Brief regering : Kabinetsappreciatie Commissie rechtsstaatrapport 2025
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 3223
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN
ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 augustus 2025
Op 8 juli presenteerde de Europese Commissie (Commissie) haar rechtsstaatrapport 2025.1 In dit rapport doet de Commissie verslag van de rechtsstatelijke situatie in de Europese
Unie (EU) als geheel en in de lidstaten afzonderlijk, aan de hand van vier pijlers:
justitieel stelsel, corruptiebestrijding, pluriformiteit en vrijheid van de media
en andere institutionele kwesties die verband houden met checks and balances. De Commissie doet aanbevelingen en beoordeelt daarbij de belangrijkste ontwikkelingen
in de lidstaten sinds de voorgaande rechtsstaatrapporten, zo ook voor Nederland.2
In het rechtsstaatrapport doet de Commissie ook, voor de tweede maal, verslag van
de rechtsstatelijke situatie in de vier kandidaat-lidstaten: Albanië, Montenegro,
Noord-Macedonië en Servië. Voor de kandidaat-lidstaten zijn geen aanbevelingen opgenomen.
Hiervoor verwijst de Commissie naar het jaarlijkse uitbreidingpakket, dat in het najaar
zal verschijnen. Verder heeft de Commissie voor het eerst een interne marktdimensie
in het rechtsstaatrapport opgenomen, die zich richt op rechtsstatelijke kwesties die
van invloed zijn op ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen,
met grensoverschrijdende activiteiten.
De jaarlijkse rechtsstaatdialoog, op basis van het horizontale deel van het rapport,
staat geagendeerd op de Raad Algemene Zaken van 16 september a.s., gevolgd door de
bespreking van de landenhoofdstukken van Bulgarije, Tsjechië, Duitsland en Ierland
op 17 november a.s. Daarnaast komen bij de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad)
thematische onderwerpen uit het rapport aan de orde. De eerstvolgende rechtsstaatbespreking
in de JBZ-Raad is op 13 en 14 oktober a.s. voorzien.
Het rechtsstaatrapport 2025 is het resultaat van een intensieve dialoog van de Commissie
met nationale autoriteiten en belanghebbenden, het maatschappelijk middenveld en organisaties
binnen de justitiële sector. Ook heeft de Commissie bijdragen ontvangen van het EU-grondrechtenagentschap, de Raad van Europa, en de VN.3 Op 27 januari 2025 ontvingen beide Kamers de input van de Nederlandse regering voor
het Nederlandse landenhoofdstuk voor het rechtsstaatrapport 2025.4
In deze schriftelijke appreciatie van het jaarlijkse rechtsstaatrapport zal het kabinet
eerst ingaan op de bredere, horizontale ontwikkelingen op het terrein van rechtsstatelijkheid
in de EU en de vier kandidaat-lidstaten, zoals die in het algemene deel van het rapport
worden geschetst. Vervolgens zal het kabinet ingaan op het Nederlandse landenhoofdstuk
langs de vier genoemde pijlers en daarbij de vier aanbevelingen adresseren, die grotendeels
voortbouwen op de aanbevelingen ontvangen in 2024. Volgens de Commissie heeft Nederland
aanzienlijke vooruitgang geboekt met regels inzake vervolgfuncties voor bewindspersonen.
Het wetsvoorstel dat voor een periode van twee jaar na aftreden voorziet in een draaideurverbod,
een lobbyverbod en verplichte advisering over vervolgfuncties, is zomer 2025 door
de Tweede Kamer aanvaard en is nu aanhangig bij de Eerste Kamer.
Reactie op de horizontale rechtsstatelijke ontwikkelingen
Rechtsstatelijke ontwikkelingen in de EU-lidstaten
Uit het rechtsstaatrapport 2025 blijkt dat verschillende lidstaten sinds het rechtsstaatrapport
2024 vooruitgang hebben geboekt, onder meer door maatregelen te treffen die de onafhankelijkheid
van de raden voor de rechtspraak versterken en aanvullende waarborgen voor de benoeming
van rechters en de autonomie van de openbare aanklagers bevatten. Ook hebben verschillende
lidstaten nieuwe anti-corruptiestrategieën ontwikkeld en hun institutionele capaciteiten
op dit vlak versterkt. De Commissie constateert verder dat lidstaten hervormingen
hebben doorgevoerd om aan de nieuwe regels van de Europese verordening mediavrijheid
(EMFA) te kunnen voldoen, onder meer door de onafhankelijke werking en financiering
van publieke media te versterken. Daarnaast voert een aantal lidstaten hervormingen
door om belanghebbenden beter bij het wetgevingsproces te betrekken en een meerderheid
van de lidstaten heeft een faciliterend en ondersteunend kader voor het maatschappelijk
middenveld.
In het rechtsstaatrapport uit de Commissie ook zorgen over de voortgang van de hervormingen
van de justitiële stelsels in sommige lidstaten. De middelen voor de rechtsstelsels
staan in veel lidstaten onder druk en dit beïnvloedt de kwaliteit en de efficiëntie
van de justitiële stelsels. Over bepaalde lidstaten heeft de Commissie grote zorgen.
Ook moeten de lidstaten volgens de Commissie meer doen om de preventieve kaders inzake
lobbyactiviteiten en belangenconflicten te versterken en om corruptie doeltreffender
op te sporen en te vervolgen. Verder zijn meer maatregelen nodig om de onafhankelijkheid
van sommige mediaregulatoren en publieke media te verbeteren en de transparantie rond
eigendom te vergroten en de toewijzing van overheidsreclame billijker en transparanter
te maken. In een aantal lidstaten bestaan volgens de Commissie uitdagingen en belemmeringen
voor maatschappelijke organisaties, zoals met betrekking tot financierings- of registratievereisten
en mogelijkheden om bescherming te krijgen.
Vanwege de rechtsstaatsituatie in Hongarije en Slowakije wordt op de ontwikkelingen
in deze lidstaten hier kort apart ingegaan. Met betrekking tot Hongarije heeft de
Commissie nog steeds grote zorgen over de politieke beïnvloeding van de rechterlijke
macht, de aanpak van (grootschalige) corruptie, de transparantie rond financiering
van politieke partijen en verkiezingscampagnes, mediapluralisme en de ruimte voor
het maatschappelijk middenveld. De Commissie constateert dat positieve stappen zijn
gezet in het toewijzen van rechtszaken door het Hooggerechtshof, maar bij lagere rechtbanken
is geen vooruitgang geboekt. Met betrekking tot Slowakije uit de Commissie zorgen
over de waarborging van de onafhankelijkheid van de Raad voor de Rechtspraak, de bestraffing
van corruptie op hoog niveau, de waarborging van de onafhankelijkheid van publieke
media en fysieke veiligheid van journalisten, en de organisatie van publieke consultatie
bij het wetgevingsproces. De Commissie constateert dat beperkte vooruitgang is geboekt
inzake het invoeren van veiligheidswaarborgen voor rechters die strafrechtelijk aansprakelijk
worden gesteld in tuchtrechtelijke procedures. Daarnaast is er enige vooruitgang aangaande
het versterken van wetgeving inzake belangenverstrengeling.
De aanbevelingen van de Commissie voor zowel Hongarije als Slowakije zien dan ook
toe op de hierboven genoemde zorgen.
Vanwege de toevoeging van de interne marktdimensie aan het rapport, besteedt de Commissie
voor het eerst ook aandacht aan de aanwezigheid van gespecialiseerde rechtbanken voor
ondernemingsrechtelijke zaken, de stabiliteit van het regelgevingsklimaat, het effectieve
functioneren en de onafhankelijkheid van toezichthoudende autoriteiten, en de rechterlijke
toetsing van bestuursrechtelijke besluiten in de lidstaten. De Commissie benadrukt
dat de rechtsstaat een essentiële voorwaarde voor een stabiel en voorspelbaar economisch
klimaat waardoor de EU en haar lidstaten een mondiaal concurrentievoordeel behalen.
De rechtsstaat zorgt ervoor dat de rechten van economische actoren (bedrijven en consumenten)
kunnen worden verdedigd, corruptie kan worden aangepakt en contracten worden afgedwongen.
Rechtsstatelijke ontwikkelingen in de vier kandidaat-lidstaten
Ten aanzien van vier kandidaat-lidstaten die in het rechtsstaatrapport zijn opgenomen,
benadrukt de Commissie dat democratie, de rechtsstaat en het verdedigen van fundamentele
rechten centraal staan in het uitbreidingsproces. De Commissie wijst erop dat in de
herziene uitbreidingsmethodologie uit 20205 is vastgelegd dat voortgang op de rechtsstaat meegewogen moet worden bij het zetten
van stappen, zoals het sluiten van hoofdstukken. In het licht van de extra aandacht
voor de interne marktdimensie benoemt de Commissie het belang van rechtsstaatshervormingen
om een gelijk speelveld te creëren voor bedrijven op het moment dat deze landen toetreden
tot de EU. Tevens onderstreept de Commissie dat rechtsstaatshervormingen doorgevoerd
moeten worden zodat kandidaat-lidstaten gebruik kunnen maken van steun uit de Oekraïne
Faciliteit en de Hervormings- en Groeifaciliteiten voor de Westelijke Balkan en Moldavië.
Overige kandidaat-lidstaten zullen in de toekomst aan het rechtsstaatrapport worden
toegevoegd, afhankelijk van de voortgang in hun toetredingsproces.
De Commissie benoemt dat er stappen zijn gezet om de kwaliteit en de onafhankelijkheid
van de rechtspraak te verbeteren, maar dat zorgen hierover blijven. In sommige kandidaat-lidstaten
werden gerechtelijke hervormingen doorgezet, leidend tot een betere en professionelere
rechtspraak. In alle vier de kandidaat-lidstaten moeten echter in verschillende mate
stappen gezet worden om de doorgevoerde hervormingen te implementeren. Politieke invloed
op de rechtspraak beïnvloedt het publiek vertrouwen in de onafhankelijkheid van rechters
en aanklagers in de vier kandidaat-lidstaten.
Daarnaast blijft corruptie een belangrijk aandachtspunt. In een deel van de kandidaat-lidstaten
ziet de Commissie een positieve trend ten aanzien van de bestrijding van corruptie.
In twee kandidaat-lidstaten zijn meerjarige anti-corruptiestrategieën aangenomen.
In alle vier kandidaat-lidstaten vraagt de Commissie aandacht voor het opbouwen van
een track record in de strijd tegen corruptie, met name van hooggeplaatste personen. In de meeste
landen is er meer nodig om te komen tot onderzoeken, aanklachten, veroordelingen en
confiscatie van crimineel verkregen eigendommen. Hoewel regelgeving rondom openbare
aanbestedingen vaak op orde is, blijft corruptie een risico.
De Commissie stelt verder dat mediavrijheid in de vier kandidaat-lidstaten onder druk
staat, zij het in verschillende mate. In sommige kandidaat-lidstaten zijn er zorgen
over de onafhankelijkheid van de mediatoezichthouder of is de transparantie van media-eigenaarschap
onvoldoende. In andere landen worden journalisten onder druk gezet of bestaan er zorgen
over de redactionele autonomie van de publieke omroep. Het maatschappelijk middenveld
opereert in sommige kandidaat-lidstaten in een vrije omgeving, zo stelt de Commissie,
terwijl het in andere kandidaat-lidstaten wordt geconfronteerd met toenemende aanvallen
en druk vanuit de overheid.
Kabinetsreactie op de rechtsstatelijke ontwikkelingen in de EU-lidstaten en de vier
kandidaat-lidstaten
Het kabinet vindt het preventief en structureel monitoren van de rechtsstaat in de
Unie van groot belang, zodat in een vroeg stadium eventuele rechtsstatelijke problemen
in de Unie kunnen worden geïdentificeerd, besproken en gezamenlijk tot oplossingen
wordt gekomen. Respect voor de rechtsstaat in alle lidstaten is essentieel voor een
goed functionerende EU en voor het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten. Het
is één van de fundamentele waarden die vastliggen in artikel 2 van het EU-Verdrag
waar alle lidstaten zich aan hebben gecommitteerd.
Het kabinet verwelkomt dat de Commissie dit jaar ook een interne marktdimensie aan
het rechtsstaatrapport heeft toegevoegd. De rechtsstaat vormt een cruciale randvoorwaarde
voor goed bestuur, om burgers en bedrijven te kunnen beschermen en voor hun vertrouwen
in de overheidsinstellingen en eerbiediging van grondrechten. Een sterke rechtsstaat
en effectieve handhaving van EU-wetgeving zijn essentieel om gelijke concurrentievoorwaarden
en de goede werking van de interne markt te garanderen. Het is belangrijk dat het
rechtsstaatrapport daarom nu ook inzicht biedt in de verschillende rechtsstatelijke
aspecten die voor ondernemingen met grensoverschrijdende activiteiten in de EU van
belang zijn.
Het kabinet vindt het verder positief dat 57% van de aanbevelingen uit het rechtsstaatrapport
2024 (gedeeltelijk) zijn opgevolgd. Het rapport draagt daarmee bij aan de hervormingen
van de lidstaten en het biedt een belangrijke basis voor de continue dialoog over
de rechtsstaat die met en binnen de lidstaten plaatsvindt. Tegelijkertijd zijn verbeteringen
in de naleving van rechtsstatelijke beginselen nodig. Het kabinet deelt de zorgen
van de Commissie over de ontwikkelingen in verschillende lidstaten, met name over
Hongarije en Slowakije. Het kabinet blijft, samen met gelijkgestemde partners, de
Commissie stevig aansporen de ontwikkelingen in deze lidstaten te monitoren en waar
nodig actie te nemen.6
Het jaarlijkse rechtsstaatsrapport moet verder worden bezien in samenhang met het
overige EU-rechtsstaatsinstrumentarium. Het kabinet acht het van belang dat het gehele
EU-rechtsstaatinstrumentarium zo volledig mogelijk en adequaat wordt toegepast en
de EU-rechtsstaatinstrumenten elkaar versterken.7 Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de Commissie als hoedster van de Verdragen.
Het kabinet roept de Commissie op het beschikbare rechtsstaatinstrumentarium zo effectief
en snel toe te passen om terugval van lidstaten op rechtstatelijk vlak te voorkomen
en aan te pakken.8 Tegelijkertijd onderzoekt het kabinet ook, in samenwerking met gelijkgezinde lidstaten,
hoe de effectiviteit van het bestaande EU-rechtsstaatinstrumentarium kan worden vergroot
en eventueel verder kan worden ontwikkeld. Het kabinet is daarbij onder meer voorstander
van een sterke en effectieve koppeling tussen het respecteren van de rechtsstaat en
de ontvangst van middelen uit de EU-begroting. Uw kamer wordt afzonderlijk geïnformeerd
over de (rechtsstaat)inzet van het kabinet ten aanzien van het voorstel van de Commissie
voor het volgend meerjarig financieel kader vanaf 2028.
Hiernaast verwelkomt het kabinet de andere maatregelen die de Commissie treft om de
rechtsstaat en democratie in de EU-lidstaten verder te versterken. Zo kijkt het kabinet
uit naar het voorstel van de Commissie voor het European Democracy Shield om de Europese democratie te beschermen tegen interne dreigingen en ongewenste inmenging
van buitenaf, en daarnaast naar de EU civil society strategy om maatschappelijke participatie en belangenbehartiging in de Unie beter te beschermen
en versterken.
Het kabinet vindt het verder positief dat de vier kandidaat-lidstaten wederom zijn
meegenomen in dit rechtsstaatrapport, omdat het een extra mechanisme biedt om de situatie
op het gebied van de rechtsstaat in deze landen te monitoren. Evenwel blijft het toetredingsproces,
evenals het jaarlijkse uitbreidingspakket met de afzonderlijke landenrapportages en
de daarin vastgestelde aanbevelingen, leidend voor de lopende toetredingsonderhandelingen
met deze landen. Het kabinet verwelkomt de verschillende hervormingsprocessen in de
kandidaat-lidstaten, waarbij gebrekkige implementatie in de praktijk een punt van
aandacht blijft. Ook deelt het kabinet de verschillende zorgen die in het rechtsstaatrapport
worden benoemd. Het kabinet onderschrijft de nadruk die het rapport legt op de rechtsstaat
en het functioneren van democratische instellingen, die een centraal onderdeel vormen
van de Kopenhagencriteria. Hierop dienen geen concessies te worden gedaan. Het kabinet
zal in de jaarlijkse kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket ingaan op de rechtsstatelijke
ontwikkelingen in de afzonderlijke kandidaat-lidstaten.
Reactie op het landenhoofdstuk over Nederland
In deze kabinetsappreciatie worden bij de bespreking van de eerste pijler van het
rapport (Justitieel stelsel), net als eerdere jaren, de gegevens uit de dertiende
editie van het European Justice Scoreboard (EJS) meegenomen.9 De jaarlijkse rapportage van het EJS geeft een overzicht van hoe de rechtsstelsels
van alle lidstaten functioneren, op basis van indicatoren die relevant zijn voor de
beoordeling van de efficiëntie, de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de rechtsstelsels.
In de dertiende editie zijn nieuwe indicatoren opgenomen die relevant zijn voor de
interne markt, waarbij de nadruk wordt gelegd op de rol van efficiënte en onafhankelijke
rechtssystemen bij het bevorderen van een eerlijke en concurrerende interne markt.10
Pijler I – Justitieel stelsel
De Nederlandse rechtsstaat wordt in het rapport van de Commissie dit jaar opnieuw
positief beoordeeld met een door burgers en bedrijven zeer hoge gepercipieerde onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht. Niettemin wordt in het rapport geconstateerd dat sommige
waarborgen voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht op de praktijk en de
cultuur berusten en in de Grondwet en formele wetten zouden moeten worden verankerd
om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te beschermen. De Commissie ziet
dat het digitaliseringsniveau steeds verder verbetert en merkt op dat de efficiëntie
van het Nederlandse rechtsbestel hoog blijft. De Commissie beveelt het kabinet aan
om inspanningen te blijven leveren om de personeelstekorten en de moeilijke arbeidsomstandigheden
in het justitieel stelsel aan te pakken.
Hieronder volgt, waar relevant, een korte samenvatting van enkele overige bevindingen
van de Commissie ten aanzien van de onafhankelijkheid, kwaliteit en efficiëntie van
het Nederlandse rechtsbestel en daarbij wordt de aanbeveling van de Commissie geadresseerd.
Zoals aangekondigd worden de relevante bevindingen van het EJS 2025 in deze appreciatie
meegenomen.11
Op basis van het EJS 2025 merkt de Commissie op dat in Nederland ook dit jaar het
vertrouwen in de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht zeer groot is. Zowel
de perceptie van de brede bevolking als van de bedrijven is ten opzichte van 2024
gestegen.12 De mate van het vertrouwen van de samenleving in de rechtspraak is geen vanzelfsprekendheid
en vergt voortdurend onderhoud. Zo meldt de Commissie dat rechterlijke instanties13 en het maatschappelijk middenveld opmerken dat sommige waarborgen voor de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht alleen op de praktijk en de cultuur berusten en in de Grondwet
en formele wetten zouden moeten worden verankerd om de onafhankelijkheid van de rechterlijke
macht te beschermen.
Het kabinet blijft inzetten op het waarborgen en verder versterken van de rechterlijke
onafhankelijkheid. De rechtsstatelijke waarborgen in Nederland zijn op hoofdlijnen
stevig, en wij kennen een sterke rechtsstatelijke cultuur die deels is verankerd in
de formele waarborgen van de Grondwet en andere wetten, maar ook bestaat uit informele
normen vanuit traditie en de juridische cultuur. Volgens de Venetië Commissie is dit
ook het bewijs van een sterke rechtsstaatcultuur in Nederland.14 Tegelijkertijd is het van belang dat de formele waarborgen voor een onafhankelijke
rechtspraak op orde zijn. Waarborgen voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke
macht zijn opgenomen in de Grondwet en de Wet op de rechterlijke organisatie waarbij
sprake is van een strikte scheiding en spreiding van taken en bevoegdheden van de
rechterlijke instanties en van de uitvoerende macht. Niet alles kan in formele regels
worden vastgelegd en er moet worden gewaakt voor de gedachte dat risico’s voor de
onafhankelijkheid van de rechtspraak kunnen worden afgeweerd door alles te formaliseren.
Hoewel informele normen niet in de plaats kunnen treden van de formele waarborgen,
zijn zij daarop wel een belangrijke aanvullende voorwaarde. De inzet van het kabinet
is dat er een blijvende dialoog tussen de staatsmachten gevoerd wordt over het waarborgen
van de rechterlijke onafhankelijkheid, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid
maar ook vanuit de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor een rechtsstaat waarin
burgers met recht vertrouwen kunnen hebben in de instituties.
Wat betreft de procedure voor de benoeming van leden van de Raad voor de Rechtspraak
en de gerechtsbesturen wordt, zoals ook aangekondigd in de reactie op het rapport
van de Venetië Commissie over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht15, een brief voorbereid over de benoemingsprocedures van bestuurders in de rechtspraak.
In deze brief wordt ook ingegaan op het vervolg op de op 12 maart 2024 door de Tweede
Kamer aanvaarde motie inzake het zo klein mogelijk maken van de rol van de Minister
in de benoemingsprocedure van leden van de Raad voor de rechtspraak.16 De verwachting is dat deze brief in het najaar van 2025 aan de Tweede Kamer zal worden
verzonden.
Kwaliteit
Aanbeveling I: Inspanningen blijven leveren om personeelstekorten en moeilijke arbeidsomstandigheden
in het justitieel stelsel aan te pakken.
De belangrijkste maatregel die de rechterlijke macht heeft genomen om de capaciteit
aan rechters op peil te houden en de werklast te verlagen, is het verhogen van de
opleidingscapaciteit. Het aantal opleidingsplaatsen is stapsgewijs verhoogd van 80
in 2020 naar 140 in 2024 en blijft nu op dit niveau. Hierdoor zal de structurele capaciteit
aan rechters de komende jaren toenemen. Daarnaast is de «70 plus regeling» op 16 november
2023 in werking getreden, die het mogelijk maakt om rechters na hun pensioen als plaatsvervanger
aan te stellen. De wet heeft een looptijd van drie jaar en wordt momenteel geëvalueerd.
Ook wordt er geïnvesteerd in de ondersteuning van rechters, bijvoorbeeld door de personeelscapaciteit
van gerechtsjuristen en administratie te vergroten. De prijsbesprekingen voor de jaren
2026–2028 met de Raad voor de Rechtspraak omvatten onder andere de benodigde capaciteit
voor de komende periode.
Het OM kampt met een tekort aan officieren van justitie en streeft ernaar 250 fte’s
te werven en op te leiden. Het programma Arbeidsmarktstrategie en Meer Opleiden, afgerond
in oktober 2024, heeft in drie jaar tijd 238 officieren in opleiding geworven, waardoor
de structurele capaciteit van het OM toeneemt.
Tegelijkertijd worden er maatregelen genomen om de werkdruk binnen de rechtspraak
en het OM te verminderen. In april 2024 verscheen het Rapport Verkenning Werkdruk
Rechtspraak en Openbaar Ministerie, waarin aanbevelingen werden gedaan over onder
andere arbeidsvoorwaarden, juridische ondersteuning, leiderschap, financiën, en digitalisering
en AI.17 De arbeidsvoorwaardelijke aanbevelingen zijn meegenomen in de onderhandelingen tussen
de Staatssecretaris Rechtsbescherming en de vakbond NVvR, die eind 2024 resulteerden in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst
sector Rechterlijke Macht.18 Deze overeenkomst, die op 29 januari 2025 werd ondertekend, legt de structurele inzet
vast om de werkdruk te verminderen, met actieplannen van werkgevers en aandacht voor
implementatie in bestuurlijke overleggen. Tevens zijn twee incidentele vergoedingen
afgesproken ter waardering van extra inspanningen en komt er een onderzoek naar de
salarispositie van de rechterlijke macht in vergelijking met andere juridische beroepen.
De Rechtspraak heeft in dit kader het implementatieplan «Werkdruk verdient blijvende
aandacht» opgesteld, dat eind november 2024 aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid
werd aangeboden. In het jaarplan van de Raad voor de Rechtspraak 2025 wordt werkdruk
eveneens behandeld. Daarnaast loopt het project Verlagen werkdruk, dat leidinggevenden en medewerkers helpt om beter met werkdruk om te gaan. Er wordt
ook geïnvesteerd in bewustwording, ontlasting van leidinggevenden en interventiemiddelen
op alle niveaus. Lokale gerechten werken ook aan het verlagen van werkdruk.
Bij het OM is het programma Werkdruk in juli 2024 gestart. Het plan voor de eerste
fase is afgerond en eind 2024 wordt het voorgelegd aan het College van procureurs-generaal.
In 2025 volgt de uitvoering, met als doel een werkomgeving waar werkdruk bespreekbaar
en beheersbaar is, zodat medewerkers gezond en duurzaam kunnen werken. Het programma
richt zich op het verlagen van werkbelasting en het vergroten van de belastbaarheid,
waarbij de voortgang periodiek wordt gemeten en gemonitord.
De Commissie meldt verder in het rapport dat een voorstel is ingediend tot invoering
van visueel toezicht op alle gesprekken tussen advocaten en cliënten in streng beveiligde
gevangenissen als onderdeel van de maatregelen ter bestrijding van de georganiseerde
misdaad. De Eerste Kamer heeft op 8 juli 2025 twee wetsvoorstellen aangenomen waarmee
aanvullende maatregelen kunnen worden genomen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens
detentie. Ook stemde de Eerste Kamer in met een motie om strikte criteria op te nemen
in de regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden.
Ook dit jaar is de Commissie positief over de verbetering van het digitaliseringsniveau
van het Nederlandse rechtsstelsel. De voortgaande inzet van mensen en middelen bij
de verschillende digitaliseringsprojecten levert zichtbare resultaten op. Voortgang
ziet de Commissie onder meer bij de elektronische uitwisseling van documenten bij
gerechtelijke procedures en veilige elektronische communicatie via digitale portalen
en bij de publicatie van rechterlijke uitspraken.
Uit het EJS blijkt dat alle lidstaten gebruikmaken van digitale oplossingen, maar
dat er nog ruimte is voor verbetering. Dat geldt ook voor Nederland. Zo wordt bijvoorbeeld
niet ten volle gebruik gemaakt van de mogelijkheden voor het gebruik van digitale
technologie in rechtbanken en het OM.19 Recentelijk, in juni 2025, is de Rechtspraak gestart met het landelijk programma
«AI bij de Rechtspraak»20, dat op de korte termijn is gericht op het gebruik van AI in laagrisicoprocessen.
Dit gebeurt op verantwoorde wijze binnen de kaders van de «rechtspraakstrategie voor
artificiële intelligentie».21 Zo wordt bijvoorbeeld bekeken of er een chatbot kan worden ontwikkeld om de bezoekers
van de website te helpen bij het zoeken van informatie.
De Commissie maakt verder melding van het op 3 maart jl. verschenen adviesrapport
van de commissie-Van der Meer II met daarin verschillende aanbevelingen ter verbetering
van de sociale advocatuur.22 De Commissie geeft aan dat hierin onder andere is aanbevolen om de tarieven van de
sociale advocatuur te verhogen. Het kabinet heeft in de brief van 26 juni jl. over
de toekomst van de sociale advocatuur en de voortgang van de stelselvernieuwing rechtsbijstand
aangegeven dat vanaf 2027 er structureel 30 miljoen euro beschikbaar is voor de sociale
advocatuur.23 Daarmee zal een groot deel van de aanbevelingen van het adviesrapport van de commissie-Van
der Meer II kunnen worden opgevolgd. Gezien de urgentie van de problematiek in de
sociale advocatuur, is ook eerder actie vereist. Daarom worden al voor het jaar 2026
financiële middelen beschikbaar gesteld zodat de aanbevelingen van de commissie eerder
opgevolgd kunnen worden.
Tot slot laat het EJS dit jaar enkele nieuwe en verbeterde gegevens zien ten aanzien
van de kwaliteit van het rechtsbestel. In het EJS 2025 wordt opnieuw de balans opgemaakt
van specifieke regelingen voor de toegang tot het recht, waaronder voor personen die
het risico lopen gediscrimineerd te worden en ouderen en voor kindvriendelijke procedures.24 Daarnaast bevat het EJS voor het eerst gegevens over mechanismen om administratieve
vonnissen ten uitvoer te leggen, op het niveau van de hoogste administratieve rechtbanken.25
Efficiëntie
Over de efficiëntie van het Nederlandse rechtsbestel is de Commissie, met verwijzing
naar het EJS, positief. Hierbij noemt de Commissie de korte doorlooptijden in civiele,
bestuursrechtelijke en handelszaken. De doorlooptijd van de behandeling van zaken
bij de bestuursrechter in eerste aanleg is wel gestegen. Verder wijst de Commissie
op de afname van de afhandelingspercentages in eerste aanleg bij bestuursrechtspraak.
De Commissie verwijst tot slot naar het ontbreken van gegevens over de efficiëntie
van litigieuze civielrechtelijke en handelszaken in het EJS. Het EJS baseert zich
hierbij op het evaluatierapport over de Europese justitiële systemen van het European
Commission for the efficiency of justice (CEPEJ).26 De Raad voor de rechtspraak voorziet dat de gevraagde data voor het eerstvolgende
evaluatierapport van CEPEJ kan worden geleverd.
Pijler II – Anti-corruptiekader
Het kabinet is verheugd te lezen dat de opsporing en vervolging van corruptie in algemene
zin door de Commissie als effectief wordt beoordeeld. Nederland staat ook in de Corruption Perceptions Index 2024 van Transparency International op plek 9 wereldwijd. Ten opzichte van 2023 is Nederland wel in zowel rang als puntenaantal
gedaald wat laat zien dat waakzaamheid geboden blijft. Het kabinet onderkent het belang
van een blijvend stevige inzet op corruptiebestrijding en heeft daarom recent een
aanpak van corruptie aangekondigd.27 Deze aanpak bestaat uit preventieve en repressieve maatregelen. Zo wordt onder meer
geïnvesteerd in de Rijksrecherche, de FIOD, het OM en de Rechtspraak. Met deze investeringen
wordt ingezet op het verbeteren van weerbaarheid tegen corruptie in zowel de private
als publieke sector. Corruptiebestrijding is tevens een speerpunt binnen de bredere
aanpak van ondermijnende criminaliteit.
Op EU-niveau lopen hiernaast onderhandelingen over een richtlijn ten behoeve van de
bestrijding van corruptie. Het kabinet ziet uit naar de aanname en implementatie van
deze anti-corruptierichtlijn, die zal bijdragen aan een gezamenlijke en effectieve
Europese aanpak van dit fenomeen. Onder andere via geharmoniseerde strafbepalingen,
waaronder ongeoorloofde beïnvloeding, wordt internationale samenwerking bij de opsporing
en vervolging van corruptie bevorderd. Na afronding van de trilogen zal worden bekeken
of het voor de implementatie van de vastgestelde richtlijn noodzakelijk is de nationale
strafwetgeving te wijzigen. Als dat het geval is, zal daartoe een wetsvoorstel in
procedure worden gebracht.28
De politie neemt verder diverse maatregelen om integriteit binnen haar organisatie
te bevorderen en (politiële) corruptie te voorkomen en de weerbaarheid van de organisatie
en de medewerkers te versterken. Eén van de maatregelen ziet op het monitoren van
onrechtmatige toegang en gebruik van informatiesystemen waarin politiegegevens worden
verwerkt (protective monitoring). Door afwijkend gedrag beter te detecteren en te analyseren zijn de informatiesystemen
van de politie beter beschermd tegen interne dreigingen, de zogenaamde insider threat. Vanaf 2025 wordt protective monitoring in de hele organisatie worden toegepast.
Aanbeveling II: Strengere transparantieregels vaststellen voor lobbyactiviteiten voor
leden van de regering en het parlement
De Commissie constateert dat er beperkte vooruitgang geboekt is met betrekking tot
de aanbeveling inzake strengere transparantieregels voor lobbyactiviteiten voor leden
van de regering en het parlement. De Commissie benoemt dat de Nederlandse regering
alleen enkele procedurele verbeteringen heeft aangekondigd, maar dat er nog geen ingrijpende
hervorming van de bestaande regels heeft plaatsgevonden.
Het kabinet vindt dat integriteit een onmisbare voorwaarde is voor een rechtsstatelijke,
open en transparante overheid. Ook waar het gaat om transparantie rondom bestuurlijke
besluitvorming. Uit onderzoek is gebleken dat verbeteringen mogelijk zijn met betrekking
tot huidig instrumentarium. Concrete voorbeelden van verbetering zijn opgenomen in
de kabinetsreactie van maart jl. op het rapport «Mozaïek van Belangen.29 Op 12 maart (commissiedebat) en 12 juni jl. (tweeminutendebat) is ook toegezegd om
na het zomerreces een brief te sturen over de acties en maatregelen die al zijn genomen
én nog zullen worden om transparantie te versterken. Deze brief gaat onder meer in
op de ondernomen acties om bestaande instrumenten te versterken (openbare agenda’s,
beslisnota’s, beleidskompas en wetgeving), de voortgang van de Europese onderhandelingen
over de EU-transparantierichtlijn, de uitkomsten van het stakeholderstraject en de
besluitvorming over het ontwikkelen van een lobbyregister.30
Integriteitsbeleid Rijksambtenaren
De Commissie merkt op dat er plannen zijn om de coördinatie van de integriteit van
ambtenaren te verbeteren om gevolg te geven aan de aanbevelingen van het rapport «Integriteit
als Basis» van de Algemene Rekenkamer.31 Bij brief van 10 maart 202532 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Kamer geïnformeerd
over de voornemens om gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.
Ook merkt de Commissie op dat een herziene gedragscode voor ambtenaren naar verwachting
op 1 januari 2026 in werking zal treden. De gedragscode zal een samenvatting geven
van alle integriteitsregels, richtsnoeren bieden bij de besluitvorming en het belang
van een cultuur van integriteit benadrukken. Momenteel wordt door een interdepartementale
werkgroep gewerkt aan de actualisering van de Gedragscode Integriteit Rijk, zodat
deze conform planning per 1 januari 2026 in werking kan treden. Tot slot merkt de
Commissie op dat er een externe integriteitscommissie zal worden opgericht waaraan
ambtenaren vermoedens van schendingen van integriteit en misbruiken rechtstreeks kunnen
melden. De voorzitter en leden van de integriteitscommissie zijn met ingang van 1 juli
2025 benoemd.33 De integriteitscommissie treft nu voorbereidingen om vanaf een later moment dit jaar
meldingen in behandeling te kunnen nemen.
De herziening van de regeling inzake vermogens- en belangenverklaringen
In het rapport merkt de Commissie op dat het kabinet heeft aangekondigd voornemens
te zijn de regeling inzake vermogens- en belangenverklaringen van Ministers en Staatssecretarissen
in 2027 te herzien. Vanwege de recente kabinetsval wordt het bestaande kader echter
heroverwogen. Dat zal in ieder geval voorafgaand aan de eerstvolgende formatie van
een nieuw kabinet zijn. Het nieuwe kader zal daarna spoedig aan de Tweede Kamer worden
gezonden.
Wetsvoorstel inzake regels integriteit en vervolgfuncties bewindspersonen
De Commissie constateert dat voortgang is geboekt met het wetsvoorstel inzake regels
integriteit en vervolgfuncties bewindspersonen. Het wetsvoorstel is in juni 2025 door
de Tweede Kamer aangenomen en zal op korte termijn worden behandeld in de Eerste Kamer.
Het kabinet streeft naar een spoedige inwerkingtreding in 2026. Niettemin hebben de
bewindspersonen van het demissionaire kabinet zich aan de naleving van de regels van
dit wetsvoorstel verbonden.
Klokkenluiders
De Commissie merkt in het rapport op dat een mogelijke herziening van de wetgeving
ten aanzien van klokkenluiders wordt overwogen. Dit betreft onder meer de invoering
van anonieme meldingen en toezichts- en sanctiebevoegdheden voor het Huis voor Klokkenluiders.
Over de voortgang hiervan is uw Kamer in een brief van 10 juli jl. geïnformeerd.34 In deze brief is toegelicht dat de algemene maatregel van bestuur ten aanzien van
anoniem melden niet verder in procedure wordt gebracht. De mogelijkheid om anoniem
te melden wordt betrokken bij het komende wetsvoorstel ter aanpassing van de Wet bescherming
klokkenluiders. Bij de voorbereidingen voor het komende wetsvoorstel wordt ook het
onderwerp toezicht en handhaving betrokken. Via een onderzoek zal in beeld worden
gebracht wat ervoor nodig is om het Huis voor Klokkenluiders goed toe te rusten op
bestuursrechtelijke toezichts- en handhavingstaken. Bij de opdrachtformulering van
dit onderzoek zal worden aangesloten bij de te handhaven voorschriften uit het amendement
van oud-Kamerlid Leijten c.s.35 Hierbij wordt rekening gehouden met de aanbevelingen uit het adviesrapport «Juridisch
vooronderzoek naar enkele toezichts- en handhavingsbepalingen uit de Wet bescherming
klokkenluiders» van het bureau Pro Facto.36 Toezicht en handhaving zal vooralsnog gericht zijn op de verplichte interne meldprocedure
en op de informatieplicht van werkgevers.
Pijler III – Mediapluriformiteit- en vrijheid
De Commissie merkt in het rapport op dat het Commissariaat voor de Media nog steeds
efficiënt en onafhankelijk functioneert en dat er stappen zijn gezet om bepaalde zorgen
over de toereikendheid van de Raad voor de Journalistiek weg te nemen. Het is volgens
de Commissie nog te vroeg om de impact van deze veranderingen volledig te beoordelen
maar de Commissie ziet voorzichtig optimisme onder belanghebbenden.
Aanbeveling III: De geplande hervorming van publieke media doorzetten ter versterking
van het bestuur ervan en van het vermogen om journalistieke normen te handhaven, rekening
houdend met de Europese normen inzake publieke media.
De Commissie ziet dat er voorbereidende stappen zijn gezet om de publieke media te
hervormen, en dat er daarmee enige vooruitgang is geboekt met betrekking tot de aanbeveling
uit het rapport van vorig jaar om het bestuur van publieke media en hun vermogen om
journalistieke normen te handhaven, te versterken.37 Op basis van de Kamerbrief over de hervorming van de landelijke publieke omroep van
4 april en 28 mei 2025 wordt op dit moment gewerkt aan de verdere uitwerking van de
hervorming.38 Dit zal uiteindelijk moeten resulteren in een wetsvoorstel dat volgens de huidige
planning begin 2026 in internetconsultatie zal moeten gaan. De eerder aangekondigde
btw-verhoging op sport, cultuur en media is bij de behandeling van de Voorjaarsnota
2025 geschrapt waardoor deze verhoging niet langer aan de orde is.
Het wetsvoorstel ter versterking van de lokale publieke omroepen ligt ter advies voor
bij de Raad van State en zal daarna worden ingediend bij de Tweede Kamer voor verdere
behandeling.
De Commissie constateert in het rapport verder wederom dat uitdagingen blijven bestaan
op het gebied van de transparantie van media-eigendom en de hoge mate van concentratie
op de mediamarkt. De Commissie schrijft ook dat in de Monitor voor pluriformiteit
van de media 2025 wordt opgemerkt dat de risico’s voor de pluriformiteit van de mediamarkt
middelhoog zijn, maar het risico voor de redactionele onafhankelijkheid nog steeds
zeer laag worden ingeschat. Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel voor de uitvoering
van de bepalingen van de EMFA inzake de beoordeling van concentraties op de mediamarkt
met mogelijk aanzienlijke gevolgen voor de pluriformiteit van de media en de redactionele
onafhankelijkheid. De Kamer zal in het najaar over de voortgang daarvan worden geïnformeerd.
De Commissie benoemt in het rapport de verschillende acties van het kabinet en journalistieke
organisaties om de vrijheid en veiligheid van journalisten te beschermen. Internationaal
gezien staat de persvrijheid er in Nederland goed voor: Nederland staat in 2024 op
de vierde plek op de internationale World Press Freedom Index van Reporters Without
Borders. Het kabinet zet de inzet hierop onverminderd voort.
Wet open overheid
Het rapport merkt de inzet van het kabinet op om de toegang tot overheidsinformatie
te verbeteren, onder meer door een versterkte focus op actieve openbaarmaking onder
de Wet open overheid (Woo). Op dit moment werkt het kabinet, in samenwerking met medeoverheden,
aan de implementatie van de actieve openbaarmaking van zeventien verplichte informatiecategorieën
(art. 3.3 Woo) en aan de wijze waarop overheden invulling geven aan de inspanningsverplichting
tot actieve openbaarmaking (art. 3.1 Woo), met een focus op betekenisvolle transparantie.39 Het kabinet herkent het beeld dat de afhandelingstermijnen van Woo-verzoeken nog
te vaak worden overschreden en blijft daarom werken aan verbetermaatregelen, zoals
opgenomen in de kabinetsreactie op de Woo-invoeringstoets.40 Deze zomer start een interbestuurlijke werkgroep met als doel te komen tot een efficiënter,
responsiever en navolgbaar Woo-proces. Daarbij wordt ook gekeken naar mogelijkheden
tot dejuridisering en het verkorten van parafenroutes om besluitvorming te versnellen.
Toegang tot overheidsinformatie en transparantie zijn van groot belang voor een goed
functionerende democratische rechtsstaat. Het kabinet blijft zich, mede op basis van
het onderzoek naar de uitvoeringslasten van de Woo en de aankomende wetsevaluatie,
inzetten voor een goed functionerend en uitvoerbaar openbaarheidsstelsel.
Pijler IV – Overige zaken m.b.t. checks and balances
Aanbeveling IV: Voortwerken aan het voorstel van de Staatscommissie Rechtsstaat ter
versterking van een rechtsstaatcultuur, onder meer door het opzetten van een gestructureerde
dialoog tussen de staatsmachten op basis van een «rechtsstaatagenda».
De Commissie concludeert dat overheidsinstanties initiatieven hebben genomen om gevolg
te geven aan de voorstellen van de Staatscommissie rechtsstaat en dat daarmee enige
vooruitgang is geboekt met betrekking tot de follow-up van de aanbevelingen van de
staatscommissie. De Commissie beveelt in het rapport aan dat Nederland voortwerkt
aan het voorstel van de staatscommissie ter versterking van een rechtsstaatcultuur,
onder meer door het opzetten van een gestructureerde dialoog tussen de staatsmachten
op basis van een «rechtsstaatagenda».
Inmiddels heeft het kabinet de reactie op het adviesrapport van de Staatscommissie
rechtsstaat op 4 juli 2025 aan de Eerste en Tweede Kamer verzonden.41 In deze kabinetsreactie wordt ingegaan op de diverse aanbevelingen die de staatscommissie
(mede) aan het kabinet heeft gedaan. Ter versterking van de rechtsbescherming van
burgers wordt een aantal maatregelen genomen dat (direct) aansluit op de voorstellen
van de staatcommissie, naast maatregelen die al in het regeerprogramma zijn aangekondigd.
Zo heeft het voorstel tot invoering van rechterlijke toetsing van wetten aan de Grondwet
tot 29 augustus 2025 opengestaan voor (internet)consultatie. Na het verwerken van
de consultatiereacties zal het voorstel bij de Afdeling advisering van de Raad van
State voor advies aanhangig worden gemaakt. Daarnaast worden de contouren van de verzelfstandiging
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, nadat het kabinet deze
in een brief uiteen heeft gezet, in 2026 verder uitgewerkt in een wetsvoorstel. Tevens
heeft in mei 2025 een startbijeenkomst plaatsgevonden over het voeren van een rechtsstaatdialoog
tussen de staatsmachten, met de beoogde deelnemers aan een dergelijke dialoog. Afgesproken
is om de eerste dialoog in het najaar van 2025 plaats te laten vinden.
Raadplegingsproces over wetsontwerpen en beleid
De Commissie constateert dat bij de wetsvoorstellen voor asiel en migratie eind 2024
een beperkte raadpleging met zeer korte termijnen heeft plaatsgevonden en daarmee
is afgeweken van de algemene Nederlandse praktijk om bij het opstellen van wetgeving
belanghebbenden te betrekken door middel van onlineraadplegingen. Het kabinet onderschrijft
het belang van zorgvuldige consultatie bij het opstellen van wetgeving. Echter, in
een uitzonderlijke gang van zaken moest dit belang bij het wetgevingsproces voor de
Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel in overeenstemming worden
gebracht met het belang om met spoed te komen tot een breed pakket aan maatregelen.
Dit teneinde de asielketen direct te ontlasten en de instroom van asielzoekers te
verminderen. Het kabinet heeft daarom het wetgevingsproces bij de voorgestelde wetten
zoveel mogelijk versneld willen doorlopen. In de consultatiefase is er daarom voor
gekozen om de wetsvoorstellen alleen voor te leggen aan de organisaties die in hun
uitvoering direct door de voorgestelde maatregelen worden geraakt. Later nagekomen
adviezen en reacties zijn echter alsnog betrokken bij het opstellen van de wetsvoorstellen.
College voor de Rechten van de Mens
Op de bevindingen van het onderzoek van de commissie Sorgdrager naar aanleiding van
een melding van een vermoeden van een misstand is een beleidsreactie aan de Kamer
gezonden.42 Het College voor de Rechten van de Mens heeft maatregelen genomen ten behoeve van
de governance (structuur) van het College. Verder zijn er nieuwe Collegeleden gestart in het voorjaar
van 2025 en zullen per 1 september een nieuwe voorzitter en ondervoorzitter aantreden.
In de afgelopen periode zijn verschillende evaluaties met betrekking tot het College
opgeleverd en is een reactie op die evaluaties in 2025 aan de Tweede Kamer gestuurd.
Verder noemt de Commissie in het rapport verschillende trajecten, zoals de verankering
van het mandaat van het Nationaal Preventie Mechanisme in de Wet College voor de rechten
van de Mens en de uitbreiding van de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Met het College
worden werkafspraken ontwikkeld over onder andere het proces van het aangaan van nieuwe
taken, in samenhang met financiële middelen.
Maatschappelijk middenveld
Op 1 april jl. heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel transparantie en tegengaan ondermijning
door maatschappelijke organisaties aangenomen (Wtmo).43 Het NIHR en verschillende NGO’s blijven blijkens het rapport zorgen hebben over mogelijke
rechtsonzekerheid en mogelijk stigmatiserende gevolgen. De toepassing van de Wtmo
en de uitleg van verschillende bepalingen is uitvoerig aan bod gekomen tijdens de
behandeling van de Wtmo in de Tweede Kamer. Het voorstel is nu aanhangig in de Eerste
Kamer.
Demonstratierecht
De resultaten van een onderzoek naar het demonstratierecht, dat momenteel wordt uitgevoerd
via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum, worden aan het eind van de zomer
van 2025 verwacht. Deze resultaten zullen benut worden bij de verdere beleidsontwikkeling,
die mede ingegeven is door het streven om het handelingsperspectief van alle betrokkenen
bij demonstraties te verbeteren en het wettelijk kader te bestendigen. Bij de verdere
beleidsontwikkeling zullen de nationale en internationale wettelijke kaders, waaronder
de vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid van vereniging en vergadering
(artikel 7.8 en 9 Grondwet en artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens), volledig in acht worden genomen. Daarnaast is een effectief
rechtsmiddel tegen overheidsbesluiten en -optreden beschikbaar, waarmee onder meer
de rechtmatigheid van beperkingen van het demonstratierecht en de evenredigheid van
de betwiste overheidsmaatregelen kunnen worden beoordeeld. Daarmee wordt tevens bijgedragen
aan de rechtszekerheid.
Vertrouwen in investeringsbescherming en onafhankelijkheid van de ACM
De Commissie geeft aan dat 68% van de ondernemingen er veel of redelijk veel vertrouwen
in heeft dat investeringen door de wet en de rechter worden beschermd. Belanghebbenden
bevestigden dat zij geen punten van zorg zien op het gebied van de bescherming van
investeringen in Nederland. Met betrekking tot de autoriteiten die relevant zijn voor
marktdeelnemers is 75% van de ondernemingen van mening dat de mate van onafhankelijkheid
van de nationale mededingingsautoriteit (de Autoriteit Consument & Markt) zeer goed
of vrij goed is. De constateringen van de Commissie zijn positief. Er is veel vertrouwen
van bedrijven in de bescherming van hun belangen door toezichthouders als de ACM.
Dit neemt niet weg dat we ons blijven inzetten om ACM in staat te stellen ook in de
toekomst haar toezicht goed uit te kunnen blijven oefenen. Er liggen daarom beleidsinitiatieven
om het mededingingsinstrumentarium te actualiseren. Het kabinet zal uw Kamer hierover
in het najaar nader informeren.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
R.P. Brekelmans
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S.Th.M. Hermans
Indieners
-
Indiener
R.P. Brekelmans, minister van Buitenlandse Zaken -
Medeindiener
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
S.T.M. Hermans, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap