Brief regering : Strategie kinderrechten online
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1392
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2025
Kinderen en jongeren groeien op in een digitale samenleving die steeds diepgaander
verweven raakt met hun dagelijkse fysieke leven. Waar technologie kansen biedt voor
ontwikkeling, creativiteit en verbinding, brengt het ook risico’s met zich mee: van
schadelijke content en datamisbruik tot gevaarlijke «challenges» op sociale media,
sociale druk en verlies van autonomie. In deze werkelijkheid kunnen kinderen zich
niet altijd zelfstandig beschermen en weerbaar opstellen.
Zij hebben recht op een digitale leefomgeving waarin hun veiligheid, gezondheid, welzijn
en rechten daadwerkelijk vooropstaan.
Het kabinet wil ervoor zorgen dat de digitale leefomgeving van kinderen veilig(er)
wordt en hun rechten geborgd en versterkt worden. Deze Kamerbrief beschrijft de strategie
voor deze opgave die tot stand is gekomen in dialoog met partners uit beleid, praktijk,
toezicht, het maatschappelijk middenveld, wetenschap en industrie.1 Ik, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, stuur u deze
brief mede namens de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport en de
Staatssecretaris van Participatie en Integratie.
Tijdens gezamenlijke strategiesessies hebben we verkend wat nodig is om kinderen in
de digitale wereld beter te beschermen, te versterken en te betrekken. Het VN-Kinderrechtenverdrag2 vormt hierbij het fundament. Dit verdrag verplicht overheden om de rechten van het
kind te waarborgen. Ook in de digitale wereld. Het verdrag kent veel verschillende
rechten, zoals het recht op bescherming, participatie, privacy, spelen, ontspanning
en ontwikkeling.
Het beschermen van kinderrechten in de digitale wereld is een breed vraagstuk. De
problemen variëren sterk: kinderen zien bijvoorbeeld voor hen schadelijke content,
komen in aanraking met gevaarlijke contacten, komen in een informatiefuik terecht
of verrichten kinderarbeid. Veel partijen werken aan (deel)oplossingen en integraal
beleid is nodig om alle puzzelstukken bij elkaar te brengen. Om te komen tot integraliteit
en een gedeelde strategie heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) samen met betrokken partijen de problemen naast elkaar gelegd en gekeken of
er dwarsdoorsnijdende oorzaken en mogelijke oplossingen zijn.
Dat heeft geleid tot vijf overkoepelende opgaven waarop er een behoefte is aan beleidsintensivering
en een lange termijnkoers. In de eerste plaats zien we bij meerdere vraagstukken dat
bestaande wetgeving de bestaande problemen onvoldoende adresseert. Zo wordt kinderarbeid
in de digitale wereld bijvoorbeeld onvoldoende gereguleerd en zijn ook verleidingstechnieken
in digitale diensten voor kinderen beperkt gereguleerd. Een tweede punt waarop beleidsintensivering
nodig is, is voorlichting aan ouders en opvoeders. Bij vrijwel alle onderwerpen, of
het nu gaat om risico’s op gevaarlijke contacten of gezond schermgebruik, vragen ouders
om handvatten. Daarnaast zien we dat voor alle vraagstukken adequaat onderwijs over
de kansen en risico’s van de digitale wereld een cruciale rol speelt. Door kinderen
en jongeren online weerbaar te maken, lopen zij minder risico in de digitale wereld.
Ten vierde zien we dat kinderen beter betrokken kunnen worden bij beleid dat gemaakt
wordt op het terrein van online kinderrechten. Beleid wordt effectiever wanneer de
stem van kinderen en jongeren daarin goed is verwerkt. En tot slot zien we dat de
samenwerking tussen verschillende partijen op veel onderwerpen beter kan.
We komen dan ook tot de volgende vijf beleidslijnen die we in deze brief met concrete
acties uitwerken:
1. Wetgeving, handhaving en naleving
2. Ouders en opvoeders beter toerusten
3. Onderwijs als fundament voor digitale weerbaarheid
4. Kinderen, jongeren en opvoeders betrekken als partners
5. Faciliteren en versterken samenwerking netwerkpartners
Acties binnen deze beleidslijnen worden door verschillende departementen opgepakt,
waarbij het Ministerie van BZK een coördinerende rol vervult. Het Ministerie van BZK
zorgt voor afstemming en bewaking van de voortgang. Ook zorgt het Ministerie van BZK
dat de beleidslijnen periodiek geëvalueerd en bijgesteld worden. Uw Kamer wordt hiervan
jaarlijks op de hoogte gesteld. De betrokken departementen zijn de Ministeries van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Economische
Zaken (EZ), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Justitie en Veiligheid (JenV)
en Financiën (FIN). Samen hebben we met deze strategie tot doel dat kinderen veilig,
gezond en met de juiste vaardigheden, en met vertrouwen kunnen opgroeien in de digitale
wereld.
Op de initiatieven en voorstellen uit de initiatiefnota’s van Ceder en Six-Dijkstra,3 en Van der Werf4 wordt dit najaar t ingegaan in een aparte brief aan uw Kamer.
1. Wetgeving, handhaving en naleving
Uit de Jongerenraad Digitalisering
Kinderen geven aan dat ze zich vaak niet bewust zijn van de gevolgen van hun online
gedrag, zoals het doen van aankopen in games onder sociale druk of het delen van persoonsgegevens.
Ze ervaren soms spijt van dingen die ze doen online. Dit onderstreept het belang van
strengere en beter toepasbare regels rondom commerciële beïnvloeding en dataverzameling
bij minderjarigen, en het versterken van toezicht op naleving door platforms.
Er is behoefte aan duidelijke, afdwingbare regels die digitale diensten verplichten
om kinderen actief te beschermen. Verschillende wetten – zoals de Algemene Verordening
Gegevensbescherming5 (AVG), de Richtlijn audiovisuele mediadiensten6 (AVMSD) en de Digital Services Act7 (DSA) – zien hier op Ontwikkelingen moeten scherp in de gaten worden gehouden. Bijvoorbeeld
als het gaat om verslavende ontwerptechnieken en schadelijke algoritmes. Ook is effectieve
handhaving van bestaande wetgeving cruciaal. Om wetgeving, handhaving en naleving
te versterken, zetten we als kabinet in op de volgende concrete acties:
• Effectieve handhaving van de Digital Services Act en het nader uitwerken van de inzet op het gebied van verslavend en polariserend
ontwerp in de aankomende Digital Fairness Act (DFA), in relatie tot de motie Kathmann cs.8 Dit najaar ontvangt u hierover een aparte brief.
• Binnen het kader van de DFA wordt ook ingezet op verdergaande Europese regulering
van de gamesector. Bij de Europese Commissie is op verschillende momenten aangedrongen op een Europees
verbod op lootboxes, extra regulering voor pay-to-win-mechanismen en het gebruik van
digitale munten.
• Op nationaal niveau wordt nieuwe wet- en regelgeving gemaakt om online kinderarbeid (kidfluencing, kinderen in familievlogs en mom-en dadfluencers) te reguleren zodat mistanden die zich hierbij voordoen beter kunnen worden aangepakt.
Deze wet- en regelgeving, wordt onder leiding van het Ministerie van SZW uitgewerkt.
• Ook werken we aan sterk en doelgericht toezicht. De verantwoordelijkheid voor onafhankelijke toezichthouders ligt bij de betrokken
vakdepartementen. Het Ministerie van BZK zal relevante thema’s signaleren en deze,
zo nodig, onder de aandacht brengen.
• We voeren ook gesprekken met (zeer grote) online platforms
9, onder andere naar aanleiding van de motie van Ceder en Dral10, over de verantwoordelijkheden voor de bescherming van minderjarigen en hoe zij hierin
transparanter kunnen opereren.
• Daarnaast verkennen we veilige, inclusieve, privacyvriendelijke enuitvoerbare manieren
van leeftijdsverificatie. We kijken hierbij of we de white label app voor leeftijdsverificatie, die de Europese
Commissie deze zomer lanceert, voor Nederland kunnen doorontwikkelen. Het Ministerie
van BZK heeft in dit kader TNO gevraagd om op basis van de technische specificaties
van de app te verkennen wat de mogelijkheden hiervoor zijn. De uitkomsten van dit
onderzoek zullen dit najaar met uw Kamer worden gedeeld.
• Momenteel werkt het Ministerie van Financiën aan de implementatie van de herziene
Europese Richtlijn consumentenkrediet (CCDII). In het conceptvoorstel ter implementatie
is invulling gegeven aan de breed gedragen politieke en maatschappelijke wens om te
voorkomen dat jongeren gebruik kunnen maken van Buy Now, Pay Later (BNPL)-diensten.
In de implementatiewet is een verbod opgenomen tot het verstrekken van BNPL-krediet
aan personen onder de 18 jaar en de wet schrijft voor dat BNPL-ondernemingen de leeftijd
van consumenten moeten verifiëren.
Samen versterken deze acties het fundament van een veilige en gezonde digitale omgeving
voor kinderen. Door wetgeving beter toe te snijden op de digitale realiteit, handhaving
te verbeteren en toezicht doelgericht aan te jagen, zorgen we ervoor dat rechten van
kinderen ook online daadwerkelijk beschermd worden.
2. Ouders en opvoeders beter toerusten
Uit de Jongerenraad Digitalisering
Jongeren geven aan dat regels thuis waardevol zijn, mits ze eerlijk, duidelijk en
samen besproken zijn. Ze willen wél met hun ouders praten over online risico’s, maar
ervaren dat ouders soms onvoldoende luisteren, snel oordelen of digitale kennis missen.
Het is van belang ouders beter toe te rusten: niet alleen met kennis over risico’s,
maar ook met handvatten voor een open, gelijkwaardig gesprek met hun kind.
Ouders vervullen een cruciale rol bij het begeleiden van hun kinderen in de digitale
wereld. Zij willen hun kinderen goed begeleiden, maar voelen zich daar vaak onvoldoende
voor toegerust. Er is behoefte aan toegankelijke en concrete handvatten, bijvoorbeeld
over schermtijd, mediaopvoeding en het herkennen van digitale risico’s. Daarbij is
het ook van belang dat ouders met hun kinderen bespreken dat online content gekleurd
(niet op feiten gebaseerd) kan zijn. Gerichte campagnes en richtlijnen kunnen helpen
om digitale opvoeding normaler, makkelijker en effectiever te maken, ook voor mede-opvoeders
zoals leerkrachten, jeugdwerkers of sportcoaches. Om ouders en andere opvoeders beter
toe te rusten in de digitale opvoeding, zetten we in op een combinatie van communicatie,
voorlichting, instrumenten en samenwerking met diverse partijen. Het kabinet ondersteunt
ouders en opvoeders met de volgende acties:
• Een publiekscampagne over digitale opvoeding, gericht op het vergroten van bewustwording van zowel de kansen en risico’s van digitale
diensten als het bieden van praktische handvatten. Deze campagne wordt momenteel voorbereid
en zal worden gevoed door samenwerking met partijen met gerichte expertise, zoals
Netwerk Mediawijsheid. In het kader van deze campagne wordt de mogelijkheid tot een
bijsluiter bij de verkoop van apparaten als smartphones en tablets verkend (motie
van Kathmann/Van der Werf).11 De richtlijn gezond en verantwoord scherm- en sociale mediagebruik12 (motie van der Werf c.s.13/Kathmann c.s.)14 zal ook onderdeel uitmaken van deze campagne.
• We werken nauw samen met Netwerk Mediawijsheid, dat via aangesloten partners ook ouders en opvoeders bereikt. Samen met hen verkennen
we welke aanvullende informatiebehoefte er leeft, en hoe deze het beste kan worden
ingevuld. In het kader van de publiekscampagne ontwikkelt Netwerk Mediawijsheid ook
een nieuwe landingspagina speciaal voor ouders, met praktische tips, ervaringsverhalen
en toegankelijke informatie over digitale opvoeding. Zo krijgen ouders laagdrempelige
ondersteuning die aansluit bij hun dagelijkse praktijk.
• In lijn met de motie Kathmann en van der Werf15 steunen wij de ontwikkeling van een digitale Kijkwijzer door het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM).
Het NICAM heeft de relevante expertise in huis voor de ontwikkeling van een uniform
beschermingssysteem voor en samen met de sociale mediaplatforms, zoals dat ook al
bestaat voor de andere mediaplatforms (televisie, bioscopen en streamingsdiensten)
waar beelden worden getoond aan kinderen en jongeren.
• Daarnaast werken we aan de mogelijkheden voor implementatie van een Gamecheck. Hierover zijn we met NICAM in gesprek om te kijken naar de praktische uitvoering
en mogelijke koppeling met de door NICAM ontwikkelde Gamewijzer. Dit instrument moet
ouders (en jongeren) laten zien of games mogelijk schadelijk zijn voor bepaalde leeftijden,
en draagt zo bij aan bewuster gebruik.
• Het Kinderrechten Impact Assessment (KIA)16 wordt daarnaast ingezet als instrument om met de industrie het gesprek aan te gaan
over de risico’s én kansen van specifieke digitale diensten voor kinderrechten. KIA’s
zijn toegepast op de sociale media platforms Instagram, SnapChat en TikTok en worden
tegelijkertijd met deze strategie aan uw Kamer toegestuurd. In het najaar wordt gestart
met het toepassen van KIA’s op streamingdiensten en gaming platforms.
• Ook het veld van jeugdprofessionals, zoals maatschappelijk werkers, leerkrachten, jeugdwerkers of sportcoaches, wordt
actief betrokken. Zij spelen als mede-opvoeders een belangrijke rol. Het Ministerie
van VWS heeft daarom een adviserende richtlijn ontwikkeld voor gezond en verantwoord scherm- en sociale mediagebruik.17 Deze richtlijn is primair gericht op het bieden van houvast voor ouders en opvoeders,
maar is ook bedoeld als praktisch handvat voor jeugdprofessionals. Bij de implementatie
wordt hieraan expliciet aandacht besteed.
Samen versterken deze acties de positie van ouders en opvoeders: niet als enige verantwoordelijken,
maar als partners in een bredere beweging richting een veiligere en gezondere digitale
leefomgeving voor kinderen.
3. Onderwijs als fundament voor digitale weerbaarheid
Uit de Jongerenraad Digitalisering
Kinderen reflecteren verrassend scherp op hun eigen digitale gedrag en de invloed
van schermgebruik op hun welzijn. Sommigen geven aan spijt te hebben van online keuzes
of zich zorgen te maken over wat ze delen. Dit laat zien dat het onderwijs meer kan
betekenen in het aanleren van digitale reflectie en ethiek, naast technische vaardigheden.
Digitale weerbaarheid vraagt om structurele aandacht in het curriculum, met ruimte
voor gesprek en oefening.
Digitale geletterdheid verdient een structurele en brede plaats binnen het onderwijs, niet alleen op technisch
vlak, maar ook pedagogisch en ethisch. Scholen spelen een sleutelrol bij het versterken
van de digitale weerbaarheid van kinderen en jongeren. Zij bereiden leerlingen voor op een samenleving waarin
digitale technologie onlosmakelijk is verbonden met het dagelijkse fysieke leven.
Leerlingen moeten worden toegerust om zich bewust, kritisch en creatief te bewegen
in de digitale wereld. Dit vereist een zorgvuldige curriculumontwikkeling en nauwe samenwerking tussen onderwijsinstellingen, overheden, bedrijven en maatschappelijke
organisaties. Daarnaast zijn duidelijke kaders nodig voor het verantwoord gebruik
van kunstmatige intelligentie (AI) in het onderwijs, met oog voor autonomie, privacy
en gelijke kansen.
• Komende tijd vindt de curriculumherziening voor digitale geletterdheid in het primair onderwijs en in de onderbouw van het voortgezet (speciaal) onderwijs
plaats. Doel hiervan is om het curriculum beter aan te laten sluiten op maatschappelijke
veranderingen, waaronder technologische ontwikkelingen. De herziening is opgebouwd
uit drie domeinen met bijbehorende kerndoelen. Het eerste domein richt zich op praktische
kennis en vaardigheden, zoals digitale systemen, digitale media en informatie, veiligheid
en privacy, data en AI. Het tweede domein omvat ontwerpen en maken, met aandacht voor
het creëren met digitale technologie en programmeren. Het derde domein behandelt de
wisselwerking tussen digitale technologie, de mens en de samenleving, waarbij reflectie
op het eigen digitale handelen en de maatschappelijke impact centraal staat.
De invoering van deze kerndoelen wordt gefaseerd uitgevoerd. Eerst ligt de prioriteit
bij basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen. Naar verwachting volgen de
kerndoelen digitale geletterdheid eind 2025, met een geplande definitieve invoering
per augustus 2027. Scholen krijgen zo voldoende tijd en ondersteuning om het onderwijsaanbod
zorgvuldig aan te passen. Dit wordt begeleid door professionalisering van docenten,
de ontwikkeling van leermiddelen en kennisdeling tussen scholen, beleidsmakers en
maatschappelijke partners.
• Daarnaast is sinds januari 2024 de landelijke «nee, tenzij»-afspraak van kracht voor
het weren van smartphones en andere devices uit de klas in het voortgezet onderwijs.
Vanaf schooljaar 2024–2025 geldt deze afspraak ook in het basisonderwijs en speciaal
onderwijs. De huidige afspraak is gemaakt door vertegenwoordigers uit het onderwijsveld
zelf: schoolleiders, docenten, leerlingen, ouders en bestuurders. Hierin ligt ook
de kracht, het is een afspraak van en voor het onderwijs. Zoals eerder toegezegd aan
uw Kamer, is deze afspraak gemonitord en recent met alle betrokken partijen geëvalueerd.
Op 3 juli 2025 heeft uw Kamer de uitkomsten van de éénmeting en de evaluatie ontvangen.
Uit de éénmeting blijkt dat scholen deze afspraak goed toepassen en dat de effecten
positief zijn: leerlingen zijn socialer, voelen zich veiliger en ervaren minder afleiding.
Meer dan de helft van de scholen hanteert inmiddels een «thuis of in de kluis»-beleid;
de overige scholen laten leerlingen hun telefoon aan het begin van de les inleveren.
De betrokken partijen zijn zeer tevreden met de resultaten en moedigen scholen aan
om deze koers vast te houden.18 Op 3 juli jl. heeft uw Kamer de motie Van der Werf c.s. aangenomen die de regering
verzoekt om de huidige afspraak aan te scherpen naar een verplicht «thuis of in de
kluis»-beleid.19 In de reactie op de Initiatiefnota Van der Werf zal ik uw Kamer nader informeren
over de uitvoering van de betreffende motie.
• Mediawijsheidonderwijs blijft een onmisbaar onderdeel van digitale geletterdheid en is van groot belang
voor digitale weerbaarheid. Van kritisch omgaan met informatie tot het herkennen van
online manipulatie en schadelijke content: initiatieven zoals de Week van de Mediawijsheid
waarin inmiddels meer dan 240.000 kinderen de serious game Media Masters spelen en
gerichte lesprogramma’s op scholen zorgen al voor brede aandacht. We blijven ons inzetten
om de verspreiding hiervan te vergroten en ontwikkeling van effectieve lesmaterialen
te stimuleren.
• Er ligt nog een grote kans voor een grotere ondersteunende rol voor bibliotheken in
het onderwijs, waarbij digitale geletterdheid een stevigere en structurele plek kan
krijgen binnen de Bibliotheek op School. Hier ligt al een prachtige infrastructuur; bibliotheken werken binnen het primair
onderwijs samen met ruim 85% van alle scholen en binnen het voortgezet onderwijs met
56% van alle scholen.
Het versterken van digitale weerbaarheid vraagt dus om een gezamenlijke aanpak van
scholen, overheid, maatschappelijke organisaties en technologiebedrijven. Alleen zo
kunnen we jongeren niet alleen beschermen, maar ook voorbereiden op een actieve, bewuste
en veilige rol in de digitale samenleving
4. Kinderen, jongeren en opvoeders betrekken als partners
Kinderen en jongeren zijn niet alleen gebruikers van digitale diensten, maar ook mede-vormgevers van de digitale wereld. Hun ervaringen, kennis en ideeën zijn essentieel voor effectief en toekomstbestendig
beleid. Daarom is het nodig om jongeren structureel te betrekken bij beleidsvorming,
implementatie en evaluatie. Dit gebeurt via jongerenraden, co-creatieve ontwikkeltrajecten
en platforms waar zij in gesprek gaan met beleidsmakers, bedrijven en maatschappelijke
organisaties. Om deze betrokkenheid te verankeren, stimuleren we de inzet en uitbreiding
van jongerenraden en jongerenadvies, zoals:
• De Jongerenraad Digitalisering van BZK, die zich specifiek richt op digitale kinderrechten en digitale weerbaarheid. Daarnaast
zetten we in op co-creatieve ontwikkeltrajecten, waarin jongeren actief meedenken
en meebouwen aan beleid en oplossingen. Zo ook op platforms waar zij in dialoog gaan
met beleidsmakers en partners uit verschillende sectoren. Deze aanpak volgt de Europese
BIK+ strategie,20 die het betrekken van jongeren als volwaardige partners in digitale besluitvorming
centraal stelt. Jaarlijks zal aan uw Kamer worden gerapporteerd wat met de uitkomsten
van de Jongerenraad is gedaan.
• Het is belangrijk dat interventies gericht op het versterken van de digitale weerbaarheid
aansluiten op de (online) leefwereld van jongeren. In opdracht van SZW is daarom de
pilot Samen sterk tegen online haat en discriminatie gestart. Deze alliantie – opgericht door Netwerk Mediawijsheid en Diversion – ontwikkelt
samen met jongeren interventies om online grensoverschrijdend gedrag en haatzaaien
tegen te gaan.
• We verkennen de mogelijkheden voor het instellen van een Ouderraad kinderrechten online, waarin ouders en opvoeders structureel betrokken worden als gesprekspartner bij
beleid en uitvoering op dit terrein. Net als bij de Jongerenraad Digitalisering wordt
hierbij ingezet op representativiteit, ervaringsdeskundigheid en praktische inbreng,
zodat beleid beter aansluit op de dagelijkse realiteit.
• We zetten een structurele monitor op die mediagebruik en mediaopvoeding in gezinnen met kinderen van 7 t/m 12 jaar beter
in beeld krijgt, voortbouwend op het jaarlijkse Iene Miene Media-onderzoek (0–6 jaar).
Het doel is om trends en ontwikkelingen in kaart te brengen en beleidsmatig te kunnen
inspelen op het mediagebruik van deze doelgroep en de rol van ouders daarin. Met dit
initiatief beogen we uitvoering te geven aan de motie Van der Werf.21
• Daarnaast wordt samengewerkt met organisaties uit het veld van kinderrechten online om signalen over schadelijke content en andere risico’s in de digitale leefwereld van kinderen
en jongeren vroegtijdig op te vangen en te benutten voor beleidsvorming.
Door jongeren serieus te nemen als partners, vergroten we niet alleen hun digitale
weerbaarheid en betrokkenheid, maar zorgen we er ook voor dat beleid beter aansluit
bij hun leefwereld en behoeften. Dit versterkt de legitimiteit en effectiviteit van
onze gezamenlijke inzet voor een veilige en gezonde digitale samenleving voor kinderen.
5. Faciliteren en versterken samenwerking netwerkpartners
De opgave om de digitale leefomgeving van kinderen veilig(er) te maken en hun rechten
te borgen en te versterken vraagt ook om een passende rol en taakverdeling van alle
maatschappelijke partners, zoals de netwerken, allianties en coalities die al geruime
tijd actief zijn en zich bewezen hebben. In navolging van de recente strategiesessies
zal het Ministerie van BZK netwerkpartners op structurele basis blijven samenbrengen.
Deze bijeenkomsten zijn gericht op het bundelen van kennis en expertise, het versterken
van onderlinge samenwerking en het optimaal benutten van bestaande initiatieven. Conform
eerdere toezeggingen en de motie-Dral22, die met deze brief wordt afgedaan, wordt het veld actief betrokken en zal uw Kamer
jaarlijks worden geïnformeerd over de voortgang en uitkomsten van deze sessies. Daarnaast
bieden deze bijeenkomsten ruimte om actuele trends en signalen te identificeren en
te delen met toezichthouders, zodat zij hun taak zo effectief mogelijk kunnen blijven
uitvoeren.
Ter versterking van deze netwerkgerichte werkwijze, en in het bijzonder van het faciliteren
en versterken van de samenwerking wordt door UNICEF een kwartiermaker kinderrechten online aangesteld. Deze kwartiermaker vervult een aanjaag- en verbindingsfunctie tussen
overheid, maatschappelijke organisaties en kinderen. Daarmee draagt deze rol bij aan
het duurzaam borgen van kinderrechten in het digitale domein, het stimuleren van publiek-private
samenwerking en het versterken van de vertaling van kinderrechten naar beleid, praktijk
en toezicht.
Tot slot blijven we ook internationaal inzetten op samenwerking rondom de bescherming
van online kinderrechten. In lijn met de motie van het lid Van Nispen23 blijven wij hiervoor optrekken met gelijkgestemde lidstaten.
We hebben de verantwoordelijkheid om kinderen dezelfde bescherming te bieden die zij
offline hebben – én hen te helpen zich er actief, bewust en veilig in te bewegen.
Deze strategie markeert een gezamenlijke stap om de bescherming van online kinderrechten
te versterken. Samen kunnen we door middel van deze vijf beleidslijnen meer gericht
en haalbaar verschil maken.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. van Marum
BIJLAGE: ROLVERDELING TUSSEN MINISTERIES
Voor de rijksoverheid is het beschermen en ondersteunen van kinderen in de digitale
wereld een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij ieder ministerie een eigen focus
en expertise heeft:
• Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft de coördinerende rol voor het kinderrechten online beleid. BZK richt zich daarnaast
op internationale samenwerking en het vergroten van de bewustwording bij jongeren,
ouders en opvoeders over digitale kansen en risico’s en heeft daarnaast een aanjagende
rol op het gebied van toezicht.
• Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is verantwoordelijk voor het (mentaal) gezond opgroeien en opvoeden van kinderen
en jongeren, ook in de digitale context. VWS heeft een richtlijn voor gezond schermgebruik
ontwikkeld voor ouders, opvoeders en jeugdprofessionals.
• Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) draagt zorg voor het onderwijsbeleid gericht op digitale geletterdheid, voor mediawijsheid
en media-opvoeding. OCW beheert het mediabeleid, inclusief toezicht op aanbieders
van mediadiensten, zoals influencers en videoplatforms, binnen het kader van de Mediawet
en de Europese Audiovisuele Mediadienstenrichtlijn (AVMSD). Ook vallen bibliotheken
onder de verantwoordelijkheid van OCW.
• Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor de uitvoering van Europese digitale wetgeving zoals de Digital
Services Act (DSA). Daarnaast is EZ verantwoordelijk voor het algemene consumentenbeleid.
Ten slotte stimuleert EZ de ontwikkeling van innovatieve digitale tools en start-ups.
• Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zet in op het tegengaan van digitale ongelijkheid. SZW ondersteunt kwetsbare groepen
en is verantwoordelijk voor wet- en regelgeving rondom kinderarbeid, met speciale
aandacht voor kinderen die zelf vloggen of meedoen in familievlogs of via mom- en
dadfluencers. Daarnaast zet SZW in op het versterken van digitale weerbaarheid ter
preventie van (online) radicalisering en polarisatie onder jongeren.
• Justitie en Veiligheid (JenV) heeft een belangrijke rol in de bescherming van online privacy, en dus ook de privacy
van kinderen. JenV is verantwoordelijk voor de naleving en doorontwikkeling van de
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet AVG (UAVG). Daarmee
ziet het ministerie toe op een juridisch kader voor de verwerking van persoonsgegevens
van kinderen zo ook in de digitale ruimte waarbij rechtmatigheid, transparantie en
dataminimalisatie als beginselen van de AVG worden toegepast.
• Financiën (FIN) richt zich op het financieel welzijn van jongeren, met aandacht voor nieuwe vormen
van digitale financiële producten en diensten, zoals «Buy now, pay later», die risico’s
kunnen opleveren voor jongeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties