Brief regering : Diverse onderwerpen op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming
25 422 Opwerking van radioactief materiaal
Nr. 309
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 augustus 2025
Hierbij stuur ik u de reguliere halfjaarlijkse voortgangsbrief over verschillende
onderwerpen op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.
Uitkomsten Joint Convention
Van 17 t/m 28 maart 2025 heeft in Wenen de achtste toetsingsconferentie van het Gezamenlijk
Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de
veiligheid van het beheer van radioactief afval (verder: Joint Convention) plaatsgevonden. Het nationale rapport van Nederland ter voorbereiding op deze conferentie
is op 20 juni 2024 aan de Kamer aangeboden1.
Tijdens de conferentie zijn de maatregelen die Nederland heeft genomen voor het nakomen
van verplichtingen van de Joint Convention door andere lidstaten tegen het licht gehouden. Dit gebeurde aan de hand van het
nationale rapport en een presentatie daarover. In het (niet openbare) verslag van
de discussie is één zogenaamde Good Practice2 voor Nederland vastgesteld, namelijk het vijfjarige onderzoeks- en dialoogprogramma
van het Rathenau Instituut voor het besluitvormingsproces over langdurig beheer van
radioactief afval, waarover ik de Kamer in september 2024 heb geïnformeerd3.
Ook zijn voor Nederland drie zogenaamde Areas of Good Performance4 vastgesteld:
1. Een studie naar kansen voor multinationale samenwerking op het gebied van de opslag
en eindberging voor radioactief afval;
2. Het hergebruik van beton afkomstig van de ontmanteling van cyclotrons in het kader
van circulaire economie;
3. Het beheer van radioactief afval wordt proactief meegenomen bij de nucleaire ambities,
waarbij onderlinge afhankelijkheden geborgd worden door een centrale afvalorganisatie
(namelijk COVRA). Bij de plannen voor uitbreiding van de nucleaire sector wordt het
volledige spectrum van afvalgerelateerde aspecten meegenomen.
Naast deze positieve punten heeft Nederland ook de volgende uitdagingen meegekregen:
1. Het vormgeven van het naar voren gehaalde besluitvormingsproces voor de eindberging
van radioactief afval, waarover de Kamer in september 2024 is geïnformeerd5.
2. Verdere voorbereiding op de taken van de ANVS rond de eindberging van radioactief
afval, in verband met het naar voren halen van het besluitvormingsproces daarover.
3. Het ontwikkelen van eisen voor de acceptatie van radioactief afval.
4. Het door COVRA verwerken van de resultaten uit het onderzoek naar eindberging in de
afvalacceptatiecriteria. Deze uitdaging volgt op een suggestie die gegeven is tijdens
de toetsingsconferentie van 20226.
De overige uitdagingen die genoemd zijn tijdens de vorige toetsingsconferentie zijn
afgesloten.
Over de voortgang op uitdagingen zal Nederland op de volgende toetsingsconferentie
in 2028 in het nationale rapport en de presentatie verantwoording afleggen.
Het officiële conferentieverslag van het IAEA is bij deze brief gevoegd (bijlage 1).
Rapportage Verdrag inzake Nucleaire Veiligheid (CNS)
Het Verdrag inzake Nucleaire Veiligheid (Convention on Nuclear Safety) heeft als doel het wereldwijd bereiken en handhaven van een hoog niveau van nucleaire
veiligheid en een doeltreffende bescherming tegen mogelijke stralingsrisico’s in kerninstallaties.
Op grond van artikel 5 van dit Verdrag behoort iedere verdragspartij elke drie jaar
een rapport in te dienen. In dit rapport beschrijven de verdragslanden op welke wijze
zij hun verdragsverplichtingen nakomen. De rapportages dienen ter voorbereiding van
de CNS toetsingsconferentie. Deze conferentie, die één keer in de drie jaar plaatsvindt,
heeft het karakter van een zogeheten peer review.
Op grond van de door de verdragspartijen ingediende rapporten en de ter plekke gehouden
presentaties in de landengroepen wordt de nucleaire veiligheid van ieder land tegen
het licht gehouden. In april 2026 staat de tiende toetsingsconferentie gepland. Het
Nederlandse rapport dat voor deze conferentie is ingediend, beschrijft de huidige
stand van zaken van de nucleaire veiligheid van de reactoren van Borssele, Petten
en Delft en bevat een overzicht van het stelsel van Nederlandse wet- en regelgeving
op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Het rapport is als
bijlage bij deze brief gevoegd (bijlage 2). Tijdens de vorige toetsingsconferentie
zijn drie zogenoemde uitdagingen voor Nederland geformuleerd. Het rapport beschrijft
hoe Nederland deze heeft opgepakt. Na de tiende toetsingsconferentie in april 2026
zal ik de Kamer over de uitkomsten informeren.
Rapportage ongewone gebeurtenissen
Ieder jaar stelt de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS)
een Rapportage ongewone gebeurtenissen nucleaire installaties op. De rapportage over
2024 stuur ik u hierbij toe (bijlage 3). Deze rapportage bevat het overzicht van de
in 2024 aan de ANVS gemelde ongewone gebeurtenissen per installatie, het verloop van
het aantal ongewone gebeurtenissen in de afgelopen tien jaar, een evaluatie en een
conclusie.
De ANVS geeft in de rapportage aan dat de nucleaire installaties in 2024 in totaal
23 meldplichtige gebeurtenissen hebben gemeld. Dit aantal ligt in lijn met het aantal
jaarlijkse meldingen van de afgelopen tien jaar. De conclusies uit het rapport geven
een positief beeld van de omgang met ongewone gebeurtenissen door bedrijven in de
nucleaire sector en inzicht in de rol van de ANVS in de afhandeling en het toezicht
hierbij.
Geen van de meldplichtige gebeurtenissen in 2024 had gevolgen voor de bevolking of
het milieu. De ernst van een ongeval of incident wordt internationaal weergegeven
met behulp van een INES-inschaling (International Nuclear and Radiological Event Scale). Bij elf meldingen heeft een inschaling van de gebeurtenis plaatsgevonden. De ANVS
heeft daarvan tien meldingen ingeschaald als INES-0 (kleine afwijking zonder veiligheidsconsequenties)
en één melding als INES-1 (afwijking). Van de overige twaalf gebeurtenissen is het
onderzoek nog niet afgerond en beoordeeld door de ANVS, waardoor het definitief inschalen
van deze gebeurtenis nog niet mogelijk is. Deze gebeurtenissen worden meegenomen in
de volgende rapportage.
De ANVS publiceert de rapportage ook altijd op haar website. Op deze website worden
tevens merkbare gebeurtenissen of gebeurtenissen met (mogelijke) gevolgen voor de
omgeving zo spoedig mogelijk met duiding op een tijdlijn per installatie geplaatst.
De rapportage en tijdlijn zijn te vinden op www.ongewonegebeurtenissen.nl. Via de website wordt ook doorgelinkt naar informatie over gebeurtenissen in nucleaire
installaties bij onze buurlanden.
Actieprogramma Eindberging voor Radioactief Afval (AERA)
Sinds de laatste update over de «Participatieve stapsgewijze aanpak richting Eindberging»
in de verzamelbrief nucleaire veiligheid en stralingsbescherming7 van december 2024 is er een aantal ontwikkelingen. Zoals toegezegd8 wordt de Kamer met deze brief geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
Met het Actieprogramma richting de Eindberging voor Radioactief Afval (AERA), voorheen
de «Participatieve stapsgewijze aanpak richting Eindberging», zetten we de volgende
stap richting een eindberging. Op dit moment is het actieprogramma nog volop in ontwikkeling.
Eind 2027 is het AERA gereed, hierin staat hoe de voorbereidende fase er uit gaat
zien.
Governance eindberging
Een van de stappen die nu gezet wordt is het opzetten van de governance rondom de eindberging. De governance ziet toe op de voorbereidende fase van een eindberging, ofwel de besluitvorming over
de locatiekeuze en de beheermethode van de eindberging. De voorbereidende fase moet
tot een definitief (politiek) besluit leiden rond 2050. Na dit besluit zal de volgende
fase, die van vergunningverlening, starten.
Dit jaar wordt gestart met een internationaal vergelijkend onderzoek naar hoe de governance richting een eindberging in andere Europese landen is geregeld. Op basis van dit
onderzoek wordt een advies opgeleverd hoe Nederland de organisatievorm voor de voorbereidende
fase adequaat kan opzetten. Daarnaast dient het als input voor het besluitvormingsproces
richting de eindberging. Het streven is om begin volgend jaar het onderzoek en advies
af te ronden en aan de Kamer aan te bieden.
Onderzoeken eindberging
COVRA heeft in opdracht van het ministerie een drietal onderzoeken opgeleverd in het
kader van de eindberging, die begin dit jaar zijn gepubliceerd9. Er is onderzoek gedaan naar geologische aardlagen voor de eindberging en naar de
beheermethode diepe boorgaten. De onderzoeken zijn technisch van aard. Het eerste
onderzoek ziet toe op de ontwikkelingen van diapieren (het stijgen van steenzoutlagen
naar de ondiepe ondergrond) en het effect van suberosie (wanneer het steenzout in
aanraking komt met grondwater). Het tweede onderzoek heeft gekeken naar de eigenschappen
(geochemische en mineralogische samenstelling) van de Watervliet kleilaag. Het derde
onderzoek biedt een overzicht van de beschikbare kennis en expertise voor de verdere
ontwikkeling van de beheermethode diepe boorgaten. Op basis van deze onderzoeken worden
nu nog geen beleidsmatige conclusies getrokken. De rapporten dragen bij aan de verdere
kennisontwikkeling naar de eindberging van radioactief afval. De resultaten dienen
als input voor de veiligheidsstudies (safety cases) van de eindberging.
Scenariostudie multinationale strategie radioactief afval
Zoals eerder aangekondigd aan de Kamer10, verkent Nederland naast een nationaal ook een internationaal spoor voor de eindberging
van radioactief afval. Internationale samenwerking op dit terrein kan voordelen bieden
zoals kostenbesparing bij het onderzoek naar een eindberging en een eventuele gedeelde
eindberging, kennisuitwisseling en innovaties. Deze duale strategie is vastgelegd
in het Nationaal Programma Radioactief Afval (NPRA) van 2016 en zal nader worden uitgewerkt
in de actualisatie van het NPRA in 2025. Het geactualiseerde NPRA zal, na afronden
van de lopende m.e.r. procedure, naar verwachting eind dit jaar aan de Kamer en de
Europese Commissie worden aangeboden.
In dit kader heeft de Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) een scenariostudie uitgevoerd naar mogelijke vormen van internationale samenwerking.
Deze studie schetst verschillende opties en doet aanbevelingen voor een verkennende
inzet voor internationale samenwerking bij het beheer van radioactief afval en verbruikte
splijtstoffen. NRG heeft hiervoor de afgelopen zes maanden gesprekken gevoerd met
de verantwoordelijke ministeries in verschillende landen. Op basis daarvan adviseert
NRG onder meer om actief aan te sluiten bij bestaande internationale kaders (zoals
die van IAEA en EU/Euratom), en om samenwerkingen te zoeken die ook het nationale
programma versterken. Samenwerking met België wordt als meest kansrijk beschouwd omdat
er al sprake is van regelmatig beleidsmatig contact en een gedeelde interesse in samenwerking.
Andere opties bevinden zich in een vroege verkenningsfase.
Er wordt met deze scenariostudie niet vooruitgelopen op een besluit over deelname
aan of locatie van een gedeelde eindberging. De huidige inzet blijft gericht op gezamenlijk
onderzoek en de uitwisseling van kennis en expertise. De aanbevelingen uit deze studie
worden meegenomen bij de verdere ontwikkeling van het internationale spoor. De Kamer
wordt hierover nader geïnformeerd in de verzamelbrief over nucleaire veiligheid en
stralingsbescherming die eind 2025 wordt aangeboden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
A.A. Aartsen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat