Brief regering : Beleidsreactie op WODC-onderzoek over ondermijnende criminaliteit in de persoonlijke verzorgingsbranche
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 479
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2025
In juni 2024 heeft uw Kamer, met de halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit, een stand van zaken op lopende moties en toezeggingen ontvangen.1 Daarin werd aangekondigd dat extra onderzoek zou worden ingesteld naar de persoonlijke
verzorgingsbranche, bestaande uit de kapperszaken, massagesalons, nagel- en zonnestudio’s
en de tattooshops.
Aanleiding voor dit onderzoek was dat voor zover bekend geen landelijk, wetenschappelijk
onderzoek naar deze branche beschikbaar was, terwijl de branche in de publieke perceptie
wel bekend staat als een branche waarin veel ondermijnende criminaliteit plaatsvindt.
Het WODC is medio 2024 gevraagd om onderzoek te doen naar de aard en omvang van ondermijnende
criminaliteit in de persoonlijke verzorgingsbranche.
Het WODC-onderzoek «Schone zaken: verkenning rond ondermijnende criminaliteit in de
beautysector» is als bijlage bij deze brief gevoegd. Hieronder geef ik de belangrijkste
conclusies en mijn reactie op dit rapport weer.
Belangrijkste conclusies uit het WODC-rapport
Het onderzoek richt zich op de aard, omvang en mechanismen van verschillende vormen
van ondermijnende criminaliteit in de persoonlijke verzorgingsbranche, en op de vraag
hoe de weerbaarheid van deze sector kan worden verhoogd. Hiervoor zijn verschillende
onderzoeksmethoden gebruikt, waaronder literatuurstudies, interviews met de branche,
gemeenten en opsporingspartners en het afnemen van vragenlijsten bij ondernemers.
Het onderzoek is aangevuld met het perspectief vanuit België, het Verenigd Koninkrijk
en Italië.
Het onderzoek concludeert dat er in Nederland weinig empirisch bewijs is voor de aanname
dat de persoonlijke verzorgingsbranche in het algemeen kwetsbaar is en gebruikt wordt
voor ondermijnende criminaliteit. Als verklaring geven de onderzoekers dat de persoonlijke
verzorgingsbranche geen cruciale schakel in het criminele proces van drugscriminaliteit
is, waar bijvoorbeeld de transportsector dat wel is. Ook is de omzet van de bedrijven
in deze branche vermoedelijk te gering om op grote schaal crimineel geld wit te wassen.
Deze constatering staat haaks op het heersende beeld van de sector. Voor veel respondenten
zijn de grote aantallen persoonlijke verzorgingszaken in het straatbeeld aanleiding
om te denken dat er waarschijnlijk met of bij deze bedrijven dingen plaatsvinden die
het daglicht slecht kunnen verdragen. Dat geldt zowel voor geënquêteerde en geïnterviewde
ondernemers uit de sector zelf, als ook voor veel van de professionals die vanuit
een overheidsrol betrokken zijn bij de sector. Ook de deelnemers aan de valideringsbijeenkomst
herkennen dit beeld. De deelnemers erkennen echter tegelijkertijd dat de uitkomsten
van het onderzoek dit beeld niet ondersteunen, anders gezegd: er lijkt sprake van
een mismatch tussen de publieke perceptie en het empirisch bewijs.
Twee verklaringen die worden gegeven voor de mismatch tussen de gepercipieerde en
de geregistreerde signalen zijn:
1. Verschil in definitieopvatting: van ondermijnende criminaliteit is in dit onderzoek
sprake wanneer criminele samenwerkingsverbanden bedrijven in de persoonlijke verzorgingsbranche
misbruiken of als vehikel gebruiken voor het uitvoeren of het verhullen van criminele
activiteiten, dan wel voor het witwassen of het wegsluizen van crimineel geld. Strafbare
feiten die in publieke discussies vaak ook worden gerekend tot ondermijning, zoals
het zwart laten werken van personeel, arbeidsuitbuiting of het ontduiken van belasting,
worden niet gerekend tot het domein van ondermijning.
2. Culturele verschillen: de persoonlijke verzorgingsbranche is divers en bedrijven binnen
deze branche kennen verschillende culturele gebruiken. Ze hanteren langere of andere
openingstijden en er is soms een informelere manier van zaken doen. Hierdoor kan het
beeld ontstaan dat er ongebruikelijke praktijken plaatsvinden bij andere bedrijven.
Andere culturele gebruiken zijn echter geen aanleiding of signaal van misbruik door
de georganiseerde misdaad.
Dat de persoonlijke verzorgingsbranche in het algemeen niet als kwetsbaar kan worden
getypeerd, sluit niet uit dat er wel casussen kunnen zijn waarin sprake is van ondermijning
of waarin sprake is van andere vormen van criminaliteit zoals arbeidsuitbuiting of
belastingontduiking. In het onderzoek zijn er namelijk wel enkele zaken naar voren
gekomen waarbij er sprake lijkt te zijn van dekmantelconstructies. Dit heeft echter
naar het zich laat aanzien meer te maken met de persoon in kwestie dan met de aantrekkelijkheid
van de sector voor dit doel.
De onderzoekers geven aan dat in die gevallen de weerbaarheid van de persoonlijke
verzorgingsbranche verder verhoogd kan worden, bijvoorbeeld met algemene preventieve
methoden zoals een vergunningplicht of het intensiveren van handhaving. De algemene
conclusie van het onderzoek is echter dat er geen structurele criminele inmenging
of infiltratie plaatsvindt in de sector.
Beleidsreactie
Ik zet in mijn aanpak van ondermijning in op het weerbaar maken van sectoren die kwetsbaar
zijn voor misbruik door de georganiseerde misdaad. De drie sporen die ik daarbij hanteer
zijn: het tegengaan van systeemkwetsbaarheden, thematisch gericht werken en het mobiliseren
van niet-strafrechtelijke actoren. Zo wordt het criminelen moeilijker gemaakt om misbruik
te maken van het bonafide, economische bedrijfsverkeer in Nederland en creëren we
een sluitend netwerk in de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
in. Vanuit die sporen kijk ik ook naar de resultaten van dit onderzoek.
Met het WODC-onderzoek «Schone zaken: verkenning rond ondermijnende criminaliteit
in de beautysector» ontstaat er meer zicht op de aard en omvang van ondermijnende
criminaliteit in de persoonlijke verzorgingsbranche. Onderzoek naar deze branche was
nodig, omdat deze branche kenmerken heeft die de branche kwetsbaar kunnen maken voor
misbruik door de georganiseerde misdaad. Zo voldoet de persoonlijke verzorgingsbranche
aan meerdere kenmerken, zoals opgesomd in de handreiking kwetsbare branches.2 Het gaat hierbij om zaken als gebruik van contant geld, de moeilijk controleerbare
omvang van verleende diensten en het lage instapgemak van de branche. Tevens is de
publieke perceptie dat er veel misstanden zijn in deze branche.
Op basis van de onderzoeksresultaten zie ik op dit moment geen noodzaak voor het treffen
van landelijke maatregelen in de persoonlijke verzorgingsbranche tegen ondermijning
door georganiseerde criminaliteit. Het onderzoek laat zien dat er geen bewijs is voor
structureel, landelijk misbruik van of binnen deze branche die deze maatregelen zouden
rechtvaardigen. In de casussen waar wel sprake is van ondermijning of andere vormen
van criminaliteit zeggen de onderzoekers dat het meer gaat om individuele gevallen
dan de aantrekkelijkheid van de sector als geheel voor misbruik door de georganiseerde
criminaliteit.
Wel ben ik van mening dat het onderzoek lokaal nog tot inzichten en interventies kan
leiden. Het onderzoeksrapport wordt daarom verder verspreid onder de Platforms Veilig
Ondernemen (PVO’s), de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG). Zo laat het rapport zien dat er in de verschillende
grensregio’s een verhoogde concentratie bedrijven is in de persoonlijke verzorgingsbranche.
Dit vraagt om blijvende lokale alertheid. Een verhoogde concentratie hoeft niet te
betekenen dat hier een link is met ondermijnende criminaliteit en kan ook verklaard
worden door een verhoogde vraag van de lokale gemeenschap (of klanten uit buurlanden)
naar de dienstverlening in de persoonlijke verzorgingsbranche. Tegelijkertijd laat
het wel zien dat alertheid nodig is om misbruik te voorkomen. Mocht deze lokale of
regionale duiding zorgen voor nieuwe inzichten en aanleiding geven voor landelijke
maatregelen zal ik de situatie opnieuw bezien.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid