Brief regering : Voortgang studentenhuisvesting september 2025
33 104 Studentenhuisvesting
Nr. 34
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2025
Op dit moment zijn er bijna 1,2 miljoen studenten die een opleiding in het mbo, hbo
en wo volgen. Het vinden van passende huisvesting nabij hun opleiding is voor velen
een voorwaarde om aan een opleiding te kunnen deelnemen. Daarnaast draagt een betaalbare
studentenwoning ook bij aan de persoonlijke ontwikkeling en het welzijn van studenten.
In 2022 hebben gemeenten, huisvesters, onderwijsinstellingen, studenten en de Ministeries
van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening (VRO) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW) de handen ineengeslagen en samen het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting
(LAS) ontwikkeld en ondertekend. De hoofddoelstelling van dit actieplan is om het
tekort aan studentenhuisvesting te verminderen door de realisatie van 60.000 betaalbare
studentenwoningen in de periode van 2022 tot en met 2030, via nieuwbouw en een betere
benutting van de bestaande woningvoorraad. Het LAS wordt conform afspraak volgend
jaar geëvalueerd, waarbij ook de een actualisatie van aantallen plaatsvindt.
Sinds 2012 wordt aan het begin van het academisch jaar de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting
(LMS) gepubliceerd die de vraag en het aanbod van studentenwoningen in kaart brengt.
Bijgevoegd vindt u de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting 2025. Uit de monitor
blijkt dat het tekort aan studentenwoningen ten opzichte van vorig jaar is afgenomen.
Dat is goed nieuws. De keerzijde is echter dat het aantal studenteneenheden in het
particuliere bezit sterk is gedaald. Om te zorgen dat er voldoende studentenwoningen
zijn vraagt dit blijvende aandacht van alle partijen.
In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van OCW, over de conclusies
van de monitor en geef ik aan welke acties wij, samen met de partners van het LAS,
ondernemen om de doelstellingen van het LAS te realiseren.
I Vraag en aanbod studentenhuisvesting
Ontwikkeling aantallen studenten op het mbo, hbo en wo
In studiejaar ’24–’25 stonden er 466.800 studenten ingeschreven bij een bekostigde
mbo-instelling. Dit is een kleine daling vergeleken met vorig studiejaar (–1.800 studenten)
en zet de dalende trend sinds 2021 voort. De prognose is dat de daling doorzet tot
460.000 studenten in studiejaar ’32–’33.
In 2024–25 stonden er totaal 727.400 studenten ingeschreven in het hbo en wo. In de
afgelopen drie collegejaren is de totale studentenpopulatie in het hbo en wo 5 procent
gedaald. De prognose is dat de daling doorzet tot 660.000 studenten in studiejaar
’32–’33. Dit is voornamelijk door een afname van het aantal Nederlandse hbo-studenten.
Het aandeel van de internationale studentenpopulatie betreft 18 procent van de totale
studentenpopulatie. Hoewel het aantal met 3.600 is gegroeid t.o.v. vorig collegejaar,
is de groei aan het afvlakken. De groei van internationale studenten betrof in 2021–22
nog 12 procent, terwijl dit is afgenomen tot 3 procent dit collegejaar.
Huidige huisvestingssituatie
Het aandeel mbo-studenten dat op zichzelf woont is de laatste jaren redelijk constant
rond de 20 procent (88.000 studenten in ’24–’25). Twee derde daarvan woont buiten
de eigen studiestad. De meeste uitwonende mbo-studenten wonen niet in studentenhuisvesting1. Van de thuiswonende studenten zegt 73 procent geen behoefte te hebben om uit huis
te gaan. Tegelijkertijd wil 22 procent dat wél, maar lukt dit niet vanwege geldgebrek
(17 procent) of gebrek aan woonruimte (5 procent). Het aandeel hbo- en wo-studenten
dat op zichzelf woont is de afgelopen 8 jaar met 4 procent gestegen en ligt in het
collegejaar ’24–’25 op 54 procent. Uitwonende hbo en wo-studenten wonen vaak (69 procent)
in dezelfde stad waar ze studeren. Thuiswonende studenten hebben diverse redenen om
niet op kamers te gaan. 23 procent heeft geen behoefte om het huis uit te gaan. 43 procent
gaf aan dat betaalbaarheid een belangrijke reden is om thuis te blijven wonen.
Ontwikkeling aanbod en huisvestingstekort
De monitor brengt het aantal gebouwde woningen, de bouwplannen en het huisvestingstekort
in kaart. In de studiesteden en randgemeenten zijn 5.000 studentenwoningen opgeleverd.
De gemeenten geven aan dat er voor 13.400 studentenwoningen harde bouwplannen zijn
voor de periode 2025 tot en met 2033.2 Daarnaast zijn er 17.100 voorlopige bouwplannen, waarvan de realisatie dus minder
zeker is.
Als graadmeter van de ontwikkeling van het tekort aan studentenwoningen gebruikt de
monitor het huisvestingstekort in de 19 studiesteden. In de 19 studiesteden wordt
het gezamenlijke huisvestingstekort voor het collegejaar ’24–’25 (peilmoment april)
geschat op 21.500 wooneenheden. Dat is iets lager dan vorig jaar (22.800). Deze daling
komt door een afname van het aantal ho-studenten en een kleiner aandeel thuiswonenden
dat op zichzelf wil gaan wonen. De daling van het tekort is beperkt doordat het particuliere
aanbod is afgenomen. Bij de start van het LAS in 2022 werd het tekort in studiejaar
2028/29 geschat tussen de 58.300 en 66.700 eenheden, dat wordt nu geschat tussen de
26.000 (in het referentiescenario) en 63.200 (in het scenario waarin van een hoge
vraag wordt uitgegaan) in het studiejaar 2032/2033.
II Maatregelen Landelijke Actieplan Studentenhuisvesting (LAS)
Het uitvoeren van het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS) vordert gestaag.
Ieder jaar bespreekt het Landelijk Platform Studentenhuisvesting (LPS) de voortgang
van het LAS en evalueert de samenwerking. Vorige maand is het LPS uitgebreid met drie
nieuwe leden: de MBO-Raad, JOBmbo en de Vereniging Hogescholen (VH). Door de uitbreiding
met deze leden wordt nu het grootste deel van alle studenten en onderwijsinstellingen
vertegenwoordigd in het LPS. Ook is het een positief signaal dat partijen verwachten
via het LPS gezamenlijk resultaten te kunnen boeken voor hun achterbannen.
Aanvullend op de 49 acties van het LAS, zijn er zijn dit jaar ook nieuwe afspraken
gemaakt tussen alle partijen. Deze zijn in de «Oplegger Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting
2022–2030»3 vastgelegd en bouwen voort op de acties uit het LAS over het ontwikkelen van richtlijnen
voor een betaalbare studentenwoning en het maken van afspraken over toegankelijkheid.
De nieuwe afspraken bestaan uit de volgende onderdelen:
• voldoende studenteneenheden waarbij wordt ingezet om de particuliere markt voor studenten
te verruimen of te behouden;
• een toegankelijke studentenwoningmarkt waarbij wordt ingezet om de toegankelijkheid
voor mbo-studenten te vergroten en studentenhuisvesting beter toegankelijk te maken
voor studenten met een beperking;
• een richtlijn voor betaalbare studentenhuisvesting die kan worden gebruikt bij de
realisatie van studentenhuisvesting.
De drie belangrijkste pijlers van het LAS zijn meer grip op instroom, vergroting van
het huisvestingsaanbod en betaalbaarheid. Hieronder ga ik in op de stand van zaken
van de belangrijkste acties uit de drie pijlers.
Meer grip op instroom
Er zijn meerdere acties afgesproken binnen het LAS om grip te krijgen op de studenteninstroom,
bijvoorbeeld rondom het ramen van de instroom van studenten (via referentieramingen),
betere sturing op de instroom van internationale studenten en betere informatievoorziening
voor (internationale) studenten. Ook in het hoofdlijnenakkoord staan maatregelen om
studiemigratie te beheersen.
Om het tekort aan studentenhuisvesting terug te dringen is het belangrijk dat het
aanbod goed is afgestemd op de vraag. Hiervoor is het van belang dat er een duidelijk
beeld is van de verwachte instroom van studenten. Deze raming wordt jaarlijks door
het Ministerie van OCW berekend in de Referentieraming. Als onderdeel van het LAS
heeft OCW zich gecommitteerd aan het uitvoeren van een onderzoek naar de verbetermogelijkheden
voor ramingen in de internationale instroom. Als gevolg van dit (en ander) onderzoek
heeft OCW in de Referentieramingen van 20244 en 20255 verbeteringen aangebracht in de ramingsmethodiek rondom de instroom van internationale
studenten en zijn bijvoorbeeld historische trends minder dominant in de raming. Als
gevolg van de gewijzigde methode blijkt dat er vanaf 2024 een lagere verwachte instroom
van internationale studenten vergeleken met de verwachtingen uit 2023. In de raming
van 2025 zijn deze verwachtingen verder naar beneden bijgesteld.
Bij de totstandkoming van het LAS gaven hogescholen en universiteiten aan behoefte
te hebben aan sturingsinstrumenten om meer grip te krijgen op de instroom van internationale
studenten. In lijn met deze afspraken werkt het Ministerie van OCW aan het wetsvoorstel
Internationalisering in Balans6 (hierna: de WIB). Met dit voorstel krijgen hbo- en wo-instellingen meer handvaten
om de internationale studenteninstroom te beheersen. Vooruitlopend op het wetsvoorstel
hebben de koepelorganisaties VH7 en UNL8 in zelfregieplannen afspraken gemaakt rondom het beheersen van internationale diplomastudenten,
bijvoorbeeld door het gebruik van numerus fixi maatregelen. Ook studentenhuisvesting is opgenomen in deze zelfregieplannen, met
daarin acties zoals betere informatievoorziening (bijvoorbeeld via Study in NL9), afstemming met gemeenten en huisvesters en onderzoek naar welke eigen grond geschikt
zou zijn voor de bouw van huisvesting.
Vergroting van het aanbod
Beter benutten van de bestaande gebouwen
Vanwege de schaarse grond en de grote woningbouwopgave moeten bestaande gebouwen en
bijbehorende omgeving beter worden benut. Want alleen met nieuwbouw gaan we het woningtekort
voorlopig niet oplossen10. Ook moeten we bestaande woningen beschikbaar maken voor meer studenten. Dit kan
door de drempels te verlagen voor woningdelen, woningsplitsen en hospitaverhuur. Het
is ook belangrijk om leegstand van woningen te voorkomen en aan te pakken.
a. Woningdelen
Ook woningdelen (waaronder kamergewijze verhuur) kan een bijdrage leveren aan het
huisvestingsvraagstuk van studenten. Om woningdelen te stimuleren wordt ingezet op
het verbeteren van de informatievoorziening aan gemeenten, particuliere huiseigenaren
en woningcorporaties. Platform31 heeft dit jaar handreikingen gemaakt voor woningcorporaties
en gemeenten.11 Het streven is dat er in het najaar diverse sessies over woningdelen in het land
georganiseerd worden om dit verder te stimuleren. Dit kan er aan bijdragen dat gemeenten
kamergewijze verhuur vaker toe staan in gebieden waar dit passend is en daarmee het
aanbod vergroot wordt. Er wordt een ook onderzoek uitgevoerd om woningdelers en hun
behoeften beter in beeld te brengen.
b. Hospitaverhuur
Hospitaverhuur kan een bijdrage leveren aan het huisvestingsvraagstuk van verschillende
doelgroepen, waaronder studenten. Om hospitaverhuur aantrekkelijker te maken, werk
ik aan een wetswijziging.12 Het streven is om het wetsvoorstel begin 2026 aan te bieden aan de Tweede Kamer.
Met de beoogde wijziging kunnen meer hospita-kamers worden aangeboden en kunnen meer
studenten betaalbaar op kamers wonen in de stad waar zij studeren. Bij gemeenten,
verhuurders en woningzoekenden waren nog veel onduidelijkheden over de mogelijkheden
van hospitaverhuur. Daarom is er is afgelopen jaar ook actief gewerkt aan informatievoorziening
rondom hospitaverhuur, bijvoorbeeld via een landelijke informatiecampagne «Word hospita!
Jouw huis van grote waarde». Ook is de website «hospitawijzer.nl»13 gestart om gemeenten, woningcorporaties en verhuurders te informeren over hoe ze
hospitaverhuur kunnen faciliteren en uitvoeren binnen de huidige wet- en regelgeving.
Op de site is er ook informatie voor studenten over hospitaverhuur. Naast de informatiecampagne
heb ik, naar aanleiding van de motie van het lid van Vroonhoven c.s.14, onderzocht in hoeverre een uitbreiding van de kamerverhuurvrijstelling hospitaverhuur
verder kan stimuleren. Deze verkenning, die ik samen met Ministerie van Financiën
doe, zal met de kamerbrief over het platform hypotheken dit najaar met uw kamer worden
gedeeld.
€ 30 miljoen beschikbaar voor de realisatie van studentenwoningen
Er is een speciaal loket van de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen (RHA) geopend
op 10 juni 2025. De RHA richt zich specifiek op het (versneld) realiseren van (onzelfstandige)
studentenwoningen. In deze tranche is € 30 mln. beschikbaar voor nieuwe aanvragen
van gemeenten. De regeling sluit op 19 september waarna de aanvragen beoordeeld worden15. Het Rijk wil hiermee in het bijzonder de bouw van meer onzelfstandige studentenwoningen
stimuleren wat tevens kan bijdragen aan het welzijn van de student. Via de regeling
wordt een bijdrage geleverd in het exploitatietekort. Aangezien de bouw van onzelfstandige
(gedeelde) woonruimten voor studenten achterblijft, krijgen aanvragen voor de bouw
van onzelfstandige woonruimten voorrang. Gemeenten kunnen ook een financiële bijdrage
aanvragen voor zelfstandige woonruimten voor studenten.
Stand van zaken particuliere markt
De particuliere markt is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van alle studenteneenheden.
Verkoop van studentenwoningen op de particuliere markt heeft het afgelopen jaar voor
een afname van het aanbod aan studentenhuisvesting gezorgd van naar schatting circa
9.000 wooneenheden. Dit baart mij zorgen. Eerder heb ik al een pakket aan wijzigingen
aan het woningwaarderingsstelsel (WWS) voorgesteld waarmee het voor particuliere verhuurders
rendabeler wordt om zelfstandige woonruimte te verhuren. Daarnaast maak ik het voor
verhuurders mogelijk om aan alle studenten een tijdelijke huurovereenkomst aan te
bieden. Bovendien zet ik zoals hierboven geschetst in op het vergroten van de mogelijkheden
voor woningdelen.
Per brief van 10 april jl.16 heb ik uw Kamer op de hoogte gesteld van mijn analyse van de ontwikkelingen op de
huurmarkt. Daaruit volgt dat de combinatie van verschillende huurmaatregelen, fiscale
maatregelen en andere (macro-economische) omstandigheden ervoor heeft gezorgd dat
verhuurders minder flexibel en rendabel kunnen verhuren. Voor verhuur aan studenten
geldt onder meer ook de gemeentelijke regelgeving en vergunningverlening. De combinatie
van deze maatregelen treft volgens de verhuurders hun te behalen rendement en verdienvermogen
dusdanig dat particuliere verhuur aan studenten niet meer rendabel is. Tegelijkertijd
is met de modernisering van het WWSO juist een verhoging van de puntprijs met 25%
doorgevoerd, waarmee het rendabeler is om volgens het WWSO te verhuren. Ik heb uw
Kamer toegezegd de ontwikkelingen op de huurmarkt en in het bijzonder uitpondingen
van huurwoningen te monitoren en uw Kamer hierover jaarlijks te informeren. In het
derde kwartaal van dit jaar ontvangt u van mij een nieuwe brief met daarin onder meer
een analyse van de Kadastercijfers over de eerste helft van dit jaar. Zoals eerder
in deze brief opgemerkt zijn in het LAS ook aanvullende afspraken gemaakt om de particuliere
markt voor studenten te behouden en te verruimen.
Jongerenhuisvestingsregisseur
Afgelopen jaar heb ik verkend of er naast een studentenhuisvestingsregisseur, ook
een jongerenhuisvestingsregisseur aan te stellen om de doorstroom uit studentenwoningen
te bevorderen.17 Mijn conclusie is dat ik geen meerwaarde zie in het aanstellen van een jongerenhuisvestingsregisseur.
De studentenhuisvestingsregisseur vervult al een belangrijke taak om meer studentenhuisvesting
te realiseren. Studenten zijn ook jongeren, waardoor het aanstellen van een jongerenhuisvestingsregisseur
overlappend werkt. Het is niet doeltreffend om voor iedere doelgroep een regisseur
aan te stellen op woningmarkt. Daarnaast hanteren gemeenten en verschillende instellingen
ieder een andere definitie en leeftijdsgrens voor jongeren. Er is geen eenduidige
landelijke definitie, zoals dit wel bij studenten het geval is. Omdat het afbakenen
van de definitie van jongeren lastig is, is het uitwerken en het functioneren van
een jongerenhuisvestingsregisseur minder doelmatig. Het is wel belangrijk dat er voor
jongeren voldoende betaalbare en geschikte woningen zijn en spreek ik jaarlijks de
Landelijke Jongerencoalitie Wonen om de stem van jongeren te horen.
Opvangen piekbelasting
Allereerst moet worden vastgesteld dat er van een groot piekopvangprobleem, zoals
dat enkele jaren terug bekend was, geen sprake meer lijkt te zijn. De piekopvang betreft
de extra en doorgaans tijdelijke opvang van met name internationale studenten, die
per direct een kamer nodig hebben bij de aanvang van een studie of uitwisselingsprogramma.
Het piekprobleem speelt bij hbo en wo-studenten. Een rondgang langs alle studiesteden
leert dat er maatregelen getroffen zijn om de piekopvang op te vangen in de vorm van
tijdelijke huisvesting in hostels en andere accommodaties. Daarnaast is de indruk
van de onderwijsinstellingen dat internationale studenten beter voorbereid naar Nederland
komen en daardoor al een woonplek hebben. Oplossingen voor piekopvang worden door
onderwijsinstellingen in samenwerking met studentenhuisvesters uitgedacht. Het hangt
daarbij een beetje af van de gekozen oplossing wie het voortouw neemt in de uitvoering.
Een enkele keer maakt een onderwijsinstelling rechtstreeks afspraken met hostels bijvoorbeeld,
maar meestal is de studentenhuisvester aan zet.
Een interessant voorbeeld van een piekopvangaanpak is die van de mogelijkheid om voor
een afgebakende periode meerdere studenten op één kamer te huisvesten. Een praktijk
die internationaal gezien zeer gebruikelijk is. Meerdere steden werken inmiddels met
twee studenten op één kamer. Een goed voorbeeld hiervan is Groningen waar de SSH in
het complex Proxima twee studenten op één kamer huisvest. In het eerste jaar heeft
men hier gewerkt met dubbele bezetting voor de piekopvang en dat is zeer goed bevallen.
Samen met de gemeente is er onder huurders naar aanleiding van deze praktijk een onderzoek
gedaan naar de woonbeleving en de uitkomsten daarvan zijn zeer positief. In Groningen
gaat men dus door met deze aanpak en breidt die ook uit, niet alleen tijdens de piekmomenten.
In Enschede is kortdurend gebruik gemaakt van de mogelijkheid om twee studenten op
één kamer te huisvesten. Nu er in Enschede sprake is van een relatief gezonde balans
tussen vraag en aanbod, wordt er geen gebruik meer gemaakt van deze vorm van piekopvang.
In Wageningen gaat men ook kamers aanbieden waar twee studenten kunnen wonen, maar
dan niet als piekopvangmethode, maar meer vanuit het oogpunt van betaalbaarheid en
specifieke behoeften van (internationale) studenten.
Ik volg deze initiatieven met interesse en acht ze kansrijk voor bredere uitrol hiervan
in Nederland. Dit wordt door de studentenregisseur ook bij de verschillende steden
en instellingen onder de aandacht gebracht.
In diverse steden wordt verder gewerkt met initiatieven als HospiHousing. Ook dat
zijn kansrijke initiatieven om, zeker voor tijdelijke situaties, het tekort aan studentenhuisvesting
op te vangen.
Tijdelijke huurcontracten
Er bestaat een steeds grotere voorkeur voor de inzet van het campuscontract, maar
ook tijdelijke contracten zijn voor internationale studenten een welkome contractvorm.
Er wordt geen registratie bijgehouden welke contracten er gehanteerd worden. Wel wordt
vanuit de particuliere markt de behoefte uitgesproken om tijdelijke contracten uit
te breiden naar alle studenten. Om deze reden heb ik dan ook een voorstel in voorbereiding
dat dit mogelijk zal maken, zoals ook aangekondigd in mijn brief van 10 april jl.18 Veel particuliere verhuurders hebben door de eerdere aanscherpingen van de tijdelijke
huurcontracten hun aanbod geheel gericht op internationale studenten en soms vooral
op expats. Dit heeft tot onttrekking geleid van aanbod ook voor nationale studenten.
Een betaalbare studentenwoning
Zoals eerder vermeld zijn er afgelopen jaar over betaalbaarheid in het LAS verdere
richtlijnen uitgebracht. De richtlijn is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Wet betaalbare huur en woningwaarderingsstelsel
Om de huurprijs van woonruimten in het gereguleerde segment te bepalen, wordt gebruik
gemaakt van het woningwaarderingsstelsel (WWS), ook wel het puntensysteem genoemd.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een puntenwaardering om de kwaliteit van de woonruimte
te bepalen, waar tegenover een maximale huurprijs staat. Voor studenten betreft dit
doorgaans een (kleine) zelfstandige woning (zoals een studio) of vaker een onzelfstandige
woonruimte (zoals een kamer). Voor zelfstandige woonruimten wordt het WWS zelfstandig
(WWSZ) gebruikt en voor onzelfstandige woonruimten wordt het WWS onzelfstandig gebruikt
(WWSO). Het WWSZ kent een liberalisatiegrens, waarmee woningen in de vrije sector
terecht kunnen komen zonder gereguleerde huurprijs. Voor studenten is dit niet het
geval, omdat zij in het geval van zelfstandige woonruimten doorgaans een kleine woning
huren, zoals een studio. Deze kleinere woningen vallen in het gereguleerde segment.
Het WWSO kent geen liberalisatiegrens. Hiermee is een onzelfstandige woonruimte, zoals
een kamer, altijd gereguleerd. Een huurder geniet daarmee altijd huurprijsbescherming
en een gereguleerde huurprijs.
Beide stelsels zijn vorig jaar ten tijde van de inwerkingtreding van de Wet betaalbare
huur gemoderniseerd. Voor studenten is in vooral in het licht van het WWSO rekening
gehouden met kamerbewoning. Het WWSO was vorig jaar niet wezenlijk aangepast sinds
de jaren ’70 waardoor het een stelsel was waarmee (voornamelijk in de Randstad) vaak
niet rendabel verhuurd kon worden. Met de aanpassingen in het nieuwe WWSO19 sluit de beprijzing van onzelfstandige woonruimten beter aan bij de realiteit.
De doorgevoerde wijzigingen kunnen doorgaans op positieve reacties rekenen uit de
verhuursector, die hiermee een redelijke huurprijs kunnen vragen die in verhouding
staat tot de kwaliteit van de woonruimte. Voor huurders geldt weliswaar dat zij in
veel gevallen een hogere huurprijs zouden kunnen betalen dan onder het oude WWSO,
maar daar staat tegenover dat de kwaliteit van de huurprijsbescherming aanzienlijk
is verbeterd met de invoering van het dwingend maken van het WWS. Waar onder het oude
stelsel in veel gevallen ondanks dat het WWS gold toch een hogere huur werd gevraagd
voor een woonruimte, is dat met het dwingend maken van het WWS per wet verboden. Gemeenten
houden toezicht op deze verplichting, waarbij zij handhavend kunnen optreden middels
bijvoorbeeld waarschuwingen en boetes. Studenten staan hiermee sterker in het betalen
van een huurprijs overeenkomstig met het WWS.
Leeftijdsgrens huurtoeslag
Binnen de huurtoeslag treden vanaf 2026 een aantal maatregelen20 in werking die een effect hebben op de betaalbaarheid van huurwoningen voor jonge
huurders, waaronder studenten. Zo wordt de leeftijdsgrens om voor volledige huurtoeslag
in aanmerking te komen verlaagd van 23 naar 21 jaar. Daarmee wordt deze grens in de
huurtoeslag geharmoniseerd met de leeftijdsgrens van het wettelijk minimumloon. Dit
bevordert de betaalbaarheid van huren voor jongeren van 21 en 22 jaar ten opzichte
van de huidige situatie. Daarnaast wordt de maximum huurgrens afgeschaft als voorwaarde
voor het recht op huurtoeslag, ook voor jongeren onder de 21 jaar. Dit helpt huurders
met een laag inkomen maar hoge huur. De maximum huurgrens blijft wel bepalend voor
de hoogte van de huurtoeslag. Tot slot zullen alle huurtoeslagontvangers profiteren
van een verhoging van de huurtoeslag met per saldo € 7,58 per maand. Samen leiden
deze maatregelen ertoe dat meer jongere huurders in aanmerking komen voor (een hoger
bedrag aan) huurtoeslag. Tegelijkertijd zijn er ook jongeren die nu al huurtoeslag
ontvangen en mogelijk een negatief effect ervaren door het afschaffen van de subsidiëring
van servicekosten. Deze maatregel is vooral gericht op de vereenvoudiging van de uitvoering
en het wegnemen van onduidelijkheid over de aan te leveren huurprijs bij burgers.
Tot slot
Ik zal me de komende periode samen met de Minister van OCW en de overige partners
van het LAS blijven inzetten om de grip op de instroom verder te versterken en het
aanbod van betaalbare studentenhuisvesting te vergroten.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening