Brief regering : WODC-onderzoek naar de effecten van de civiele verboden op Outlaw Motorcycle Gangs
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 476
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2025
Hierbij bied ik u het onderzoeksrapport «Effecten van het civiel verbod op «outlaw
motorcycle gangs» aan. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) heeft
dit onderzoek laten uitvoeren op verzoek van DG Ondermijning, naar aanleiding van
een verzoek van het Openbaar Ministerie. In deze brief deel ik de belangrijkste uitkomsten
van het onderzoek. Eind 2025 volgt de beleidsreactie.
In de afgelopen jaren heeft het Openbaar Ministerie veel inspanningen verricht om
Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s) door de rechter civielrechtelijk te laten verbieden.
Deze inspanningen hebben geresulteerd in het verbieden van zeven OMG’s. Het WODC-onderzoek
bestudeert wat de effecten zijn geweest van deze verboden op de OMG’s. Hebben de verboden
effect gehad op het criminele gedrag van (leden van) de clubs? Wat zien we nog meer
qua effecten? De resultaten van het onderzoek zijn waardevol voor de evaluatie van
het huidige beleid op OMG’s en voor de vormgeving van het toekomstig beleid op OMG’s.
Uitkomsten onderzoek
De onderzoekers hebben ten eerste de beleidstheorie gereconstrueerd die ten grondslag
ligt aan het civiel verbod van OMG’s. Uit de beleidstheorie volgt dat het civiele
verbod drie doelen kent:
1. Niet tolereren dat de overheid organisaties laat bestaan die de veiligheid van burgers
en ondernemers aantast (normatief).
2. Het doorbreken van het organiserend vermogen van OMG’s om criminaliteit te voorkomen
(instrumenteel).
3. Het ondersteunen en vergemakkelijken van de integrale aanpak van OMG’s (faciliterend).
De onderzoekers concluderen dat het normatieve doel is gerealiseerd, omdat er zeven clubs onherroepelijk zijn verboden. Voor wat
betreft het instrumentele doel is de conclusie van de onderzoekers dat dit deels is gerealiseerd. Het is immers lastiger geworden voor verboden OMG’s om zichtbare
clubactiviteiten te ontplooien; de civiele verboden hebben vooral daar effect op gehad.
Er zijn evenwel geen indicaties dat het civiel verbod effect heeft gehad op de frequentie
van het criminele gedrag door OMG-leden. Wel suggereren de data dat het lastiger is
geworden om met andere OMG-leden delicten te plegen en dat de leden daarom dit nu
meer doen met partners buiten de OMG-populatie.
Hoewel het aantal leden van OMG’s na de verboden is gedaald, is dit aantal groter
dan het aantal omstreeks de start van de aanpak in 2014. Daar komt bij dat er ook
nieuwe OMG’s zijn opgericht, die ook een nieuwe groep leden aanboort. Het lidmaatschap
van een OMG blijft dus voor sommige mannen aantrekkelijk. De wereld van georganiseerde
criminaliteit en de OMG-subcultuur wordt dus minder gemakkelijk geraakt door een civiel
verbod.
Het onderzoek doet geen uitspraken over de mate waarin het faciliterend doel is behaald, maar laat wel zien
dat de verboden de integrale aanpak hebben ondersteund omdat het makkelijker is geworden
om OMG’s te vervolgen voor bijvoorbeeld het dragen van colors.
Wat betreft de reputatie en zichtbaarheid van de clubs is er dus veel veranderd: clubhuizen
zijn gesloten, evenementen en ride-outs vinden niet of nauwelijks plaats en de clubsymbolen
zijn grotendeels uit het straatbeeld verdwenen. Ook zijn de belangrijkste clubs hun
legale status kwijt. Het verbod bemoeilijkt clubactiviteiten en sommige leden zien
zich genoodzaakt zich aan te passen. Ook laat het onderzoek zien dat de rechtsstaat
is versterkt en dat de samenleving niet accepteert dat er organisaties zijn die zichzelf
buiten de wet plaatsen. Omdat het OMG-landschap sinds de start van de aanpak sterk
is versplinterd stellen de onderzoekers de vraag of de aanpak niet meer gefocust zou
moeten zijn op de meest gevaarlijke (leden van) OMG’s, in plaats van de huidige brede
inzet op alle OMG’s in Nederland.
Vervolg
Om een gedegen beleidsreactie op te stellen op het onderzoek is zorgvuldige afstemming
nodig met de partners die een rol hebben in de integrale aanpak van OMG’s, zoals de
leden van het Landelijk Strategisch Overleg OMG’s.1 Ik streef ernaar uw Kamer eind 2025 van een beleidsreactie te voorzien.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid