Brief regering : Voedselverspilling in Nederland - Stand van zaken en nieuwe cijfers Monitor Voedselverspilling Update 2009-2023
31 532 Voedingsbeleid
Nr. 299
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2025
Voedselverspilling is een urgent en hardnekkig probleem dat om een gerichte en structurele
aanpak vraagt. Eten dat met veel werk, energie en waardevolle grondstoffen is geproduceerd
mag niet verloren gaan. Maar helaas wordt een vijfde van al het eten in Nederland
nooit opgegeten. Daarnaast zien we ook een structureel patroon van overconsumptie
waarbij we constateren dat de aanschaf van meer voedsel dan daadwerkelijk nodig is
wordt gestimuleerd. Dat kan en moet anders. Het is van groot belang dat we efficiënt
met onze nutriënten omgaan en rest- en bijproducten zo hoogwaardig mogelijk inzetten.
Zo benutten we de grondstoffen optimaal, dragen we bij aan voedselzekerheid, voedselweerbaarheid
en een circulaire en toekomstbestendige landbouw.
De Nederlandse beleidsdoelstelling is helder: in 2030 de voedselverspilling halveren
ten opzichte van 2015, in lijn met doelstelling van de VN (Sustainable Development
Goal 12.3). Er zijn al flinke stappen gezet. De onlangs verschenen en in bijlage toegevoegde
Monitor Voedselverspilling Update 2009–2023 laat zien dat de totale omvang van voedselverspilling
in Nederland in 2023 2.271 kiloton was. Dat is een daling van 17% ten opzichte van
2015. Vooral sinds 2020 zien we een duidelijke daling echter structurele aandacht
en verdere inzet blijft nodig om de doelstelling te kunnen behalen. Samen met de Stichting
Samen tegen Voedselverspilling (STV) en het Voedingscentrum is een succesvolle aanpak
ontwikkeld. De aanpak is al op diverse plekken zichtbaar in de keten. Zo hebben supermarkten
een geslaagde aanpak voor het terugdringen van voedselverspilling en ze maken de resultaten
daarvan ook inzichtelijk op individeel niveau1. Ik blijf mijn inzet op de vermindering van voedselverspilling gericht op de keten,
consumentenactivatie en educatie dan ook voortzetten, Maar wel met verlaagde intensiteit
vanwege minder middelen. Door de rijksbrede taakstelling op subsidiebudgetten neemt
het budget voor het terugdringen van voedselverspilling de komende jaren ook af. Daarmee
staat het doelbereik onder druk mede omdat de ingezette daling van voedselverspilling
afvlakt2. In deze brief ga ik in op de laatste ontwikkelingen en inzet om het doel zo dicht
mogelijk te benaderen.
Waardevol hergebruik
Een belangrijke route om voedselverspilling te verminderen is het gebruik van reststromen
als diervoeder. Dieren kunnen rest- en bijproducten die ongeschikt zijn voor menselijke
consumptie omzetten in hoogwaardige eiwitten, waardoor nutriënten behouden blijven
in de voedselketen. Deze vorm van valorisatie draagt bij aan een circulair voedselsysteem
en wordt in Europa erkend als voedselverspillingpreventie. Sinds 2021 werkt het cluster
«Circulaire dierlijke eiwitketen» onder coördinatie van STV met agrarische bedrijven,
voerfabrikanten, kennisinstellingen en overheden aan praktische businesscases. Ook
verkent LVVN samen met de drie grootste retailers van Nederland hoe reststromen een
groter aandeel kunnen krijgen in private label-varkensvlees.
Onderzoek van Wageningen University & Research (WUR)3 laat zien dat 58% van de reststromen al wordt benut als diervoeder, maar dat vooral
oogst- en gewasresten en bepaalde dierlijke bijproducten nog onderbenut blijven door
praktische, economische en juridische obstakels. Denk hierbij aan de concurrentie
met biobrandstoffen, versterkt door EU-bijmengverplichtingen, dubbeltelling en strenge regels voor het gebruik van bijproducten
in diervoeder.
Een andere kansrijke toepassing is het gebruik van reststromen als kweekmateriaal
voor insecten die vervolgens als diervoeder kunnen dienen. Hiervoor zijn onder meer
keukenafval en supermarktoverschotten geschikt, mits goed gecontroleerd4. Dit is nu nog niet toegestaan onder EU-regelgeving. Nederland pleit daarom in Brussel
voor actualisering en harmonisatie van regelgeving, mits ondersteund door EFSA-beoordelingen.
Tegelijkertijd zet ik in op een beleidsaanpak waarin voedsel-, diervoeder- en energiebeleid
beter op elkaar zijn afgestemd. Dit om te voorkomen dat waardevolle reststromen verloren
gaan om energie op te wekken. En hoewel EU wet- en regelgeving vooralsnog barrières
opwerpt voor de optimale benutting van reststromen in de voedselketen, groeit het
bewustzijn over de mogelijke kansen hiervoor en wil ik daar voor Nederland graag optimaal
gebruik van maken.
Europese aandacht
Het belang van voedselzekerheid en het tegengaan van voedselverspilling wordt steeds
sterker door Europa benadrukt. Met de herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen
(KRA) krijgen lidstaten voor het eerst wettelijk bindende reductiedoelen: 10% minder
verspilling in de voedselverwerkende industrie en 30% bij retail en consumenten. De
Raad heeft dit akkoord inmiddels aangenomen en naar verwachting zal het nieuwe Europees
Parlement dat dit najaar doen, waarna de implementatie kan starten.
Voor de primaire productie zijn in de herziene KRA nog geen doelen vastgesteld. De
Europese Commissie wil eerst beter in kaart brengen hoeveel voedsel hier verloren
gaat. Om de omvang van voedselverliezen voor de belangrijkste gewassen en ketens beter
in kaart te brengen voor Nederland, laat ik onderzoek uitvoeren door WUR. Daarbij
wordt onderscheid gemaakt tussen de gangbare en de biologische sector, zodat inzicht
ontstaat in verschillen en specifieke aangrijpingspunten. Dit onderzoek sluit aan
bij de motie-Grinwis (Kamerstuk 30 252, nr. 196), die vraagt om voedselverliezen in beide sectoren te kwantificeren en ketenafspraken
te maken om deze verliezen structureel te verminderen. De resultaten verwacht ik begin
2026 en deze zal ik met u delen, evenals met de Europese Commissie en andere EU-lidstaten.
Op basis hiervan worden afspraken in de keten gemaakt.
De motie verzoekt ook om Europese inzet op het versoepelen van kwaliteitsklassen voor
groente en fruit. Belangrijk om hierbij te benoemen is dat specifieke handelsnormen
slechts gelden voor elf veel verhandelde producten5 en voor de overige producten6 geldt alleen een algemene norm, waarbij uniforme kwaliteitscriteria nodig zijn voor
eerlijke concurrentie en prijsvorming. Onderzoek laat daarnaast ook zien dat deze
wettelijke normen niet de belangrijkste oorzaak zijn van verspilling7 en dat verliezen vooral ontstaan door marktpraktijken en voorkeuren van supermarkten
zelf die graag fruit en groenten zonder gebreken (Klasse 1) in de schappen wil hebben
liggen.
Per 1 januari 2025 is de Verordening (EU) 543/2011, die de kwaliteitsklassen reguleert,
vervangen door de Gedelegeerde Verordening EU 2023/2429 en de Uitvoeringsverordening
EU 2023/2430. De klassensystematiek blijft gelden voor producten met een specifieke
handelsnorm, maar de regels zijn versoepeld: zo wordt donatie van overtollige groenten
en fruit eenvoudiger en mogen producten met grotere afwijkingen alsnog verkocht worden,
mits veilig en gelabeld als «bestemd voor verwerking». Hierbij wil ik wel benadrukken
dat handelsnormen van belang blijven: ze ondersteunen telers, maken segmentering en
internationale handel mogelijk, verlengen de houdbaarheid en helpen zo verliezen beperken.
De motie-Grinwis vraagt daarnaast om inzet zodat afgekeurde producten alsnog een goede
bestemming krijgen en daarop ga ik in de volgende paragraaf nader in.
Voedselhulp
Het kabinet wil voedselzekerheid als basisvoorziening voor iedereen borgen. Helaas
zijn veel mensen aangewezen op voedselhulp. Het Rijk steunt daarom Voedselbanken Nederland,
bij voorkeur in combinatie met het tegengaan van voedselverspilling (Kamerstuk 35 420, nr. 259 en Kamerstuk 24 515, nr. 648). De motie-Grinwis vraagt om inzet zodat afgekeurde producten alsnog een bestemming
krijgen, zoals donatie aan voedselbanken. Ter opvolging verleen ik STV subsidie voor
een ketensamenwerking waarin reststromen structureel worden verwerkt tot producten
voor voedselhulporganisaties.
Van inzicht naar impact
In het begin van deze brief haalde ik de Monitor Voedselverspilling Update 2009–2023
van de WUR aan die op landelijk niveau inzichtelijk maakt waar we staan. Voor sommige
ketenschakels maakt deze monitor gebruik van zelfmonitoring die door STV wordt gecoördineerd
en aangeleverd. Deze data vormen een belangrijk vertrekpunt voor bedrijven en sectoren
om voedselverspilling te reduceren. Een belangrijke kans ligt in de verdieping van
deze monitoring. Een mooi voorbeeld is de samenwerking tussen het Rijk en supermarkten
binnen het eerder genoemde Dasboard Duurzaamheid Supermarkten8. Door verspillingsdata per supermarkt inzichtelijk te maken ontstaan er concrete
handvatten voor verbetering en stimulansen om doelen te halen. Deze aanpak bewijst
dat transparantie op bedrijfsniveau niet alleen haalbaar is, maar ook effectief bijdraagt
aan het terugdringen van verspilling. Het is daarom wenselijk dit model breder toe
te passen. Ik roep nadrukkelijk bedrijven in de ketenschakel «verwerking en fabricage» op om aan te sluiten bij STV en de zelfmonitoring op te starten. Deze schakels zijn
verantwoordelijk voor circa een derde van de totale voedselverspilling in Nederland
en vallen grotendeels buiten de directe invloedssfeer van supermarkten. In het kader
van ketenoverstijgende voedselverspilling is het belangrijk dat we ook op dit niveau
inzet en transparantie realiseren.
Tot slot
Ik wil nogmaals benadrukken dat voedselverspilling een urgent en hardnekkig probleem
is. Het tegengaan van voedselverspilling is een doel op zich en levert een noodzakelijke
bijdrage aan voedselzekerheid en aan de weerbaarheid van ons voedselsysteem. Door
efficiënter om te gaan met voedsel en grondstoffen, verkleinen we de kwetsbaarheid
van het systeem bij externe druk en onvoorziene omstandigheden.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur