter ondersteuning van hun hoofdprocessen
hebben naar verwachting kansen om flexibiliteit in het proces te realiseren. Om dit
te stimuleren worden verschillende instrumenten ingezet. Zo is vanuit het LAN een
nieuwe subsidieregeling gestart die industriële bedrijven ondersteunt om hun stroomverbruik
te flexibiliseren, de flex-e regeling6. Met de Flex-e regeling wordt subsidie verleend voor flexibiliteitsscans of en hoe
een bedrijf flexibel kan opereren, het ontwerp voor procesflexibiliteit en investeringskosten
voor het realiseren van de flexibiliteit. Het kabinet zal nader uitwerken of aanvullende
stimulering nodig is voor Industrial Demand Side Response.
Tot slot is er ook een sectorale aanpak gestart om bedrijven op weg te helpen bij
het beter benutten van het bestaande transportcapaciteit. Afgelopen periode is een
start gemaakt met de metaalsector en met de glastuinbouw. De verkenningsfase met de
levensmiddelenindustrie start deze periode met de brancheorganisatie voor ambachtelijke
bakkers, NBOV. Zowel de metaalsector als de levensmiddelenindustrie vormen belangrijke
sectoren binnen de cluster 6 industrie. Over de voortgang op deze en overige acties
binnen het LAN is de Kamer op 24 maart jl. en 30 juni jl. geïnformeerd7.
CCS
Het kabinet heeft aandacht voor gelijke toegang tot CO2-transport en -opslaginfrastructuur voor alle bedrijven in Nederland, waaronder cluster 6-bedrijven.
Uit de CES blijkt dat met name de keramische industrie en de Afvalverbrandingsinstallaties
(AVI’s) inzetten op CCS. In de Kamerbrief van 26 maart jl.8 is nader ingegaan op de gelijke toegang tot CCS-infrastructuur voor cluster 6-bedrijven.
Het is wel zo dat het transport duurder zal zijn voor bedrijven die verder van de
CO2-opslaginfrastructuur liggen. De toepassing van CCS wordt daarmee niet grootschalig
verwacht bij cluster 6-bedrijven, uitgaande van Cluster 6 bedrijven exclusief AVI’s,
waar CCS een verduurzamingsroute voor onvermijdelijke CO2-uitstoot is.
Waterstof
De toepassing van waterstof is met name logisch bij processen waar elektrificatie
niet mogelijk is, zoals een deel van de hoge-temperatuur warmte processen. In de landelijke
CES Cluster 6 is te lezen dat vrijwel alle beoogde waterstofprojecten niet voor 2030
kunnen worden gerealiseerd. Dit komt voornamelijk door het beperkte aanbod, de hoge
prijzen van groene waterstof en het ontbreken van infrastructuur. Het kabinet blijft
zich inzetten voor de aanleg van het landelijke transportnet volgens het geactualiseerde
uitrolplan van Hynetwork9. Dit plan wordt uiteindelijk door het kabinet vastgesteld. Alle cluster 6-bedrijven
kunnen bij Hynetwork een aanvraag indienen voor een aansluiting. Voor sommige bedrijven
binnen cluster 6 is uitbreiding van het transportnet of de aanleg van lagedrukdistributienetten
belangrijk. Het eerder aan de Kamer aangeboden HyRegions-rapport10 en de CES cluster 6 geven een eerste inzicht in de regio’s waar een geconcentreerde
waterstofvraag kan ontstaan. Het kabinet zal dit najaar de Kamer informeren over de
vervolgstappen met betrekking tot het beleid voor regionale waterstofinfrastructuur11.
Het kabinet kijkt ook naar de mogelijkheden die waterstofhubs als onderdeel van energie-
of industriehubs kunnen bieden om cluster 6-bedrijven toegang tot waterstof te verschaffen.
In de meest recente Kamerbrief over de voortgang van het waterstofbeleid12 is het kabinet onder meer ingegaan op het instrumentarium voor hernieuwbare waterstof
en de verkenningen die worden uitgevoerd voor koolstofarme waterstof. Momenteel wordt
een multi-criteria analyse uitgevoerd van verschillende productiemethoden voor waterstof
om alternatieven in kaart te brengen, rekening houdend met de publieke belangen uit
het nationaal plan energiesysteem (NPE), die komend decennia kansrijk zijn om de industrie
te helpen verduurzamen, waaronder cluster 6.
Het kabinet onderkent dat de inzet van waterstof bij veel van de cluster 6-bedrijven
uitdagend is door met name hun ligging ten opzichte van de geplande waterstofinfrastructuur.
Dat maakt dat waterstof een verduurzamingsroute is die weliswaar logisch zou zijn
voor (een deel van) de hoge temperatuur processen van cluster 6-bedrijven, maar waarvan
de uitvoering veelal op zich moet laten wachten tot na 2030. Voor deze processen zal
er dus ook gekeken moeten worden naar andere, snellere, tijdelijke en mogelijk meer
betaalbare verduurzamingsroutes.
Groen gas
Ook groen gas kan een rol spelen bij de verduurzaming van cluster 6-bedrijven.13 Het voordeel van groen gas is dat het geen aanpassingen vraagt van het productieproces
of de energie-infrastructuur. Centrale vraag is daarbij hoeveel groen gas beschikbaar
gaat zijn, en tegen welke prijs. Het Nederlandse aanbod van groen gas is op dit moment
ruim onvoldoende om belangrijke delen van cluster 6 van energie te voorzien, en daarnaast
is het ook een verduurzamingsroute voor andere sectoren. De groei in productie gaat
nog niet snel genoeg, onder andere omdat er onvoldoende vraag is naar groen gas tegen
prijzen waarmee producenten de business case rond kunnen rekenen. Mede daarom werkt
het kabinet aan de bijmengverplichting groen gas.14 Deze verplichting creëert een zekere afzetmarkt, waardoor de markt geprikkeld wordt
om meer te investeren in groen gas productie. Voor hoge temperatuurprocessen, zoals
in de keramiek- en glassector, zou groen gas een goed alternatief kunnen vormen voor
de inzet van waterstof of elektrificatie.
Actieplan Cluster 6 versie 2.0
Het Actieplan Cluster 6 is gericht om knelpunten voor cluster 6-bedrijven te identificeren
en de juiste randvoorwaarden te creëren om cluster 6-bedrijven te verduurzamen. Het
actieplan kenmerkt zich door een casusgerichte aanpak. Inmiddels lopen er negen casussen
bij onder meer bedrijven uit de keramische-, glas- en voedingsmiddelenindustrie. Deze
casussen beslaan in totaal twaalf ETS-plichtige productielocaties verspreid over verschillende
provincies. De casusaanpak heeft als doel om meer inzicht te krijgen in de knelpunten,
elkaars planningen en waar mogelijke oplossingen liggen. Ook worden mogelijkheden
besproken voor financiering van zowel de verduurzamingsprojecten zelf als de bijbehorende
energie-infrastructuur. Deze overleggen dragen bij aan een beter samenspel tussen
bedrijven, (regionale) netbeheerders en andere stakeholders zoals RVO, gemeenten en
InvestNL. Een bijkomend doel van deze aanpak is om lessen te leren uit deze casussen
die breder toepasbaar zijn in cluster 6.
Om de aanpak van knelpunten voor de verduurzaming van deze bedrijven (nog) effectiever
vorm te geven heeft dit kabinet het Actieplan Cluster 6 herijkt met de reeds geleerde
lessen: Actieplan Cluster 6 2.0. Bij het Pakket Groene Groei is er € 17,6 miljoen
toegekend om het actieplan verder uit te voeren15. De casusaanpak is in 2024 geëvalueerd en dit heeft geleid tot een drietal verbeteringen,
namelijk 1) een meer transparante casusselectie en betere procesbegeleiding, 2) het
verschaffen van duidelijkheid over de energie-infrastructuur is essentieel, en 3) inzetten
op regionale oplossingen.
Op basis van de evaluatie van het actieplan is het Actieplan 2.0 (bijlage 1) opgesteld.
Het herijkte actieplan is gericht op het voortzetten van de casusaanpak met de nodige
aanpassingen en opschaling hiervan in een regioaanpak. De regioaanpak zal zich richten
op energie-intensieve bedrijven, waarbij ETS-bedrijven het uitgangspunt zijn en de
synergie opzoeken met hun omgeving. In de regioaanpak wordt gekeken naar de specifieke
verduurzamingskansen met omliggende bedrijven. Een oplossing kan juist ontstaan door
samenwerking van de juiste spelers. Deze meerjarige aanpak houdt een intensieve begeleiding
in en een langjarig advies. Binnen het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie
is er draagvlak bij onder andere de provincies, gemeenten en netbeheerders om dit
gezamenlijk op te pakken. Om het herijkte actieplan volledig te kunnen uitvoeren,
is verdere toekenning uit het klimaatfonds ook de komende jaren noodzakelijk. Deze
middelen zijn al gereserveerd. De looptijd van het actieplan is tot en met 2030 en
heeft als doel de bedrijven zo veel mogelijk handelingsperspectief te bieden bij verduurzaming.
Door het complexe karakter van de problematiek en oplossingsrichtingen kan niet vooraf
gesteld worden welke aanpak de bedrijven het best gaat helpen. Het is daarom van belang
om op verschillende sporen in te zetten, experimenten op te zetten en continu te monitoren
welke interventies succesvol zijn. Het ligt voor de hand om daarbij elke keer te kijken
naar de mogelijkheden voor flexibiliteit in de processen. De eerste regionale aanpak
zal dit najaar worden geselecteerd.
In het kader van het Actieplan 2.0 zullen één à twee pilots met andere energiedragers,
zoals koolstofarme of hernieuwbare waterstof of groen gas, worden opgezet.
Top 60 interviews
Begin dit jaar zijn wederom door RVO interviews afgenomen onder de grootste industriële
uitstoters om inzicht te krijgen in hun verduurzamingsplannen. Hiervoor zijn 63 bedrijven
geïnterviewd. Ten opzichte van de interviews die vorig jaar zijn afgenomen, is een
terugloop te zien in de emissiereductieplannen voor 2030 door voornamelijk uitstel
van de realisatie na 2030, maar ook door afstel. In totaal gaat het om een afname
van ongeveer 2 Mton CO2-eq. aan emissiereductie tot en met 2030. Deze terugloop vindt met name plaats bij
de grootste 15 uitstoters, waar circa 3 Mton CO2-eq. minder emissiereductie in 2030 wordt opgegeven ten opzichte van vorig jaar. Dit
gaat hoofdzakelijk om uitstoot die gereduceerd zou worden door de toepassing van CCS
voor 2030.
Tegelijkertijd komen er ook projecten bij, zowel doordat meer bedrijven hebben deelgenomen
als dat er nieuwe projecten zijn bijgekomen. Doordat nu meer AVI’s en overige ETS
bedrijven zijn geïnterviewd, zijn er meer projecten opgegeven in de interviews die
goed zijn voor circa 1 Mton CO2-eq. aan emissiereductie in 2030. Daarnaast zijn er ook nieuwe projecten bij bedrijven
die ook vorig jaar zijn geïnterviewd, waarbij gaat het voornamelijk om kleinschalige
projecten gericht op, onder andere, energie-efficiëntie. Vanwege de lange doorlooptijden
die grotere projecten kennen, zullen er naar verwachting geen nieuwe grootschalige
verduurzamingsprojecten met impact vóór 2030 worden aangekondigd door bedrijven. Wel
bestaat de mogelijkheid dat er nieuwe projecten komen met impact na 2030. Voor de
periode tot en met 2040 bestaan er momenteel voor 32,1 Mton CO2-eq. aan emissiereductieplannen, welke naar verwachting zullen toenemen naarmate 2040
dichterbij komt. Deze reductie komt overeen met ongeveer 75% emissiereductie bij de
geïnterviewde bedrijven in 2040 ten opzichte van 2021. De mate van onzekerheid bij
deze plannen is hoog.
Bij de hiervoor genoemde wijzigingen spelen de moeilijke economische omstandigheden
en de beperkingen in de randvoorwaarden een belangrijke rol, zoals in de chemie en
raffinage. Bedrijven geven dit jaar aan dat de rentabiliteit van verduurzamingsinvesteringen
verder is verslechterd. Bij de resultaten is nog geen rekening gehouden met het Pakket
voor Groene Groei die dit voorjaar is gepresenteerd16, aangezien de interviews eerder zijn gehouden. Het pakket heeft een aantal belangrijke
stappen gezet om knelpunten verder weg te nemen om de plannen die er zijn tot realisatie
te kunnen brengen.
Tot slot
Het kabinet zet met bovengenoemde maatregelen en het Actieplan volop in op een effectieve
en efficiënte ondersteuning van de cluster 6-bedrijven bij de verduurzaming. Het belang
van het behoud van de lokale industrie en de daarmee gepaard gaande werkgelegenheid
is een van de belangrijke drijfveren hiervoor. Door in te zetten op goede samenwerking
met alle betrokken partijen werkt het kabinet om de knelpunten op te lossen en aan
verduurzaming van cluster 6-bedrijven, zodat ook deze bedrijven toekomstperspectief
hebben in een groene en concurrerende economie.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Indieners
-
Indiener
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei