Brief regering : Stand van zaken ten aanzien van het versterken van het ondernemingsklimaat en aanpak vermindering regeldruk voor ondernemers
32 637 Bedrijfslevenbeleid
29 515
Aanpak regeldruk en administratieve lasten
Nr. 706
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2025
In deze brief informeer ik u over de stand van zaken ten aanzien van het versterken
van het ondernemingsklimaat en het Actieprogramma Minder Druk Met Regels.1
Nederland kent een prachtige economische geschiedenis en we mogen met recht trots
zijn op de iconen die onze economie heeft voortgebracht: bedrijven als Philips, Unilever,
Shell, ASML, AkzoNobel, KLM en vele andere internationaal opererende bedrijven.
Echter, alleen met trots op onze economische geschiedenis, bouwen we geen economische
toekomst. Laat ik maar gelijk met de deur in huis vallen: ik maak me zorgen over die
economische toekomst. Tegelijkertijd denk ik dat we het tij nog kunnen keren, maar
dat betekent wel dat we met z’n allen de urgentie moeten onderkennen van de verslechtering
van het ondernemings-, vestigings- en investeringsklimaat (hierna: ondernemingsklimaat)
in Nederland.
Door de optelsom van knelpunten, zoals de snel stijgende kosten, gebrek aan ruimte,
alsmaar meer regels, de verlammende werking van de stikstofproblematiek, onvoorspelbaar
overheidsbeleid, geopolitieke spanningen en de toenemende (en ook meer dan eens oneerlijke)
concurrentie uit het buitenland, hebben ondernemers en ondernemingen in Nederland
het steeds lastiger.
Ondernemers leveren een belangrijke bijdrage aan onze maatschappij, aan de financiering
van onze publieke voorzieningen en aan de innovaties en transities die nodig zijn
om Nederland klaar te maken voor de toekomst en om internationaal concurrerend te
blijven. We hebben onze ondernemers en bedrijven dus hard nodig: we moeten het geld
namelijk eerst verdienen, voordat we het kunnen uitgeven. Om dat te kunnen blijven
doen hebben ondernemers een stabiel en voorspelbaar ondernemingsklimaat nodig. Zij
moeten kunnen rekenen op de overheid en merken en voelen dat de overheid er voor hen
is.
Nederland is de afgelopen jaren gedaald van plek vier naar plek tien op de internationale
ranglijst van meest concurrerende landen.2 Daarbij is de waardering van het Nederlandse ondernemingsklimaat door bedrijven gedaald
van een 6,7 in 2022 naar een 6,0 in 2024.3
Een goed ondernemingsklimaat bestaat uit een optelsom van een aantal succesfactoren,
oftewel het creëren van de juiste randvoorwaarden en door het oplossen van grote uitdagingen.
Het gaat onder meer om genoeg personeel, om toegang tot financiering, om een betrouwbare
en efficiënte overheid én om goede en prijsefficiënte toegang tot productiefactoren
als grondstoffen, elektriciteit, (digitale) infrastructuur, ruimte en water. Ondernemers
hebben vanuit de overheid optimale randvoorwaarden nodig en een overheid die het bedrijfsleven
blijvend ondersteunt om te investeren in ons verdienvermogen. Daarbij is het aanpakken
van regeldruk essentieel voor het creëren van een gunstig(er) ondernemingsklimaat.
Een minder gunstig ondernemingsklimaat heeft impact op ons verdienvermogen en daarmee
op onze brede welvaart. En het vergroot de kans dat bedrijven of bedrijfsactiviteiten
zich buiten onze landsgrenzen (gaan) vestigen of ervoor kiezen hier niet door te groeien.
Dit leidt onder meer tot het wegvallen van investeringen en banen, weglekken van kennis
en ondermijnt het bewerkstelligen van de voor ons liggende transities, zoals de energietransitie
of de digitalisering van economie en samenleving, met directe gevolgen voor onze economische
welvaart en voor de betaalbaarheid van essentiële publieke voorzieningen zoals de
gezondheidszorg, onderwijs en defensie.
De verslechtering van het ondernemingsklimaat is ook alarmerend omdat dit doorwerkt
op onze (economische) veiligheid en weerbaarheid, de arbeidsproductiviteit, de positie
van Nederland op de hoogwaardige markten van de toekomst en hoe Nederland invloed
kan uitoefenen en zich handhaaft met het oog op geopolitieke verschuivingen. Dit zet
het toekomstig verdienvermogen van Nederland op het spel.
Als we willen dat Nederland in de toekomst nog steeds hoogwaardige zorg, goed onderwijs
en een veilige samenleving heeft, waar het fijn is om in te leven, moeten we nú handelen.
We bevinden ons wat dat betreft op een kruispunt en de economie heeft daarbij geen
boodschap aan de demissionaire status van het kabinet.
Om ons ondernemingsklimaat te optimaliseren is het van belang dat we blijven werken
om de randvoorwaarden om in Nederland te ondernemen te verbeteren. In mijn brief van
1 juli heb ik daarom aangegeven dat het behoud en stimuleren van het bedrijfsleven
één van mijn prioriteiten is.4 Het kabinet heeft een veelvoud aan acties in gang gezet om het ondernemingsklimaat
te versterken die neergelegd zijn in kamerbrieven die recent verschenen zijn, dan
wel binnenkort zullen verschijnen. Ik wil mij concentreren op de hiernavolgende thema’s
waarop ik de komende tijd nadrukkelijker inzet om stappen vooruit te zetten. Daarbij
is het verminderen van regeldruk een van mijn belangrijkste prioriteiten.
Prioriteiten en bijbehorende acties
Behoud en stimulering van (hoog-) technologische industrie en investeringen ten behoeve
van ons verdienvermogen in de toekomst
• Versterken innovatie en kennisontwikkeling met het 3%-R&D-actieplan.5
• Vernieuwing industriebeleid met focus op onder andere halfgeleiders, biotechnologie
en quantum.
• Realisatie van een AI-faciliteit
• Adviesrapport o.l.v. de heer Peter Wennink over versterking van het Nederlandse investeringsklimaat
en verdienvermogen.
Verminderen van regeldruk
• Zie voor toelichting paragraaf Nieuwe aanpak regeldruk.
Behoud van fysieke ruimte voor ondernemers
• Ruimtelijke Economische Visie: inzetten op behoud van strategische locaties en herontwikkeling
van bedrijventerreinen. Dit wordt gekoppeld aan woningbouw, energie en infrastructuur
om schaarse ruimte optimaal te benutten.6
Bescherming tegen geopolitieke invloeden
• Met de Nationale Technologie Strategie wordt geïnvesteerd in sleuteltechnologieën,
grondstoffenzekerheid en digitale infrastructuur.
• Versterking aanpak Economische Veiligheid7
• Daarnaast worden vitale kennis en bedrijven beschermd, onder meer via een nieuw investeringsscreeningsstelsel.8
Overige acties die hieraan ondersteunend zijn:
• Productiviteitsagenda: beleid gericht op versterking van de arbeidsproductiviteit.
Uw Kamer wordt voor het Commissiedebat MKB hier over geïnformeerd.
• Ook worden maatregelen genomen ter versterking van het financieringsklimaat en het
beleid voor start- en scale-ups. Hier kom ik op korte termijn bij u op terug.
Op 19 maart 2024 heeft uw Kamer per motie ook gevraagd om de belangrijkste knelpunten
voor het ondernemingsklimaat voor grotere bedrijven in kaart te brengen en oplossingen
te bieden.9 De bovenstaande aanpak biedt een handelingsperspectief voor zowel grote bedrijven
als het mkb. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van het lid Flach, die ik hiermee
als afgedaan beschouw.
Versterking van de samenwerking met het bedrijfsleven, andere belangrijke stakeholders
en andere overheden.
Uw Kamer heeft veelvuldig aandacht gevraagd voor zorgen rondom het ondernemersklimaat
in Nederland. De aangenomen Kamermoties Martens-America/Zeedijk10 en Van Strien11 hebben het kabinet aangespoord een wederkerig en breed ondernemersakkoord te verkennen
en werk te maken van een structurele dialoog en wederkerige afspraken tussen overheid
en het bedrijfsleven. De zorgen worden gedeeld door het kabinet en zij heeft in haar
regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) vastgelegd om via een Pact Ondernemingsklimaat samen het ondernemingsklimaat te
verbeteren en het vertrouwen van ondernemers te versterken.
Het kabinet is daarom in 2024 begonnen met de intensivering van het gesprek met het
bedrijfsleven over het ondernemingsklimaat. Op de Top Ondernemingsklimaat uit 2024
is onder ander met een grote groep ondernemers en VNO-NCW/MKB-Nederland een waardevolle
dialoog begonnen over wat de knelpunten en kansen zijn. Mijn voorganger heeft de verkenner
Vivienne van Eijkelenborg gevraagd om te werken aan het sluiten van een Pact Ondernemingsklimaat.
Tijdens het debat Staat van de Economie op 2 juli jl. heb ik aangegeven dat ik zorgvuldig
wilde overwegen of en hoe ik vervolg zou geven aan het Pact Ondernemingsklimaat dat
door mijn voorganger in gang is gezet. Daarbij heeft voor mij altijd voorop gestaan
dat een pact sluiten nooit een doel op zich is: het moet gaan om de resultaten voor
ondernemers en het geven van een stem aan ondernemers in Den Haag.
Het proces om te komen tot een pact heeft ons een scherper beeld gegeven over de knelpunten
en mogelijke oplossingsrichtingen én de zorgen van ondernemers.
Ik heb evenwel geconstateerd dat het sluiten van een Pact op zichzelf geen afdoende
antwoord biedt op de complexe uitdagingen waarvoor we staan. Deze constatering heeft
mij ertoe gezet om op een andere manier aan de slag te gaan met de terechte zorgen
en aansporingen vanuit uw Kamer om het vertrouwen van ondernemers te versterken en
hen in positie te brengen.
Ik wil daarom de komende periode voortbouwen op een aantal fundamenten die voortgekomen
zijn uit de inspanningen die geleverd zijn door de verkenner, de betrokken ondernemers
en organisaties VNO-NCW en MKB-Nederland. Ik ben hen zeer erkentelijk voor hun inzet
en de belangrijke inzichten die ons zijn gegeven. Met de volgende acties wil ik deze
uitkomsten gebruiken om de aanpak rondom het versterken van het Ondernemersklimaat
het vervolg te geven die ondernemers vooruithelpt.
− OndernemersTop
Zo zal ik onder andere in december 2025 weer een OndernemersTop organiseren. Deze
stellen we volledig in het teken van regeldrukvermindering en dat zullen we vormgeven
door het organiseren van een grote hackathon met ondernemers met het oog op het verminderen
van regeldruk door een nieuw in te stellen taskforce. De hackathon zal in dienst komen
te staan van de nieuwe aanpak regeldruk van het kabinet. Verderop in deze brief zal
ik dit nader toelichten op pagina 6.
− Structureel overleg met VNO-NCW en MKB-Nederland
Ik ga twee keer per jaar een structureel overleg organiseren met VNO-NCW en MKB-Nederland
en het kabinet. Een dergelijk overleg draagt bij aan structurele samenwerking, open
dialoog en concrete actie tussen overheid en ondernemers. Dit overleg moet passen
in bestaande overlegstructuren zoals het overleg met de sociale partners. Ik wil in
overleg met het kabinet en VNO-NCW/MKB-Nederland bezien hoe we dit het beste vorm
kunnen geven.
Ik streef ernaar uw Kamer in het eerste kwartaal 2026 te informeren over bovenstaande
trajecten en welke concrete opvolgingen er aan de uitkomsten hiervan gegeven wordt.
Nieuwe aanpak regeldruk
Ondernemers hebben te maken met steeds hogere kosten: de structurele regeldrukkosten
zijn de afgelopen jaren met 731 miljoen euro gestegen.12 Dat gaat ten koste van investeringen, innovatie en groei. Regels kosten ondernemers
geld, tijd en kunnen soms voor grote irritaties zorgen. Het leidt hen af van wat de
kern van hun werkzaamheden zou moeten zijn: ondernemen. Het kabinet heeft daarom een
breed gedragen ambitie uitgesproken om de regeldruk voor het bedrijfsleven terug te
brengen en ook uw Kamer vraagt terecht al jarenlang aandacht voor dit onderwerp.
De afgelopen tijd is hier een breed palet aan acties voor opgezet. Uiteenlopend van
het voorkomen van nieuwe regeldruk door het versterken van ATR, tot het aanpassen
van de Bedrijfseffectentoets en een tranchegerichte aanpak om bestaande regeldruk
te verminderen. Hier zijn enerzijds de nodige vorderingen gerealiseerd. De bijlage
bij deze brief geeft hiervan een overzicht. Maar anderzijds hebben ondernemers nog
te weinig gemerkt van de aanpak van bestaande regeldruk.
Ondernemers verwachten uiteraard merkbaar resultaat van de inspanningen die geleverd
worden. Onze aanpak van bestaande regeldruk is onvoldoende gebleken. Dat is niet goed.
Daarom kies ik dan ook voor een nieuwe aanpak aanvullend op de acties die zijn ingezet.
Hierdoor versterk ik de huidige aanpak en wil ik samen met ondernemers komen tot merkbare
vermindering van regeldruk. De aanpak bestaat uit de volgende acties:
1. Concreet doel en commitment
Zowel het kabinet als het parlement hebben de wens om de regeldruk voor ondernemers
systematisch te verminderen. Het kabinet heeft in het regeerprogramma de ambitie vastgelegd
om regeldruk voor bedrijven merkbaar terug te dringen. De Tweede Kamer heeft deze
doelstelling aangescherpt via de motie-Kisteman, waarin wordt gevraagd de regeldrukkosten
voor de sector van de negen indicatorbedrijven eind 2026 met 20% te verminderen (Kamerstuk
36 450, nr. 44). Door het huidige Actieprogramma Minder Druk met Regels zijn weliswaar belangrijke
eerste stappen gezet, maar er zijn nog onvoldoende resultaten geboekt.
De motie-Kisteman verzoekt de regering om onnodige regeldrukkosten voor de gehele
sector van de negen indicatorbedrijven eind 2026 met 20% te hebben verminderd, of
om concrete stappen te hebben gezet die als gevolg vermindering van deze onnodige
regeldrukkosten hebben. Omdat het lastig is om te kwantificeren wat de totale regeldrukkosten
per individueel bedrijf zijn, en wat daarvan onnodige regeldrukkosten zijn, vertaalt deze motie zich niet gemakkelijk tot een concreet
doel. Daarnaast beperken de MKB-indicatoronderzoeken zich tot regeldruk in de negen
onderzochte sectoren.13 Verplichtingen voor ondernemers – en daarmee ook regeldruk – verschillen sterk per
sector. In de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken worden de meest belastende verplichtingen
per sector uitgelicht; dit komt in totaal neer op circa dertig verplichtingen. Voorbeelden
van verplichtingen zijn regels en procedures bij ontslag van werknemers, vakbekwaamheidseisen,
en de keuring van installaties en arbeidsmiddelen. Deze dertig verplichtingen bestaan
uit een stelsel van wetten, regels en procedures. Voor deze verplichtingen geldt dat
zij misschien wel bestaan uit honderden afzonderlijke regels. Ongeveer 25% van de
meest belastende verplichtingen wordt nu opgepakt, maar 75% nog niet.
Om uitvoering te geven aan de motie-Kisteman zal het kabinet voor het einde van 2026
100% van de meest belastende verplichtingen uit deze MKB-indicator bedrijvenonderzoeken
hebben doorgelicht en komen met voorstellen voor regeldrukvermindering (op comply-or-explain basis). Het kabinet begint met het oppakken van de verplichtingen die leiden tot
de meest merkbare regeldrukvermindering voor ondernemers met als doel het schrappen
of verminderen van de regeldruk van 500 regels voor de zomer van 2026. Op dit doel
heb ik politiek commitment gekregen van mijn collega’s in het kabinet en we werken
nu aan een concrete doelstelling (in regeldrukkosten en aantallen regels) per departement,
die ik ook inzichtelijk zal maken richting de Kamer.
2. Taskforce regeldrukvermindering
Elke regel begint met een zorg. Een zorg over mogelijke fraude of misbruik van een
regeling, een zorg over publieke gezondheid, over het milieu, etc. Dat zijn in alle
gevallen gerechtvaardigde zorgen, die ook vaak politiek geagendeerd zijn en uiteindelijk
tot regels hebben geleid. Bij de vermindering van het aantal regels wil ik niet rücksichtslos
over deze zorgen heenstappen. Daarom richt ik een taskforce regeldrukvermindering
op die de opdracht heeft om te kijken hoe we deze zorgen op een andere manier kunnen
adresseren, maar dan met minder regeldruk voor ondernemers. Bijvoorbeeld door te werken
met «high trust, high penalty», data slimmer aan elkaar te verbinden of door afspraken
te maken met sectoren. De taskforce zal niet alleen bestaan uit ambtenaren van de
kerndepartementen die verantwoordelijk zijn voor de meeste regels in Nederland, maar
ook ondernemers en vertegenwoordigers van het bredere bedrijfsleven zullen betrokken
worden.
3. Hackathon om regeldruk te verminderen
Op 15 december organiseren we de tweede OndernemersTop. Deze stellen we volledig in
het teken van regeldrukvermindering en dat zullen we vormgeven door het organiseren
van een grote hackathon met ondernemers met het oog op het verminderen van regeldruk
op de manier zoals de taskforce deze zal aanvliegen. Indien succesvol, stel ik voor
deze hackathon jaarlijks te herhalen.
4. Aanpakken van de dynamiek die leidt tot regeldruk
We kunnen tot slot niet om de dynamiek heen die leidt tot regeldruk. In mijn ogen
zijn de drie belangrijkste aspecten daarvan:
a. Het geloof dat regels ook altijd het probleem oplossen. We denken te vaak dat meer
regels (bijvoorbeeld een verbod) de oplossing zijn voor een probleem. In de praktijk
zien we echter dat dat niet of slechts marginaal het geval is. Ondernemers die van
kwade wil zijn, trokken zich al niets aan van bestaande regels en zullen zich ook
niets aantrekken van nieuwe regels. De oplossing is dan dus niet meer regeldruk uitstorten
over een hele sector, waardoor in feite ondernemers die van goede wil zijn meer administratieve
lasten op hun bord krijgen, maar bijvoorbeeld meer handhaving. Soms zorgen verboden
ook voor een opleving van een illegale markt, waarop toezicht onmogelijk is en waardoor
het probleem dus mogelijk alleen maar verergert.
b. Te veel wantrouwen richting de private sector. Ik merk dat er in de overheid ook (te)
vaak met wantrouwen wordt gekeken naar ondernemers. Zijn ze niet enkel uit op winstbejag?
Gaan ze wel goed om met publieke belangen? Ondernemers merken dit zelf ook. Dit wantrouwen
leidt logischerwijs tot meer regels, om zeker te stellen dat bepaalde dingen gaan
zoals we willen dat zij gaan. Dit speelt breed in de overheid en vergt een cultuurverandering.
Daarbij weten we dat cultuurveranderingen tijd kosten en niet gemakkelijk gaan. Ik
ga samen met de Minister van BZK aan de slag om hier een strategie voor te ontwikkelen.
c. De neiging om risico’s te veel te mitigeren door middel van regels. De wereld en het
leven bestaat uit risico’s en die willen we logischerwijs mitigeren. Dat doen we allemaal
en dat doen ondernemers ook. Maar risico’s moet je altijd goed afwegen tegenover de
maatregelen die je neemt om ze te beperken. Ik ben van mening dat we deze afweging
in de overheid niet altijd goed maken en ga met de departementen bij wie dit het meeste
speelt in gesprek over hoe we dit beter kunnen doen. Over de resultaten van deze gesprekken
zal ik de Kamer op de hoogte houden.
Overigens wil ik hierbij benadrukken dat de regeldrukaanpak niet alleen nationale
acties betreft maar ook is gericht op EU regelgeving. Immers, een groot deel van de
regelgeving -en dus ook de regeldruk- is afkomstig uit Brussel.
De Europese Commissie heeft een stevige ambitie om regeldruk terug te dringen. Samen
met andere lidstaten werkt Nederland met de Europese Commissie aan beleid om die ambities
waar te maken. Inmiddels heeft de Commissie als doelstelling geformuleerd om uiterlijk
eind 2029 de regeldrukkosten die worden veroorzaakt door rapportageverplichtingen,
te hebben verminderd met ten minste 25% voor alle ondernemingen en 35% voor het mkb.
De Commissie schat in dat de 25% regeldrukreductie een EU-brede besparing van EUR
37,5 miljard moet opleveren (zie verder bijlage 4).
In bijlage 1 leest u over de voortgang van het Actieprogramma Minder Druk Met Regels14 en de initiatieven die door het kabinet in gang zijn gezet.
De Minister van Economische Zaken,
V.P.G. Karremans
BIJLAGE 1 VOORTGANG ACTIEPROGRAMMA MINDER DRUK MET REGELS
Het demissionaire kabinet heeft het afgelopen jaar verschillende stappen gezet om
bestaande regeldruk te verminderen (via het regeldrukreductieprogramma) en nieuwe
regeldruk te voorkomen (o.a. via wijziging instellingswet ATR). Hieronder wordt de
voortgang beschreven.
1. Aanpak van bestaande regeldruk
1.1 Regeldrukreductieprogramma
A. Eerste tranche
In de eerste tranche van het Regeldrukreductieprogramma zijn vier complexe, sector-overstijgende
dossiers aangepakt. Deze onderwerpen zijn door de Ministeriële Stuurgroep geselecteerd
op basis van de uitkomsten van de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken naar de meest
belemmerende regeldruk voor mkb-ondernemers en het perspectief om – met behoud van
de beleidsdoelstellingen – resultaten in het verminderen van regeldruk te realiseren.
Bij de eerste tranche is gekeken naar sector-overstijgende onderwerpen om tot brede
impact van de regeldrukvermindering te komen. De resultaten van de eerste tranche
zijn samengevat onderstaand figuur (zie voor een uitgebreidere beschrijving bijlage
2).
2025
2026
Besluit WPM
Voorlichting en tools:
– Verbeterde handreiking
– Hulpmiddelen om het verzamelen van data over woon-werk verkeer te vergemakkelijken.
Voorstellen uitwerken voor een uitzondering voor het mkb.
Tussentijdse evaluatie van het Besluit WPM waarin o.a. wordt besloten over het aanpassen
van het besluit om de regeldruk te verminderen, rekening houdend met de CO2-reductieopgave
RI&E
Het in kaart brengen en verhelpen van de belemmeringen om te komen tot een erkende
branche-RI&E.
Inrichten van de juiste ondersteuning aan brancheorganisaties voor het opstellen van
erkende branche RI&Es.
Inrichten van de juiste ondersteuning aan brancheorganisaties voor het opstellen van
erkende branche RI&Es.
Re-integratie zieke werknemers
Verder in tweede tranche met
– Voorstel voor herziening van het arbeidsongeschiktheids-stelsel naar aanleiding
van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS)1.
– Wetsvoorstel uitwerken waarmee eerder duidelijk wordt tot wanneer de eigen functie
van de zieke werknemer beschikbaar moet blijven.
– Wetsvoorstel uitwerken om het medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid
leidend te maken bij de toets van UWV (RIV-toets).
AVG
– Voorlichting AP over de AVG meer toegespitst op het mkb
– Gesprek kabinet en AP over sectoroplossingen en gedragscodes
– Omnibusvoorstel IV van de Europese Commissie
– AP publiceert lijst van verwerkingen waarvoor geen DPIA nodig is
X Noot
1
Voor meer informatie over het adviesrapport van OCTAS, zie: https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-sociale-zaken-e….
B. Tweede tranche
In de tweede tranche ga ik verder aan de slag om regeldruk aan te pakken op concrete
dossiers. Daarbij staat het merkbaar verminderen van regeldruk voor ondernemers centraal.
We kijken daarbij naar diverse (combinaties van) mogelijkheden om dat te realiseren,
zoals:
• Het vervangen of schrappen van een regel als deze niet (meer) bijdraagt aan het behalen
van de beleidsdoelstelling;
• Het aanpassen van regelgeving om bijvoorbeeld betere aansluiting op de reguliere bedrijfsvoering
mogelijk te maken;
• Het aanbrengen van proportionaliteit, zoals uitzondering van of een minder streng
regime voor kleine ondernemingen;
• Het vereenvoudigen van het nakomen van verplichtingen, zoals het stroomlijnen van
rapportages en toezicht;
• Bieden van (meer) ondersteuning, zoals de ontwikkeling van eenvoudig toegankelijke
tools en templates;
• Betere voorlichting over nut en noodzaak van verplichtingen, waarop geen van bovenstaande
aanpassingen mogelijk zijn.
Net als bij de eerste tranche vormen de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken een belangrijke basis voor de selectie van dossiers. Andere input komt
uit gesprekken en contacten met brancheorganisaties en departementen. We gaan in deze
tranche aan de slag met zowel sector-overstijgende onderwerpen als onderwerpen die
relevant zijn voor een specifieke sector. Daarnaast voeren ambtenaren van mijn departement
gesprekken met brancheorganisaties en departementen om tot concretisering van de regeldruk
voor hun sector te komen, evenals mogelijke oplossingen daarvoor. Dit is in lijn met
de motie van de leden Van Zanten en Vermeer voor een sectorale regeldrukaanpak15. Onder verwijzing naar de nadere beschrijving in bijlage 5 zal het komende half jaar
aan de volgende onderwerpen worden gewerkt:
• RI&E en Re-integratie zieke werknemer
• Uitvragen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
• Afvalbeheer autowrakken en batterijen
• Vakbekwaamheidseisen voor de financiële sector
1.2 Andere regeldrukreductie-initiatieven
Het verminderen van regeldruk en schrappen van onnodige regels is prioriteit van het
hele kabinet. Op het terrein van gezond en veilig werken is – naast de inzet in het
Regeldrukreductieprogramma – ingezet op het aanpassen van bestaande regelgeving en
is afgezien van een aantal nieuwe regels16. Het programma Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER)
richt zich nadrukkelijk op het borgen van regeldrukvermindering in de woningbouw.
Voorstellen uit het adviesrapport gaan onder meer over tegengaan van de stapeling
van eisen (zoals bovenwettelijke betaalbaarheidseisen), het voorkomen van een wildgroei
aan regels en het voornemen om de ATR tweejaarlijks een review uit te laten voeren
op woningbouwregelgeving. Een kabinetsreactie op het adviesrapport wordt in oktober
naar uw Kamer gestuurd. Ook is onlangs een kabinetsbrede agenda met initiatieven voor
het versterken van de kwaliteit van wetgeving naar de Kamer gestuurd. De agenda is
vormgegeven aan de hand van drie speerpunten voor de wetgevingskwaliteit: effectiviteit,
rechtsstatelijkheid en vereenvoudiging.17
Daarnaast is het Regeldruk Coördinatoren Overleg (RCO) een interdepartementaal overlegorgaan
waar activiteiten en maatregelen die direct betrekking hebben op regeldruk worden
afgestemd en besproken om de samenwerking op dit thema interdepartementaal te versterken.
Door U te informeren over deze interdepartementale aanpak heb ik uitvoering gegeven
aan de motie van het lid Amhaouch c.s.18.
2. Voorkomen van regeldruk
2.1 Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)
Een belangrijke mijlpaal is dat het wetsvoorstel Instellingswet Adviescollege Toetsing
Regeldruk door de Tweede Kamer en Eerste Kamer is aangenomen. Hiermee krijgt ATR een
permanente status en uitbreiding van de taken, zoals:
• Adviseren over voorstellen voor EU-regelgeving waarvoor een BNC-fiche wordt opgesteld.
Dit is nodig, omdat het grootste deel van de regeldrukkosten voortvloeit uit EU-regelgeving;
• Ministeries vroegtijdig de mogelijkheid bieden ATR te kunnen vragen te adviseren over
beleidsvisies;
• Adviseren aan de Staten-Generaal over initiatiefwetsvoorstellen en amendementen;
• Betrokkenheid in een vroege fase bij de voorbereiding vanvoorstellen voor wet- en
regelgeving die naar verwachting tot substantiële regeldrukeffecten leiden.
In overeenstemming met de motie van het lid Flach c.s.19 heeft ATR verkennend onderzoek20 gedaan naar de regeldruk vanuit Europa en in het bijzonder naar rapportageverplichtingen.
De dossiers die ATR noemt als meest belastende EU-regelgeving, komen overeen met de
knelpunten die door de Europese Commissie zijn geïdentificeerd in het kader van haar
aanpak van regeldruk. Eén van dit in het rapport genoemde onderwerpen – het AVG-dossier
– is onderdeel van de eerste tranche van het Regeldrukreductieprogramma.
ATR wijst in het rapport op enkele algemene oorzaken van de hoge regeldruk:
• Impactassessments bij EU-voorstellen richten zich op individuele verordeningen of
richtlijnen. Ook als deze op zichzelf goed vormgegeven zijn, wordt de cumulatie van
regeldruk met andere Europese regelgeving niet meegenomen;
• De neiging om voortdurend risico’s te willen verminderen, al dan niet naar aanleiding
van een incident, kan leiden tot een reflex die leidt tot disproportionele ingrepen;
• Vaak is de uiteindelijke richtlijn (na de impact assessment van het oorspronkelijke voorstel) een combinatie van beleidsopties, waardoor de impact
van de richtlijn niet een-op-een inzichtelijk is;
• Het is niet mogelijk gebleken om alle bestaande regels in kaart te brengen. Een eenduidig
overzicht lijkt niet te bestaan. Door het ontbreken hiervan kunnen nieuwe informatieverplichtingen
voor een sector worden opgesteld, terwijl die informatie mogelijk op basis van andere
Europese verplichtingen al voorhanden is.
Daarnaast doet ATR in het rapport enkele aanbevelingen. Die richten zich op het belang
van:
• Het consequent en op dezelfde wijze uitvoeren van impact assessments door de Europese Commissie;
• Het in kaart brengen van regeldrukeffecten voor Nederland ten behoeve van de beoordeling
van EU-voorstellen en de standpuntbepaling;
• Aandacht voor regeldruk die wordt veroorzaakt door toezichthouders;
• Het (tijdig) uitvoeren van evaluaties;
• Het goed betrekken van bedrijven om uit de praktijk suggesties te ontvangen over hoe
en op welke punten regeldruk kan worden beperkt.
De aanbevelingen van ATR sporen met de inzet van het kabinet zoals verwoord in het
Actieprogramma Minder Druk Met Regels. Daarin is onder meer aangegeven dat het kabinet
pleit voor het meer en beter uitvoeren van impact assessments, evaluaties en consultaties en een sterker mandaat van de Regulatory Scrutiny Board (RSB, een soort ATR op EU-niveau). Verder geeft het kabinet aandacht aan regeldruk
die wordt veroorzaakt door toezichthouders. Regeldruk in standpuntbepalingen en onderhandelingen
over EU-regelgeving zal meer aandacht krijgen en zwaarder meewegen en het kabinet
zal de regeldrukeffecten bij de beoordeling van EU-voorstellen beter in kaart brengen.
Ten aanzien van de suggestie van ATR over het betrekken van bedrijven, wijs ik erop
dat dit een rode draad is in het hele Actieprogramma. Het is om die reden dat de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken
een belangrijke basis vormen voor het Regeldrukreductieprogramma. Ook zet het kabinet
nadrukkelijk in op het goed betrekken van het bedrijfsleven via bijvoorbeeld de MKB-toets
voor zowel nationale als Europese regelgeving.
Naar aanleiding van de motie van het lid Flach c.s.21 heeft de Ministeriële Stuurgroep Ondernemingsklimaat, Regeldruk en Uitvoerbaarheid
(vanaf nu Ministeriële Stuurgroep) op 28 mei 2025 de uitwerking van de bijsturings-
en monitoringsrol bij wetsvoorstellen met een negatief ATR-advies vastgesteld. De
Ministeriële Stuurgroep vormt zich op basis van het overzicht van wetsvoorstellen
met een negatief advies dat wordt aangeleverd door het ATR en de begeleidende notitie
van EZ een gemeenschappelijk beeld van de meeste voorkomende oorzaken van een negatief
advies en de manieren waarop dat zoveel mogelijk kan worden voorkomen. De Ministeriële
Stuurgroep stuurt bij door op basis van deze inzichten afspraken te maken over het
verbeteren van beleids- en wetgevingstrajecten. Voor de eerstvolgende Ministeriële
Stuurgroep wordt het overzicht en de analyse van negatief geadviseerde wetsvoorstellen
over het afgelopen half jaar geagendeerd, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de
motie.
2.2 Bedrijfseffectentoets en MKB-toets
De Bedrijfseffectentoets (BET)22 is een verplichte toets van de gevolgen voor het bedrijfsleven bij nieuwe of te wijzigen
wet- en regelgeving. Met de aanscherping van de BET is het mkb (waaronder het micro-
en klein bedrijf) nadrukkelijker de standaard bij het voldoen aan de regelgeving,
daarnaast kijkt men of een uitzondering voor het micro- en kleinbedrijf gewenst is.
Dat blijkt onder meer uit het «nee, tenzij»-principe bij rapportageverplichtingen
en het lastenluw implementeren van Europese regelgeving. Ook is de BET toegankelijker
en beter vindbaar gemaakt.
Onderdeel van de BET is de MKB-toets (en de equivalenten van de agrarische praktijktoets-
en VWS praktijktoets). Bij de MKB-toets en hun equivalenten (hierna: MKB-toets) geven
ondernemers in een gesprek advies over de werkbaarheid en uitvoerbaarheid van de voorgenomen
wet- en regelgeving. Momenteel zijn er sinds 2018 precies 100 MKB-toetsen uitgevoerd.
Gebleken is dat inzet van dit instrument leidt tot nieuwe inzichten door de praktijkvisie
van mkb-ondernemers. In veel gevallen worden voorstellen daarom op praktische elementen
aangescherpt, en in sommige gevallen zelfs ingetrokken. Ook ontstaat bij departementen
meer begrip voor de beroepspraktijk en de uitdagingen van ondernemers, en andersom
leidt de MKB-toets ook tot meer inzicht voor ondernemers in de complexiteit van beleidsvraagstukken.
In de MKB-toets zullen familiebedrijven meer worden betrokken, waarmee wordt geborgd
dat beleid voldoende bijdraagt aan de positie van familiebedrijven. De Handreiking
MKB-toets wordt hierop aangepast. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van het
lid Grinwis c.s. over het invoeren van een familietoets.23
Uw Kamer heeft op 11 april via een motie van het lid Inge van Dijk gevraagd om meer
rekening te houden met het middenbedrijf bij de beoordeling van impact van wet- en
regelgeving en om het maken van een inventarisatie van het EZ-beleid en -wet- en regelgeving
waarbij rekening wordt gehouden met de bedrijfsomvang en antwoord te geven of verschillende
grenzen nuttig zijn met het oog op doorgroei van een bedrijf.24 Uw kamer heeft mij op 11 april ook gevraagd via een motie van het lid White om nadrukkelijker
rekening te houden met het micro- en kleinbedrijf bij het maken van beleid.25
Bij het beoordelen van de impact van nieuwe wet- en regelgeving, waaronder van EZ,
wordt gebruik gemaakt van de BET, waar sinds de herziening in 2025 is opgenomen dat
de impact van nieuwe wetten op het mkb, bestaand uit het micro, klein en het middenbedrijf,
worden meegenomen. Het doorgroeien van bedrijven heeft mijn aandacht en ik draag hieraan
bij door bijvoorbeeld bedrijven te stimuleren aan speur- en ontwikkelingswerk te doen
en door de toegang tot financiering te verbeteren zodat bijvoorbeeld start- en scale-ups
gemakkelijker door kunnen groeien. Dit helpt bedrijven te investeren, hun omzet te
verhogen en hun bedrijf door te laten groeien.
Het is reeds staand beleid om beleidsmatig specifiek rekening te houden met het mkb,
waaronder het klein- en microbedrijf, waar dit nodig is vanwege knelpunten die het
micro- en kleinbedrijf ervaart.
Er zijn een aantal regelingen uitsluitend gericht op het mkb. Voorbeelden daarvan
zijn Borgstellingsregeling MKB (BMKB) en de Vroegefasefinanciering. Ook biedt Qredits
met name het micro- en kleinbedrijf financiering aan. Het micro- en kleinbedrijf maakt
overigens ook gebruik van generieke beleidsinstrumenten. Zo liet de evaluatie van
de WBSO tussen 2018 en 2024 zien dat ongeveer de helft van de WBSO-gebruikers microbedrijf
is, een derde kleinbedrijf, en 9% middenbedrijf. Het gebruik van regelingen, door
het micro, klein- en middenbedrijf, wordt ook onderzocht in de evaluaties van EZ-instrumenten
die regelmatig plaatsvinden.
Regelingen die zijn gericht op het mkb gebruiken overwegend de grootteklasse-afbakeningen
van de Europese Commissie (aanbeveling 2003/361). Deze definitie is gebaseerd op omzet,
aantal werknemers en balanstotaal gebruikt.
Met dit staand beleid, en de aanpassing van de BET waarmee effecten op het mkb specifiek
worden bijgehouden, heb ik beide moties afgedaan.
3. Onderzoeken
3.1 Onderzoek naar «niet-lastenluwe implementatie van EU-richtlijnen»
Het afgelopen jaar heeft KPMG onderzoek gedaan naar de niet-lastenluwe implementatie
van EU-richtlijnen in lagere regelgeving. Niet-lastenluwe implementatie houdt in dat
bij implementatie niet is gekozen voor de implementatiewijze die de minste lasten
oplegt aan de door de regeling geraakte bedrijven.26 Dit onderzoek (zie bijlage) biedt inzicht in de mate waarin tussen 3 juli 2019 en
3 januari 2025 implementatie van EU-regelgeving in AMvB’s en ministeriële regelingen,
niet conform Aanwijzing 9.5 van de «Aanwijzing voor de regelgeving» heeft plaatsgevonden,
en welke gevolgen dit heeft voor de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven
en het ondernemingsklimaat.27 Dit onderzoek sluit aan op een eerdere studie uit 2023 van Deloitte die keek naar
de implementatie van Europese richtlijnen in nationale wetten.28
In de onderzochte periode zijn 4.784 AMvB’s en ministeriële regelingen gepubliceerd.
Van deze regels zijn er 8 aangemerkt als (gedeeltelijk) niet-lastenluw, wat betekent
dat ze niet volledig voldoen aan Aanwijzing 9.5 eerste lid van de Aanwijzingen voor
de regelgeving. Een overzicht hiervan staat in Bijlage D van het rapport. Bij zes
van deze acht regelingen is expliciet vermeld dat van de standaardregel om te kiezen
voor de implementatiewijze die de minste lasten oplegt aan de door de regeling geraakte
bedrijven is afgeweken. In alle gevallen is toegelicht waarom voor deze aanpak is
gekozen. De motivatie hiertoe is opgenomen in het «Overzicht niet-lastenluwe AMvB’s
en ministeriële regelingen» in bijlage D bij het rapport.
Hoewel in alle regelingen aandacht wordt besteed aan regeldrukkosten, wordt zelden
apart berekend hoeveel extra lasten voortkomen uit bepalingen die verder gaan dan
strikt noodzakelijk volgens de EU-richtlijn. Daardoor blijft onduidelijk in hoeverre
bedrijven hierdoor extra worden belast. KPMG adviseert om de schrijfwijzer voor de
nota van toelichting aan te passen, zodat meerkosten voortaan expliciet worden onderbouwd
en de BET (waarin sinds wijziging ervan in maart dit jaar staat dat bij de nationale
uitwerking van Europese regelgeving lastenluwe implementatie de standaard is) structureel
wordt toegepast. Ik zal deze aanbevelingen oppakken, zodat er voortaan een meer zorgvuldige
belangenafweging gemaakt wordt bij de afweging tussen een bepaald beleidsdoel en de
gecreëerde regeldruk. Daarnaast zal ik met de Ministeriële Stuurgroep bekijken of
dit onderzoek aanleiding geeft om de geïdentificeerde dossiers mee te nemen in een
van de volgende tranches van het regeldrukreductieprogramma.
3.2 MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken
Onlangs heb ik U geïnformeerd over de tweede serie onderzoeken naar regeldruk bij
drie mkb-branches, de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken29. Deze onderzoeken vormen met de eerder uitgevoerde MKB-indicatoronderzoeken een belangrijke
basis voor de aanpak van bestaande regeldruk in het Regeldrukreductieprogramma.
Inmiddels is de voorbereiding gestart voor de derde ronde MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken,
waarin de volgende sectoren worden doorgelicht:
A. Maritiem;
B. Schoonmaak;
C. Groene en circulaire bedrijvigheid.
Ik heb voor deze sectoren gekozen, omdat dit goed georganiseerde branches zijn die
het huidige beeld van de regeldruk voor het mkb aanvullen. De maritieme sector is
indicatief voor bedrijven die internationaal ondernemen. Mijn verwachting is dat het
onderzoek verschillen in wetgeving tussen landen aan het licht brengt.
De schoonmaaksector is interessant, omdat deze indicatief is voor dienstverlenende
bedrijven met werknemers die relatief meer kwetsbaar zijn. Een onderzoek naar deze
sector kan een licht schijnen op de toepassing en uitwerking van sociale wetgeving.
Daarnaast laat ik onderzoeken welke regels bedrijven belemmeren in hun verduurzaming
met behulp van een indicatorbedrijf dat zich bezighoudt met groene en circulaire bedrijvigheid.
Hiermee geef ik opvolging aan de motie van het lid Thijssen30 om bij het schrappen van onnodige regels prioriteit te geven aan regels die verduurzaming
in de weg staan.
De onderzoeken worden dit jaar opgestart en de resultaten worden medio 2026 aangeboden
aan uw Kamer. De resultaten zullen vervolgens meegenomen worden in mijn aanpak van
bestaande regeldruk.
BIJLAGE 2 DOSSIERS 1E EN 2E TRANCHE REGELDRUKREDUCTIEPROGRAMMA
1. Dossiers eerste tranche
In de 1e tranche van het Regeldrukreductieprogramma zijn vier complexe, sector-overstijgende
dossiers aangepakt. Deze onderwerpen zijn door de Ministeriële Stuurgroep geselecteerd
op basis van de uitkomsten van de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken naar de meest
belemmerende regeldruk voor mkb-ondernemers en het perspectief om – met behoud van
de beleidsdoelstellingen – resultaten in het verminderen van regeldruk te realiseren.
Bij de eerste tranche is gekeken naar sector-overstijgende onderwerpen om tot brede
impact van de regeldrukvermindering te komen. De 1e tranche heeft geleid tot de volgende resultaten.
A. Besluit CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit (Besluit WPM)
Probleemstelling:
Organisaties met 100 of meer werknemers rapporteren elk jaar over de zakelijke en
woon-werkreizen van hun werknemers. 2024 was het eerste jaar waarover organisaties
moesten rapporteren. De rapportageverplichting is onderdeel van een pakket aan maatregelen
dat moet leiden tot 1,5 megaton minder CO2-uitstoot door werkgebonden reizen in 2030. Dit is in 2019 afgesproken met het Klimaatakkoord.
In 2026 vindt een tussentijdse evaluatie plaats. Als dan blijkt dat de CO2-uitstoot door werkgebonden reizen onvoldoende daalt om het reductiedoel van 1,5 megaton
in 2030 te halen, zal in de regelgeving een norm worden opgenomen die de CO2-uitstoot per reizigerskilometer maximeert. Wijziging van het besluit WPM is daarvoor
noodzakelijk.
Vooral kleine en middelgrote ondernemingen vinden het lastig om aan de rapportageverplichting
te voldoen en de gegevens over woon-werkmobiliteit te verzamelen. Grote ondernemingen hebben daar minder problemen mee, maar moeten
vaak ook rapporteren voor de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de Energy Efficiency Directive (EED). Die rapportages zijn verplicht op grond van Europese regels. Die overlap zorgt
voor extra werk voor grote ondernemingen.
Oplossingen:
De werkgroep regeldrukreductie Besluit WPM heeft in opdracht van de Ministeriële Stuurgroep
Ondernemingsklimaat, Regeldruk en Uitvoerbaarheid onderzocht hoe het rapporteren over
werkgebonden reizen eenvoudiger kan. Conform de opdracht aan de werkgroep ging het
vooral om de aansluiting op andere EU rapportages en het vergemakkelijken van de rapportage
over woon-werkmobiliteit. Het rapport van de werkgroep is als bijlage bij deze brief
gevoegd. De werkgroep heeft een indeling gemaakt naar korte, middellange en lange
termijn opties.
Korte termijn opties
De Staatssecretaris van IenW is al begonnen met de opvolging van de voorstellen van
de werkgroep die op korte termijn gerealiseerd kunnen worden. Het gaat dan om de vereenvoudiging
en verbetering van de bestaande handreiking voor gegevensverzameling die is gemaakt
om organisaties te helpen met het verzamelen van de benodigde gegevens.31 Daarnaast ontwikkelt het Ministerie van IenW hulpmiddelen om het verzamelen van de
data over woon-werk te vergemakkelijken. Dit najaar komen die hulpmiddelen beschikbaar.
Ook stelt het Ministerie van IenW een tool beschikbaar die het eenvoudiger maakt om
enquêteresultaten te verwerken.
Middellange termijn opties
De werkgroep doet verschillende voorstellen voor regeldrukvermindering waarvoor het
Besluit WPM moet worden aangepast of die grote veranderingen vereisen in de ICT-systemen.
Hieraan kan op middellange termijn (na 2026) invulling worden gegeven. De Staatssecretaris
van IenW neemt deze beleidsopties mee in de tussentijdse evaluatie van het besluit
WPM in 2026. De opties betreffen de berekeningsmethode van de CO2-uitstoot, de eenheid waarover wordt gerapporteerd en het niveau waarop wordt gerapporteerd
(concern of onderneming). Andere opties zijn het beperken van de rapportage over woon-werkmobiliteit
tot het gebruik van zakelijke vervoermiddelen, het verlagen van de frequentie van
het rapporteren en het uitzonderen van specifieke sectoren. Die opties zullen de regeldruk
aanzienlijk verminderen, maar tegelijkertijd ook de CO2-reductiedoelstelling voor werkgebonden personenmobiliteit in het geding brengen. Alternatieve
maatregelen binnen het besluit WPM kunnen dan nodig zijn om de CO2-reductiedoelstelling te halen.
Met de Staatssecretaris van IenW heb ik afgesproken om voorstellen uit te werken voor
een uitzondering voor het mkb. Met die uitzondering zou tegemoet worden gekomen aan
de wens van de Kamer. Zie de aangenomen motie van de leden Van Zanten en Vermeer (beiden
BBB) waarmee is uitgesproken dat het de voorkeursoptie van de Ministeriële Stuurgroep
Ondernemingsklimaat, Regeldruk en Uitvoerbaarheid zou moeten zijn dat de rapportages
werkgebonden personenmobiliteit worden afgeschaft voor het mkb.32 Deze optie betekent wel dat de grote werkgevers (met meer dan 250 werknemers) de
volledige CO2-reductieopgave van het besluit WPM voor hun rekening moeten nemen (1,5 megaton CO2-reductie in 2030). Concreet gaat het dan om een extra reductie van 0,27 megaton CO2. De precieze gevolgen voor grote bedrijven van een uitzondering voor het mkb dienen
nog in kaart te worden gebracht. De voorstellen voor een uitzondering voor het mkb
worden meegenomen in de evaluatie in 2026.
Lange termijn opties
Op grond van het Besluit WPM, de CSRD en de EED rapporteren ondernemingen op dit moment
over werkgebonden personenmobiliteit bij drie verschillende loketten. Het ideaalbeeld
is dat bedrijven nog maar één keer gegevens hoeven aan te leveren via één loket. Hiermee
zouden ze in één keer aan alle rapportageverplichtingen voldoen. Deze aanpak is logisch
en efficiënt, maar vraagt wel om ingrijpende aanpassingen in ICT-systemen en regelgeving.
Dit kan pas op langere termijn (na 2028) worden gerealiseerd als het Besluit WPM is
aangepast en goed aansluit op de CSRD en EED.
B. Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)
Probleemstelling:
Iedere ondernemer met minimaal één werknemer in dienst heeft de wettelijke verplichting
om een RI&E op te stellen, waarin de risico’s met betrekking tot de arbeidsomstandigheden
worden vastgelegd. Daarnaast beschrijven ze in een plan van aanpak de maatregelen
die ze nemen om deze risico’s te beheersen. Ondernemers geven aan het opstellen van
een RI&E tijdrovend en ingewikkeld te vinden. Vaak huren ondernemers hiervoor externe
deskundigen in, wat tot extra kosten leidt.
Oplossingen:
Sinds 2010 kunnen brancheverenigingen een branche-RI&E opstellen. Om kleine ondernemers
te helpen bij het maken van een RI&E, zetten het kabinet en brancheorganisaties in
op de ontwikkeling van meer erkende branche-RI&E ‘s en het stimuleren van het gebruik
daarvan. Hierover bent u door de Staatssecretaris van SZW geïnformeerd met de voortgangsbrief
Arbovisie 204033 en de brief Verminderen van regeldruk34.
In een branche-RI&E zijn de belangrijkste risico’s in een branche al geïnventariseerd.
Met de branche-RI&E als voorbeeld is het voor werkgevers eenvoudiger om een eigen
RI&E te maken. Bovendien zijn werkgevers met minder dan 25 werknemers bij gebruik
van een erkende branche-RI&E uitgezonderd van de toetsingsplicht, wat tijd en geld
bespaart. De branche-RI&E’s worden erkend door alle bij de cao aangesloten werknemersorganisaties
en een werkgeversorganisatie. Daarna worden ze aangemeld bij het steunpunt RI&E en
gepubliceerd.
Het kabinet brengt in samenspraak met sociale partners in kaart welke belemmeringen
er zijn om tot meer erkende branche-RI&E’s te komen en oplossingen om deze weg te
nemen. Ook bekijkt het kabinet welke ondersteuning nodig is om brancheorganisaties
te helpen bij het ontwikkelen, actueel houden en erkennen van een branche-RI&E. Daarnaast
zal het kabinet met sociale partners bekijken hoe bedrijven kunnen worden geholpen
om de branche-RI&E te gebruiken.
Het in kaart brengen en verhelpen van de belemmeringen om te komen tot een erkende
branche-RI&E en het inrichten van de juiste ondersteuning zal in 2025 en 2026 plaatsvinden.
Het stimuleren van erkende branche-RI&E ‘s heeft doorlopend aandacht. De Staatssecretaris
van SZW heeft aan uw Kamer toegezegd dat een werkgroep bestaande uit alle betrokken
partijen naar de knelpunten gaat kijken om te komen tot gezamenlijke oplossingen.
Deze werkgroep brengt eind van het jaar een update hierover uit.
C. Re-integratie zieke werknemer
Probleemstelling:
Met betrekking tot de verplichtingen rondom langdurig zieke werknemers worden de hoogste
lasten voor ondernemers veroorzaakt door loondoorbetaling en de premies voor een ziekteverzuimverzekering.
De periode waarin een ondernemer een langdurig zieke werknemer moet doorbetalen (minimaal
70%) is op dit moment 104 weken. De regeldrukkosten voor het re-integreren van een
zieke medewerker worden vooral veroorzaakt door het opbouwen van een re-integratiedossier
dat aantoont dat de werkgever er alles aan heeft gedaan om de re-integratie van de
zieke medewerker te bevorderen. Het opstellen van dit dossier is tijdrovend en bovendien
is de werkgever wettelijk verplicht het proces te laten begeleiden door een arbodienst.
Daarnaast worden vaak een arbeidsdeskundige en een re-integratiebureau ingeschakeld
om de re-integratie binnen of buiten het bedrijf mogelijk te maken.
De huidige periode van loondoorbetaling bij ziekte en de verplichtingen rondom re-integratie
zijn belangrijke en effectieve factoren bij de re-integratie van zieke werknemers
en het voorkomen van instroom in de arbeidsongeschiktheidsuitkering; en daarmee het
behouden en vergroten van het arbeidsaanbod. Tegelijkertijd ziet en begrijpt het kabinet
dat vooral kleine ondernemers deze verplichtingen als zwaar ervaren en zich belemmerd
kunnen voelen om mensen in vaste dienst te nemen.
Oplossingen:
Naar aanleiding van de adviezen van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel
(OCTAS) werkt het kabinet aan een voorstel voor een herziening van het arbeidsongeschiktheidsstelsel.
Dit voor een begrijpelijk, uitvoerbaar en betaalbaar arbeidsongeschiktheidsstelsel.
Daarnaast werkt het kabinet in het kader van het arbeidsmarktpakket aan een wetsvoorstel
waarmee kleine en middelgrote werkgevers eerder duidelijkheid krijgen over de periode
waarover de eigen functie van de zieke werknemer voor deze werknemer beschikbaar moet
blijven. Ook werkt het kabinet aan een wetsvoorstel om het medisch advies van de bedrijfsarts
over de belastbaarheid van de zieke werknemer leidend te maken bij de toets die het
UWV uitvoert op het re-integratieverslag (de RIV-toets). Hierdoor kunnen werkgevers
uitgaan van het medisch advies van de bedrijfsarts en neemt het risico op een verlenging
van de loondoorbetalingsperiode met maximaal 52 weken (loonsanctie) af. Hiermee wordt
aan dit dossier een concrete invulling gegeven binnen de eerste tranche.
D. Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
Probleemstelling
Dagelijks worden persoonsgegevens verwerkt, bijvoorbeeld bij online aankopen of het
invullen van formulieren. De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) biedt
kaders voor de rechtmatige en zorgvuldige omgang met die gegevens.
De AVG heeft als doel om de verwerking van persoonsgegevens mogelijk te maken op een
manier die grondrechten van burgers beschermt en tegelijkertijd het vrije verkeer
van persoonsgegevens binnen de Unie mogelijk maakt. Vrijwel elk bedrijf verwerkt persoonsgegevens,
zoals klantinformatie, e-mailadressen of personeelsdossiers en heeft te maken met
de AVG. Voor organisaties, vooral het midden- en kleinbedrijf (mkb), brengt naleving
van de regels in de AVG extra werk en kosten met zich mee. De AVG maakt bijna geen
uitzonderingen voor het mkb. De vereisten in de AVG hangen namelijk voor een groot
deel af van de risico’s van een verwerking van persoonsgegevens voor grondrechten
en niet zozeer van hoe groot het bedrijf is.
Uit het MKB-indicatoren onderzoek uit 2023 is naar voren gekomen dat hoewel de feitelijke
tijdsbesteding voor ondernemers beperkt is, zij de AVG als belastend ervaren omdat
zij vaak niet goed weten hoe zij de naleving van de wet met hun leveranciers of klanten
moeten regelen. In het Actieprogramma Minder Druk Met Regels heeft het kabinet aangegeven
dat zij de uitdagingen ziet die het mkb bij de AVG ervaart. De werkgroep regeldrukreductie
AVG heeft naar aanleiding hiervan bekeken hoe de in verband met de AVG ervaren regeldruk
voor ondernemers kan worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van de bescherming
van persoonsgegevens. De werkgroep heeft zich gefocust op voorstellen om de AVG beter
werkbaar te maken binnen de kaders van de AVG. Het rapport van de werkgroep is meegezonden
als bijlage van deze brief.
De werkgroep constateert in haar rapport dat mkb-ondernemers die gegevensverwerkingen
niet als hoofdactiviteit hebben de AVG vaak complex vinden. Deze ondernemers hebben
doorgaans beperktere kennis van de AVG, tijd en financiële middelen om zich te verdiepen
in de regels. Daardoor voelen zij zich genoodzaakt expertise in te huren om de AVG
op een goede manier te implementeren, wat extra kosten met zich meebrengt. In sommige
gevallen bieden brancheverenigingen ondersteuning aan leden zodat ondernemers niet,
of minder, afhankelijk zijn van externe experts. Ondernemingen weten daarbij niet
goed hoe zij in de praktijk invulling moeten geven aan de open normen in de AVG. Van
belang is daarbij dat toezichthouders in verschillende EU-landen de regels consistent
toepassen. Daarnaast maken ondernemingen kosten (tijd en financiële middelen) om de
verplichtingen in de AVG na te leven. Ondernemers moeten in voorkomende gevallen bijvoorbeeld
documenten opstellen, risico’s inschatten en maatregelen nemen. Dat komt naast wettelijke
verplichtingen op andere domeinen waar zij al aan moeten voldoen.
Oplossingen
Het kabinet ziet dat het advies in lijn is met de analyse over regeldruk in verband
met de AVG uit die Kamerbrief Minder Druk met Regels en de inzet van het kabinet met
betrekking tot het Omnibus-IV voorstel over simplificatie van de AVG.35
Bij het verminderen van regeldruk voor ondernemers bij de AVG spelen de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) en het Europees Comité voor gegevensbescherming (hierna: het
Comité) een belangrijke rol.36 De Europese Commissie concludeerde in het Tweede Verslag over de werking van de AVG
dat toezichthouders hun inspanningen moeten verdubbelen onder meer aan de hand van
proactieve contacten met het MKB om bezorgdheid over de naleving voor zover deze niet
terecht is, te verminderen.37 De AP heeft onder meer de taak om organisaties voor te lichten over de AVG, waarbij
zij rekening dient te houden met de behoeftes van het mkb. Het Comité publiceert –
als koepel van onafhankelijke Europese toezichthouders – richtlijnen aanbevelingen
en best practices over de uitleg van de AVG voor een uniforme toepassing in de EU. Begrijpelijke en
toegankelijke praktische informatie is van groot belang voor ondernemers om te weten
wanneer zij de AVG goed naleven. In aansluiting op het rapport van de werkgroep, wil
de AP haar voorlichting nog meer toespitsen op de praktijk van het mkb. De AP gaat
een praktische gereedschapskist met sjablonen voor verplichte documenten, zoals een
verwerkingsregister of een privacyverklaring publiceren. Ook wil de AP een lijst gaan
publiceren van verwerkingen waarvoor geen uitgebreide risicoanalyse (Data Protection Impact Assessment (DPIA)) nodig is, waardoor ondernemingen meer duidelijkheid krijgen. Gezien de benodigde
Europese afstemming in het Comité heeft de AP enige tijd nodig om deze documenten
te kunnen opstellen en publiceren.
Op 21 mei jl. publiceerde de Europese Commissie een vierde Omnibuspakket dat tot doel
heeft onnodige regeldruk te verminderen en stelt hierin onder meer voor om de AVG
gericht aan te passen.38 De Commissie wil de uitzondering voor het bijhouden van een verwerkingsregister uitbreiden,
zodat bedrijven met minder dan 750 werknemers geen register meer hoeven bij te houden,
zolang hun gegevensverwerking geen hoog gegevensbeschermingsrisico oplevert. Het kabinet
steunt deze voorstellen en zet zich in Brussel in om regeldruk bij de AVG verder te
verlagen bij dit Omnibusvoorstel en mogelijke nieuwe voorstellen in de toekomst, zonder
dat dit ten koste gaat van de bescherming van persoonsgegevens.
Het kabinet ziet dat er daarnaast kansen liggen om regeldruk te verminderen voor het
mkb door binnen sectoren meer met elkaar samen te werken, omdat ondernemingen binnen
eenzelfde sector vaak vergelijkbare verwerkingen van persoonsgegevens uitvoeren. Tot
nu toe wordt in de EU betrekkelijk weinig gebruik gemaakt van zogenoemde AVG-gedragscodes,
die sectoren kunnen helpen om duidelijkheid te geven over toepassing van de AVG. De
voorwaarden voor gedragscodes worden door het MKB als streng ervaren, terwijl voor
ondernemers en brancheverenigingen het niet altijd duidelijk is wat gedragscodes hen
opleveren. Het Comité heeft in zijn strategie voor 2024–2027 toegezegd de ontwikkeling
en implementatie van passende en effectieve nalevingsmaatregelen, zoals certificering
en gedragscodes, te blijven ondersteunen.39 Daarnaast zal het kabinet met de AP bespreken hoe het gebruik van sectorale initiatieven
zoals gedragscodes in Nederland verder kan worden gestimuleerd.
Tegelijkertijd zal een zekere lastendruk blijven bestaan. Een organisatie die persoonsgegevens
verwerkt, zal zich moeten houden aan de wettelijke vereisten voor de bescherming van
persoonsgegevens. Met de hiervoor genoemde initiatieven hoopt het kabinet dat de verplichtingen
in de AVG makkelijker werkbaar worden voor ondernemers en onnodige regeldruk voor
ondernemers te verminderen.
2. Dossiers tweede tranche
Tijdens het komende half jaar zal aan de volgende onderwerpen worden gewerkt. Deze
lijst is nog niet uitputtend. Hieraan kunnen naar aanleiding van de lopende gesprekken
onderwerpen worden toegevoegd.
A. RI&E en Re-integratie zieke werknemer
De SZW-onderwerpen uit de eerste tranche van het Regeldrukreductieprogramma zijn nog
niet af. In het najaar van 2025 breng ik gezamenlijk met de Staatssecretaris van SZW
in kaart welke belemmeringen er zijn om te komen tot een erkende branche-RI&E en hoe
deze belemmeringen worden weggenomen. Ook maken we een begin met het inrichten van
de juiste ondersteuning. Vanuit regeldrukperspectief zal ik bijdragen aan de totstandkoming
van het meerjarig Actieprogramma Arbo Actief!, zodat werkgevers minder regeldruk ervaren
bij het goed toepassen van de arboregels. De Staatssecretaris van SZW heeft uw kamer
op 28 mei jl. over dit Actieprogramma geïnformeerd40. Het kabinet blijft voor de langere termijn werken aan een voorstel voor herziening
van het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid. Waarbij de vermindering van
regeldruk voor werkgevers (en specifiek kleine ondernemers) bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
van hun werknemers nadrukkelijk een onderdeel wordt.
B. Uitvragen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Het CBS heeft de wettelijke taak om statistieken te maken voor praktijk, beleid en
wetenschap. Een groot deel van het werkprogramma van het CBS vindt zijn basis in Europese
statistiekverordeningen. Daarnaast maakt het CBS statistieken op verzoek van vooral
ministeries en andere overheden als basis voor beleid binnen alle domeinen van de
economie en samenleving, waaronder ook over allerlei ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven.
Daarvoor heeft het CBS informatie nodig, die het vooral haalt uit overheidsregistraties,
en waar nodig ook uitvraagt bij bedrijven.
Zowel CBS als EZ maken zich in Europees verband hard voor minder regeldruk voor burgers
en bedrijven. Hiervoor zullen verschillende kansen worden geïdentificeerd en beschreven
in een non-paper om in Europees verband het gesprek te voeren. Onder meer het implementeren
van de Europese richtlijn VAT in a Digital Age (VIDA) heeft de aandacht. Deze richtlijn verplicht bedrijven onder andere vanaf 1 juli
2030 om bij grensoverschrijdende transacties een e-factuur uit te reiken en de gegevens
daaruit digitaal te rapporteren aan de Belastingdienst. Deze gegevens zijn een deel
van de gegevens die het CBS – zij het minder specifiek – nu opvraagt bij bedrijven
boven bepaalde handelsomzet-drempels. Ik wil daarom onderzoeken of de gegevens die
via VIDA worden gerapporteerd ook aansluiten bij de benodigde gegevens voor het CBS.
Het doel hiervan is om zoveel mogelijk data op te leveren zodat de Intrastat-rapportageverplichtingen
voor bedrijven zoveel als mogelijk kan worden beperkt, en idealiter zelfs volledig
kan vervallen, hetgeen de enquêtedruk aanzienlijk zal verminderen. De kamer is recent
geïnformeerd over VIDA-richtlijn waar verplichte e-facturatie onderdeel van uitmaakt.
Zoals ook vermeld in de brief worden bij de te maken beleidskeuzes en de implementatie
van de richtlijn ondernemers via (internet)consultatie betrokken. Ook is er nadrukkelijk
aandacht voor de administratieve lasten van ondernemers, de impact op de bedrijfsvoering
en de benodigde ondersteuning. Dit geldt voor kleine ondernemers in het bijzonder.
C. Afvalbeheer autowrakken en batterijen
Regeldruk voor ondernemers in de automotive sector wordt veroorzaakt door een gebrek
aan overzicht van de informatie over de verplichtingen waaraan moet worden voldaan
en de veelheid aan instanties (onder meer de omgevingsdienst, de Arbeidsinspectie
en diverse instanties voor het scheiden en registreren van afval, zoals producentenorganisaties
RecyBEM en ARN) waar bedrijven mee te maken hebben. Vermindering van (ervaren) regeldruk
vanuit de overheid kan mogelijk worden bereikt door vereenvoudiging en vindbaarheid
van de beschikbare informatie. Ondernemers zijn geholpen met een uitgebreid overzicht
vanuit IPLO (Informatiepunt Leefomgeving) van de milieubelastende activiteiten en
afvalstromen waar bedrijven mee te maken hebben, inclusief bijbehorende regelgeving
en betrokken instanties. Zo zijn er verschillende partijen betrokken bij het afvalbeheer
van auto(onderdelen), batterijen en banden. Het kan de betreffende bedrijven helpen
om een helderder overzicht te bieden van de verantwoordelijkheden per partij en regels
per afvalstroom. De Europese regelgeving over autowrakken is lastenluw geïmplementeerd.
Momenteel lopen er in Brussel onderhandelingen over aanpassing van deze wetgeving.
Het regeldrukperspectief wordt daarin meegenomen. De Europese regelgeving voor batterijen
is direct geldend. De nationale implementatie die nog noodzakelijk is wordt eveneens
lastenluw geïmplementeerd.
D. Vakbekwaamheidseisen voor de financiële sector
Financieel adviseurs moeten permanent actueel vakbekwaam zijn en daarnaast periodiek
examen doen om adviesbevoegd te blijven en inhoudelijk klantcontact te hebben. Ondernemingen
in deze sector ervaren veel regeldruk om aan deze verplichtingen te voldoen. Ondernemers
betwijfelen het nut en de noodzaak van de examens voor permanente educatie en de aansluiting
daarvan op de dagelijkse praktijk. Deze verplichting komt voort uit de Wet op het
financieel toezicht (Wft). Permanente educatie en de regulering daarvan is in het
leven geroepen nadat uit onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten bleek dat
adviseurs te vaak onvoldoende vakbekwaam waren. Dit had een negatief effect op het
herstel van vertrouwen in de financiële sector na de financiële crisis. Bij eventuele
aanpassingen in het stelsel moet worden geborgd dat consumenten worden geadviseerd
door aantoonbare vakbekwame adviseurs.
BIJLAGE 3 OVERZICHT DEPARTEMENTALE INITIATIEVEN REGELDRUKREDUCTIE
Initiatief regeldrukreductie
Departement
Beoogde regeldrukreductie
Tweede tranche wetsvoorstel internationale sanctiemaatregelen1
BZ
Het kabinet werkt aan de tweede tranche van het wetsvoorstel internationale sanctiemaatregelen.
Een van de leidende uitgangspunten in de tweede tranche is een meer risico-gebaseerde
benadering.
Geïntegreerde benadering duurzaamheidswetgeving
EZ
Lagere regeldrukkosten door betere uitvoerbaarheid duurzaamheidswetgeving
Verkenning verhogen omzetdrempels voor fusietoezicht
EZ
Sinds de inwerkingtreding is de omzetdrempel voor fusietoezicht nooit geïndexeerd.
Hierdoor zijn de uitvoeringslasten en de regeldruk voor zowel de ACM als het bedrijfsleven
gestegen. De toenmalige Minister van EZ heeft aangekondigd om te kijken of de omzetdrempels
kunnen worden geïndexeerd. Dit zou tot een verhoging van de omzetdrempels leiden.
Over de voortgang wordt de Kamer nog geïnformeerd.
Informatie-uitwisseling KVK en andere poortwachters1
EZ
De informatie-uitwisseling tussen KVK en andere poortwachters wordt verbeterd, om
evident malafide partijen te herkennen en te weren.
Stimuleren branche vermijdings- en reductieplannen (VRP) om nalevingslasten m.b.t.
zorgwekkende stoffen (ZZS) te minimaliseren1
IenW
Om een versnelling van de gewenste Zeer Zorgwekkende Stoffen emissiereductie te realiseren
met zo laag mogelijke nalevingslasten voor ondernemers, gaan het kabinet en het bedrijfsleven
(VNO-NCW en MKB-Nederland) de ontwikkeling van branche vermijdings- en reductieplannen
(VRP) stimuleren. Ondernemers kunnen op basis van een branche-VRP met relatief geringe
regeldrukkosten een bedrijfsspecifieke VRP ontwikkelen, waarbij vereenvoudiging en
uitvoerbaarheid centraal staan.
Verpakkingswetgeving
IenW
Begin 2025 is de nieuwe verpakkingenverordening (EU) 2025/40 gepubliceerd. Deze verordening
komt in plaats van de huidige verpakkingenrichtlijn en zet daarmee een grote stap
in de harmonisatie van verpakkingswetgeving. De eisen van de nieuwe verordening gaan
vanaf augustus 2026 in.
Controle op de opdrachten richting RVO
LVVN
Vereenvoudiging van de formulieren waar mogelijk.
Verminderen van regeldruk (zie Kamerbrief d.d. 28-5-20252):
a. Vergroten werkbaarheid Arboregelgeving (ook onderdeel 2e tranche RRP);
b. Vergroten kwantiteit en kwaliteit RI&E in het mkb (ook onderdeel 1e tranche RRP);
c. Liftboek in lift;
d. Hittestress;
e. Veiligheid tankschepen en gevaarlijke stoffen;
f. Testen op alcohol- en drugsgebruik;
g. Melden van onveilige en ongezonde situaties door bedrijfsartsen.
SZW
a. Onderdeel 2e tranche: arboregelgeving vereenvoudigen/werkbaarder maken;
b. Onderdeel 1e tranche RRP: opstellen van RI&E vereenvoudigen door ontwikkeling en gebruik branche-RI&E
te stimuleren en gerichte ondersteuning;
c. Aanpassen bestaande regelgeving: minder regeldruk (meer efficiëntie) door mogelijk
maken digitaal liftboek (i.p.v. alleen papieren liftboek);
d. Aanpassen bestaande regelgeving: betere werkbaarheid door verduidelijking regelgeving
en wegnemen interne tegenstrijdigheid regelgeving;
e. Aanpassen bestaande regelgeving: betere werkbaarheid door verouderde regelgeving
te actualiseren (aansluitend op technologische ontwikkelingen scheepvaart) en toekomstbestendig
te maken;
f. Afzien van nieuwe regelgeving: de dan noodzakelijke zeer strikte regulering zou
in praktijk veel vragen van bedrijven die de mogelijkheid om testen zouden willen
gebruiken;
g. Afzien van nieuwe regelgeving: voorkomen regeldrukkosten en ervaren regeldruk bij
bedrijven door niet invoeren onderzoeksplicht NLA na melding bedrijfsarts (want krijgt
al opvolging, dus overbodig).
Zieke werknemers gaan uit dienst met een vaststellingsovereenkomst
SZW
Formeel is dan sprake van een (verwijtbare) benadelingshandeling Ziektewet, waardoor
er geen recht is op een Ziektewetuitkering en zo nodig wordt ook de uitbetaalde WW-uitkering
teruggevorderd. UWV is hierover al samen met het Ministerie van SZW in gesprek, dit
wordt de komende periode geïntensiveerd om zo gezamenlijk tot oplossingen te komen.
Hierbij gaat het ook op welke wijze werkgevers en werknemers beter op hun gezamenlijke
verantwoordelijkheden kunnen worden aangesproken.
Inkomensregistratie onderzoeken
SZW met FIN
Beoogde reductie: de eventuele verschuiving van administratieve lasten vermindert
regeldruk. EZ sluit evt. ook aan bij evt. gesprekken met relevante stakeholders.
In opdracht van het Topberaad Inkomensondersteuning wordt een verkenning gestart naar
mogelijke verbeteringen van inkomensregistratie in Nederland voor ondernemers en resultaatgenieters.
Globale omschrijving reductie: nu zijn veel functies in de overheid afhankelijk van
inkomen (zowel om belasting te innen, alsook om inkomensondersteuning te bieden).
Echter er ontbreekt veel actuele informatie (voornamelijk van eenmanszaken). Nu wordt
deze informatie door burgers zelf aangeleverd bij instanties en jaarlijks achteraf
getoetst aan vastgestelde verzamelinkomens of andere contra-informatie. Dat zorgt
voor een deel van deze groep voor problemen (hoge terugvorderingen van toegekende
uitkeringen, tegemoetkomingen etc.). Met deze verkenning wordt onderzocht of en zo
ja op welke manier deze inkomensgegevens wel tijdig kan worden ontvangen.
Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER)
VRO
Gemiddeld € 30.000,- per gebouwde woning en halvering planvoorbereidingsfase: van
gemiddeld 7 jaar naar circa 3,5 jaar.
(Ont)Regel de Zorg: brede aanpak om te komen tot regeldrukvermindering in de zorg,
hierbij wordt samengewerkt met systeem- en zorgpartijen
VWS
Halveren van de administratietijd per 2030 naar maximaal 20% van de werktijd van zorgverleners.
X Noot
1
regeldrukreductie in aanpak versterking ondernemingsklimaat
Zie Kamerbrief Aanpak versterking ondernemingsklimaat, september 2025
X Noot
2
Kamerstuk 32 637, nr. 697
BIJLAGE 4 EUROPESE REGELDRUKREDUCTIE
De Europese Commissie heeft een stevige ambitie om regeldruk terug te dringen.41 In de Raad van de Europese Unie werkt Nederland samen met de andere lidstaten en
de Europese Commissie aan de versterking van het beleid om regeldruk te verminderen.
In februari van dit jaar heeft de Commissie in een mededeling een omvangrijk nieuw
pakket aan acties en maatregelen gepresenteerd om te werken aan effectievere uitvoering
en vermindering van regeldruk voor burgers, bedrijven en overheden.42 Een goed functionerende Europese interne markt is daarbij essentieel. Want ondernemers
worden in de praktijk nog te vaak geconfronteerd met uiteenlopende complexe procedures
en versnipperde handhaving. Uw Kamer ontvangt op een later moment een actualisering
van de huidige interne markt actieagenda43. Hierin staan de interne markt barrières beschreven die het kabinet adresseert.
Onderdeel van de agenda om deze doelen te halen is de aankondiging van Omnibussen
(het combineren, stroomlijnen en verduidelijken van wetgeving), en een aantal andere
voorstellen voor bundeling en vereenvoudiging van bestaande wetgeving. Inmiddels heeft
de Commissie al meerdere Omnibuspakketten gepubliceerd. Omdat ik besef hoe omvangrijk
de lasten voor ondernemers zijn die voortkomen uit Europese verplichtingen, zoals
die van de huidige CSRD, ben ik positief gestemd over de Omnibus-voorstellen die de
bedrijven in de EU en dus ook in Nederland weer concurrerender moeten maken. Het kabinet
steunt de lijn naar vergaande vereenvoudiging die de Europese Commissie hier inzet,
evenals de urgentie ervan, zonder de gerelateerde beleidsdoelstellingen en het beoogde
beschermingsniveau van wetgeving te ondermijnen.
Het kabinet zet zich in om hier zoveel mogelijk regeldrukreductiepotentieel te effectueren.
Daarbij richt het kabinet zich niet alleen op de inhoud van bestaande voorstellen,
maar ook op het waar mogelijk agenderen van nieuwe initiatieven om onnodige regeldruk
te verminderen op thema’s die voor Nederland van belang zijn. Op meerdere punten komt
de Commissie in de mededeling tegemoet aan de verzoeken en suggesties die Nederland
eerder heeft gedaan om te werken aan vermindering van regeldruk. Zo heeft Nederland
er eerder op aangedrongen dat er meer aandacht wordt gegeven aan een uniforme uitvoering
en effectieve handhaving van EU-regels. Het is positief dat de Commissie in deze mededeling
op deze punten in gaat. Met name de «uitvoeringsdialogen» waarbij de Commissie met
tal van belanghebbenden in gesprek gaat over de wijze waarop regels worden uitgevoerd
en de aankondiging van de Commissie snel en resoluut te zullen handhaven, zijn in
dat opzicht interessant.
Nederland heeft er ook voor gepleit dat alle bestaande regels systematisch tegen het
licht worden gehouden om waar mogelijk regeldruk te verminderen en dat daarbij vooral
wordt gekeken naar wat ondernemers in de praktijk als meest knellend ervaren. De Commissie
heeft in deze mededeling aangekondigd dit inderdaad te gaan doen en daarvoor «praktijkchecks»
te zullen uitvoeren. Die checks zijn erop gericht om van ondernemers – met name uit
het mkb – te horen hoe EU-regelgeving in de praktijk wordt ervaren.
Nederland heeft herhaaldelijk benadrukt dat voorstellen voor regelgeving zouden moeten
worden voorzien van een effectbeoordeling om de regeldrukgevolgen te kunnen inschatten
en erop gewezen dat er in diverse gevallen voorstellen worden gedaan zonder dat er
een effectbeoordeling is gemaakt. Het is in dat opzicht een stap in de goede richting
dat de Commissie aankondigt om in meer gevallen de effecten van voorgenomen gedelegeerde
handelingen en uitvoeringshandelingen te zullen toetsen.
Nederland is zich ervan bewust dat de Europese Commissie het niet alleen kan. Ook
medewetgevers en individuele lidstaten hebben een verantwoordelijkheid.
Het kabinet wil die verantwoordelijk zeker nemen, bijvoorbeeld waar het gaat om het
meewegen van regeldruk in standpuntbepalingen en onderhandelingen. De nieuwe rol bij
de totstandkoming van BNC-fiches, die ATR op grond van de Instellingswet krijgt, zal
de kwaliteit vergroten van de regeldruk-analyses die het kabinet maakt van EU-voorstellen.
Hieronder wordt nader ingegaan op de Omnibuspakketten en op de door de Commissie gemaakte
inschattingen van de EU-brede regeldrukreductie die met de Omnibusvoorstellen zou
kunnen worden gerealiseerd. Deze bedragen kunnen afwijken in het geval het voorstel
van de Commissie na onderhandelingen met de Raad en het Europees Parlement nog worden
gewijzigd.
1. Omnibuspakket I over de vereenvoudiging van duurzaamheidsrapportages
De duurzaamheidsrapporteringsverplichtingen worden toespitst op de grootste ondernemingen
die waarschijnlijk de grootste impact zullen hebben op mens en milieu. Zo worden kleinere
ondernemingen er niet mee belast. Dit omnibuspakket omvat maatregelen voor:
• Beter toegankelijke en efficiëntere duurzaamheidsrapportering (CSRD) met een boogde
besparing van jaarlijks € 4,4 miljard, eenmalige besparingen circa € 1,6 miljard bij
implementatie, en een reductie van reikwijdte van 80% minder ondernemingen die rapportageplichtig
zijn;
• Het vereenvoudigen van de passende zorgvuldigheid (due diligence) om verantwoorde
handelspraktijken te ondersteunen (CSDDD) met een beoogde besparing van jaarlijks
circa € 320 miljoen en eenmalig circa € 60 miljoen bij implementatie;
• Het versterken van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie voor een eerlijkere
handel (CBAM) (beoogde besparing nog niet gekwantificeerd);
• Taxonomieverordening met een besparing van jaarlijks € 0,8 miljard (inbegrepen bij
CSRD-cijfers, omdat dit voortkomt uit vrijstelling van taxonomie-rapportage voor bedrijven
buiten CSRD-scope).
2. Omnibuspakket II over het vereenvoudigen van investeringen
Dit pakket is gericht op het verminderen van rapportageverplichtingen, vooral voor
financiële tussenpersonen en eindgebruikers van InvestEU-financiering door middel
van vereenvoudigde rapportage. Concreet wordt verwacht dat deze maatregelen ongeveer
€ 350 miljoen aan administratieve lastenbesparing opleveren gedurende de resterende
looptijd van het programma.
3. Omnibuspakket III over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)
In dit pakket worden administratieve processen voor boeren en overheidsinstanties
vereenvoudigd, wat leidt tot minder administratieve lasten. Er vindt nadere vereenvoudiging
plaats door het verminderen van overlap tussen EU-regelgeving en nationale wetgeving,
waardoor minder dubbele rapportage en controles nodig zijn. Er zijn maatregelen gericht
op efficiëntere crisis- en risicobeheersinstrumenten. Procedures rondom strategische
nationale plannen (GLB Nationaal Strategische Plannen – NSP) worden gestroomlijnd
om deze flexibeler en minder belastend te maken en de gebruiksvriendelijkheid van
GLB-beleidsinstrumenten die zijn gericht op het mkb, specifiek kleinere boeren, wordt
verbeterd. Hierbij is de kwantitatieve indicatie van regeldrukvermindering circa EUR
1,58 miljard per jaar. De Commissie wijst er echter op dat de impact afhangt van de
keuzes die lidstaten maken. Bij de voorgestelde aanpassingen om het concurrentievermogen
van landbouwbedrijven te vergroten, ziet het kabinet kansen om de regeldruk te verminderen.
Dit is echter niet door de Commissie gekwantificeerd.
4. Omnibuspakket IV
• Onderdeel Definitie small mid-cap
De Commissie introduceert een nieuwe categorie ondernemingen, de zogenoemde small
midcaps (SMC's; ondernemingen met minder dan 750 werknemers en hetzij tot € 150.000.000
omzet, hetzij tot 129.000.000 aan totale activa). Deze kleine midcaps krijgen voor
het eerst toegang tot bepaalde bestaande voordelen voor kleine en middelgrote ondernemingen,
zoals specifieke afwijkingen in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) of vereenvoudigde regels, zoals prospectusregels die de notering van SMC's op
de aandelenmarkt eenvoudiger en goedkoper maken. Met de definitie van deze categorie
verwacht de Commissie een impact van € 79,2–93,3 miljoen EUR.
• Onderdeel Digitalisering en gemeenschappelijke specificaties
De maatregelen zien op productregelgeving, waaronder de mogelijkheid voor de commissie
om gemeenschappelijke specificaties op te stellen, digitalisering van rapportage en
instructies, elektronische conformiteitsverklaringen, instructies om fysieke documentstromen
en opslagbehoeften, verplichte toevoeging van een digitaal contact, gebruik van een
digitaal productpaspoort en vermindering van rapportageverplichtingen voor nationale
autoriteiten. Voor dit onderdeel van het omnibuspakket ontbreken kwantitatieve inschattingen
door de Commissie.
• Onderdeel Batterijenverordening
Hier heeft de Commissie de verplichtingen om te voldoen aan de nieuwe zorgvuldigheidsregels
uitgesteld naar 2027. Het kabinet verwacht dat bedrijven dit uitstel als positief
ervaren, omdat zowel bedrijven als toezichthouders zo meer tijd hebben om zich hierop
voor te bereiden. Het voorstel wordt in samenhang gezien met het hieboven genoemde
small midcaps-voorstel, dat het toepassingsbereik en de rapportagefrequentie verkleint.
Dit leidt tot regeldrukverlaging. Er is geen kwantitatieve inschatting gegeven van
de regeldrukreductie, maar de verwachting is dat de maatregel regeldruk zal verminderen
door de implementatie beter te laten aansluiten op de praktijk.
5. Omnibuspakket V Defensiegereedheid
Dit pakket beoogt juridische en administratieve belemmeringen voor defensiegereedheid
in Europa weg te nemen. De Commissie stelt dat bestaande EU-regelgeving onvoldoende
toegerust is op deze nieuwe realiteit.
Kernmaatregelen in het pakket omvatten:
• Een versnelde vergunningprocedure (max. 60 dagen) voor defensie gerelateerde projecten
via een nationaal «één-loket»-systeem;
• Verduidelijking van bestaande uitzonderingen in milieu, natuur- en arbeidswetgeving
zodat deze toepasbaar zijn op defensiegereedheid;
• Vrijstellingen voor invoerrechten en rapportageverplichtingen voor militaire goederen
en kritieke grondstoffen;
• Verduidelijking van het EU-duurzaamheidskader om investeringen in defensie-industrie
te faciliteren;
• Aanpassingen in de EDF-verordening ter vergroting van flexibiliteit, voorspelbaarheid
en snelheid van financiering, inclusief testactiviteiten in Oekraïne;
• Wijzigingen in de richtlijn voor intra-EU overdracht van defensieproducten en de Defensieaanbestedingsrichtlijn,
gericht op vereenvoudiging, innovatiebevordering en administratieve verlichting.
6. Omnibuspakket VI Chemie
De Commissie heeft een voorstel gedaan tot wijziging van de Verordening classificatie,
labelen en verpakking van chemische stoffen (CLP), cosmetica (CPR) en meststoffen
(FPR). Het hoofddoel is vereenvoudigen en stroomlijnen van bepaalde vereisten en procedures
voor chemische producten en het terugdringen van administratieve lasten zonder afbreuk
te doen aan gezondheid of milieu. Ook is er een voorstel tot uitstel van de inwerkingtreding
van de nieuwe CLP-vereisten tot 1 januari 2028, om juridische zekerheid te bieden
en lasten voor bedrijven te verminderen.
Er is nog geen volledige impact assessment opgesteld vanwege de urgentie, wel een
staff working document met kostenramingen en onderbouwing op basis van consultaties en eerdere analyses.
De inschatting van de Commissie is dat CLP minstens € 333 miljoen (typografie), € 30 miljoen
(advertenties) aan besparing oplevert.
7. Toekomstige Omnibussen
De Commissie heeft nog vier omnibussen aangekondigd; een omnibus digitaal, militaire
mobiliteit, milieu en voedselveiligheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken