Brief regering : Internationaalrechtelijke procedures neerhalen vlucht MH17
33 997 Vliegramp MH17
Nr. 187
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2025
Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid
en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over het besluit van de Raad van
de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO-Raad) in de procedure die Nederland
op 14 maart 2022, samen met Australië, startte tegen de Russische Federatie en over
de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, het Hof) in de
statenklacht ingediend op 10 juli 2020 door Nederland tegen de Russische Federatie
over diens verantwoordelijkheid voor het neerhalen van Malaysia Airlines-vlucht MH17
(vlucht MH17) op 17 juli 2014.
ICAO-Raad procedure
Australië en Nederland hebben de ICAO-Raad gevraagd vast te stellen dat de Russische
Federatie diens verplichtingen onder het Verdrag van Chicago inzake de internationale
burgerluchtvaart geschonden heeft door het onrechtmatig gebruik van een wapen tegen
vlucht MH17 tijdens de vlucht op 17 juli 2014, waarbij alle 298 inzittenden om het
leven kwamen, en om daaraan rechtsgevolgen te verbinden, waaronder een vergoeding
van de geleden schade. De hoorzittingen van de ICAO-Raad over de inhoud van de zaak
vonden plaats in juni en oktober 2024 en in februari 2025, in afwezigheid van de Russische
Federatie, die zich op 17 juni 2024 uit de procedure terugtrok. Uw Kamer werd eerder
over de ICAO-Raad procedure geïnformeerd (Kamerstuk 33 997, nrs. 172, 175, 176, 177, 178, 182).
De ICAO-Raad heeft op 12 mei 2025 besloten dat de Russische Federatie met het neerschieten
van vlucht MH17 diens verplichtingen onder artikel 3bis van het Verdrag van Chicago heeft geschonden. Nederland en Australië zijn hiermee
in het gelijk gesteld. Het besluit van de ICAO-Raad kwam tot stand middels een geheime
stemming waarbij 22 van de 35 stemgerechtigde Raadsleden voor de claims van Nederland
en Australië stemden, 3 Raadsleden tegenstemden en 10 hun stem onthielden. De ICAO-Raad
besloot daarnaast op 21 mei 2025 unaniem dat partijen onmiddellijk te goeder trouw
onderhandelingen dienen te starten over de rechtsgevolgen, en dat zij de ICAO-Raad
regelmatig van terugkoppeling moeten voorzien over de voortgang van de onderhandelingen.
Het volledige schriftelijk besluit werd op 30 juni 2025 vastgesteld. Dit is de eerste
keer in de geschiedenis van de ICAO dat de ICAO-Raad een beslissing heeft genomen
in de inhoudelijke fase van een geschillenbeslechtingsprocedure.
Tegen het besluit van de ICAO-Raad kan door de partijen bij de zaak binnen 60 dagen
na de notificatie van het besluit (25 juli 2025) beroep worden aangetekend bij het
Internationaal Gerechtshof. De deadline hiervoor is 23 september 2025.
Nederland en Australië hebben inmiddels de Russische Federatie verzocht te goeder
trouw de onderhandelingen over de rechtsgevolgen te starten.
EHRM-procedure
Nederland diende op 10 juli 2020 een statenklacht in bij het EHRM waarin het heeft
gevraagd vast te stellen dat Rusland het EVRM heeft geschonden door het neerhalen
van vlucht MH17, de dood van alle inzittenden, de ontkenning door de Russische Federatie
van iedere betrokkenheid bij het neerhalen van vlucht MH17 en de implicaties daarvan.
De statenklacht werd ingediend om de individuele klachtprocedures van nabestaanden
bij het EHRM maximaal te ondersteunen en op te komen voor alle 298 slachtoffers en
hun nabestaanden. Uw Kamer werd eerder over het verloop van de EHRM-procedure geïnformeerd
(Kamerstuk 33 997, nrs. 152, 156, 182).
In de uitspraak van 9 juli jl. oordeelde de Grote Kamer van het EHRM dat de Russische
Federatie verantwoordelijk is voor het neerhalen van vlucht MH17 en de dood van alle
298 inzittenden. Rusland heeft zijn verplichting onder artikel 2 EVRM (recht op leven
– materieel) geschonden door de inzet van de Buk-TELAR die de dood van alle inzittenden
tot gevolg had en door geen passende maatregelen te nemen om dit te voorkomen.
Het EHRM heeft tevens vastgesteld dat de Russische Federatie artikel 2 EVRM (recht
op leven – procedureel) heeft geschonden omdat het geen eigen gedegen onderzoek naar
het neerhalen van vlucht MH17 heeft gedaan en onvoldoende medewerking heeft verleend
aan verzoeken om informatie van Nederland en het Joint Investigation Team.
Het EHRM oordeelde dat het aanhoudende intense lijden van de nabestaanden van een
dermate ernstig niveau is, mede door Rusland’s ontkenning van iedere betrokkenheid
bij het neerhalen van vlucht MH17, dat dit een schending oplevert van artikel 3 van
het EVRM, waarin het verbod op foltering en onmenselijke behandeling is neergelegd.
Doordat er in Rusland geen daadwerkelijke rechtsmiddelen voor de nabestaanden waren
die konden leiden tot de vaststelling van verantwoordelijkheid en het toekennen van
compensatie was ook sprake van een schending van artikel 13 (recht op een daadwerkelijk
rechtsmiddel) in samenhang met artikel 2 EVRM.
Het EHRM oordeelde ook dat Rusland zijn verplichtingen in verband met het belang van
de zaak niet is nagekomen (artikel 38 EVRM – plicht om mee te werken in de behandeling
van de zaak) door het niet verstrekken van informatie, het gebrek aan constructieve
betrokkenheid tijdens de ontvankelijkheidsfase, en het algehele gebrek aan deelname
bij de inhoudelijke behandeling van de zaak.
Het EHRM stelde de beoordeling van Nederland’s verzoek tot billijke genoegdoening
uit, omdat het rekening moet houden met eventuele ontwikkelingen naar aanleiding van
de beslissing van de ICAO Raad en toekenning van schadevergoeding aan Nederland in
die procedure, en met de verdere behandeling van de individuele klachten, ingediend
bij het EHRM door de nabestaanden van slachtoffers van het neerhalen van vlucht MH17.
In de vervolgprocedure van de statenklacht over de hoogte en modaliteiten van eventuele
schadevergoeding, zal Nederland in nauw contact blijven met de nabestaanden.
De uitspraak van het EHRM is definitief, er is geen hoger beroep mogelijk.
Het besluit van de ICAO-Raad en de uitspraak van het EHRM zijn cruciale stappen in
de richting van waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap voor de 298 slachtoffers
van het neerhalen van vlucht MH17 en hun nabestaanden. Twee keer in korte tijd is
op internationaal niveau vastgesteld dat de Russische Federatie verantwoordelijk is
voor het neerhalen van vlucht MH17 en daarmee het internationaal recht heeft geschonden.
Het kabinet blijft zich maximaal inspannen voor waarheidsvinding, gerechtigheid en
rekenschap voor de 298 slachtoffers van het neerhalen van vlucht MH17 en hun nabestaanden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
R.P. Brekelmans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Buitenlandse Zaken