Brief regering : Uitvoering van twee moties met betrekking tot de tarieven en betaalbaarheid van internet
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1386
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2025
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van twee moties met betrekking
tot de tarieven en betaalbaarheid van internet. De eerste motie van de leden Kathmann
en Vermeer verzoekt om te onderzoeken waarom de – volgens hen – kale internetprijs
in Nederland hoger ligt dan in andere landen en om verschillende opties uit te werken
om deze prijs te verlagen1. Met deze brief geef ik antwoord op deze vragen en bied ik het bijbehorende onderzoeksrapport
aan.
Voorts informeer ik u in deze brief over de uitvoering van de tweede motie, ook van
het lid Kathmann, over het in overleg treden met verschillende betrokken partijen
over het aanbieden van betaalbaar internet aan de armste huishoudens2.
Onderzoek kale internetprijzen
Voor het onderzoek naar de hoogte van de kale internetprijzen heb ik onderzoeksbureau
Telecompaper ingeschakeld. Zij hebben gekeken naar hoe de consumententarieven voor
alleen breedband internet (zonder aanvullende diensten zoals tv of mobiel) in Nederland
zich verhouden tot die in vergelijkbare landen en landen met lagere tarieven dan in
Nederland. Ook hebben zij gekeken naar mogelijke oorzaken van prijsverschillen tussen
landen.
In het onderzoek worden tarieven van 12 landen3 met elkaar vergeleken. Hierbij is gekeken naar het gemiddelde consumententarief voor
internet met tenminste 100 Mbps, waarbij voor de aanbieders die gezamenlijk tenminste
80% van de markt bedienen, per aanbieder en technologie (glasvezel en kabel) het goedkoopste
aanbod4 is geselecteerd. Het betreft het gemiddelde tarief voor nieuwe klanten. Het onderzoek
neemt hiermee het zeer brede internet-aanbod in de onderzochte landen als basis voor
de internationale vergelijking. Daarmee onderscheidt het zich van andere onderzoeken,
die soms conclusies trekken op basis van één laagste tarief, zonder mee te nemen of
dat aanbod daadwerkelijk breed beschikbaar is voor consumenten. Om de tarieven vervolgens
goed te kunnen vergelijken wordt er gecorrigeerd voor koopkrachtpariteit.
De conclusie van het onderzoek is dat de tarieven in Nederland niet tot de hoogste in Europa behoren maar zich met een gemiddeld tarief van € 30,20
– € 36,50 euro, onder of in het midden bevinden. Indien naast breedband over glasvezel en kabel ook «vast» breedband via het mobiele
4G of 5G netwerk (Fixed Wireless Access, FWA) wordt meegenomen, zoals in Nederland
al wordt aangeboden, wordt Nederland zelfs een van de goedkopere landen. Voor alle
consumenten geldt wel dat het raadzaam is om abonnementen regelmatig te vergelijken
en gebruik te maken van de overstapkortingen. Instap- en overstapkortingen zijn overigens
ook in de onderzochte landen gebruikelijk.
Telecompaper heeft tevens onderzoek gedaan naar nationale factoren die het verschil
in tarieven kunnen verklaren. Er is gekeken naar macro-economische indicatoren, de
mate van concurrentie in de consumentenmarkt en tussen netwerk-infrastructuren, aanlegkosten
van infrastructuur, toegang tot netwerken en consumentengedrag. Uit het onderzoek
komt naar voren dat er een relatief sterke relatie bestaat tussen de tarieven en de
welvaart en koopkracht in een land. Hoe hoger de koopkracht, hoe hoger in het algemeen
het tarief. Dit is een factor die niet kan worden beïnvloed. Verder valt een sterke
positieve relatie op met het percentage overstappers in een land. Meer overstappers
gaat samen met lagere tarieven.
Het onderzoek nuanceert de stelling dat tarieven in Nederland hoog zouden zijn in
vergelijking met het buitenland. Dat neemt niet weg dat ik het van belang vind dat
toegang tot internet voor iedereen betaalbaar moet zijn en blijven. Een goed concurrerende
markt is daarbij hard nodig. Het is uiteraard aan de onafhankelijke toezichthouder
ACM om daarop toe te zien. De ACM heeft eerder onderzoek gedaan naar de betaalbaarheid
van internet in het algemeen5 en naar de daadwerkelijke maandelijkse kosten. Daaruit kwam naar voren dat met name
consumenten die abonnementen afnemen met lagere snelheden veel korting laten liggen
door niet jaarlijks over te stappen. Hierdoor betalen zij gemiddeld meer voor hun
internetabonnement dan noodzakelijk.
Naar aanleiding van haar marktbeschouwing van de telecommarkt6 doet de ACM voorts nader onderzoek naar de marktwerking en de prijzen in het zogenoemde
budgetsegment voor vast internet met lagere snelheden (onder de 100 Mbps). Ook gaat
de toezichthouder strenger toezien op de wettelijke verplichting van telecomaanbieders
om klanten actief te informeren over hun contractstatus en de voordeligste tarieven.
Ik blijf met de ACM in gesprek over de effecten van dit verscherpte toezicht.
Betaalbaarheid voor de armste huishoudens
Ondanks dat de kale internettarieven in Nederland in vergelijking met andere landen
gemiddeld zijn, neemt dit niet weg dat de betaalbaarheid van het internetabonnement
onder druk kan staan voor de armste groep huishoudens. De tweede motie richt zich
daar op.
Een vaak gehoorde manier om internet betaalbaarder te maken is om een speciaal aanbod
te creëren voor arme huishoudens, vaak «sociaal internet» genoemd. In de tweede motie,
die oproept tot overleg over het aanbieden van betaalbaar internet voor de armste
huishoudens wordt daarbij specifiek verwezen naar België en New York, waar dergelijke
speciale regelingen gelden.
Telecompaper heeft aanvullend op het vergelijkende tarievenonderzoek een inventarisatie
gemaakt van de regelingen voor sociaal internet die in een andere landen in Europa
beschikbaar zijn, waaronder ook België en New York. Deze regelingen zijn opgelegd
door de overheid, met of zonder subsidie, of worden (vooralsnog) vrijwillig aangeboden
door internetproviders. Uit de inventarisatie blijkt echter dat het betreffende aanbod
beperkt is qua snelheid en hoeveelheid GB’s en dat maar zeer selecte groepen huishoudens
hier aanspraak op kunnen doen. Daarnaast brengen dergelijke regelingen hoge uitvoeringskosten
met zich mee, waardoor het in combinatie met de relatief lage maandelijkse kosten
voor toegang tot internet niet in de rede ligt om hier verdere stappen op te zetten.
De tweede motie roept op tot overleg met alle betrokken partijen onder onafhankelijk
voorzitterschap. Gelet op hun deskundigheid met vraagstukken over versterking van
het gebruik van ICT in de Nederlandse samenleving heb ik ECP Platform voor de Informatie
Samenleving gevraagd dit voorzitterschap op zich te nemen. Zij is daartoe bereid.
Een belangrijk punt in de motie is dat expliciet benoemd wordt dat het de voorkeur
heeft dat marktpartijen een sociaal internetaanbod zelf vormgeven. Daar ben ik het
mee eens.
ECP is inmiddels gestart met de uitvraag naar informatie en standpunten van de betrokken
partijen, allereerst bij de telecompartijen. Deze uitvraag moet inzicht geven in wat
telecompartijen kunnen betekenen om de betaalbaarheid van internet voor de armste
huishoudens te verbeteren. Het gaat dan naar mijn mening niet alleen om de kosten
van het abonnement maar ook het kunnen vinden van een passend en betaalbaar aanbod.
Daarnaast zullen de andere in de motie genoemde betrokken partijen, waaronder ook
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de ACM worden gevraagd hun
standpunten in te brengen.
ECP zal de geleverde input in een rondetafel bijeenkomst met betrokken partijen ter
discussie brengen. Het doel van de bijeenkomst is het vinden van concrete oplossingen.
De bijeenkomst is voorzien begin oktober en ik ga er van uit dat de onafhankelijke
voorzitter kort daarna de voorlopige of zelfs definitieve bevindingen kan delen. Ik
zal de Kamer vervolgens op de hoogte stellen.
De Minister van Economische Zaken,
V.P.G. Karremans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken